Uitvoeringsprogramma Waddenfonds 2017 – 2026

Vastgesteld door het algemeen bestuur Waddenfonds op 30 juni 2017

 

Inleiding en achtergrond

 

Het Waddenfonds

Het Waddenfonds is een samenwerkingsverband in de vorm van een gemeenschappelijke regeling van de provincies Fryslân, Groningen en Noord-Holland, met als doel het ontwikkelen van de internationale ecologische betekenis van het waddengebied in combinatie met regionale duurzame economische ontwikkeling. Dit uit zich in de vier hoofddoelen van het Waddenfonds:

  • het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het waddengebied;

  • het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee;

  • een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied, dan wel het gericht zijn op een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en direct aangrenzende gebieden; en

  • het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het waddengebied.

 

Op basis van de gemeenschappelijke regeling Waddenfonds:

  • a.

    stellen provinciale staten van de deelnemende provincies een Uitvoeringskader Waddenfonds vast, met een programmatisch afwegingskader op hoofdlijnen. In 2017 hebben provinciale staten, in aansluiting op het Investeringskader Waddengebied, het Uitvoeringskader Waddenfonds 2017-2026 vastgesteld, waarin enerzijds voor majeure opgaven en anderzijds voor thematische openstellingen de koers is gezet;

  • b.

    stelt het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling een Uitvoeringsprogramma Waddenfonds vast, waarin het Uitvoeringskader thematisch is uitgewerkt, met een beschrijving van activiteiten.

 

Het Uitvoeringsprogramma heeft twee functies.

In de eerste plaats geeft het programma het kader voor activiteiten die door het dagelijks bestuur voor subsidie in aanmerking kunnen worden gebracht. Dat doet het dagelijks bestuur door het vaststellen van specifieke subsidieregelingen (de zgn. thematische openstellingen), waarin de subsidiabele activiteiten zijn omschreven.

In de tweede plaats heeft het programma een informerende functie voor potentiële aanvragers, die zich een beeld kunnen vormen van (onderdelen van) projecten die passen binnen de programmering en mogelijk voor subsidie in aanmerking komen.

 

Thematische uitwerking Uitvoeringsprogramma

In het Uitvoeringsprogramma zijn negen thema’s opgenomen, elk met één of meer themalijnen. Elk thema wordt ingeleid met een achtergrondbeschrijving, waarin de ‘opgave’ van het betreffende thema is geformuleerd. Vervolgens vindt per themalijn een nadere uitwerking plaats in doelen, subsidiabele activiteiten en indicatoren. Die indicatoren zijn bedoeld voor het kunnen monitoren van de output van projecten. Het dagelijks bestuur kan in aanvulling daarop ook streefwaarden benoemen. Het Waddenfonds gebruikt de indicatoren en streefwaarden onder andere voor de ‘value for money’-toets (waarin het verwachte ‘rendement’ van een subsidiebijdrage wordt bekeken in relatie tot de verwachte output en outcome (bijdragen aan te bereiken doelen van het Waddenfonds). Deze informatie draagt bij aan de monitoring van de effectiviteit van Waddenfondsprojecten.

 

Naast thema’s is er een budget voor lokale innovaties. Met dit budget wordt beoogd op lokale schaal met vernieuwende initiatieven de vitaliteit van lokale gemeenschappen te vergroten, mede door lokale samenwerking te bevorderen.

 

Monitoring

Het Waddenfonds stimuleert innovatieve projecten. In veel gevallen betreft het pilots of proefprojecten. Daarbij is het essentieel dat als onderdeel van het project kennis wordt ontwikkeld (leren door te doen).

Voor het monitoren van de trends en ontwikkelingen en van de effectiviteit van te subsidiëren projecten schakelt het Waddenfonds de Waddenacademie in en werkt samen met het Programma Naar een Rijke Waddenzee, gericht op het inzetten van de beschikbare kennis voor en (tijdens de uitvoering) het vergaren van kennis uit innovatieve projecten. Dat geldt zowel voor de projecten gericht op ecologische als op economische ontwikkeling.

 

De Waddenacademie werkt aan een kennisagenda, leidend tot een onderzoeksprogrammering met de prioritair te beantwoorden kennisvragen in verband met de majeure opgaven van het Investeringskader Waddengebied.

 

Ook innovatieve projecten vallend onder de thematische openstellingen worden gerelateerd aan de kennisagenda en aan de uitkomsten van eerder uitgevoerde pilotprojecten, en moeten als onderdeel van de uitvoering van het project worden gemonitord.

 

Het monitoringplan als onderdeel van de uitvoering van een project moet voorzien in het meetbaar maken van de effecten van de maatregelen en activiteiten. De metingen moeten zoveel mogelijk aansluiten bij bestaande passages, en paai-, opgroei- en doortrekgebieden (zowel in het waddengebied en daarbuiten) en in ontwikkeling zijnde integraal monitoringsplan vis van de Waddenacademie om een goede (generieke) vergelijking van de effectiviteit van de voorgestelde maatregel t.o.v. van die van andere maatregelen in het waddengebied mogelijk te maken. Monitoring moet tot doel hebben om duidelijkheid te verschaffen over (1) aantal, soorten en levensstadia van de vissen die wel en niet gebruik maken van de vispassage, (2) effectiviteit van de lokstroom, (3) effectiviteit van de vispassage, (4) gebruik van vissen van de doortrek- en opgroeigebieden voor o.a. acclimatisatie en (5) consequenties van vispassage en andere maatregelen op lokale dichtheden, functies (b.v. paai-, opgroei- en doortrekgebieden) en populatiegroottes. De monitoring moet betrekking hebben op zowel biotische (vis; flora en overige fauna) als abiotische factoren (waterdynamiek; waterkwaliteit; bodemdynamiek en bodemkwaliteit). De te verzamelen data moeten gedeeld worden en goed toegankelijk zijn.

 

Subsidieverstrekking

Het dagelijks bestuur van het Waddenfonds is bevoegd om subsidies te verstrekken. Het algemeen bestuur heeft een subsidieverordening vastgesteld, met daarin algemene spelregels over de subsidieverstrekking. Het dagelijks bestuur kan meer specifieke subsidieregelingen vaststellen waarin, naast subsidiabele activiteiten, onder andere het beoordelingskader (vereisten, toetsingscriteria) en bepalingen over de hoogte van de subsidie is opgenomen. De subsidie voor thematische openstellingen bedraagt overigens nooit meer dan 90% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten, met een maximum van € 750.000, terwijl de subsidie vallend onder het Budget Lokale Innovaties nooit meer dan 50% van de subsidiabele kosten bedraagt.

 

Op de website van het Waddenfonds vindt u alle informatie over het indienen van een subsidieaanvraag. Daar vindt u ook de voor subsidieverstrekking relevante documenten en formulieren: www.waddenfonds.nl

Neem contact op met een van de programmaregisseurs van het Waddenfonds in de voorbereidingsfase van een aanvraag. Zij kunnen u nader informeren over de manier waarop u tot een aanvraag kunt komen.

 

Indeling hoofddoelen en thema’s

Het beoordelingskader (vereisten, beoordelingscriteria) voor de verlening van subsidies wordt door het dagelijks bestuur per openstellingsbesluit of subsidieregeling gepubliceerd. 

 

Hoofddoelen

Thema’s

A. Het vergroten en versterken van de natuur- en land­schaps­waarden van het waddengebied

 

Waddenzee en Eems-Dollard estuarium 

 

Randen van het wad

 

Werelderfgoed, landschap en cultuurhistorie

B. Het verminderen en wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijk­dom van de Waddenzee

 

Bodem, water, licht en geluid

C. Een duurzame eco­nomische ontwikke­ling in het wadden­gebied, dan wel gericht zijn op een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en de direct aan­grenzende gebieden

 

Duurzame recreatie en duurzaam toerisme

 

Duurzame energiehuishouding

 

Duurzame waddenhavens

 

Duurzame visserij

 

Duurzame landbouw

 

THEMA’S

1. Natuur

Achtergrond

Het Waddenfonds continueert de inzet op herstel en ontwikkeling van waddenspecifieke natuurwaarden, waarbij ook aandacht is voor initiatieven waarmee aangepast gebruik wordt gestimuleerd opdat ook externe bedreigingen worden aangepakt. Daarbij ligt het accent op kleinschalige projecten met een financiële omvang die te gering is om voor een bijdrage vanuit het Investeringskader Waddengebied in aanmerking te komen. Veel van de hierboven genoemde kansen en vraagstukken zullen substantieel via het Investeringskader Waddengebied worden ondersteund.

 

De grootste risico’s voor de komende jaren liggen bij een traditionele uitvoering van de benodigde dijkverster-kingen (want die zijn niet gericht op geleidelijke overgangen tussen zoet- en zout en land en zee) en bij de havengebonden ontwikkelingen en toerisme en visserij. Het streven van het Waddenfonds is gericht op het bijdragen aan duurzamer gebruik waarbij de draagkracht van het ecosysteem wordt verbeterd. De maatregelen die vallen onder de thema’s voor havens, visserij en toerisme en recreatie zijn mede hierop gericht.

 

Waddenzee en Eems-Dollard estuarium

Biobouwers als zeegras en mosselbanken zijn van groot belang voor de biodiversiteit van de Waddenzee en voor een evenwichtige opbouw van het voedselweb. Deze maatregelen dragen bij aan een evenwichtige vispopulatie (en aan de terugkeer van grote vissen).

 

Zeegras is vanaf de jaren ’30 van de vorige eeuw geleidelijk uit onze Waddenzee verdwenen. Enkele jaren geleden is een kansrijke zaaimethode ontwikkeld voor duurzaam herstel van zeegras in de Waddenzee. Eind 2013 is als vervolg daarop met steun van het Waddenfonds een initiatief gestart om experimenten op bestaande proeflocaties te versterken en verder op te schalen naar een grotere locatie. De resultaten hiervan zijn eind 2015 geëvalueerd. Uitkomst: de planten komen wel op, maar de populatie komt als het ware niet over de kritische drempel om zichzelf in stand te houden. Vooralsnog lijkt het er dus op dat het herstel onvoldoende is. Het PRW constateert dat er nog onvoldoende kennis is over de bepalende factoren voor de ontwikkeling van zeegras en kan moeilijk conclusies verbinden aan de uitgevoerde kleinschalige proeven. Daarom wil het Waddenfonds met dit Uitvoeringsprogramma initiatieven ondersteunen die de kennisleemtes opvullen en duidelijk maken wat de sleutelfactoren voor herstel zijn zodat in de periode ná 2020 gericht en met ambitie kan worden ingezet op het daadwerkelijke herstel, of dat geconcludeerd kan worden dat ambities en doelen dienen te worden bijgesteld.

 

Met de mosselvisserijsector zijn afspraken gemaakt om de visserij op de mosselzaadbanken stapsgewijs te verminderen en te vervangen door zaadwinning via mosselzaad-invanginstallaties (MZI's). Via het mosselconvenant zijn flinke stappen gezet. Met dit Uitvoeringsprogramma worden initiatieven ondersteund die verdere voortgang boeken.

Tegelijk zijn afspraken gemaakt met de mossel- en garnalensector (mosselconvenant respectievelijk VisWad) om gebieden voor bodemberoerende visserij te sluiten en dat te combineren met de transitie naar meer duurzame visserij.

 

Het Waddenfonds kan bijdragen aan maatregelen in combinatie met versterking van de primaire waterkering, met name van de Waddenzeedijken, opdat deze natuurvriendelijk worden uitgevoerd in combinatie met behoud en ontwikkeling van recreatie, natuur, cultuur(historie) en duurzame economische ontwikkeling (waaronder met name zilte landbouw; zie daarover ook het thema landbouw).

