Treasurystatuut Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid

Het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid

 

 

gelet op artikel 8 van de Financiële Verordening Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid;

 

 

besluit:

 

het Treasurystatuut van de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid vast te stellen.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

Het algemeen bestuur verstrekt in een bijlage een begrippenkader met hierin de in dit statuut gehanteerde definities.

 

Artikel 2 Doelstellingen van de treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid dient tot:

1. Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

2. Het beschermen van de veiligheidsregio tegen ongewenst vermogens- en (rente-) resultaten en financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

3. Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de wet respectievelijk de limieten en richtlijnen van dit statuut.

 

Hoofdstuk 2 Risicobeheer

Artikel 3 Uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

1. De veiligheidsregio mag leningen of garanties uitsluitend verstrekken uit hoofde van de “publieke taak”, waaronder ook worden begrepen de activiteiten die worden uitgevoerd door ondernemingen waarin de veiligheidsregio een 100% belang heeft;

2. Overtollige middelen worden aangehouden in ’s Rijks schatkist;

3. De veiligheidsregio kan de ingevolge artikel 2, derde lid van de wet uitgezonderde middelen uitzetten indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit statuut;

 

Artikel 4 Renterisicobeheer

1. De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de wet;

2. Bij het afsluiten van leningen en of renteafspraken wordt gezorgd dat de renterisiconorm in de toekomst niet wordt overschreden;

3. Nieuwe leningen en uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning

4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zoveel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

5. De rentevisie van de gemeenschappelijke regeling wordt jaarlijks vastgesteld. Periodiek wordt deze visie getoetst door de concerncontroller, eventueel met behulp van deskundigheid van financiële instellingen;

6. Binnen de kaders gesteld onder het derde en vierde lid streeft de veiligheidsregio tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen en uitzettingen.

 

Artikel 5 Koersrisicobeheer

1. De veiligheidsregio beperkt de koersrisico’s op uitzettingen, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom gegarandeerd is aan het einde van de looptijd.

2. Tevens beperkt de veiligheidsregio de koersrisico’s door overeenkomstig artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

 

Artikel 6 Kredietrisicobeheer

Bij het uitzetten van de in artikel 2, derde lid van de wet uitgezonderde middelen geldt als uitgangspunt dat uitzettingen uitsluitend plaatsvinden bij:

a. Nederlandse overheden en instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitsratio van 0% geldt;

b. Ondernemingen waarin de veiligheidsregio een 100% belang heeft;

c. Collega overheden en instellingen binnen de Europese Unie, die de publieke taak dienen en voor wiens schuldpapier een waardepapieren een solvabiliteitsratio van 0% geldt;

d. Financiële ondernemingen met ten minste een AA minus-rating voor looptijden langer dan drie maanden en een A rating voor een periode van ten hoogste drie maanden afgegeven door ten minste twee van de volgende erkende ratingbureau’s: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA;

 

Artikel 7 Intern liquiditeitsrisicobeheer

De veiligheidsregio beperkt zijn interne liquiditeitsrisico’s door zijn treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning, met een looptijd tot één jaar, alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning die aansluit op het meerjaren investeringsprogramma.

 

Artikel 8 Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de veiligheidsregio uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de euro.

 

Hoofdstuk 3 Financiering veiligheidsregio

Artikel 9 Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

1. financiering wordt uitsluitend aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de taken van de veiligheidsregio als bedoeld in artikel 4 van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid;

2. financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren;

3. Het aantrekken van financieringen met het oogmerk deze winstgevend weg te zetten, is niet toegestaan;

4. toegestane instrumenten bij het aantrekken van financiering zijn: geld- en kapitaalmarktleningen;

5. financiering van een financiële instelling kan slechts worden aangetrokken indien offertes bij (ten minste) twee instellingen zijn opgevraagd;

6. de offertes, bedoeld onder lid 5, worden door de veiligheidsregio schriftelijk vastgelegd.

 

Artikel 10 Langlopende uitzettingen

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

1. De overtollige middelen die worden aangehouden bij ’s Rijks schatkist kunnen worden aangehouden in een rekening-courant of één of meerdere deposito’s;

2. Voor de middelen die zijn uitgezonderd voor het aanhouden in ’s Rijks schatkist geldt:

a. uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5, 6 en 7 genoemde voorwaarden;

b. de veiligheidsregio vraagt offertes op bij (ten minste)twee instellingen alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan.

c. de offertes, bedoeld onder lid 2, worden door de veiligheidsregio schriftelijk vastgelegd.

