BEGROTING 2020 en MEERJAREN-PERSPECTIEF 2021 - 2023

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

INHOUDSOPGAVE

 

Inleiding 3

1 Hoofdlijnen financiële begroting 2020 4

2 Toelichting op de hoofdlijnen financiële begroting 2020 5

2.1 Uitgangspunten bij deze begroting 5

2.2 Loon- en prijsontwikkelingen 7

2.3 Perspectief 7

3 Programmaplan 8

4 Paragrafen 11

4.1 Lokale heffingen 11

4.2 Weerstandsvermogen 11

4.2.1 Kengetallen in relatie tot financiële positie 12

4.2.2 Geraamde toevoegingen en onttrekkingen reserves 13

4.3 Onderhoud kapitaalgoederen 14

4.4 Financiering 14

4.5 Bedrijfsvoering 16

4.5.1 Organisatie 16

4.5.2 Investeringen 16

4.5.3 Personeel 17

4.5.4 Kwaliteitszorg 18

4.6 Verbonden partijen 18

4.7 Grondbeleid 18

5 Detailoverzicht financiële begroting 2020 19

5.1 Algemene dekkingsmiddelen 19

5.1.1 Onvoorzien 19

5.1.2 Gemeentelijke bijdrage deelnemende gemeenten 19

5.2 Begroting GR-gemeenten 20

5.2.1 Staf en Algemeen 20

5.2.2 Vastgoed en Belastingen 21

5.3 Begroting FUO-gemeenten 23

5.4 Begroting Project Gebruiksoppervlakte 23

6 Meerjarenperspectief 2021 - 2023 24

7 Begrote Meerjaren balans 25

8 Bijlagen 27

8.1 Gemeentelijke bijdrage per producten, belastingsoort en taakveld 27

8.1.1 Gemeente Almelo 28

8.1.2 Gemeente Borne 29

8.1.3 Gemeente Enschede 30

8.1.4 Gemeente Haaksbergen 31

8.1.5 Gemeente Hengelo 32

8.1.6 Gemeente Losser 33

8.1.7 Gemeente Oldenzaal 34

8.1.8 Gemeente Twenterand 35

8.1.9 Gemeente Berkelland 36

8.1.10 Gemeente Bronckhorst 37

8.1.11 Gemeente Lochem 38

8.1.12 Gemeente Hof van Twente 38

8.2 Kosten per taakveld 39

8.3 Beleidsindicatoren 39

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Inleiding

 

Hierbij presenteren wij u de begroting 2020. De begroting is samengesteld op basis van de door het GBT opgestelde uitgangspunten.

 

Leeswijzer

In de volgende hoofdstukken wordt achtereenvolgens ingegaan op:

1. De hoofdlijnen van de begroting bestaande uit de realisatie 2018, begroting 2019 (1e wijziging) en begroting 2020;

2. Een toelichting op de gehanteerde kostenverdeling voor de gemeenschappelijke regeling en uitgangspunten voor deze begroting;

3. Het programmaplan: in dit hoofdstuk worden de doelen voor 2020 kort toegelicht;

4. De paragrafen: in dit hoofdstuk worden de verplichte paragrafen conform Besluit Begroting en Verantwoording nader toegelicht;

5. Het detailoverzicht van de begroting: in dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de in de financiële begroting 2020 opgenomen lasten en baten, alsmede op het meerjarenperspectief als de begrote balans;

6. Diverse bijlagen.

 

 

 

1 Hoofdlijnen financiële begroting 2020

 

De bedragen in de tabellen in dit hoofdstuk en de detailtabellen moeten met € 1.000 vermenigvuldigd worden.

 

De totale begrote lasten bedragen € 12.247.000 en de begrote baten bedragen € 12.295.000. De begroting laat voor de mutaties in de reserves een overschot zien van € 48.000.

 

 

 

 

2 Toelichting op de hoofdlijnen financiële begroting 2020

 

Binnen de uitvoerende organisatie-eenheid ‘Vastgoed en belastingen’ zijn alle baten en lasten betreffende het primaire werkzaamheden van het GBT verantwoord, te weten waarderen in kader van de Wet WOZ en het heffen en innen van gemeentelijke belastingen. De begroting wordt uitgesplitst in een begroting voor de gemeenten die deelnemen aan de gemeenschappelijke regeling en een begroting voor de gemeenten waarmee een fiscale uitvoeringsovereenkomst is afgesloten.

 

Voor de gemeenten die deelnemen aan de gemeenschappelijke regeling zijn voor elke vorm van dienstverlening van het GBT aparte ‘producten’ benoemd. Op zo’n product komen alle specifieke, direct aan het product toe te wijzen kosten voor die dienstverlening terecht. De kosten, die niet direct aan een product toe te wijzen zijn, worden aan de hand van verdeelsleutels over de producten verdeeld. Op deze wijze is er een heldere en logische methode van de kostenopbouw van de diverse producten ofwel dienstverlening van het GBT toegepast.

De gemeentelijke bijdragen zijn over de producten verdeeld, op basis van het tarief per eenheid product en vermenigvuldigd met het aantal afgenomen eenheden per gemeente. Zo ontstaat er een overzichtelijk totaalbeeld van lasten en baten per product.

 

De producten van dienstverlening, bestaan uit:

 

 

Het product “hondenbelasting” is vanaf 2020 gesplitst in een product “hondenbelasting”, waar alle uniforme werkzaamheden onder vallen, die voor alle gemeenten worden uitgevoerd (aan- en afmelden hondenbelasting, uitvoeren controle hondenbelasting) en een apart product “meesturen hondenpenning” voor die gemeenten, die het gebruik van een hondenpenning verplicht hebben binnen de gemeente.

 

 

2.1 Uitgangspunten bij deze begroting

 

Voor deze begroting zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

 

1. De begroting is in evenwicht of laat een overschot zien. Taakstellingen worden op het niveau van programma en hoofdkostensoort verwerkt, zodat algemene taakstellingen (stelposten) worden vermeden;

2. De toegepaste loon- en prijsindexatie is conform het advies van de kerngroep ‘Verbonden partijen vanuit de deelnemers’ verwerkt in de begroting. De loonindex bedraagt 3,4% voor 2019 (reeds 2,7% in de primitieve begroting 2019 verwerkt, nu wordt aanvullend nog 0,7% verwerkt) en 3,4% voor 2020. De prijsindex bedraagt 2,2%;

3. De vacatureruimte binnen GBT wordt begroot op maximum functieschaal minus twee periodieken;

4. De volgende budgetten worden geactualiseerd op basis van realisatiecijfers in de afgelopen 3 kalenderjaren of op basis van ontwikkelingen in het begrotingsjaar: proceskostenvergoedingen, accountantskosten voor de belastingverantwoording en de kapitaalasten i.v.m. de investeringen van 2019. Daarnaast komt de vergoeding van het GBLT te vervallen, omdat het GBLT met ingang van 2020 de overeenkomst heeft beëindigd;