In het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) worden in de periode 2015-2018 onderzoeken uitgevoerd en wordt gestart met de uitvoering van pilotprojecten. Voor de Waddenkust betreft het de uitvoering van eerste fasen van innovatieve dijkversterking en pilotprojecten voor de dijkvakken Delfzijl-Eemshaven (waarvoor het Waddenfonds de eerste fase van het programma Vitale Kust Eems-Delta heeft ondersteund), De Dollarddijk, Lauwersmeer-Vierhuizergat en Koehol-Westholwerderpolder.

 

Om de Eems-Dollard ecologisch te verbeteren is in het MIRT-programma Eems-Dollard 2050 een verbeterdoelstelling opgenomen met de ambitie dat de Eems-Dollard in 2050 voldoet aan het ecologisch streefbeeld: “een estuarium met passende dimensies en een natuurlijke dynamiek. De insnoering van het estuarium komt tot stilstand en het oppervlak aan kwelders verdubbelt. Er is grote variatie in leefgebieden van goede kwaliteit en er zijn geleidelijke overgangen tussen land en water en tussen zoet en zout, ook in de zijwateren. Dat is onder meer essentieel voor trekvissen. Daarnaast is de troebelheid op een natuurlijk niveau en mede daardoor produceert het estuarium voldoende voedsel aan de basis van de voedselketen”.

 

Tot 2022 ondersteunt het Waddenfonds alleen kleinschalige projecten die aanvullend zijn op de eerste fase van het programma Vitale kust Eems-Dollard en die aansluiten bij de resultaten daarvan.

 

Randen van het Wad

Op basis van de nu beschikbare kennis over wat al bereikt is en wat nog nodig is in het kader van de uitvoering van het Programma naar een Rijke Waddenzee (PRW) kan het Waddenfonds de komende twee jaar in het bijzonder kleinschalige projecten ondersteunen die bijdragen aan:

  • Het realiseren van een completer voedselweb. Daartoe kunnen maatregelen behoren gericht op de terugkeer van grote vissen (bijvoorbeeld haaien en roggen), het herstel van de kraamkamerfunctie voor vis van de Waddenzee en gericht op het versterken van de ecologische condities voor waddenspecifieke flora en fauna. In het bijzonder komen projecten voor ondersteuning in aanmerking die betrekking hebben op vergroting van de overlevingskansen van (trek)vissen en vogelsoorten die voor het grootste deel van hun levenscyclus afhankelijk zijn van de Waddenzee.

  • Het optimaliseren van de schakelfunctie van de Waddenzee voor (trek)vogels – en vissen: Voor de overleving van trekvissen en trekkende wadvogels en de instandhouding van levensvatbare populaties daarvan is de Waddenzee een belangrijke ‘hotspot’. Fysieke maatregelen in het waddengebied en pilot/demoprojecten in het waddengebied die bijdragen aan een betere functievervulling als hotspot (inclusief de – participatieve ( 1 ) – monitoring naar de ecologische betekenis van te nemen maatregelen) kunnen in aanmerking komen voor bijdragen van het Waddenfonds.

  • Het creëren van meer geleidelijke overgangen tussen zoet en zout en tussen land – en water.

  • Het verminderen en wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee. Daarvoor is in dit Uitvoeringsprogramma een aparte themalijn opgenomen.

 

Bij de realisering van natuurprojecten kunnen maatregelen of activiteiten gericht op duurzame natuurbeleving de kwaliteit van de natuur ondersteunen. Naast fysieke natuurmaatregelen kunnen ook maatregelen gericht op communicatie, educatie, kennisdeling en recreatieve natuurbeleving subsidiabel zijn.

 

Uitwerking in thema’s en themalijnen

Algemeen

De focus wordt gelegd op kleinschalige projecten voor de volgende thema’s:

  • Behoud en versterking van vogels van wad, kust en duin, inclusief pilots die in fysieke zin bijdragen aan de internationale betekenis van het waddengebied als hotspot in trekroutes, alsmede de monitoring van de fysieke maatregelen.

  • Vispassages en vismigratie: het optimaliseren van de benutting van in het verleden gerealiseerde vispassages door een verbeterd beheer en inrichting van het achterland zodat dat kan fungeren als paai-, doortrek- en opgroeigebied voor trekvissen; verder ondersteuning van initiatieven die de ‘swimway’-functie van de Waddenzee versterken met fysieke maatregelen, demoprojecten en/of (participatieve ) monitoringsmethoden

  • Herstel natuurlijke processen: het bijdragen aan de systeemverbetering Eems-Dollard.

  • Compleet voedselweb en herstel bodemleven.

1.1 Thema Waddenzee en het Eems-Dollard estuarium: herstel natuurlijke processen

Afwegingen en doel

Het Waddenfonds stelt zich ten doel maatregelen te stimuleren die zo veel mogelijk op systeemniveau bijdragen aan herstel van natuurlijke processen in de Waddenzee en op ecologische verbetering van de Eems-Dollard. Het Eems-estuarium is nog het enige estuarium dat in open verbinding staat met de Nederlandse Waddenzee. De ecologische problematiek van het Eems-estuarium is groot. De verbetering van de slibhuishouding is conditioneel voor andere ecologische verbetermaatregelen buitendijks.

In de afgelopen eeuw zijn in het Eems-estuarium ingrijpende veranderingen opgetreden in de getijdewerking, is de troebelheid van het water toegenomen en is de primaire voedselproductie afgenomen (PRW, 2014 ‘Helder & Productief’). In het kader van het MIRT-programma Eems-Dollard 2050 wordt onderzocht of het onttrekken of invangen van jaarlijks 1 miljoen ton slib (als droge stof) per jaar substantieel bijdraagt aan verbetering van het systeem. De uitvoering hiervan zal via het Investeringskader Waddengebied verlopen. In aanvulling daarop kan het Waddenfonds ondersteuning bieden aan kleinschalige initiatieven in het Waddengebied waarbij slib uit de Waddenzee nuttig wordt hergebruikt voor lokale natuurontwikkelingsprojecten. Waar mogelijk borduren deze projecten voort op de uitkomsten van lopende projecten over slibonttrekking en nuttig hergebruik, zoals de slibmotor van Koehol, de pilot kleirijperij en het project Marconi (kwelderontwikkeling met slib). Daarbij moet het gaan om initiatieven die geen onderdeel zijn van reguliere beheermaatregelen in verband met Natura2000 of de Kwaderrichtlijn Water. Om te kunnen leren moet monitoring en evaluatie van de effecten onderdeel zijn van de te ontwikkelen projecten.

 

Subsidiabele activiteiten

  • Pilots en/of maatregelen die slib onttrekken aan het systeem en/of die het baggerbezwaar van de havens en vaargeulen verminderen. Dit bij voorkeur in combinatie met maatregelen die de natuurwaarde van de Waddenzee of het daaraan grenzende kustgebied versterken;

  • Pilots en/of maatregelen die gebaseerd zijn op het in ontwikkeling zijnde innovatieprogramma slib van het MIRT-programma en t.z.t de uitkomsten van de evaluatie van de pilot Kleirijperij.

 

Indicatoren

  • Toename in aantal en hectares van gebieden waar slib ingevangen, opgeslagen, gewonnen, gereinigd, gedroogd en/of bewerkt kan worden. (Als jaarlijks ongeveer 0,1 miljoen ton slib uit het aquatisch milieu wordt verwijderd, is ongeveer 300 ha aan opslag nodig);

  • Vermindering van de hoeveelheid baggerslib in het Eems-estuarium in m3;

  • Toename van rendabele toepassingsmogelijkheden voor baggerslib vrijkomend uit de Waddenzee en het Eems-estuarium.

1.2 Themalijn Herstel biobouwers en voedselweb

Afwegingen en doel

Er zijn veel indicaties dat het voedselweb van de Waddenzee uit balans is. Het fundament (de bodem en het bodemleven) is verstoord en toppredatoren ontbreken. Doel van het Waddenfonds is om maatregelen te ondersteunen die zodanige condities creëren in de Waddenzee dat biobouwers zich weer goed kunnen ontwikkelen en dat het voedselweb een evenwichtiger samenstelling krijgt.

 

Wadplaten staan aan de basis van het voedselweb met onder meer een rijk bodemleven en een grote biodiversiteit. In Waddensleutels staan vijf toplocaties (zie kaart bijlage 4) die behouden en versterkt moeten worden. Recent onderzoek op basis van isotopen (met isotopenonderzoek de kwaliteit van ecosystemen bepalen) heeft de betekenis van wadplaten nog eens extra benadrukt. Voor deze locaties is van belang dat de invloed van menselijk gebruik afneemt, ze meegroeien met de zeespiegelrijzing/bodemdaling en dat de rust wordt gehandhaafd. Deze vormen ook de meest kansrijke locaties voor herstel van biobouwers en schelpdierbanken.

 

Met name toppredatoren als grote vissen zijn grotendeels verdwenen uit de Waddenzee, mede omdat opgroeigebieden en kraamkamers voor deze soorten niet meer functioneren (o.a. door verstoord bodemleven). Nog onvoldoende bekend is welke factoren bepalend zijn voor een stabiele populatie van diverse soorten c.q. welke factoren verantwoordelijk zijn voor de achteruitgang. Voor het treffen van effectieve maatregelen is het van belang dat de door de diverse kennisinstellingen vergaarde gegevens en verkregen inzichten zo veel mogelijk worden vertaald in systematische monitoring. Fysieke pilots (‘leren door te doen’) leveren tevens kennisontwikkeling en monitoringgegevens over de schakelfunctie van de Waddenzee.

 

Ook ‘no-regret’-maatregelen kunnen (op proefschaal) subsidiabel zijn bij thematische openstellingen en bijdragen aan natuurherstel of -ontwikkeling. Voorbeelden daarvan zijn het terugdringen van de bodemberoering door visserij (onder het thema ‘bodem, water, licht en geluid’) en het reduceren van bijvangsten (onder de themalijn duurzame visserij). In het verlengde van dergelijke maatregelen kan het bodemleven worden hersteld door de ontwikkeling van biobouwers (mossel- en schelpdierenbanken).

 

Zeegras is één van de belangrijke biobouwers. Proeven gericht op herstel van zeegrasvelden (als vervolg op eerdere proefprojecten) moeten de gehele zeegrasketen beslaan (zowel litoraal als sublitoraal zeegras). Voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn beleidsdoelen met betrekking tot zeegras geformuleerd (STOWA, 2012). Het streven is in 2028 circa 10.000 ha zeegras in de Waddenzee te hebben gerealiseerd, met een minimale bedekking van 5%. Dit areaal moet gaan bestaan uit zowel klein zeegras (circa 2/3) en groot zeegras (circa 1/3) waarbij geen onderscheid tussen sublitoraal en litoraal wordt gemaakt. Voor sublitoraal zeegras moet uit nader onderzoek eerst duidelijk worden of de condities in het Nederlandse deel van de Waddenzee zodanig zijn dat herstel mogelijk is.

 

Mosselbanken hebben te lijden van de winning van mosselzaad onder toepassing van bodemberoerende technieken. Gezocht wordt naar geschikte (binnendijkse) invanglocaties voor mosselzaad-invanginstallaties (MZI's), naar kweekpercelen op ecologisch niet-kwetsbare locaties, naar hogere productiviteit van het zaad en naar betere ontwikkelingsmogelijkheden van mosselbanken op de wadplaten.