 

Artikel 11 Relatiebeheer

De veiligheidsregio beoogt het realiseren van gunstige en marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

1. bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in de vier jaar beoordeeld;

2. bankrelaties dienen, wat betreft hun kredietwaardigheid, minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

3. financiële instellingen dienen onder Nederlands of anderszins toezicht binnen de Europese Economische Ruimte te vallen, zoals De Nederlandsche Bank of de Verzekeringskamer;

 

Hoofdstuk 4 Kasbeheer

Artikel 12 Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

1. het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op het niveau van de veiligheidsregio op elkaar af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

2. het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

 

Artikel 13 Saldo- en liquiditeitenbeheer.

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

1. de veiligheidsregio streeft naar concentratie van liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

2. toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeldleningen, kasgeldleningen en rekening-courantkredieten;

3. toegestane instrumenten bij het extern uitzetten van gelden die uitgezonderd zijn van aanhouding in ’s Rijks schatkist voor een periode korter dan één jaar, moeten voldoen aan de eisen van artikel 5;

4. bij het extern uitzetten van gelden die uitgezonderd zijn van aanhouding in ’s Rijks schatkist voor een periode korter dan één jaar, zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan.

 

Hoofdstuk 5 Administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14 Uitgangspunten

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het

gebied van administratieve organisatie en interne controle.

1. de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

2. Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat schriftelijk vastgelegd;

3. de administratieve organisatie en interne controle ten aanzien van de treasuryfunctie waarborgen dat:

a. de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

b. de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

c. de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn;

4. bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

a. iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd;

b. bij een uitzetting aan ondernemingen waarin de veiligheidsregio een 100% belang heeft, wordt het besluit mede-geautoriseerd door de portefeuillehouder financiën;

c. de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

d. de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

5. tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie van de gemeenschappelijke regeling zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

6. de transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd door een functionaris die niet betrokken is geweest bij het afsluiten van de transactie;

7. Daarnaast worden transacties gecontroleerd via de verbijzonderde interne controle;

8. De werking van de waarborgen in de Treasurystatuut worden jaarlijks met bij de Interne Controle getoetst;

 

Artikel 15 Verantwoordelijkheden

1. Het algemeen bestuur is verantwoordelijk voor :

a. het al dan niet vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten als omschreven in het Treasurystatuut;

b. het vaststellen van de treasuryparagraaf in de begroting en de jaarrekening van de veiligheidsregio;

c. het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering van dat beleid als omschreven in het treasurystatuut;

d. het evalueren en als gevolg daarvan bijstellen, indien nodig, van het treasurybeleid als omschreven in dit treasurystatuut.

e. het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit de deelfuncties, bedoeld in artikel 15 lid 6 onderdeel a;

2. Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het beleid zoals omschreven in het vastgestelde Treasurystatuut. Het dagelijks bestuur rapporteert hieromtrent jaarlijks middels de jaarstukken aan het algemeen bestuur.

3. De algemeen directeur legt verantwoording af aan het dagelijks bestuur over de uitvoering van het treasurybeheer en over de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie.

4. De concerncontroller is belast met:

a. het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van de treasury;

b. het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

c. het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie;

d. het voeren van de verbijzonderde interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties;

e. het jaarlijks hierover rapporteren aan de algemeen directeur.

5. De directeur en afdelingshoofden:

a. dragen zorg voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de financiële afdeling binnen de veiligheidsregio;

b. zijn bevoegd tot het accorderen van betalingen en ontvangsten die ten laste of ten gunste van hun afdelingsbudget komen, en

c. zijn verantwoordelijk voor de tijdige aanlevering van juiste informatie aan de financiële afdeling binnen de veiligheidsregio met betrekking tot de toekomstige uitgaven en ontvangsten.

6. Het hoofd van de uitvoeringsorganisatie is verantwoordelijk voor:

a. het uitvoeren van activiteiten met betrekking tot de deelfuncties risicobeheer, financiering en kasbeheer, binnen de kaders van dit statuut;

b. het opstellen van de rentevisie;

c. het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

d. het beheren van de geldstromen;

e. het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en andere financiële instellingen;

f. het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties;

g. het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de algemeen directeur.

 

Artikel 16 Bevoegdheden

1. Het algemeen bestuur legt in een bijlage bij dit statuut een tabel vast met daarin opgenomen de bevoegdheden met betrekking tot de treasuryactiviteiten en de daarbij behorende autorisaties.

2. Ter uitvoering van de in dit statuut opgenomen bepalingen wordt een uitvoeringsregeling treasury opgesteld.

3. De algemeen directeur is gemandateerd deze uitvoeringsregeling goed te keuren.

 

Artikel 17 Informatievoorziening

Het algemeen bestuur legt in een bijlage bij dit statuut een tabel vast met daarin opgenomen de informatie die tenminste moet worden verstrekt door de betreffende functionarissen.