5. De desintegratiekosten als gevolg van de afschaffing van de voorlopige aanslag Diftar voor de gemeenten Enschede, Hengelo en Oldenzaal en de afschaffing van de hondenbelasting in de gemeenten Borne, Twenterand en Almelo worden op basis van de huidige uitvoeringskosten afzonderlijk geraamd. Als de discussie over hoe om te gaan met desintegratie bij afschaffing van een belastingsoort en afschaling van werkzaamheden is gevoerd en daar beleidsregels uit voortvloeien, wordt een gewijzigde begroting opgesteld, waarin deze beleidsregels worden toegepast;

6. De tarieven voor de deelnemende gemeenten worden vastgesteld op basis van de systematiek van de DVO 2018. In overleg met de accounthouders vindt daar een nadere differentiatie op plaats:

a. Het tarief hondenbelasting wordt gesplitst in een basistarief voor de werkzaamheden, die voor alle gemeenten met hondenbelasting worden uitgevoerd en een plustarief voor die gemeenten, waarvoor tevens een penning wordt verstrekt aan hondenbezitters;

b. In het product klantcontact smaak 1 is standaard het gebruik van het baliescherm inbegrepen. Kiest een gemeente er voor niet met het baliescherm te willen werken, dan wordt er een maatwerkafspraak gemaakt voor het extra werk dat GBT heeft met de verwerking van klantnotities en klantcontacten vanuit het klantcontactsysteem van de desbetreffende gemeente;

c. In het product overige aanslagbiljetten, valt de aanlevering van havengelden via het afgesproken stufvorderingen format vanuit het webportaal van het havenbedrijf onder het basistarief. Alle overige aanlevering op welke wijze dan ook wordt op basis van een maatwerkafspraak in rekening gebracht.

7. Er wordt vooralsnog van uitgegaan dat er geen nieuwe toetreders zijn per 1 januari 2020;

8. De tarieven voor de deelnemende gemeenten worden vastgesteld op basis van tariefdifferentiatie. De tarieven voor 2020 worden bepaald aan de hand van de budgetomvang van 2020 gebaseerd op geformuleerde uitgangspunten, de aantallen van 2018 en capaciteitsplanning van 2019;

9. Aanvullende taken t.o.v. de huidige worden in principe doorberekend op basis van de tarieven conform de tariefdifferentiatie, dan wel op basis van maatwerk;

10. Het format Begroting bestaat uit:

a. Toelichting op gehanteerde uitgangspunten;

b. Cijfermatige programmabegroting (realisatie 2018, gewijzigde begroting 2019, begroting 2020);

c. Het meerjarenperspectief 2021-2023 is onderdeel van de begroting;

d. Toelichting per programma

e. Verplichte paragrafen

f. Bijlage, waarin een nadere toelichting wordt gegeven op de baten en lasten per taakveld en de incidentele baten en lasten per programma worden weergegeven.

11. In het meerjarenperspectief worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

a. De begroting is in evenwicht of laat een overschot zien;

b. De verdeelsleutels en aantallen zoals gebruikt in de begroting 2020 zijn ook in het meerjarenperspectief toegepast;

c. Er wordt een loonindex van 3,4% en een prijsindexatie van 1,6%, het percentage uit jaarschijf 2020 van het door de werkgroep verbonden partijen aangegeven systematiek.

12. 60% van de begrote winst op de FUO opdrachten Berkelland en Bronckhorst wordt verdisconteerd op de bijdragen van de gemeenten die deelnemen aan de GR.

 

 

2.2 Loon- en prijsontwikkelingen

 

Door middel van een gezamenlijk schrijven van de werkgroep ‘Verbonden partijen van alle Twentse gemeenten’ zijn aan alle verbonden partijen, waaronder het GBT, uniforme richtlijnen verstrekt voor de begroting 2019. Hierin stond aangegeven dat de prijzen voor geleverde goederen en/of diensten met 2,2% geïndexeerd mogen worden en de lonen met 3,4%. In de begroting zijn deze indexeringen toegepast.

 

 

2.3 Perspectief

 

Het meerjarenperspectief 2020 - 2022 van het GBT worden in hoofdstuk 7 nader toegelicht.

 

Onderstaande grafiek laat de ontwikkeling zien van het kostenniveau per inwoner over de periode 2009 – 2023 voor de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling op basis van de structurele bijdrage voor de dienstverlening van het GBT.

 

 

3 Programmaplan

 

Begin 2017 is een start gemaakt met het opstellen van een nieuw visiedocument. Dit document is opgesteld voor de periode van 2017 tot en met 2020. Uiteindelijk is het document in 2018 ter kennisgeving gepresenteerd aan het bestuur van GBTwente. Bij de behandeling van het document is geconstateerd dat het document op onderdelen al was achterhaald. Dit is dan ook de reden waarom we het visiedocument 2017-2020 tussentijds aanpassen en tevens een kortere scope te geven.

 

Het gevolg van het bovenstaande is tweeledig. Aan de ene kant zullen de visiedocumenten beter aansluiten bij de tijdgeest van het moment. Actuele ontwikkelingen worden meegenomen in de contextbeschrijving en ook kan er op een goede manier ingegaan worden op de stand van zaken binnen de organisatie op een gegeven moment. Aan de andere kant is het gevolg dat de visiedocumenten inhoudelijk meer overeenkomsten vertonen. Een missie en visie van een organisatie is immers een koers die langere tijd aangehouden moet worden. Zo niet, dan zullen de medewerkers binnen de organisatie onvoldoende houvast voelen bij de ingeslagen weg.

Dit is dan ook de reden waarom het nieuwe visiedocument in grote lijnen een vervolg is op het vorige document. De visie is qua formulering niet veranderd. Met de omschrijving van de visie is geprobeerd om deze zo kort en bondig mogelijk te laten zijn. Dit komt de communicatie naar de organisatie ten goede.

 

Om de missie en visie op een goede manier te kunnen formuleren, is het noodzakelijk om alle relevante ontwerpprincipes te benoemen. Deze principes komen uit het volgende voort.

 

1. Wettelijke kaders. Het heffen en innen van belastingen is aan strikte wet- en regelgeving gebonden. Het is niet mogelijk om hier van af te wijken omdat anders een rechtmatige grondslag voor het heffen en innen van belastingen ontbreekt. Het hebben van een belastingverordening is hier een voorbeeld van.