Het Amstelmeer zou daarvoor als onderdeel van een bredere gebiedsontwikkeling van de kop van Noord-Holland een potentiele locatie kunnen zijn. Naast de genomen maatregelen en de convenantafspraken tussen overheid en sector ziet het Waddenfonds voor zichzelf geen rol in het transitieproces van de mosselsector. Er is in het kader van VisWad (garnalensector) een afzonderlijke inspanning van het Waddenfonds in ontwikkeling, die bijdraagt aan het verminderen van bodemberoering door de garnalenvisserij.

 

Subsidiabele activiteiten

  • Maatregelen ter vergroting van het areaal aan biobouwers (bijvoorbeeld ongestoorde natuurlijke mosselbanken, oesters en zeegrasvelden). Voor zeegras: maatregelen die de kennisleemtes opvullen en duidelijk maken wat de sleutelfactoren voor herstel zijn; verdergaande kansrijke herstelmaatregelen worden tot 2020 alleen ondersteund indien ze gebaseerd zijn op uitkomsten van nader onderzoek naar de sleutelfactoren voor herstel

  • Maatregelen die in het areaal voor visserij gesloten gebied (als gevolg van het Viswad-convenant gesloten gebieden in het sublitorale deel van de Waddenzee) zijn gericht op natuurherstel.

  • Maatregelen die het bodemleven herstellen door de aanleg/ontwikkeling van ruwe bodemstructuren.

  • Kavelruil van (kweek- en verwater)percelen die zorgt voor het reduceren van het aantal percelen op ecologisch waardevolle locaties. Maatregelen die de afbraaktijd van biologische afbreekbare structuren voor mosselbankherstel verkorten tot maximaal 2 jaar

 

Indicatoren

  • Groei van het areaal aan biobouwers en schelpdierbanken en/of met ruwe bodemstructuren;

  • Vergroting van het areaal duurzaam beheerde Waddenzeebodem in ha;

  • Groei van het areaal aan voor visserij gesloten gebied;

  • Vergroting van de bestanden vis.

1.3 Thema Randen van het wad: behoud/herstel en versterking vogelstand van wad, kust en duin

Afwegingen en doel

Het doel van deze themalijn is het behouden en versterken van de diverse functies die de Waddenzee vervult voor wad-, kust- en duinvogels, en het bevorderen van de aanwezigheid van een kwalitatief goede mix van habitattypes in voldoende dichtheid en niet te ver van elkaar verwijderd. Daarmee worden de mogelijkheden voor foerageren, broeden, en migratie vergroot en wordt bijgedragen aan de instandhouding van stabiele populaties van nu bedreigde vogelsoorten, zoals bijvoorbeeld de scholekster.

 

Voor het in stand houden van stabiele populaties is voor zestien voor het waddengebied specifieke broedvogels behoud van de Waddenzee als broedgebied van het grootste belang. De aandacht is onder meer gericht op de soorten tapuit, strandplevier, kiekendief, noordse stern en velduil. Uit recente onderzoeken blijkt dat de aantallen daarvan teruglopen. Aanleg van nieuwe en verbetering van bestaande binnendijkse broedgebieden in de duinen en (brakke) kustbiotopen draagt bij aan het voortbestaan van deze soorten in het waddengebied. Kansrijke locaties daarvoor zijn onder meer de kop van Noord-Holland, de Afsluitdijk, Noordpolderzijl en op Ameland. Kwelderophoging en kwelderontwikkeling aan de wadzijde van de eilanden kunnen een alternatief zijn om buitendijkse broedlocaties te realiseren. Omdat de dynamiek in de Waddenzee door de bedijking sterk is gewijzigd waardoor veel broedgebieden in de broedtijd niet zijn gevrijwaard van overstromingen, is het voor bepaalde soorten wad- en broedvogels nodig om predatievrije vogeleilanden te realiseren, bij voorkeur nabij geschikte voedselgebieden en/of geleidelijke zoet-zoutovergangen.

 

Locaties met voldoende bescherming tegen overstroming en predatie, gelegen nabij foerageergebieden zijn bij uitstek geschikt als hoogwatervluchtplaats. De afgelopen jaren zijn er diverse gerealiseerd. De noodzaak en de kansen voor de aanleg en/of verbetering van hoogwatervluchtplaatsen voor met name visetende vogels (sternen e.d.) liggen vooral langs de Afsluitdijk, op en langs de eilanden en op plekken langs de Waddenkust waar ze onderdeel kunnen zijn van een verbeterde kustverdediging.

 

Verbetering van de kwaliteit van het waddengebied als hotspot voor (trek)vogels is een tweede doel van deze themalijn. Veel vogelsoorten maken maar voor een bepaalde periode of voor specifieke behoeften gebruik van de Waddenzee. Voor minimaal zestig soorten trekvogels is de Waddenzee het belangrijkste rust- en voedselgebied op hun route naar broed- en overwinteringsgebieden. Negen soorten trekvogels zijn voor meer dan 50% van hun hele flyway populatie afhankelijk van het waddengebied. Voor de overleving van die soorten en de instandhouding van een levensvatbare populatie daarvan is rust en voedselaanbod in de hotspots noodzakelijk. Uit recent onderzoek blijkt dat hoe sterker de binding (o.a. voedsel, rust, broedplek) van de vogel is met de Waddenzee, hoe slechter het met de betreffende soort gaat en dat daarbij lokale factoren in het waddengebied dat veroorzaken.

(Pilot)projecten in het waddengebied die bijdragen aan een betere functievervulling als hotspot kunnen in aanmerking komen voor een bijdrage van het Waddenfonds (inclusief de monitoring van de effecten van de verbetermaatregelen).

 

Subsidiabele activiteiten

  • Het aanleggen en verbeteren van hoogwatervluchtplaatsen/kwelders, natuurvriendelijke oevers langs dijken en kades (mits die additioneel zijn aan de KRW-doelstellingen daarvoor) het creëren van broedgelegenheid en/of het versterken van de voedselbeschikbaarheid en het verbeteren van milieuomstandigheden voor wad-, kust- en duinvogels om te foerageren, te migreren, te rusten en te broeden.

  • Fysieke maatregelen die leiden tot de aanleg van nieuwe hotspots of tot een betere functievervulling als hotspot voor flyway populaties.

  • Maatregelen die aantoonbaar bijdragen aan het behoud van rust in het natuurgebied (en tevens zijn gericht op natuurbeleving en -educatie) kunnen subsidiabel zijn als deze onderdeel uitmaken van een natuurontwikkelingsproject. Voor dergelijke maatregelen (die niet fysiek ingrijpen op de natuurontwikkeling, maar gericht zijn op recreatie, educatie en communicatie) gelden afzonderlijke subsidiepercentages.

 

Indicatoren

  • Aantal ha nieuw of verbeterde hoogwatervluchtplaats en/of kwelder;

  • Aantal ha nieuw of verbeterde broedlocatie;

  • Aantal kilometer natuurvriendelijke oevers langs kades en dijken;

  • Aantal ha nieuw of verbeterde voedselgebieden (naar voorbeeld vogelakkers);

  • Aantal ha nieuw aangelegde predatievrije vogeleilanden;

  • Aantal projecten met internationaal op elkaar afgestemde monitoring en/of tellingen met effect in het waddengebied.

1.4 Themalijn Verbetering migratie waterfauna (vispassages)

Afwegingen en doel

De vispasseerbaarheid van een aantal sluizen en stuwen is verbeterd. In de afgelopen jaren is een aantal vismigratievoorzieningen ontwikkeld, vooral bij de kleinere gemalen langs de Waddenkust en er is besloten tot de aanleg van de vismigratierivier in de Afsluitdijk. Om te bepalen waar de komende jaren investeringen in vismigratievoorzieningen zinvol en effectief zijn heeft de Waddenacademie eind 2015 op verzoek van het Waddenfonds een audit uitgevoerd naar effectieve vismigratievoorzieningen. De uitkomsten daarvan zijn in deze themalijn verwerkt en zullen verder worden uitgewerkt in openstellingsbesluiten. Eén van de uitkomsten is dat de effectiviteit van vispassages sterk wordt vergroot als aanvullende maatregelen worden getroffen. Dan gaat het om:

  • Terugdringen visserijdruk op de Waddenzee en het IJsselmeer;

  • Visvriendelijk sluis- en spuibeheer;

  • Optimaliseren beheer diadrome vis IJsselmeer;

  • Integrale monitoring en kennisontwikkeling over visstand en trekvissen in bijzonder in Waddenzee, IJsselmeer en achterliggende stroomgebieden;

  • Verbeteren (water-)kwaliteit Eems estuarium, waaronder de Unterems.

 

Bij vismigratievoorzieningen moeten ook geleidelijke zoet-zout overgangen worden gerealiseerd; zo veel mogelijk onder natuurlijk verhang (als de plaatselijke geomorfologische situatie het mogelijk maakt). Vismigratievoorzieningen die rechtstreeks een ecologische verbinding tot stand brengen met grote stroomgebieden – zoals in en rond de afgedamde zeearmen Amstelmeer (met vispassages voor grotere vissen bij Den Helder en Den Oever), IJsselmeer en Lauwersmeer – krijgen waarschijnlijk gestalte als onderdeel van de majeure opgave Vitale kust en Afsluitdijk van het investeringskader Waddengebied.

 

In aanvulling daarop kunnen met thematische openstellingen initiatieven worden ondersteund die het voor trekvissen mogelijk maakt op te groeien, door te trekken en/of te paaien in het kustgebied, in aanvulling op de investeringen in vispassages in eerdere projecten.

Monitoringplannen (als onderdeel van de uitvoering van dergelijke projecten) moeten voorzien in het meetbaar maken van de effecten van de maatregelen en activiteiten. Metingen moeten zo veel mogelijk aansluiten bij bestaande passages, en paai-, opgroei- en doortrekgebieden (zowel in het waddengebied als daarbuiten) en bij het in ontwikkeling zijnde integraal monitoringsplan vis van de Waddenacademie. Monitoring van vispassages heeft tot doel duidelijkheid te verschaffen over (1) aantal, soorten en levensstadia van de vissen die gebruik maken van de vispassage, (2) effectiviteit van de lokstroom, (3) effectiviteit van de vispassage, (4) gebruik van vissen van de doortrek- en opgroeigebieden voor o.a. acclimatisatie en (5) consequenties van vispassage en andere maatregelen op lokale dichtheden, functies (b.v. paai-, opgroei- en doortrekgebieden) en populatieomvang. De monitoring betreft zowel biotische (vis; flora en overige fauna) als abiotische factoren (waterdynamiek; waterkwaliteit; bodemdynamiek en bodemkwaliteit). De te verzamelen data moeten gedeeld worden en goed toegankelijk zijn.

 

Subsidiabele activiteiten

  • Fysieke maatregelen die de ‘swimway’-functie van de Waddenzee voor trekvissen verbeteren;

  • De aanleg van vispassages en het treffen van andere maatregelen ter verbetering van de paai-, opgroei- en migratiemogelijkheden voor vissen en andere waterfauna (die in hun levenscyclus hiervan afhankelijk zijn) en bijdragen aan de biodiversiteit van de Waddenzee;

  • De realisering van geleidelijke zoet-zoutovergangen op de genoemde locaties met waar relevant als onderdeel daarvan realisatie van (binnendijkse) brakwatergebieden en/of de realisering van vogeleilanden of hoogwatervluchtplaatsen voor visetende vogels in samenhang hiermee;

  • Monitoring van effectiviteit vispassages en/of andere maatregelen gericht op paai-, doortrek- en opgroeigebieden.