 

Artikel 18 Slotbepaling

1. Dit statuut treedt in werking een dag na bekendmaking overeenkomstig artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.

2. Dit statuut wordt aangehaald als: Treasurystatuut Veiligheidsregio ZHZ.

3. Dit statuut wordt ten minste eens per vier jaar geëvalueerd en indien nodig geactualiseerd.

 

 

 

 

Bijlage 1, behorend bij artikel 1

 

 

a. financiële onderneming: een kredietinstelling, een beleggingsinstelling, een effecten instelling, een verzekering of een pensioenfonds;

 

b. Treasury: Treasury omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

 

 

c. hoofd uitvoeringsorganisatie: het hoofd Services waarbinnen het team Financiën verantwoordelijk is voor de treasury functie. In die hoedanigheid is het hoofd van de uitvoeringsorganisatie de kassier;

 

d. financiering: het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

 

e. geldstromenbeheer: al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten in het betalingsverkeer te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden

 

 

 

f. intern liquiditeitsrisico: de risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

 

g. kasgeldlimiet: een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeenschappelijke regeling bij aanvang van het jaar;

 

h. koersrisico: het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

 

i. kredietrisico: de risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet of niet tijdig na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

 

j. liquiditeitenbeheer: het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

 

k. liquiditeitenplanning een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid;

 

l. primaire renterisico: het gevaar van rentestijgingen als sprake is van financiering tegen een variabele rente;

 

m. rating: de inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

 

n. renterisico: de renterisico’s zijn onder te verdelen in primaire en secundaire risico’s;

 

o. secundaire renterisico: wordt verstaan het niet kunnen profiteren van een gunstige renteontwikkeling omdat de rente voor een langere periode vaststaat;

 

p. renterisiconorm: een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de gemeenschappelijke regeling dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

 

q. rentetypische looptijd: het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

 

r. Rentecompensatiecircuit: Het voeren van meerdere liquiditeiten waarbij rente-compensatie over het gebundelde geheel van deze liquiditeiten plaatsvindt.

 

s. Vastrentende waarden: producten waarover een vaste rente wordt vergoed;

 

t. saldobeheer: het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

 

u. rentevisie: toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

 

v. solvabiliteitsratio van 0%: status die door een bancaire toezichthouder in de Europese Economische Ruimte aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

 

w. treasurybeheer: de uitvoering van de treasuryfunctie binnen de kaders van het treasurystatuut;

x. treasurybeleid: het vastlegging van de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie;

y. treasuryfunctie: de treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeenschappelijke regelingfinanciering, kasbeheer en debiteurenbeheer en crediteurenbeheer;

z. Financieringsparagraaf: het begrotingsonderdeel dan wel rekeningsonderdeel waarin het beleid op het vlak van de treasuryfunctie voor het komende jaar wordt vastgelegd resp. waarin verantwoording wordt afgelegd van de realisatie van het voorgenomen beleid;

 

aa. uitzetting: het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

 

Bijlage 2, behorend bij artikel 16

 

Taken Deeltaken Autorisatie

Risico beheersing Langdurig uitzetten van gelden die uitgezonderd zijn van schatkistbankieren Algemeen directeur

Geldstromen Betalingen op aangewezen rekeningen Hoofd uitvoeringsorganisatie

Openen van bankrekeningen Voorzitter dagelijks bestuur

Transacties in de geldmarkt (tot 1 jaar) Hoofd uitvoeringsorganisatie

Transacties in de geldmarkt (langer dan 1 jaar) Algemeen directeur

Opvragen informatie Opvragen van financiële en overige informatie ten aanzien van controle op en het maken van analyses van de uitoefening van de treasuryfunctie Concerncontroller

 

 

Bijlage 3, behorend bij artikel 17

 

Informatie Frequentie Bron Informatie verstrekkers Informatie ontvangers

Liquiditeitenplanning korte termijn Maandelijks Financiële administratie, verplichtingenadministratie Hoofd uitvoeringsorganisatie Concerncontroller

Liquiditeitenplanning lange termijn Jaarlijks Meerjaren investeringsplan Hoofd uitvoeringsorganisatie Concerncontroller

Rentevisie Halfjaarlijks Bankrelaties en overige marktbronnen Hoofd uitvoeringsorganisatie Dagelijks bestuur

Analyse leningen en beleggingsportefeuille Jaarlijks Bankrelaties Concerncontroller Dagelijks bestuur

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid d.d. 28 juni 2018,

De secretaris De voorzitter

Drs. C.H.W.M. Post Mcm Mr. A.W. Kolff

Naar boven