2. De gemeenschappelijke regeling en de FUO. In beide regelingen zijn diverse afspraken vastgelegd. De koers van de organisatie moet in lijn liggen met de uitgangspunten zoals die in de GR en FUO zijn uiteengezet.

3. Bestuurlijke visie. Het bestuur van GBTwente heeft de afgelopen jaren een duidelijke koers uitgezet. Deze koers is kader stellend voor de doelen van de organisatie. Een voorbeeld hiervan is de vastgestelde groeistrategie van GBTwente.

4. Ambtelijke afspraken. Werkafspraken die voortkomen uit de GR of de FUO.

5. Organisatieprincipes. GBTwente kent een eigen sturingsmodel waarin het sturingsmechanisme en de organisatiefilosofie uiteengezet worden.

6. Interne organisatiecultuur. Ambities en doelstellingen kunnen niet worden behaald als de medewerkers binnen de organisatie hier geen invulling aan kunnen geven. Dit vormt als het ware de begrenzing van wat gerealiseerd kan worden.

 

Vanuit bovenstaande bronnen zijn de volgende ontwerpprincipes te herleiden.

 

• We gaan in onze samenwerking met gemeenten uit van het solidariteitsprincipe, het vertrouwensbeginsel en het profijtbeginsel. Ook bij onze FUO-gemeenten willen we zoveel mogelijk volgens deze principes te werk gaan.

• GBTwente is als organisatie ontstaan vanuit een samenwerkingsgedachte. In onze bedrijfsvoering proberen we op onze beurt de samenwerking te zoeken met Twentse overheden.

• De reële verwachtingen van de inwoners worden waargemaakt.

• Als verlengd lokaal bestuur zijn we begaan met de doelstellingen van onze partnergemeenten. Ons doel is om mee te helpen met het verwezenlijken van deze doelen.

• Onze ambities en speerpunten gaan nimmer ten koste van onze primaire processen. Operational Excellence is ons vertrekpunt.

• Gezamenlijk geven we invulling aan goed werkgeverschap. Het overgrote deel van onze medewerkers is immers afkomstig van de deelnemende en afnemende gemeenten.

• We gaan voor een organische groei van onze organisatie. We geven geen invulling aan acquisitietrajecten.

• We beseffen dat we binnen de regio een groot deel van de kennis op het gebied van WOZ en belastingen in huis hebben. Dit geeft een zekere verantwoordelijkheid waar het gaat om de instandhouding en het actueel houden van deze kennis.

 

De ontwerpprincipes zullen bij de definiëring van de missie en visie de kaders bepalen.

 

Missie

De missie gaat in op de vraag waar we momenteel in excelleren. Wat is onze basis van waaruit we ons eindpunt willen bereiken. Onze kwaliteiten hebben we verwoord in de volgende missie voor onze organisatie.

Met kennis en expertise op het gebied van belastingen levert het GBT een bijdrage aan de ontwikkeling van onze partnergemeenten. Daarnaast ontzorgen we onze partnergemeenten op uitvoeringsgebied.

 

De missie gaat uit van het feit dat we momenteel al veel kennis en expertise bezitten op ons vakgebied. Zeker in onze regio zijn we een grote speler en kunnen hierdoor op meerdere terreinen een voortrekkersrol innemen. GBTwente werkt er momenteel hard aan om een volwaardige kennis- en expertisecentrum te worden. Dit is een traject wat zeker nog een aantal jaren in beslag neemt.

 

De missie ademt ook de sfeer van samenwerking uit. We zijn voorgekomen uit de deelnemende organisaties en hebben in die zin ook verplichtingen naar deze deelnemers. Belangrijk is dat dit gebeurd vanuit het vertrekpunt van partnerschap. Op deze manier wordt snel duidelijk dat we de doelstellingen van de deelnemers als uitgangspunt nemen, zonder onze eigen doelen uit het oog te verliezen. Een belangrijke opgave daarbij is om de verbinding met de gemeenten te krijgen en te behouden. De komende jaren zal dan ook in het teken staan van relatiebeheer en casemanagement. Ook zullen we in onze dienstverleningsovereenkomst opnemen hoe we fysiek bij onze partnergemeenten aanwezig kunnen zijn. Momenteel kunnen gemeenten ondersteuning vragen, bijvoorbeeld in piektijden bij de frontoffices. Wellicht dat er ook andere vormen te bedenken zijn om onze partnergemeenten te ontzorgen.

 

Visie

De formulering van de visie van GBTwente is in de loop der tijd steeds beknopter geworden. De reden hiervoor is de communicatiefunctie van een visie. Het is essentieel dat alle medewerkers van GBTwente op de hoogte zijn van de visie, of in ieder geval de strekking hiervan. In plaats van deze strekking geheel uit te schrijven, is het zinvoller om met de gehele organisatie de visie door te nemen en te doorleven.

Het GBT maakt belastingen begrijpelijk en persoonlijk.

 

In de visie wordt specifiek gesproken over belastingen. De praktijk wijst uit dat het heffen en innen van belastingen nog steeds de belangrijkste taak is van GBTwente, ondanks dat het beheren van data (en in het bijzonder de basisregistratie WOZ) steeds meer in belang toeneemt. Waar de WOZ-waarde in het verleden voornamelijk werd gebruikt voor de bepaling van de OZB, is nu de situatie dat de WOZ-waarde een basisgegeven vormt voor een groot aantal instanties. Was deze waarde al een belangrijke grondslag voor de inkomsten- en waterschapsbelasting, nu wordt WOZ-waarde ook mede gebruikt door woningbouwverenigingen en makelaars om de hoogte van de huur en de marktwaarde te bepalen. Er zal een moment aanbreken dat we meer spreken van dienstverlening in brede zin in plaats van belastingen, zodat ruimte gemaakt voor aanvullende taken zoals het leveren van gegevens. Met onze gegevens kunnen we immers een belangrijke bijdrage leveren aan diverse gemeentelijke processen.

 

In het strategisch plan is dit als volgt uitgewerkt:

In 2020 staat de Klant volledig Centraal en is GBT dé kennis- en adviesorganisatie op het gebied van belastingen en vastgoed

In de jaarplannen werken we dit verder uit en zetten we dit om in concrete doelstellingen en Kritische Prestatie Indicatoren. Dit alles om de huidige taken van het GBT: de heffing en inning van gemeentelijke belastingen alsmede de uitvoering van de Wet WOZ zo optimaal mogelijk uit te voeren.

 

De kosten voor dit programma zijn als volgt samen te vatten.

 

 

 

4 Paragrafen

 

Het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) stelt eisen aan de begroting van het GBT. Een onderdeel daarvan zijn de verplichte paragrafen. Hieronder worden deze paragrafen nader toegelicht.