 

Indicatoren

  • Aantal vismigratievoorzieningen;

  • Areaal geleidelijke zoet-zoutovergangen en (binnendijkse) brakwatergebieden in hectare (na)bij de gerealiseerde voorzieningen.

  • Aantal vissen (per soort) dat jaarlijks de gerealiseerde zoet-zout overgangen passeert;

  • Aantal vissen (per soort) dat jaarlijks gebruik maakt van brakwatergebieden;

  • Areaal gerealiseerd predatievrij vogeleiland of hoogwatervluchtplaats;

  • Areaal beter ontsloten paai-, doortrek en opgroeigebied voor trekvissen;

  • Aantal ondernomen activiteiten en of getroffen maatregelen om bij te dragen aan de in de audit van de Waddenacademie genoemde gewenste aanvullende maatregelen.

1.5 Themalijn Vooroevers bij dijkversterking (zachte dijken, wisselpolders als intergetijdezones, rijke dijken, stuifduinen, washovers)

Afwegingen en doel

Om tot een duurzamere inrichting en een duurzamer gebruik van het waddengebied te komen is het doel van het Waddenfonds om de natuurlijke dynamiek van de watersystemen zoveel mogelijk te herstellen (meer ruimte bieden voor innovatief omgaan met de dynamiek van het water, in het bijzonder op de eilanden) en een meer geleidelijke overgang te bewerkstelligen tussen het vaste land en de Waddenzee. Het Waddenfonds kan aanvullende bijdragen leveren aan de kustveiligheid door het versterken van ecologische, cultuurhistorische, culturele en landschappelijke waarden in en bij de kustverdediging. Voor grootschalige projecten doet het Waddenfonds dat via het investeringskader Waddengebied. Met deze themalijn biedt het Waddenfonds in aanvulling daarop ondersteuning aan soortgelijke kleinschalige, lokale projecten en wil zij tevens activiteiten/maatregelen ondersteunen die bijdragen aan:

  • het versnellen van de planning van dijkvakken die voor de periode 2016-2021 door het rijk en de waterschappen zijn ingepland;

  • het combineren van lopende op de veiligheid gerichte pilots voor dijkvakken langs de Waddenkust met multifunctionele vormen van kustverdediging en natuurvriendelijke dijkversterking.

Voor de periode 2016-2021 staan de dijkvakken Westholwerderpolder-Lauwersmeer, Lauwersmeer Vierhuizergat, de Lauwersmeerdijk, Koehol-Westholwerderpolder en Zurich-Koehol in de planning en worden er pilots voor uitgevoerd.

 

Door de cumulatieve effecten van doorgaande zeespiegelrijzing en bodemdaling is de verwachting dat de verzilting in het kustgebied verder zal toenemen. Daarom ondersteunt het Waddenfonds initiatieven die erop gericht zijn om maatschappelijke sectoren en met name de landbouw zich daaraan aan te laten passen dan wel de daarmee verbonden kansen gaan benutten.

 

Subsidiabele activiteiten

  • Maatregelen ter versterking van de ecologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden die bijdragen aan de kustveiligheid en aan versterking van de kustverdediging en daarmee tevens aan de versterking van de economische kwaliteiten van de Waddenkust.

  • Maatregelen die zorgen voor vernatuurlijking / verzachting van overgangen zoals de overgangen tussen land en zee, tussen landbouw en natuur e.d. en die natuurvriendelijke vormen van dijkversterking realiseren die verder gaan dan de KRW en/of Natura2000 doelstellingen.

  • Maatregelen die invulling geven aan meer dynamiek in het kust- en waterbeheer in duingebieden op de Waddeneilanden (bijvoorbeeld door ontwikkeling van stuifdijken/ stuifduinen, kerven in de dijk en/of ‘washovers’).

  • Maatregelen die ertoe bijdragen dat maatschappelijke sectoren en in het bijzonder de landbouw zich aanpast aan de toenemende verzilting.

 

Indicatoren

  • Toename van de lengte aan ‘zachte’, natuurvriendelijke kustverdediging in meters;

  • Het aantal ontwikkelde en/of herstelde cultuurhistorische, culturele en landschappelijke elementen in de kustverdediging;

  • Het aantal nieuwe bij de waarden van de Waddenzee passende economische activiteiten in wisselpolders of intergetijdengebieden;

  • Uitbreiding van het oppervlak aan buitendijkse kwelders in hectares.

2. Werelderfgoed, cultuurhistorie en landschapsontwikkeling

 

Achtergrond

Het waddengebied kent een rijk watersysteem met bijzondere natuurwaarden en een open landschap met cultuurhistorische, aardkundige en archeologische waarden. Door het gehele waddengebied zien we een grote verscheidenheid van natuurlijke en landschappelijke structuren, zoals zandplaten en kwelders, strand, duinen en bossen. Ook de aardkundige waarden, elementen in het landschap die ons iets vertellen over de natuurlijke ontstaanswijze van een gebied, zijn het beschermen waard. Onder de oppervlakte liggen belangrijke cultuurhistorische schatten: het maritiem erfgoed. De scheepswrakken onder het water vertellen een geschiedenis van vele eeuwen zeevaart. Het maritiem verleden en de beschermde dorpsgezichten bieden veel stof voor zichtbare en beleefbare verhalen.

 

De kwaliteit van het landschap en de verhalen over de ontwikkeling van het gebied staan centraal in dit thema (als onderdeel van hoofddoel 1) en vormen de basis voor het recreatief en toeristisch gebruik dat in het Uitvoeringsprogramma als een belangrijke economische functie een apart thema vormt, gerangschikt onder hoofddoel 3.

 

Kenmerkend aan de eilanden is dat op een relatief kleine oppervlakte, een grote afwisseling van reliëf en schaal te vinden is. Het landschap is afwisselend grootschalig open, halfopen of juist besloten en kenmerkt zich door duisternis en stilte. Het totale scala aan gradiënten is belangrijk, van het strand, via duinen, binnenduinrand, polders tot aan de waddenkust. Karakteristiek is ook de afwisseling in het duingebied met cultuuringrepen zoals bossen, stuifdijken, (wei)landjes, bunkers en recreatiewoningen. Van cultuurhistorisch belang zijn de typische eilander karakteristieke eigenschappen als havens, dijksysteem, karakteristieke dorpen, soort bebouwing, polders, eendenkooien, en wegen. Speciaal is ook de ruimtelijke uiting van het maritiem verleden, te zien in onder andere havens, bakens, vuurtorens en dorpen met maritieme monumenten.

 

Bewoners en toeristen zijn zich niet altijd bewust van de uniciteit van het waddengebied en de Werelderfgoed-status van de Waddenzee. Het vergroten van de kennis over en de bewustwording van het waddengebied is wenselijk mede om het draagvlak voor de Werelderfgoed-status te vergroten bij bewoners, aanbieders van recreatieve en toeristische voorzieningen en toeristen. Het vertellen/ informeren over de kernkwaliteiten van het Waddengebied en van de overkoepelende en gebiedsgerichte verhaallijnen aan zowel bewoners als bezoekers kan leiden tot grotere bewustwording bij toeristische ondernemers met als achterliggend doel ambassadeurs- en gastheerschap te bevorderen. 2

 

Uitwerking

2.1 Het bevorderen van landschapsontwikkeling, de versterking van cultuurhistorisch erfgoed

Afweging en doel

Het doel van deze themalijn is:

  • het bevorderen van de beleving en bewustwording van de kernkwaliteiten en de verhaallijnen van het werelderfgoed Waddenzee. Doel is niet om meer toeristische bestedingen te bevorderen maar begrip, draagvlak, kennis en liefde voor het unieke waddengebied te bevorderen.

  • versterken van voor het waddengebied typische cultuurhistorische – en landschappelijke elementen en het toevoegen van nieuwe functies aan cultuurhistorisch erfgoed van het waddengebied.

 

Het Waddenfonds draagt alleen bij aan het restaureren of herstellen van cultuurhistorisch of landschappelijk waardevolle elementen als hieraan een publieke functie wordt gekoppeld, publiek toegankelijk zijn, of anderszins een evidente bijdrage levert aan de beleefbaarheid van gebiedseigen landschappelijke kwaliteiten.

 

Voor zover het voorlichting en educatie betreft moet de boodschap in ieder geval gericht zijn op (de uniciteit van) het werelderfgoed Waddenzee als geheel. Aanvullend is er ruimte voor projectspecifieke voorlichting en educatie. Het vervaardigen van educatief en voorlichtingsmateriaal als onderdeel van natuurprojecten valt onder het thema ‘natuur’ en is niet subsidiabel onder dit thema. Investeringen in informatievoorziening als onderdeel van natuurprojecten kunnen maximaal 25% van de projectbegroting beslaan.

 

Subsidiabele activiteiten

Beleving en bewustwording kernkwaliteiten Werelderfgoed Waddenzee

  • Projecten die bijdragen aan beleving en bewustwording van de internationale betekenis van de Waddenzee als grootste intergetijdengebied ter wereld en het vergroten van het bewustzijn van deze betekenis voor een breder publiek opdat het besef van de specifieke kenmerken en kwetsbaarheden bijdraagt aan het zorgvuldig gebruik;

  • Projecten waarbij scholieren, studenten en bewoners leren over en kennismaken met het waddengebied en de Werelderfgoed-status.;

  • Projecten gericht op het vertellen/ informeren over de uniciteit van waddengebied en/ of de Werelderfgoed-status en/of de verhaallijnen aan zowel bewoners als toeristen;

  • Projecten die zijn gericht op bevorderen van de kwaliteit van de aangeboden producten en de kwaliteit van het gastheerschap. Onderdeel hiervan kan zijn dat kennis over het gebied en trots zijn op het gebied wordt bevorderd bij diegenen die te maken krijgen met toeristen.

  • Activiteiten die bijdragen aan een zorgvuldige landschapsontwikkeling en die gebiedseigen (waaronder cultuurhistorische) kwaliteiten versterken;

  • Projecten waarbij nieuwe publieke functies worden toegevoegd aan een cultuurhistorisch waardevol element of cultuurhistorisch waardevolle structuur;

  • Projecten gericht op het toegankelijker maken van dijken in combinatie met natuur- en landschaps-ontwikkeling van de kwelders, op locaties waar dit niet ten koste gaat van natuurwaarden en kernkwaliteiten.

 

Indicatoren

  • Aantal scholieren, studenten en bewoners dat wordt bereikt met educatie/voorlichting;

  • Aantal intensieve / extensieve gebieden dat betrekking heeft op de verhalen;

  • Bijdrage aan verhaallijn(en);

  • Aantal ontwikkelde landschappelijke elementen;

  • Aantal cultuurhistorische elementen of structuren met nieuwe publieke functie(s);

  • Aantal plekken waar de dijk toegankelijker is gemaakt;

  • Aantal ‘gastheren’.

  • Aantal ondernemers dat daadwerkelijk bijdraagt aan het project.

3. Bodem, water, licht en geluid

 

Achtergrond

Het Werelderfgoed Waddenzee is een uniek en kwetsbaar gebied. Het gebied heeft specifieke kwaliteiten (kernkwaliteiten) en natuurwaarden die behouden of verbeterd moeten worden. Een aantal activiteiten in het waddengebied en externe invloeden hebben een negatieve impact op de waterkwaliteit, de opbouw en het functioneren van het voedselweb, het areaal biobouwers, de klimaatbestendigheid en de functie van de Waddenzee in internationale ecologische verbanden en kunnen de kernkwaliteiten en de natuurwaarden aantasten. Dit thema geeft invulling aan hoofddoel B van het Waddenfonds (verminderen en wegnemen externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee).

