Regeling voorlopige aanslagen Noordelijk Belastingkantoor

 

 

HET BESTUUR VAN HET NOORDELIJK BELASTINGKANTOOR;

Gelet op artikel 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 123, tweede lid, van de Waterschapswet, artikel 126 van de Waterschapswet, artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 236, eerste lid, van de Gemeentewet;

BESLUIT:

De regeling met betrekking tot het kunnen opleggen van voorlopige aanslagen vast te stellen.

Artikel 1

Deze regeling is van toepassing op aanslagen waterschaps- en gemeentelijke belastingen waarvan de heffing bij of krachtens de Gemeenschappelijke Regeling Noordelijk Belastingkantoor is overgedragen aan het bestuur van het Noordelijk belastingkantoor en waarvoor een voorlopige aanslag kan worden opgelegd.

Artikel 2

De door het bestuur aangewezen heffingsambtenaar is bevoegd tot het opleggen van voorlopige aanslagen voor zowel gemeentelijke belastingen/heffingen als waterschapsbelastingen/heffingen.

Artikel 3

De door het bestuur aangewezen heffingsambtenaar legt een voorlopige aanslag op indien het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, na verrekening van voorheffingen en reeds opgelegde voorlopige aanslagen, zulks naar zijn mening rechtvaardigt.

Artikel 4 

1. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2018.

2. Deze regeling wordt aangehaald als Uitvoeringsregeling voorlopige aanslagen belastingen

Noordelijk Belastingkantoor.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het bestuur van het Noordelijk Belastingkantoor van 4 december 2017.

 

Namens deze,

de voorzitter, Ton Schroor

de secretaris, Paulien Geerdink

 

 

 

Naar boven