 

4.1 Lokale heffingen

 

De ramingen van de belastingopbrengsten en paragrafen lokale heffingen maken geen onderdeel uit van de begroting van het GBT. Hiervoor wordt verwezen naar de begrotingen van de gemeenten Almelo, Borne, Enschede, Haaksbergen, Hengelo, Losser en Oldenzaal, Twenterand, Berkelland, Bronckhorst, Lochem en Hof van Twente.

 

 

4.2 Weerstandsvermogen

 

Het GBT voert drie keer per jaar een risico-inventarisatie uit, waarbij alle risico’s worden benoemd. Daarna is bepaald hoe vaak dit risico zich voordoet en de financiële impact per risico wordt geschat. Het risicoprofiel wordt dan zichtbaar. Dit risicoprofiel wordt afgezet tegen de weerstandscapaciteit om te bepalen in hoeverre deze capaciteit voldoende is om de risico’s op te kunnen vangen zonder dat het beleid bijgesteld moet worden en/of dat doelstellingen in gevaar komen. De weerstandscapaciteit is de financiële buffer om risico’s structureel of incidenteel te kunnen opvangen.

 

In 2014 en begin 2018 is aan de deelnemers de vraag gesteld of het GBT een eigen weerstandscapaciteit mag hebben waarmee een groot deel van het risicoprofiel afgedekt wordt of dat de deelnemers samen garant staan om eventuele tegenvallers te dekken. Het bestuur van het GBT is van mening dat een gemeenschappelijke regeling als het GBT een eigen weerstandscapaciteit mag hebben voor het opvangen van negatieve bedrijfsvoeringsresultaten maar dat het eigen weerstandsvermogen niet zo groot hoeft te zijn om het eigen risicoprofiel volledig op te kunnen vangen. De deelnemers willen zelf een weerstandcapaciteit opbouwen die voldoende is om eventuele tegenvallers van al hun verbonden partijen op te vangen. De kans dat alle verbonden partijen op exact hetzelfde moment aanspraak maken op de weerstandscapaciteit wordt zodanig gering geacht, dat de weerstandscapaciteit die de deelnemer moet vormen lager kan zijn dan de afzonderlijke weerstandscapaciteiten van de verbonden partijen.

 

Hierna wordt ingezoomd op een aantal belangrijke aspecten van risicobeheer:

 

 Het GBT beschikt over een bestemmingsreserve jaarresultaten die ultimo 2018 gevuld is met € 263.255. Deze reserve dient als buffer om risico’s en knelpunten te kunnen opvangen alsmede voor innovatie van de dienstverlening.

 Het GBT heeft een laag renterisico omdat er maar twee lineaire geldleningen zijn afgesloten. Beide leningen kennen jaarlijkse aflossingen, waardoor risicospreiding optreedt. Vanuit de wet Financiering Decentrale Overheden (Fido) zijn wij eraan gehouden om niet lang (niet meer dan 3 kwartalen) “rood te staan”. Dit risico is met onze financieringsstructuur nagenoeg nihil.. De rentevoorwaarden zijn gelijk aan die van de opdrachtgevende gemeenten.

 Het GBT heeft twee langlopende leningen afgesloten (één met een looptijd van 10 jaar en één met een looptijd van 20 jaar. Tevens zijn er langlopende verplichtingen. Dit zijn:

o DVO met de gemeente Hengelo op het gebied van financiën. De DVO financiën liep tot en met 2015 en wordt jaarlijks stilzwijgend verlengd. De DVO huisvesting en facilitaire zaken is opgezegd per 1 mei 2019.

o DVO met de gemeente Enschede (HRM en ICT). De DVO HRM loopt tot en met 2018 en wordt jaarlijks stilzwijgend verlengd. De DVO ICT heeft een looptijd van 2014 tot en met 2017 en wordt jaarlijks stilzwijgend verlengd.

o Huurovereenkomst met Ste-B-Vast B.V. voor de huisvesting Demmersweg 140 te Hengelo. De overeenkomst gaat in op 1 mei 2019 en heeft een looptijd van 5 jaar, met de optie om voor 5 jaar te verlengen.

o Voor de facilitaire voorzieningen Demmersweg 140 zijn de volgende overeenkomsten afgesloten:

 Visschedijk voor schoonmaakwerkzaamheden en catering, met een looptijd van 2 jaar, met de optie om voor 2x 1 jaar te verlengen;

 In ’t Veld voor afvalverwerking en beveiliging, met een looptijd van 3 jaar, met de optie om nog 5x 1 jaar te verlengen;

o Contracten met de softwareleveranciers Gouw-IT en Ortec. Het contract met Ortec liep tot en met 2011, met jaarlijks stilzwijgende verlenging. Het contract met Gouw-IT liep tot 8 december 2013, ook met jaarlijks stilzwijgende verlenging. In het 4e kwartaal van 2019 wordt de marktconsultatie opgestart voor de aanbesteding van de belasting- en waarderingsapplicatie;

o Raamovereenkomsten met ANG, SMQ, Thorbecke, Involon, Cannock Chase, Eiffel en Verkouw in verband met inhuur gespecialiseerd personeel, welke lopen tot en met mei 2017, met de optie om met twee keer één jaar te verlengen. Deze opties zijn in 2017 ook gelicht;

o Contract met Invoned voor de uitbesteding van deurwaarderswerkzaamheden vanaf hernieuwd bevel. Het contract is ingegaan op 1 januari 2015 en heeft een looptijd van maximaal zes jaar.

o Leaseovereenkomst met LeasePlan voor twee leaseauto’s voor algemeen gebruik en drie leaseauto’s voor de buitendienstmedewerkers.

 In de exploitatie van het GBT is een opbrengst voor vervolgingskosten opgenomen. Deze opbrengst kan sterk fluctueren omdat deze afhankelijk is van de invorderingswerkzaamheden waaronder het versturen van aanmaningen en dwangbevelen. Door de directe relatie tussen kosten en opbrengsten is het financieel risico op deze begrotingspost beperkt.

 

 

4.2.1 Kengetallen in relatie tot financiële positie

 

In 2015 is het Besluit Begroting en Verantwoording aangepast en moeten financiële kengetallen in de begroting worden opgenomen. Met deze financiële kengetallen wordt

beoogd gemakkelijker inzicht te geven in de financiële positie van de gemeente / gemeenschappelijke regeling. Kengetallen zijn getallen die de verhouding uitdrukken tussen bepaalde onderdelen van de begroting of de balans en kunnen helpen bij de beoordeling van de financiële positie van een provincie, gemeente of gemeenschappelijke regeling. De kengetallen maken inzichtelijk(er) over hoeveel (financiële) ruimte de organisatie beschikt om structurele en incidentele lasten te kunnen dekken of op te kunnen vangen. Zij geven zodoende inzicht in de financiële weerbaarheid en wendbaarheid. Van belang daarbij is ook het verloop van de uitkomsten en de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie. De financiële kengetallen vormen daarom onderdeel van de

paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing, omdat deze paragraaf weergeeft hoe solide de begroting is en in hoeverre financiële tegenvallers kunnen worden opgevangen.