 

Subsidiabele activiteiten

  • Pilots of activiteiten die bijdragen aan meer licht en /of zuurstof in de waterkolom in de Waddenzee door minder bodemverstoring en/of minder slib en suspensie;

  • Pilots of activiteiten die bijdragen aan vermindering van systeemvreemde stoffen (plastic, chemisch, stikstof en vorkomen/terugdringen van exoten) in de Waddenzee;

  • Activiteiten die de kans op of de impact van scheepsrampen verminderen;

  • Projecten die condities scheppen voor instandhouding en /of vergroten van het areaal litoraal (wadplaten, kwelders) bij gemiddelde zeespiegelstijging;

  • Activiteiten gericht op het ontwikkelen van innovatieve technieken die de effecten van het baggeren op de waterkwaliteit verminderen en bijdragen aan minder vertroebeling van het water;

  • Maatregelen die ertoe leiden dat er locaties worden ingericht waar slib ingevangen, opgeslagen, gewonnen, gereinigd, gedroogd en/of bewerkt kan worden als voorbereiding op nuttige toepassingen. Het moet daarbij gaan om additionele maatregelen ten opzichte van maatregelen waarvoor overheden reeds verantwoordelijk zijn;

  • Maatregelen die bijdragen aan vermindering van de effecten van menselijk gebruik, de gecombineerde effecten van klimaatverandering en bodemdaling en het behoud en vergroting van rust op Wadplaten. In het bijzonder op de vijf toplocaties gelegen nabij de eilanden.

  • Maatregelen voor nieuwe binnendijkse invanglocaties voor mosselzaad.

  • Projecten die ertoe bijdragen dat verstoring door geluid en/of licht van diverse bronnen op en rond de Waddenzee afneemt.

  • Maatregelen en/of nieuwe technieken gericht op het voorkomen van afval aan boord van gebruikers van de Waddenzee

 

Indicatoren

  • Kilo’s verwijderde systeemvreemde stoffen;

  • Kilo’s hergebruikte systeemvreemde stoffen;

  • Percentage reductie kans op scheepsrampen;

  • Toename hectare litoraal (wadplaten, kwelders);

  • Reductie in decibellen / lumen;

  • Toename gehalte licht en zuurstof in de waterkwaliteit;

  • Reductie aantal of omvang exoten.

4. Duurzame recreatie en duurzaam toerisme

 

Achtergrond

Waddenzee, Waddeneilanden en Waddenkust vormen een bijzonder natuur- én cultuurlandschap. Buitendijks is de Waddenzee een hoogst dynamisch intergetijdegebied van mondiale ecologische importantie met de status van Werelderfgoed, verleend door de Unesco. Binnendijks ligt het verstilde terpen- en wierdengebied; een landschap van rust, ruimte en vergezichten, dat binnen Nederland uniek is qua schaal, aard en weidsheid. Het is één van de oudst bewoonde gebieden van Noordwest-Europa waarvan nog vele sporen getuigen (terpen/wierden, dijken, meanders, kwelders, kreken, diverse vormen van cultureel erfgoed, etc.).

De kernkwaliteiten van het waddengebied die hieruit voortvloeien zijn de cultuurhistorisch en landschappelijk waardevolle elementen van het hele waddengebied, natuurlijke dynamiek en de rust, ruimte, duisternis, landschap en vergezichten. Deze kernkwaliteiten vormen de basis voor de toeristische en recreatieve aantrekkingskracht. Toeristische en recreatieve activiteiten en attracties bieden kansen voor de vitaliteit en versterking van het economisch draagvlak van het waddengebied. Het zichtbaar en beleefbaar maken van deze kernkwaliteiten kan ook aan de hand van (integrale) verhalen over cultuur- en / of landschappelijke geschiedenis in het waddengebied. Voorwaarde is wel dat projecten aansluiten op de visie en structuur die regionaal in ontwikkeling is. Waar in het kustgebied de focus ligt op groei en ontwikkeling in bezoekersaantallen en voorzieningen, ligt de focus op de Waddeneilanden maar op verlenging van en verbreding het seizoen en daardoor vergroting van de bestedingen.

Door het toeristisch/recreatief aanbod beter af te stemmen op de behoeften van de bezoekers kan de bezoekersstroom toenemen. Dit hoeft niet ten koste te gaan van draagkracht van het gebied indien wordt aangesloten bij de specifieke kwaliteiten van het gebied. Het precaire evenwicht tussen ontwikkelen in deelgebieden en behouden en versterken van de kwaliteiten mag niet verstoord worden.

De schaal en maat van de ontwikkelingen zal zich moeten voegen naar de landschappelijke identiteit; dan blijven nieuwe impulsen op het gebied van recreatie en toerisme mogelijk.

 

Uitwerking

4.1 Beleven en zichtbaar maken

Afweging en doel

Het bevorderen van duurzame recreatie en duurzaam toerisme, aansluitend op en met het zichtbaar en beleefbaar maken van de kernkwaliteiten (cultuurhistorisch en landschappelijke waardevolle elementen, rust, ruimte, landschap, vergezichten, natuurlijke dynamiek en duisternis) aan de hand van arrangementen en/of attracties en/of de verhalen over/uit het gebied 3 . Hierbij moet rekening worden gehouden met de draagkracht van het gebied.

 

In de intensieve ontwikkelingsgebieden richten de activiteiten zich specifiek op het aantrekken, vasthouden en informeren van grotere aantallen bezoekers en is sprake van een ontsluitingsfunctie naar de andere gebieden. De gebieden hebben een ontwikkelfunctie, een informatiefunctie en het zijn de ontvangstruimtes voor bezoekers.

 

In de extensieve ontwikkelingsgebieden staat de ontwikkeling van toerisme centraal, maar dan gericht op de beleving van kernkwaliteiten en /of de cultuurhistorische- en de landschappelijke waarden van het waddengebied passend bij de draagkracht van het gebied. Groei van het aantal bezoekers wordt nagestreefd, zonder kernkwaliteiten te verstoren.

 

De Waddeneilanden verheugen zich in grote belangstelling van toeristen. De reden van een bezoek aan de eilanden is divers. Op zoek naar natuur, rust en ruimte of strandbeleving en ook cultuur. Dagjesmensen en mensen die komen kamperen of een huisje huren. Elk eiland heeft zijn eigen charme en eigen beleving en activiteiten te bieden. Wat de eilanden gemeen hebben is dat in het hoogseizoen de belangstelling erg groot is. In tegenstelling tot de waddenkust is de inzet van het Waddenfonds er bij de Waddeneilanden op gericht het seizoen te verlengen en daarmee de recreatief-economisch structuur te verbreden.

 

Subsidiabele activiteiten

  • Integrale, samenhangende initiatieven die de recreatie en (internationaal) toerisme langs de waddenkust versterken. Hieronder valt ook het versterken van verblijfsrecreatie en het versterken van netwerken van toeristische route-elementen;

  • Projecten die het toeristisch aanbod in de vorm van meer belevingsmogelijkheden, attracties en /of arrangementen vergroten en /of verbeteren gebaseerd op de kernkwaliteiten van het waddengebied;

  • Structurele toeristische attracties gebaseerd op streekverhalen;

  • Projecten die natuur- en/of cultuurgerichte recreatie en toerisme op de Waddeneilanden en langs de waddenkust versterken.

 

Indicatoren

  • Bijdrage aan kernkwaliteiten (stilte, ruimte, uitgestrektheid, openheid, vergezichten, natuurlijke dynamiek en duisternis);

  • Extra aantal overnachtingen /verblijfsuren en/ of bestedingen door toeristen;

  • Aantal externe/intensieve gebieden waar het project op betrekking heeft;

  • Bijdrage aan landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden waddengebied (verhaallijnen);

  • Toename van duurzame recreatie en toerisme (met brede seizoensbezetting);

  • Private vervolginvesteringen in het waddengebied;

  • Aantal ondernemers dat daadwerkelijk betrokken is bij het project;

  • Extra aantal toeristen;

  • Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen.

5. Verduurzaming energiehuishouding

 

Achtergrond

Met verduurzaming van de energiehuishouding wordt veelal verwezen naar de ‘trias energetica’: Het tegengaan van verspilling van energie (energiebesparing), het zo efficiënt en schoon mogelijk gebruiken van fossiele brandstoffen (energie-efficiency) en het winnen van energie uit duurzame bronnen (energieproductie). In dit Uitvoeringsprogramma zet het Waddenfonds in op waddenspecifieke onderdelen van deze drie dimensies.

Het Waddenfonds richt zich primair op ondersteuning van innovaties die bijdragen aan de (toekomstige) verduurzaming van de energievoorziening in het waddengebied. Dit heeft ook een positief economisch effect in termen van directe en indirecte werkgelegenheid (o.a. kennisontwikkeling), toekomstige exportkansen nieuwe producten vanuit de regio, etc. Daarbij ligt het accent op de specifieke kansen m.b.t. het winnen van duurzame bronnen, energiebesparing en -opslag en het beter op elkaar afstemmen van vraag en aanbod door coöperaties in combinatie met behoud en/of versterking van de kernkwaliteiten.

 

Als gevolg van het Nationale Energie Akkoord en de regionale vertaling ervan in SWITCH worden strategische agenda’s uitgewerkt om doelstellingen op het gebied van duurzame energie te vertalen in maatregelen. In deze uitwerkingen zijn nog tal van beleidsmatige en technische onzekerheden te overwinnen. Met name kleinschalige waddenspecifieke pilots – als uitwerking van de SWITCH-agenda – kunnen passen in de thematische openstellingen.

 

Uitwerking in themalijnen

5.1 Themalijn hernieuwbare energiebronnen en optimalisering afstemming vraag- en aanbod van energie in het waddengebied

Afwegingen en doel

In 2007 hebben de vijf Waddeneilanden en de provincies Noord-Holland en Fryslân het ambitiemanifest ‘Waddeneilanden de Energieke Toekomst’ ondertekend. De intentie van de eilanden is om in het jaar 2020 zelfvoorzienend te zijn op het gebied van duurzame energie en water. De eilanden zijn inmiddels een aantal jaren aan de slag en ook het Waddenfonds heeft de afgelopen periode diverse subsidieaanvragen gehonoreerd die invulling geven aan de gestelde ambities.

 

Om de ambities voor 2020 op het gebied van hernieuwbare energiebronnen in het kustgebied te realiseren is een aanvullende inspanning vereist rond initiatieven van coöperaties om de eigen energievoorziening te verduurzamen en/of zelfvoorzienend te maken. Ook is er behoefte aan 'smart grids', ofwel intelligente netten die de producent, gebruiker en netbeheerder ondersteunen bij het optimaliseren van elektriciteitsaanbod en -vraag. Smart grids geven informatie over de oorsprong van de stroom en omvang van het aanbod. Gekoppeld aan een ‘slimme meter’ kunnen huishoudens en bedrijven zelfstandig keuzen maken met betrekking tot hun ideale elektriciteitsgebruik. Verdere optimalisering van smart grids is gericht op de communicatie met apparatuur in huishoudens en bedrijven, vermarkting van technologie en het intelligent maken van netwerken. Daarnaast is het in de energieketen van belang het creëren van kleinschalige, lokale mogelijkheden voor opslag van energie (accu’s en waterstof) en conversie van biomassa voor lokaal gebruik. Dergelijke initiatieven (in het bijzonder innovaties) kunnen voor een Waddenfondsbijdrage in aanmerking komen als deze met een zorgvuldige landschappelijke inpassing tevens bijdragen aan behoud/versterking van de kernkwaliteiten en als na optimale benutting van primair op energietransitie gerichte subsidieprogramma’s er aantoonbaar een onrendabele top is.