In de Regeling tot vaststelling van de wijze waarop de kengetallen moeten worden vastgesteld en opgenomen in de begroting en rekening van de provincies, gemeenten en gemeenschappelijke regelingen is bepaald welke kengetallen moeten worden opgenomen,

hoe zij berekend moeten worden en hoe zij verwoord moeten worden in de begroting en rekening. Het betreft de volgende financiële kengetallen:

1 Netto schuldquote;

2 Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen;

3 Solvabiliteitsratio;

4 Grondexploitatie;

5 Structurele exploitatieruimte;

6 Belastingcapaciteit.

De begroting en jaarstukken van het GBT bevatten geen grondexploitatie en belastingopbrengsten, derhalve worden de kengetallen 4 en 6 niet opgenomen in deze paragraaf.

 

 

De netto schuldquote van het GBT is ruim voldoende. Dit kengetal weerspiegelt het niveau van de schuldenlast van het GBT ten opzichte van de eigen middelen en geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en de aflossingen op de exploitatie. Het GBT heeft in 2019 een leningen aangetrokken, waardoor het percentage stijgt. Een netto schuldquote tot 100% wordt als voldoende beoordeeld. Het GBT voldoet hier ruimschoots aan.

 

De solvabiliteitsratio drukt het eigen vermogen uit als percentage van het totale vermogen en geeft daarmee inzicht in de mate waarin een organisatie in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Hoe hoger de solvabiliteitsratio, hoe groter de weerbaarheid van de organisatie. Omdat het eigen vermogen van het GBT gelimiteerd is aan 5% van de begrote lasten, is deze ratio bij het GBT relatief laag. Omdat de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling (GR) ‘borg’ staan en het GBT een sluitende begroting heeft, is deze ratio acceptabel.

 

Bij de structurele exploitatieruimte wordt gekeken naar de structurele baten en structurele lasten en worden deze vergeleken met de totale baten. Een positief percentage betekent dat de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten (waaronder de rente en aflossing van een lening) te dekken, wat bij het GBT het geval is. De relevantie van dit kengetal voor de beoordeling van de financiële positie is het belang om te weten welke structurele ruimte een organisatie heeft om de eigen lasten te dragen.

 

 

4.2.2 Geraamde toevoegingen en onttrekkingen reserves

 

Het GBT heeft één reserve, de algemene reserve “Jaarresultaten”, welke ultimo 2018 € 263.255 bevat. Op basis van de huidige beleidsregels mag de bestemmingsreserve 'jaarresultaten' tot 5% van het begrotingstotaal gevuld worden, mits de exploitatieresultaten van het GBT dit per einde van het boekjaar toelaten en uitsluitend na een besluit van het Algemeen Bestuur. De aparte reserve, welke geoormerkt was om de wettelijke verplichting tot BAG-WOZ gegevenssynchronisatie te dekken is ultimo 2018 ten laste van de exploitatie geboekt omdat alle werkzaamheden zijn uitgevoerd.

 

Algemene reserve jaarresultaten

 

In 2018 is de onttrekking ten gevolge van het project Gebruiksoppervlakte gedoteerd aan de algemene reserve vanuit het krediet dat begin 2018 is aangevraagd voor het realiseren van deze wettelijke verplichting. De toevoeging in 2019 betreft de eenmalige dotatie vanuit de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling om de reserve weer tot maximaal te vullen. Over de periode 2021 tot en met 2023 zal, als de jaarresultaten dit toelaten, de reserve tot 5% van het begrotingstotaal aangevuld worden. Wanneer de reserve de limiet van 5% van het begrotingstotaal overschrijd, komt het surplus ten gunste van het resultaat. Bij het schrijven van deze begroting heeft het Algemeen Bestuur de overige middelen niet geoormerkt voor een specifiek doel, waardoor er voor deze periode geen onttrekkingen geraamd zijn.

 

 

4.3 Onderhoud kapitaalgoederen

 

Het GBT bezit geen kapitaalgoederen in de vorm van wegen, riolering, water, groen of gebouwen welke onderhouden dienen te worden. Daarom wordt er in deze begroting ook geen toelichting gegeven op het onderhoud van kapitaalgoederen.

 

 

4.4 Financiering

 

Financieringsstructuur algemeen

De financiering van onze gemeenschappelijke regeling vindt bijna volledig plaats binnen de exploitatie. Wij kennen een zeer beperkte investeringsbehoefte en zijn door de kostendekkende tarieven die gemeenten betalen niet aangewezen op het aantrekken van geld in de vorm van geldleningen. De verhuizing van 2019 is een uitzondering op deze normaalsituatie: de extra uitgaven voor het nieuw te betrekken pand en nieuwe software konden niet met de reguliere inkomsten van gemeenten worden gefinancierd. Dit heeft geleid tot 2 leningen, van € 1,1 miljoen en € 0,5 miljoen. De rentelasten van de investering in het gebouw zijn opgevangen door lagere uitgaven voor huur.

 

Kredietfaciliteiten

Het GBT maakt gebruik van de faciliteiten, die in 2015 na een Europese aanbestedingsprocedure door de Netwerkstadgemeenten zijn overeengekomen met de BNG Bank. Deze bank is voor de periode 2016-2019 huisbankier. Deze periode kan met maximaal twee jaren verlengd worden. Van deze optie wordt waarschijnlijk gebruik gemaakt. Wij volgen hierin opnieuw de gemeenten die gezamenlijk aanbesteden.

Na saldering van de rekeningsaldi wordt het totale saldo automatisch verrekend op 1 maands Euribor . We betalen daarboven een opslag van 25 basispunten (0,25%) als we “rood staan” en krijgen een afslag van 25 basispunten bij een positief saldo.

Met de invoering van het verplicht schatkistbankieren is van het uitzetten van gelden geen sprake meer. Creditsaldi worden automatisch bij het Ministerie van Financiën uitgezet, tegen een rente van 0%. De kosten van betalingsverkeer zijn eveneens conform de gezamenlijke aanbesteding.

 

Financieringsbeheer

Het financieringsbeheer richt zich op de kosten van financieren en op de risico’s van financieren.

 

Kostenbeheersing

De kosten voor betalingsverkeer vormen een belangrijke kostenpost voor het GBT. Door zoveel mogelijk gebruik te maken van automatische incasso kunnen deze kosten zo laag mogelijk worden gehouden. Doordat er een klein tijdsverschil zit tussen belastingontvangsten en het afstorten van de gelden naar de gemeenten is er vrijwel steeds een positief saldo op de lopende

rekeningen. Dit wordt door het verplicht schatkistbankieren bij het Rijk dagelijks afgeroomd. Positieve rekeningsaldi zijn niet meer lucratief. Dit wordt zoveel mogelijk ondervangen door de verwachte te ontvangen inkomsten uit belastingen en leges bij voorschot aan de gemeenten af te dragen.

 

Risicobeheersing

De risico’s van financiering zijn minimaal. Het renterisico is laag, omdat er maar twee lineaire geldleningen zijn afgesloten. Beide leningen kennen jaarlijkse aflossingen, waardoor risicospreiding optreedt. Vanuit de wet Financiering Decentrale Overheden (Fido) zijn wij eraan gehouden om niet lang (niet meer dan 3 kwartalen) “rood te staan”. Dit risico is met onze financieringsstructuur nagenoeg nihil. Toch moeten we de kasgeldlimiettoets doen. Dit is de Fido-toets op het genoemde risico. We laten in de volgende grafiek de relatie tussen de liquide positie en de kasgeldlimiet zien. De kasgeldlimiet is bepaald op 8,2% van het begrotingstotaal.

 

 

Een andere in de wet Fido vastgelegde norm is de renterisiconorm. Openbare lichamen mogen in een jaar niet meer volume aan leningen aantrekken of rente herziening toepassen dan 20% van het begrotingstotaal. De renterisiconorm zal nooit in beeld komen omdat het GBT overwegen niet met geleend geld is gefinancierd.

 

Rentemarkt

Voor 2020 wordt een stijging van de lage korte rente verwacht als de economische groei niet wordt afgeremd. De ECB is gestopt met het opkopen van schuldpapieren, maar het effect op de rente is nauwelijks waarneembaar.. De voorspellingen zijn dus allerminst zeker. Voor ons is de renteontwikkeling minder relevant, omdat we geen bankschulden hebben.

 

Rentelasten, renteresultaat, liquiditeitsbehoefte en rentetoerekening

Op grond van regelgeving behoren deze elementen in de paragraaf financiering voor te komen. Rentebaten zijn niet aanwezig zolang schatkistbankieren geen rente oplevert. De rentelasten zijn dermate beperkt, dat verdere toelichtingen op rentelasten, renteresultaat en liquiditeitsbehoefte niet relevant zijn.

Wij activeren op de balans de aanschafkosten van nieuwe registratiesystemen, ontwikkelingskosten en inventarissen. De nieuwe geldleningen genereren een rentelast die van € 15.147 in 2020 jaarlijks daarna afloopt door aflossing.

 

De treasuryfunctie voor het Gemeenschappelijke Belastingkantoor Twente wordt uitgevoerd door de treasurer van de gemeente Hengelo.

 

 

4.5 Bedrijfsvoering

 

4.5.1 Organisatie

 

Het GBT wil nog verder inzetten op digitalisering. Het zaakgericht werken wordt verder vorm gegeven, evenals zaakuitwisseling met de opdrachtgevers. Dit alles met het doel om de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren. Het aantal aanslagbiljetten, dat digitaal via de berichtenbox van MijnOverheid wordt verstuurd, neemt steeds meer toe. Gedurende 2018 is een pilot geweest om de aanmaningen via MijnOverheid te versturen. Ook wordt onderzocht om daarnaast nog andere poststromen via MijnOverheid te versturen. Hierbij kan gedacht worden aan uitspraken op bezwaarschriften, uitspraken op kwijtscheldingsverzoeken en taxatieverslagen.

 

4.5.2 Investeringen

 

In de afgelopen periode heeft GBT al de nodige investeringen gedaan. En de belasting- en waarderingsapplicatie moeten ook opnieuw aanbesteed worden. In het vierde kwartaal van 2019 wordt de marktverkenning opgestart. Op basis van de input vanuit de marktverkenning wordt een pakket en eisen opgesteld. Tevens zal er aan het bestuur een investeringsvoorstel (en indien nodig een financieringsvoorstel) worden voorgesteld betreffende deze aanschaf. In deze begroting is gerekend met € 120.000 aan kapitaallasten voor deze investering. Tevens is er rekening gehouden met gelijkblijvende onderhoudskosten voor de belasting- en waarderingsapplicatie. Mochten deze inschattingen significant afwijken van hetgeen uit de aanbestedingen komt, dan zal hiervoor een gewijzigde begroting worden ingediend.

 

In onderstaand overzicht wordt inzicht gegeven in het verloop van de kapitaallasten vanaf de primitieve begroting 2019 tot en met de begroting 2020:

 

 

 

 

4.5.3 Personeel

 

Op het gebied van personeel richt het GBT zich op de volgende 2 onderdelen:

 

Strategische Personeelsplanning (SPP)

De strategische personeelsplanning beschrijft wat de huidige en toekomstige situatie is en hoe van de huidige naar de toekomstige situatie kan worden gegroeid. In het document is gekeken naar de omvang van het personeelsbestand, de kwaliteit van de medewerkers, de kosten van het personeelsbestand en de contractvormen. Daarnaast zijn er adviezen gegeven met betrekking tot de overbrugging naar de toekomstige situatie. Bijvoorbeeld over de gewenste instroom, doorstroom en uitstroom van medewerkers en de HR-instrumenten die daarvoor kunnen worden ingezet. Tenslotte is advies gegeven over het levend houden van de SPP.

 

Strategisch opleidingsplan

Er wordt een plan gemaakt om te kijken wat er nodig is om de strategische personeelsplanning door te vertalen naar wat er dan nodig is op het gebied van ontwikkeling van medewerkers, zodat zij optimaal aan de strategie, missie en visie van de organisatie kunnen bijdragen. Daarnaast wordt er vanuit externe factoren, waaronder de Waarderingskamer en wetswijzigingen, steeds hogere eisen gesteld aan de vakbekwaamheid. In de loop van 2019 zal duidelijk worden welke opleidingsbehoefte er is en in hoeverre dit waar te maken is binnen de begrote budgetten. Deze ontwikkeling zullen we jaarlijks volgen en via de reguliere bestuursrapportages terugkoppelen.

 

Talentmanagement /Talenten Motivatie Analyse (TMA)

Vanaf 2018 heeft het GBT actiever ingezet op talentmanagement. We maken hiervoor gebruik van de TMA methodiek en willen graag dat alle medewerkers een TMA hebben die maximaal 3 jaar oud is. De TMA methodiek is gebaseerd op het uitgangspunt dat mensen het meest gemotiveerd, effectief en succesvol zijn in werk dat het dichtst bij hun ware aard ligt. Vanuit dit uitgangspunt gaan we binnen het GBT beschrijven welk gedrag (competenties) we zoeken bij elke rol en functie.