 

Het vergroenen en verduurzamen van de mobiliteit door het ontwikkelen van een nieuwe brandstofinfrastructuur voor LNG, CNG, waterstof, elektriciteit en biobrandstoffen voor voertuigen, bij voorkeur op basis van energietechnologieën zoals kleinschalige vergassing en vergisting. Daarmee wordt de overgang naar een CO2-loze economie gestimuleerd en wordt bijgedragen aan de verduurzaming van het aardgasnetwerk in de overgangsfase op weg daar naartoe. Pilots die ontwikkeling van een regionale biomassaketen met perspectief op rendabele toepassing in kleinschalige situaties in het kustgebied mogelijk maken en gericht op vergroting van de zelfvoorzienendheid kunnen worden ondersteund.

 

Pilots die ertoe bijdragen dat de recreatieve scheepvaart omschakelt naar varen op waterstof kunnen ook in aanmerking komen voor steun van het Waddenfonds. Pilots moeten dan antwoorden kunnen geven op kennisvragen over de werking van motoren op waterstof, over het decentraal of centraal produceren van waterstof, over het gedrag van mensen in relatie tot waterstof, over het tanken van waterstof en over de logistieke organisatie daarvan.

 

Subsidiabele activiteiten

  • Het ontwikkelen/toepassen van hernieuwbare energiebronnen, mobiele energievoorziening en het stimuleren van energiebesparingsmaatregelen in maatschappelijke sectoren en met name in de recreatieve/toeristische sector, die passen bij het landschappelijk karakter en de schaal van het omliggende gebied. Daarbij gaat het om pilots voor hernieuwbare energiebronnen en de ontwikkeling van groene alternatieve brandstoffen (van bijvoorbeeld LNG, CNG, biofuels en waterstof) en/of de ontwikkeling van een daarmee verbonden kleinschalige regionale biomassaketen, voor zover deze geen betrekking hebben op themalijn 5.2 (Energie uit water). Waddenfondsinzet is additioneel op onderdelen van de (coöperatieve) energiebesparingsprogramma’s van EU, rijksoverheid en provincies.

  • Het optimaal afstemmen van vraag en aanbod (inclusief mogelijkheden voor opslag van energie en het produceren van groene alternatieve brandstoffen) van energie door dorpen/dorpscoöperaties in combinatie met activiteiten die bijdragen aan behoud en/of versterking van de kernkwaliteiten.

 

Indicatoren

  • Opbrengsten hernieuwbare energie in kWh (elektriciteit) of kWh/m3 (gas);

  • Specifiek voor Waddeneilanden: Procentuele toename van de zelfvoorzieningsgraad uit hernieuwbare energiebronnen;

  • Energiebesparing in kWh (elektrisch) of kWh/m3 (gas);

  • Private vervolginvesteringen in het waddengebied;

  • Aantal gerealiseerde projecten in dorpen met verbeterde afstemming tussen vraag en aanbod van energie, waaronder het aantal ha. gerealiseerde energieopslag

5.2 Themalijn energie uit water: blue energy (osmose), getijdenenergie, energie uit aquatische biomassa

Afwegingen en doel

Voor het realiseren van het hoofddoel ‘duurzame economische ontwikkeling & transitie naar duurzame energiehuishouding’ van het Waddenfonds ligt de nadruk op innovaties door marktpartijen. Met deze innovaties ontstaan nieuwe producten, productiewijzen en diensten die de regionale productie kunnen vergroten met een kleinere gebruiksdruk op de omgeving.

 

Uit het onderzoek 'Marktkansen en bijdrage aan verduurzaming van innovatieve technologie voor energie met water' door ECOFYS (2014) is gebleken dat de technieken van energie uit water zouden kunnen optellen tot een bijdrage van circa 3% van het huidige elektriciteitsverbruik in Nederland. Met name energie uit zoet/zout- gradiënten, getijden en golfwerking dragen hieraan bij. Het geschatte potentieel op langere termijn - na 2035 - telt op tot 10% van het elektriciteitsverbruik.

Voor blue energy, energie uit golven en getijdenenergie zijn testfaciliteiten in ontwikkeling, deels met subsidie vanuit het Waddenfonds. Het Waddenfonds ondersteunt met deze themalijn alleen projecten in het vervolg op lopende pilots/tests en innovatieve projecten die gebaseerd zijn op het rendabel krijgen van nieuwe technieken. Daarbij zal specifiek onderbouwd moeten worden wat de kansen zijn voor toepassing in het waddengebied in vergelijking tot andere duurzame energievormen en onderbouwd moeten worden hoe de periode om te komen tot een rendabeler businesscase verkort kan worden. Bij energie uit water horen ook projecten rond energie- en eiwitproductie uit aquatische biomassa en energie uit golfslag. Door de resultaten en potenties van dergelijke projecten actief te tonen aan toekomstige gebruikers, wordt de kans op marktintroductie in het waddengebied vergroot.

 

Subsidiabele activiteiten

  • Projecten gericht op toepassing van blue energy, getijdenenergie, golfslagenergie en eiwitten uit (zilte) aquatische biomassa en de integratie van duurzame energietechnieken met aanpassingen van dijken.

 

Indicatoren

  • Opgewekte duurzame energie in kWh;

  • Private vervolginvesteringen in het waddengebied.

6. Duurzame waddenhavens

 

Achtergrond

Eén van de speerpunten uit de Waddenvisie is de economische ontwikkeling van de Waddenzeehavens en de daarmee verbonden haven- en industrieterreinen in balans met ecologische belangen. De Raad van Advies Waddenzeehavens heeft in mei 2015 een programma aangeboden aan het Waddenfonds met daarin de ambities voor de komende 12 jaar. De Waddenzeehavens zijn the place to be. Economie en ecologie versterken elkaar en stimuleren de innovatieve bedrijvigheid, duurzame economie van wereldklasse: Werelderfgoed-waardige havens (‘Unesco’-havens).

De waddenzeehavens hebben afspraken gemaakt over specialisatie op basis waarvan de havens zich verder ontwikkelen. Het Waddenfonds sluit zich bij deze specialisatie aan wat betreft het ondersteunen van activiteiten.

De Waddenzeehavens werken aan de implementatie van een pakket maatregelen die bijdragen aan het zorgvuldig omgaan met de bijzondere kwaliteiten van de Waddenzee die hebben geleid tot de Werelderfgoedstatus van UNESCO.

 

Uitwerking in themalijnen

6.1 Themalijn Werelderfgoed-waardige havens (‘Unesco’-havens)

Afwegingen en doel

De Waddenzeehavens zijn gaan werken met EcoPort-certificaten. EcoPort werkt stapsgewijs, elke haven zet iedere twee jaar een aantal concrete verbeterstappen. Een haven kan het certificaat iedere twee jaar opnieuw aanvragen, waarbij een onafhankelijke organisatie de resultaten en vervolgstappen voor de komende twee jaar toetst aan de normen. Groningen Seaports is sinds 2006 gecertificeerd.

In 2014 hebben vier andere waddenzeehavens het SDM-certificaat gekregen. In het palet aan maatregelen om de havens als Werelderfgoed-waardige havens te ontwikkelen met EcoPort-certificering legt het Waddenfonds de focus op aanvullende initiatieven die waddengerelateerde (natuur)waarden in/van de havens versterken en/of op initiatieven gericht op de beschikbaarheid van schone brandstoffen zoals LNG/BioLNG en later waterstof en elektriciteit voor het havengebonden transport en/of het realiseren van schone technologie (zoals walstroom, LNG, BioLNG en op termijn waterstof) waardoor de emissies van CO2, NOx, SO2 en fijnstof en geluid worden gereduceerd. Het Waddenfonds richt zich op additionele maatregelen die bijdragen aan een verdere verduurzaming van het havenbedrijf.

 

Subsidiabele activiteiten

  • Maatregelen die bijdragen aan het (verder) verduurzamen van het havenbedrijf aanvullend op de milieumaatregelen van de EcoPort certificering waarbij wordt ingezet op versterking van Waddengerelateerde natuurwaarden in de havens en op schone brandstoffen en schone technologie voor de productie daarvan voor het havengebonden transport, gericht op het versnellen van de overgang naar een “low carbon en een zero carbon economie”.

 

Indicatoren

  • Aantal ha nieuwe natuur;

  • Private vervolginvesteringen in het waddengebied;

  • Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen.

  • Aantal ondernemers dat daadwerkelijk betrokken is bij het project.

6.2 Themalijn verduurzaming logistieke en industriële processen (nieuwe technologie/ toepassing groene grondstoffen/ reststromen, biobased economy) die leidt tot vermindering van de belasting van de ecologie van de Waddenzee

Afwegingen en doel

(Havengebonden) bedrijven die zich inzetten voor een duurzame bedrijfsvoering kunnen pilots in aanmerking laten komen voor Waddenfondssubsidiëring als hiermee een additionele inspanning wordt geleverd ter vermindering van de belasting van de kwetsbare natuur van de Waddenzee. Het gaat hierbij om het ontwikkelen van duurzame technologieën, toepassing van groene grondstoffen (biobased economy) en toepassingen van het opwaarderen van reststromen (circulair) die aantoonbaar de belasting van de ecologie van de Waddenzee verkleinen.

Deze themalijn draagt bij aan verduurzaming van de logistieke en industriële processen van (havengebonden) bedrijven gericht op het hergebruik van grondstoffen en geringere emissies opdat tevens de druk op de ecologische processen in de Waddenzee afneemt.

 

Subsidiabele activiteiten

Pilots gericht op verduurzaming van logistieke en industriële processen in de Waddenhavens die tevens perspectief bieden op afname van de belasting van de ecologie van de Waddenzee (hergebruik grondstoffen, afname emissies) en/of op toename van de biodiversiteit in de havens.

 

Indicatoren

  • Emissiereductie per schadelijke stof in %;

  • Private vervolginvesteringen in het waddengebied;

  • Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen.

  • Aantal ondernemers dat daadwerkelijk betrokken is bij het project.

7. Duurzame visserij

 

Achtergrond

De laatste decennia ziet de Wadvisserij zich geconfronteerd met uiteenlopende ontwikkelingen, die de sector voor nieuwe opgaven stellen. Eén daarvan is de bescherming van natuurwaarden op zee (incl. op en in de bodem) en de regelgeving die daar op is gericht.

Het streefbeeld wordt gekenmerkt door een duurzaam samengaan van visserij en natuurbeheer en een visserij die ecologisch, economisch en maatschappelijk verantwoord is: de visser van de toekomst is een dynamisch ondernemer die vist op een schaal die past binnen de ecologische grenzen van de Waddenzee.

 

De transitie die nodig is om de huidige wadvisserij te verduurzamen wordt vooral door uitvoering van de brede akkoorden gerealiseerd. In deze akkoorden is een integrale, samenhangende aanpak afgesproken die de meeste garanties biedt voor de gewenste transitie. Het Waddenfonds kan de toepassing van de maatregelen uit deze akkoorden bevorderen met betrekking tot natuurherstel en -ontwikkeling en met betrekking tot verduurzamingsmaatregelen van de visserij.

Het ministerie van Economische Zaken (EZ) verstrekt via het EFMZV-subsidies gericht op de invoering van de aanlandplicht, verduurzaming van de visserij- en aquacultuur en verbetering verduurzaming van de visserij- en aquacultuurketen. Het Waddenfonds is hierop slechts additioneel. Waddenfondsondersteuning is afgestemd op de subsidiemogelijkheden van het ministerie van EZ.