 

Aan de hand van hun TMA worden medewerkers vervolgens begeleid en gematched op functies en rollen die het best aansluiten bij hun voorkeursgedrag.

 

4.5.4 Kwaliteitszorg

 

ISO-9001:2008

Met ingang van 1 juni 2012 is het GBT ISO-gecertificeerd. Met dit onafhankelijke kwaliteitskeurmerk maken we zichtbaar dat we borg staan voor kwaliteit en continue procesbeheersing en -verbetering. Dit certificaat heeft een geldigheidsduur van drie jaar. Tijdens deze periode moeten wij twee externe audits laten houden. Ook worden jaarlijks interne audits gehouden. Tijdens de looptijd van het certificaat moeten alle processen eenmaal intern geaudit worden, daartoe zijn vier interne auditors geselecteerd. In 2017 is de tweede externe vervolgaudit gehouden. Deze audit is wederom zeer voorspoedig verlopen. In 2018 is de hercertificatie audit gehouden volgens de nieuwe norm 9001:2015, waarin een risico-georiënteerde aanpak centraal staat.

 

ISO 27001

In het najaar wordt voorafgaande aan het project ISO 27001 geïnventariseerd welke (externe) factoren een rol spelen bij het aanvragen van de certificering ISO 27001 (informatiebeveiliging). Daarnaast wordt gekeken welke invloed deze factoren hebben op het interne proces qua juridische consequenties, personele inzet, kosten en doorlooptijd van het project. De intentie is dat op 1 maart 2020 een projectplan ISO 27001 ligt.

 

Interne controle

Het interne controleplan is de leidraad voor het GBT om te waarborgen dat handelingen voortvloeiend uit de processen juist en door de daartoe bevoegde personen worden uitgevoerd. De interne controle richt zich voornamelijk op de rechtmatigheid, juistheid en volledigheid. In de reguliere processen zijn interne controles ingebouwd en door de geautomatiseerde systemen is een betrouwbare verwerking gewaarborgd. De verbijzonderde interne controle sluit aan bij de door de afdelingen zelf uitgevoerde controles, de interne controles die zijn ingebed in de processen. De resultaten van de verbijzonderde interne controles worden verwerkt in de RICK -rapportage. Aan de deelnemende gemeenten is de mogelijkheid geboden om de uitgevoerde IC te reviewen.

 

Het GBT laat door een externe accountant een controleverklaring opmaken over de gerealiseerde belastingopbrengsten. Met deze gewaarmerkte verklaring toont het GBT aan dat de belastingopbrengsten juist en volledig zijn verantwoord.

 

Klachten

Het GBT heeft een klachtenprocedure vastgesteld. Elke klacht wordt individueel beoordeeld en geanalyseerd. Waar mogelijk worden verbetervoorstellen gedaan om vergelijkbare klachten in de toekomst te voorkomen.

 

 

4.6 Verbonden partijen

 

Het GBT heeft geen verbonden partijen.

 

 

4.7 Grondbeleid

 

Deze paragraaf is niet van toepassing op het GBT.

 

 

 

 

 

 

 

 

5 Detailoverzicht financiële begroting 2020

 

Op het begrotingstotaal van de begroting 2020 is een besparing van € 83.500 verwerkt, betreffende de eenmalige budgetverhogingen uit de gewijzigde begroting van 2019.

 

Op basis van kostprijsberekening zijn de tarieven per product voor de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling voor 2020:

 

 

De mutaties in de tarieven wordt enerzijds veroorzaakt door mutaties in aantallen, en anderzijds door de doorgevoerde budgetwijzigingen en indexaties in de begroting. De mutatie in het tarief voorlopige aanslag afvalstoffenheffing (diftar) wordt ook veroorzaakt doordat de variabele kosten op dit tarief zijn komen te vervallen.

 

 

5.1 Algemene dekkingsmiddelen

 

5.1.1 Onvoorzien

 

In de begroting 2020 is € 17.900 begroot aan onvoorziene kosten bij de GR gemeenten, en in totaal € 31.400 bij de FUO-gemeenten.

 

5.1.2 Gemeentelijke bijdrage deelnemende gemeenten

 

De gemeentelijke bijdrage van de deelnemende gemeenten in 2020 bedraagt € 11.049.483. Hiervan is € 10.325.593 structureel van aard en € 541.379 incidenteel vanuit het project gebruiksoppervlakte en € 182.512 incidenteel voor desintegratie in afwachting van besluitvorming hier omtrent. De gemeentelijke bijdrage 2020 wordt bepaald aan de hand van het aantal afgenomen producten door de desbetreffende gemeente vermenigvuldigd met de kostprijs per product.

 

De gemeentelijke bijdragen voor de gemeenten zijn voor 2020:

 

 

In de bijlage wordt per gemeente de bijdrage gespecificeerd per eindproduct en per belastingsoort en wordt tevens een toelichting gegeven op de genoemde desintegratiekosten.

 

 

5.2 Begroting GR-gemeenten

 

 

5.2.1 Staf en Algemeen

 

Binnen Staf en Algemeen zijn de overheadkosten begroot, evenals de kosten voor faciliteren bestuursorgaan en de overige algemene kosten. De budgetten zijn aangepast op basis van de indexeringen. Tevens zijn de eenmalige budgetverhogingen van 2019 uit de begroting gehaald en is de vacatureruimte bij staf begroot op einde schaal minus twee treden op de desbetreffende functie. Het budget aan huisvestingskosten is verlaagd en overgeheveld naar het budget kapitaallasten als gevolg van de investeringen in de nieuwe huisvesting van het GBT.

 

 

 

5.2.2 Vastgoed en Belastingen

 

Binnen vastgoed en belastingen is de vacatureruimte begroot op einde schaal minus twee tredes. De incidentele kosten van 2019 zijn uit de begroting 2020 gehaald en de kapitaallasten zijn geactualiseerd op basis van de aanwezige activa (zie ook de paragraaf investeringen). Vanuit het budget hondenbelasting zijn de materiele kosten verdeeld over de controle hondenbelasting, dat voor iedere deelnemer wordt uitgevoerd en kosten voor de hondenpenning, waar een aantal gemeenten gebruik van maken. De opbrengsten uit dwanginvordering op aanslagbiljetten reclame- en precariobelating is verlaagd op basis van de realisatie in 2018. Het GBLT heeft het contract voor de afhandeling van kwijtscheldingsverzoeken door GBT per eind 2019 opgezegd. De begrote bate ad € 75.000 is daarmee komen te vervallen.