 

Het Waddenfonds sluit aan bij de gesloten akkoorden en richt zich – voor zover niet via EFMZV ondersteund – op:

  • bescherming en verbetering van natuurwaarden in de Waddenzee (verlaging van de visserijcapaciteit, technische maatregelen);

  • pilots gericht op duurzame vangst en verwerking;

  • flankerende maatregelen, waaronder het stimuleren van bedrijfsomschakeling (waaronder aquacultuur), innovaties in de keten en het verwerkingsproces en vermarkting.

 

Uitwerking in themalijnen

7.1 Themalijn Duurzame visserij- en verwerkingstechnieken

Afwegingen en doel

Met deze themalijn stelt het Waddenfonds zich enerzijds ten doel projecten te ondersteunen die zijn gericht op duurzamere visvangst in de Waddenzee. Aspecten hiervan zijn

  • het vermindering van bodemberoering door (garnalen)visserij – zie hiervoor ook bij ‘Natuur’ de themalijn voedselweb en biobouwers;

  • het voorkomen en beperken van bijvangsten;

  • het anticiperen op de aanlandplicht voor Wadvisserij.

Anderzijds is deze themalijn gericht op het ondersteunen van innovaties die bijdragen aan een duurzamere verwerking van Waddenzeeproducten zowel aan boord als op land.

 

Subsidiabele activiteiten

Het ontwikkelen en realiseren van nieuwe technieken en/of maatregelen gericht op:

  • significant mindere bodemberoering van de (garnalen)visserij op het Wad, waardoor een groter areaal ongestoorde gebieden in de Waddenzee ontstaan (gevrijwaard van bodemberoering door garnalenvisserij) en de effecten van deze maatregel gemonitord worden;

  • een significant mindere bijvangst, door aanpassing vistuigen en toepassing innovatieve sorteertechnieken;

  • innovatieve vismethoden en processen gericht op de aanlandplicht en verdere verduurzaming van de (garnalen)visserij.

  • duurzame, hygiënische verwerking van producten van de Wadvisserij aan boord en aan wal;

  • benutten van reststromen (waaronder bijvangsten) van de Wadvisserij;

  • het voorkomen van afval aan boord.

 

Indicatoren

  • Vermindering bijvangst in kilo’s of soorten;

  • Vermindering bodemberoering (kwantitatief en door kennisinstelling beoordeeld);

  • Percentage of hectares nieuw gesloten gebied voor de (garnalen)visserij in de Waddenzee;

  • Vermindering gebruik conserveringsmiddelen in percentage;

  • Afname hoeveelheid reststroom in kilo’s of soorten door nuttig nieuw gebruik;

  • Percentage bijvangst met een hoogwaardiger economische benutting;

  • Hoeveelheid verzamelde of bespaarde afval in kilo’s of kuub’s;

  • Private vervolginvesteringen in het waddengebied;

  • Aantal ondernemers dat daadwerkelijk bijdraagt aan het project;

  • Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen.

7.2 Themalijn Verbreding en flexibilisering

Afwegingen en doel

Met deze themalijn stelt het Waddenfonds zich ten doel pilots te ondersteunen die zijn gericht op innovaties die leiden tot verbreding en flexibilisering van de wadvisserij.

 

Subsidiabele activiteiten

  • Innovatieve maatregelen die verbreding, bedrijfsomschakeling en vermarkting van de wadvisserij bevorderen, waarbij wordt ingespeeld op seizoensgebonden aanbod.

 

Indicatoren

  • Aantal vissoorten en seizoenen dat betrokken is bij het project;

  • Aantal teelten/sectoren/ activiteiten die bijdragen aan het inkomen van de visser;

  • Aantal ketenpartijen dat betrokken is bij het project;

  • Private vervolginvesteringen in het waddengebied;

  • Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen.

7.3 Themalijn Aquaculturen

Afwegingen en doel

Aquacultuurproducten zoals viskweek, algen en wieren kunnen hoogwaardige producten opleveren (farmaceutische industrie, cosmetica etc), een belangrijke rol spelen in de voedselvoorziening (eiwitten en vetten) en ingezet worden in zuiveringsprocessen. Veel ontwikkelingen in deze sector bevinden zich nog in een experimenteel stadium. Pilot en praktijktesten voorafgaand aan een uitrol, kunnen in aanmerking komen voor ondersteuning. Dit kan betrekking hebben op alle aquaculturen die de gebruiksdruk op de Waddenzee verminderen.

 

Subsidiabele activiteiten

  • Innovatieve maatregelen gericht op versnelde marktintroductie van praktijkgerichte, economisch rendabele en duurzame toepassing van (ketens van) aquaculturen in/vanuit het waddengebied.

  • een praktijkproef om te komen tot een rendabele businesscase voor een mosselzaadkwekerij gericht op duurzaam herstel van mosselbanken en duurzame exploitatie daarvan;

  • Voor de langere termijn lijkt het interessant om zeegrasherstel te financieren uit winstgevende zeegraskwekerijen. Maatregelen die een dergelijk perspectief realiseerbaar maken komen ook voor ondersteuning in aanmerking.

 

Indicatoren

  • Aantal betrokken ondernemers;

  • Aantal ketenpartijen;

  • Private vervolginvesteringen in het waddengebied;

  • Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen.

8. Duurzame agrarische sector

 

Achtergrond

De agrarische sector is een belangrijke economische drager in het waddengebied. Het is een hoogwaardige (kennis)intensieve sector, die optimaal gebruik maakt van de geschikte hier aanwezige klimatologische omstandigheden en bodemgesteldheid. De landbouwsector is in het Waddengebied overwegend grondgebonden.

 

In toenemende mate wordt duidelijk dat een duurzaam gebruik van de agrarische gronden nieuwe maatregelen vraagt. Voor het Waddengebied zijn met name de kwaliteit van de bodem (organische stofgehalte), de bodemvruchtbaarheid en de specifieke problemen van zilte omstandigheden in relatie tot kleigronden aandachtspunten. Het Waddenfonds kan pilots ondersteunen die een zorgvuldig bodembeheer ondersteunen.

 

Door klimaatverandering (zeespiegelstijging en drogere zomers) en bodemdaling krijgt de landbouw in het waddengebied te maken met een hoger zoutgehalte in het oppervlaktewater en opstuwing van zilt grondwater. Alhoewel de meningen verschillen over het tempo waarin, wordt algemeen onderkend dat verzilting/verbrakking plaatsvindt. De kans op zoutschade wordt bepaald door locatie specifieke factoren en is weerafhankelijk. Als gevolg hiervan zullen steeds meer ondernemers te maken krijgen met percelen waar het zilte water de wortelzone bereikt. Hierbij is de keuze ‘meebewegen’ of ‘weerstand bieden’. Op het verder verzilten van het kustgebied en de eilanden, zal tijdig moeten worden ingespeeld. Dat vraagt onder meer om onderzoek naar de gevolgen van ‘verbrakking’ voor bijvoorbeeld de ziektedruk en de afgifte aan voedingsstoffen door en de bemestingsbehoefte van de bodem. Veel (fundamentele) kennis is al opgedaan door onderzoek en projecten. Toch blijft er een grote behoefte aan ontwikkelen van praktijkkennis. Ook met betrekking tot het inpassen van zilte teelten in een bedrijfssituatie. In de markt worden hiervoor initiatieven ontplooid. Met betrekking tot deze kennis stemt het Waddenfonds nauw af met de Waddenacademie.

De landbouw kent veel organische (rest)stromen. Om de duurzaamheid te bevorderen en de biobased economy te stimuleren zet het Waddenfonds in op pilots in verwerking van (rest) stromen voor industriële toepassing en/of (her)gebruik voor biobased energie.

 

Uitwerking in themalijnen

8.1 Themalijn omgaan met verzilting en ontwikkeling van zilte teelten

Afwegingen en doel

Het Waddenfonds stelt zich ten doel een impuls te geven aan innovatieve ontwikkelingen in de agrarische sector in het omgaan met verzilting. Dit kan door met grondgebonden agrarische activiteiten in te spelen op de inpassing van zilte teelten in de agrarische bedrijfsvoering. Ook maatregelen die een zorgvuldig bodembeheer bevorderen in relatie tot de verziltingsproblematiek worden door het Waddenfonds ondersteund.

Brakke milieucondities voor natuur zijn schaarser geworden, mede omdat voor de landbouw het zoute water zoveel mogelijk wordt teruggedrongen. Het Waddenfonds ondersteunt initiatieven waarbij aantoonbaar bijdragen worden geleverd aan een positieve wisselwerking in milieucondities voor natuur en landbouw. Initiatieven die in het gehele waddengebied effect sorteren of toepasbaar zijn (in elke waddenprovincie) hebben de voorkeur. Hoe meer agrarische ondernemers, hectares, verschillende bodemomstandigheden, bouwplannen en ketenpartijen onderdeel zijn het initiatief hoe interessanter als subsidiabel project.

 

Subsidiabele activiteiten

  • Pilots gericht op inpassing van zouttolerante gewassen en/of zilte teelten in de agrarische bedrijfsvoering in het Waddengebied;

  • Innovatieve pilots gericht op versnelde marktintroductie van zouttolerante soorten en rassen of zilte teelten in/vanuit het waddengebied;

  • Pilots gericht op een zorgvuldig bodembeheer (wisselteelten, bodemvruchtbaarheid kleibodems) gerelateerd aan de verziltingsproblematiek in het Waddengebied;

 

Indicatoren

  • Aantal betrokken agrarische ondernemers en hectares landbouwgrond;

  • Aantal ketenpartijen;

  • Private vervolginvesteringen in het waddengebied;

  • Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen.

8.2 Themalijn slim omgaan met zoet water

Afwegingen en doel

Het Waddenfonds stelt zich ten doel een impuls te geven aan innovatieve ontwikkelingen in de agrarische sector in het omgaan met verzilting. Deze themalijn is gericht op innovaties op praktijkschaal in het vasthouden of vergroten van de voorraad van het zoete water voor agrarische activiteiten.

 

Subsidiabele activiteiten

  • Het treffen van innovatieve maatregelen voor het efficiënter omgaan met zoet water gericht op het anticiperen op veranderingen in seizoenomstandigheden en zeespiegelstijging. Initiatieven die in het gehele waddengebied effect sorteren of toepasbaar zijn (meerdere agrarische ondernemers, bij voorkeur in elke waddenprovincie) hebben de voorkeur. Evenzo is betrokkenheid van waterschappen in het initiatief een pre. Het Waddenfonds heeft reeds diverse projecten in deze themalijn ondersteund. Projecten dienen aantoonbaar een vervolg te zijn op uitgevoerde of lopende projecten.

 

Indicatoren

  • Aantal betrokken agrarische ondernemers en hectares landbouwgrond;

  • Aantal ketenpartijen;

  • Private vervolginvesteringen in het waddengebied;

  • Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen.

8.3 Themalijn pilots circulaire economie (biobased): omgaan met reststromen

Afwegingen en doel

Benutting van en/of efficiënter omgaan met reststromen van de landbouw en/of van andere sectoren biedt kansen voor de landbouw in deze themalijn stelt het Waddenfonds zich ten doel bij te dragen aan het benutten van (rest)producten en het oplossen van knelpunten.

 

Subsidiabele activiteiten

  • Maatregelen die bijdragen aan het beter benutten van stromen van (rest)stoffen en energie in de primaire agrarische sector eventueel in samenhang met andere relevante reststromen. De voorkeur gaat uit naar projecten waarbij (rest)producten uit de Waddenzee knelpunten in de agrarische sector verminderen en emissie van mest-, ammoniak- of nutriënten uit de agrarische sector wordt verkleind zodat deze de Waddenzee niet belasten.