 

 

5.3 Begroting FUO-gemeenten

 

Hieronder wordt de begroting van de gemeenten, waarmee een fiscale uitvoeringsovereenkomst is afgesloten, weergegeven. De budgetten zijn geindexeerd en de vacatureruimte is begroot op einde schaal minus twee tredes. 60% van de winst na afdracht vennootschapsbelasting is reeds verdisconteerd op de bijdrage van de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling.

 

 

 

5.4 Begroting Project Gebruiksoppervlakte

 

Met ingang van 2022 is het verplicht om de waardering van de woningen uit te voeren op basis van de gebruiksoppervlakte en niet meer op basis van de inhoud. Om aan deze wettelijke verplichting te kunnen voldoen, is een project gestart om van alle woningen de gebruiksoppervlakte te bepalen. De kosten voor jaarschijf 2020 zijn als volgt begroot:

 

 

 

 

6 Meerjarenperspectief 2021 - 2023

 

In dit meerjarenperspectief wordt de ontwikkeling van de gemeentelijke bijdrage van de deelnemende gemeenten uitgewerkt. Hierbij wordt geen rekening meer gehouden met toetreding van nieuwe gemeenten, dan wel uitbreiding van dienstverlening. Groei is niet langer de ambitie van het GBT. Op basis van de geformuleerde uitgangspunten is het meerjarenperspectief opgesteld. In dit meerjarenperspectief gaan we naar een bedrag per inwoner van € 22,59 in 2023.

 

 

Met onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de structurele en incidentele baten en lasten over de jaren 2020 tot en met 2023, evenals begrote toevoegingen aan of onttrekkingen uit de reserve.

 

 

 

 

 

7 Begrote Meerjaren balans

 

Op basis van de vernieuwingen in de BBV is er een begrote balans opgesteld. Aan de hand van onderstaande balans zijn onder andere de financiële kengetallen in paragraaf 4.2.1. bepaald en de balans verschaft inzicht in de ontwikkeling van het EMU-saldo.

 

 

 

Het EMU-saldo is als volgt berekend:

 

 

Als gevolg van Europese regelgeving mogen EU-lidstaten een begrotingstekort (EMU-saldo) hebben van maximaal 3% van het bruto binnenlands product (BBP). Aan dit maximale tekort van 3% hebben, naast de Rijksoverheid, ook de decentrale overheden een aandeel. De EMU-systematiek werkt op een andere manier dan het (gemodificeerde) baten- en lastenstelsel dat de gemeenten hanteren. Investeringen tellen bijvoorbeeld niet mee in het stelsel van baten en lasten, daarbij wordt uitgegaan van de kapitaallasten van de investeringen. Investeringen in een jaar tellen echter wel volledig mee in het EMU-saldo. Bij een sluitende begroting kan een gemeente daardoor toch een negatief EMU-saldo hebben. Het EMU-saldo van het GBT voor 2019 komt uit op € 131.584 voordelig. Het betekent dat in EMU-termen de uitgaven € 131.584 lager zijn dan de inkomsten.

 

 

 

8 Bijlagen

 

8.1 Gemeentelijke bijdrage per producten, belastingsoort en taakveld

 

Op verzoek van de deelnemers aan de GR wordt in dit onderdeel van de begroting inzicht verschaft in de opbouw van de gemeentelijke bijdrage op basis van het aantal afgenomen producten en het tarief per eenheid product. Tevens wordt inzicht gegeven in de perceptiekosten per belastingsoort.

 

 

8.1.1 Gemeente Almelo

 

 

 

 

In de gemeentelijke bijdrage van Almelo is € 13.206 aan potentiele desintegratiekosten opgenomen in verband met de afschaffing van de hondenbelasting. Dit bedrag is opgenomen in afwachting van nadere besluitvorming, waarbij nadere afspraken gemaakt worden omtrent de desintegratiekosten.

 

 

 

 

8.1.2 Gemeente Borne

 

 

 

 

In de gemeentelijke bijdrage van Borne is € 3.020 aan potentiele desintegratiekosten opgenomen in verband met de afschaffing van de hondenbelasting. Dit bedrag is opgenomen in afwachting van nadere besluitvorming, waarbij nadere afspraken gemaakt worden omtrent de desintegratiekosten.

 

 

 

8.1.3 Gemeente Enschede

 

 

 

 

In de bijdrage van de gemeente Enschede is € 91.389 opgenomen aan desintegratiekosten in verband met de afschaffing van de voorlopige aanslag afvalstoffenheffing in het kader van Diftar. Er vinden nog gesprekken plaats over de definitieve hoogte van de desintegratiekosten.

 

 

 

 

8.1.4 Gemeente Haaksbergen

 

 

 

8.1.5 Gemeente Hengelo

 

 

 

 

In de bijdrage van de gemeente Hengelo is € 53.809 opgenomen aan desintegratiekosten in verband met de afschaffing van de voorlopige aanslag afvalstoffenheffing in het kader van Diftar. Er vinden nog gesprekken plaats over de definitieve hoogte van de desintegratiekosten.

 

 

8.1.6 Gemeente Losser

 

 

 

8.1.7 Gemeente Oldenzaal

 

 

 

 

In de bijdrage van de gemeente Oldenzaal is € 15.903 opgenomen aan desintegratiekosten in verband met de afschaffing van de voorlopige aanslag afvalstoffenheffing in het kader van Diftar. Er vinden nog gesprekken plaats over de definitieve hoogte van de desintegratiekosten.

 

 

8.1.8 Gemeente Twenterand

 

 

 

 

In de gemeentelijke bijdrage van Twenterand is € 5.185 aan potentiele desintegratiekosten opgenomen in verband met de afschaffing van de hondenbelasting. Dit bedrag is opgenomen in afwachting van nadere besluitvorming, waarbij nadere afspraken gemaakt worden omtrent de desintegratiekosten.

 

 

 

8.1.9 Gemeente Berkelland

 

 

 

8.1.10 Gemeente Bronckhorst

 

 

 

 

 

 

8.1.11 Gemeente Lochem

 

 

 

8.1.12 Gemeente Hof van Twente

 

 

8.2 Kosten per taakveld

 

 

 

8.3 Beleidsindicatoren

 

 

Voor de overige beleidsindicatoren wordt verwezen naar de begrotingen van de gemeenten, waarvoor GBT werkzaamheden verricht.

 

 

 

Besluit

Het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Gemeentelijk Belastingkantoor Twente stelt de begroting 2020 en het Meerjarenperspectief 2021-2023 conform vast.

 

 

 

 

 

 

Ondertekening d.d. 21 juni 2019

Secretaris

………………………………….

Voorzitter

…………………………………….

De heer dr. R. Toet De heer A.L. Langius

Naar boven