  • Pilots waarbij (rest)stromen economisch rendabel en duurzaam worden omgezet in biobased energie.

 

Indicatoren

  • Aantal betrokken reststromen;

  • Aantal ketenpartijen;

  • Aantal direct betrokken ondernemers;

  • Aantal betrokken hectares;

  • Private vervolginvesteringen in het waddengebied;

  • Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen. 

9. Budget Lokale Innovaties

 

Achtergrond en doelen

Het Waddenfonds ondersteunt naast ontwikkelingen met een impact op regionale schaal, ook kleinschalige, vernieuwende initiatieven die bijdragen aan de vitaliteit en de duurzaamheid van lokale gemeenschappen. De vitaliteit van lokale gemeenschappen en hun betrokkenheid bij het waddengebied is van belang voor de duurzame ontwikkeling van het waddengebied. Met het Budget Lokale Innovaties (BLI) biedt het Waddenfonds aan samenwerkingsverbanden van lokale initiatiefnemers de mogelijkheid om voor kleinschalige, vernieuwende initiatieven subsidie aan te vragen. Van bijdragen aan de vitaliteit en de duurzaamheid van lokale gemeenschappen is sprake als initiatieven op lokale schaal de kwaliteit van de leefomgevingskwaliteit versterken, die tevens een impuls geven aan (verduurzaming van) economische activiteiten. Met name (semi-)publieke en collectieve voorzieningen dragen bij aan behoud of versterking van de leefbaarheid. Initiatieven op dit vlak dragen bij aan gemeenschapszin en aan het ontstaan van nieuwe netwerken of aan het versterken van bestaande netwerken.

 

Omdat er diverse (provinciale) programma’s bestaan ter versterking van de leefbaarheid, is het Budget Lokale Innovaties van Waddenfonds bedoeld als aanvullend ten opzichte van regionale leefbaarheidsprogramma’s.

Initiatieven sluiten aan op de (provinciale) stimuleringsprogramma’s op het gebied van leefbaarheid, plattelandsontwikkeling en/of wonen. Het Waddenfonds toetst op de subsidietechnische aspecten en inhoudelijk of aanvragen in voldoende mate bijdragen aan één of meer hoofddoelen. Bij de inzet van BLI-budget wordt daarbij ook op gelet:

  • a.

    of de aanvraag past binnen de voor de regio geldende beleidskaders c.q. daar niet strijdig mee is;

  • b.

    of, en tot welke hoogte de aanvraag in aanmerking komt voor een overheidsbijdrage als gevolg van andere geldende subsidiemogelijkheden in de betreffende regio;

  • c.

    of de aanvraag iets vernieuwends toevoegt aan de vitaliteit van een dorp en/of bestaande initiatieven op het gebied van de leefbaarheid versterkt en via samenwerking tussen meerdere lokale partners wordt uitgevoerd.

 

Subsidiabele activiteiten

Activiteiten die de vitaliteit en de sociaaleconomische duurzaamheid van lokale gemeenschappen verbeteren, en die bijdragen aan nieuwe netwerken of versterking van bestaande netwerken.

 

Indicatoren

  • Toename van duurzame sociaaleconomische ontwikkeling in lokale gemeenschappen (CBS-indicator uit enquêtegegevens ‘sociale cohesie’), gemeten aan geleverde nieuwe producten, functies of diensten.

  • Toename nieuwe netwerken of versterking van bestaande netwerken.

Leeuwarden, 30 juni 2017

Het algemeen bestuur van het Waddenfonds

H. Staghouwer, voorzitter

D. Hamhuis, secretaris

 

Index

Geen indexgegevens gevonden.

 

BIJLAGEN

 

Bijlage 1: Ecologisch kansrijke, grotere locaties Randen van het Wad

Deze kaart geeft de – in het Programma Naar een Rijke Waddenzee (PRW) geïdentificeerde – kansrijke locaties weer en beschrijft hoe ecologische projecten en initiatieven kunnen bijdragen aan de realisatie van het streefbeeld naar een rijke Waddenzee 2030. Deze projecten en initiatieven dragen bij aan natuurherstel, veelal in combinatie met doelrealisaties op het vlak van economie en veiligheid. Deze kaart is opgenomen ter indicatie en informatie en heeft geen invloed op potentiële aanvragen voor andere projecten of locaties.

 

Van west naar oost zijn in het Programma Naar een Rijke Waddenzee (PRW) de volgende kansen en prioriteiten geïdentificeerd:

 

Kop van Noord-Holland

  • Door een waterverbinding te creëren tussen het zoete IJsselmeer en de zoute Waddenzee ontstaat voor de ecologie een duidelijke meerwaarde.

 

Kokkelkweek Texel

  • Zilte teelt biedt kansen voor binnendijkse kokkelkweek. Deze kokkelkweek maakt het mogelijk om op een rendabele wijze de binnendijkse natuur te versterken.

 

Zilte teelt Texel

  • Langs een groot deel van de Waddenkust treedt toenemende verzilting vanlandbouwgrond op. Bij het Zilt Proefbedrijf op Texel wordt uitgeprobeerd welke landbouwrassen bestand zijn tegen zout, zoals aardappelen en wortels. Indien binnendijkse zilte teelt lukt, geeft dit extra kansen voor zoet-zout overgangen langs de Waddenkust.

 

Vogelsand

  • Voor de haven van Den Oever ligt een golfbreker, waar zich broedvogels op gevestigd hebben (nu vooral lepelaars). De Vogelbescherming heeft, samen met andere natuurbeschermingsorganisaties, een uitbreidingsplan opgesteld, waardoor het voor meer broedvogelsoorten geschikt wordt.

 

Vismigratierivier

  • De Vismigratierivier is een opening in de Afsluitdijk waar trekvissen doorheen kunnen zwemmen om vanuit de Waddenzee het IJsselmeer te bereiken en andersom. De uitvoering is inmiddels gestart.

 

Natuurambitie Afsluitdijk

  • Het programma De Nieuwe Afsluitdijk heeft, naast de Vismigratierivier, de ambitie om meer natuurwaarden op en bij de Afsluitdijk te creëren. Dat kan door maatregelen in de bekleding, de inrichting van de dijkzelf en onder water langs de dijk.

 

Polder Zurich

  • De polder bij Zurich wordt nu gebruikt voor het weiden van vee en is een foerageer- en rustgebied voor vogels. De locatie bij de Afsluitdijk biedt kansen voor een zoet-zout overgang. Daarmee kan worden aangesloten op recreatieve ontwikkelingen in deze kustzone. Ook zilte teelt is een optie.

 

Oeverzone Terschelling

  • Diverse eilander partijen streven naar het herstel van een kwelder aan de zuidkant van Terschelling

 

Hallumerryt (Vijfhuizen)

  • Dit project van Wetterskip Fryslan en It Fryske Gea bestaat uit twee hoofonderdelen: een nieuw gemaal en herinrichting van de kwelder. Het nieuwe gemaal bij ‘Vijfhuizen’ krijgt een vispassage waar vissen het hele jaar doorheen kunnen zwemmen. In het kweldergebied (Noarderleech) moet een geleidelijke zoet-zoutovergang komen. Ook de afwatering en de kustveiligheid verbeteren

 

Amelander Entree

  • Ameland is in 2015 gestart met de upgrading en herinrichting van de veerdam en passantenhaven. Dat moet de water- en verkeersveiligheid verbeteren. Tegelijkertijd wordt de buitendijkse natuurontwikkeling gecombineerd met binnendijkse natuur en toeristische-, recreatieve- en educatieve functies. De flora en fauna profteren daarvan, maar ook inwoners en gasten.

 

Holwerd aan Zee

  • Kern is een doorgang in de zeedijk, met aan de binnenkant een spoelmeer dat in verbinding staat met de Friese boezem. Dit spoelmeer kan mogelijk het baggerbezwaar voor de vaargeul naar Ameland verminderen. Verder biedt het kansen voor natuur en recreatie.

 

De Lauwerskust

  • De “Lauwerskust” is een verkenning naar de mogelijkheden om het Lauwersmeer sterker met de Waddenzee te verbinden, de waterveiligheid te vergroten en duurzame regionale getijdenenergie te gaan produceren. De natuur en het landschap van Lauwersmeer kunnen zodoende weer een inherent onderdeel worden van de Waddenkust. Dat biedt ook kansen voor toerisme.

 

Kerven in duinen op de eilanden

  • Op alle Waddeneilanden ligt een stuifdijk aan de Noordzeekust. Daardoor wordt de verstuivingsdynamiek

  • belemmerd. Op Schiermonnikoog voert PRW-verkenningen uit naar zogenaamde kerven in de stuifdijk, zodat verstuiving mogelijk wordt. Het idee is dat de kustveiligheid toeneemt doordat er achter de duin meer zand komt. Ook de biodiversiteit neemt toe.

 

Geulmanagement

  • In het kader van de Project Overstijgende Verkenningen voor de dijkversterkingen langs de Waddenkust wordt gezocht naar innovatieve methoden om dijken, die door geulen dreigen te worden ondermijnd, op natuurlijkere manieren te versterken. Ook wordt onderzocht hoe deze maatregelen meer in overleg met belanghebbenden kunnen worden getroffen.

 

Spoelmeer Noordpolderzijl

  • Doordat de Wadbodem langs de vastelandskust omhoog komt, slibt de geul naar de haven van Noordpolderzijl dicht. Dit gaat ten koste van de havenfunctie en de vispasseerbaarheid. Er loopt een verkenning om de geul met een spoelmeer open te houden. De meerwaarde voor de natuur kan mogelijk worden vergroot door een broedeiland in het spoelmeer aan te leggen. Er ontstaan ook extra recreatiekansen.

 

Kustzone Delfzijl – Punt van Reide

  • Het Groninger Landschap en de Provincie Groningen willen een geleidelijke zoet-zoutovergang bij de Groote en de Kleine polder bij Termunterzijl. Dit kan gecombineerd worden met recreatie door verbetering van de toegankelijkheid, aanleg van zwemfaciliteiten en een visserijmuseum. De Groote Polder zou ook kunnen worden ingezet voor het omzetten van slib uit de haven van Delfzijl in klei.

Bijlage 2: Hoogwatervluchtplaatsen en broedlocaties (Brakke Parels)

 

Reeds gefinancierde hoogwatervluchtplaatsen en broedgebieden

  • 1)

    Utopia

  • 2)

    De Bemes

  • 3)

    Nieuw Buitenheim

  • 4)

    Prins Hendrikdijk

  • 5)

    Balgzandpolder

  • 6)

    Schorren Balgzand

  • 7)

    Lage Oude Veer

  • 8)

    Leidam

  • 9)

    Noard-Fryslân Butendyks

  • 10)

    Holwerderwestpolder

  • 11)

    Kwelderherstelplan

  • 12)

    Klutenplas

  • 13)

    Punt van Reide

  • 14)

    Binnendijkse broedgebieden op Texel

  • 19)

    Griend: behoud huidige functie

  • 25)

    Eems/Dollard: broedgebieden voor Sterns

  • 26)

    Broedeiland Afsluitdijk

 

Kansrijke en prioritaire locaties voor hoogwatervluchtplaatsen en broedgebieden

  • 15)

    Verminderen predatie Balgzand en Amstelmeer

  • 16)

    Wieringen

  • 17)

    Harlingen – Zurich

  • 20)

    Terschelling: kwelderherstel

  • 21)

    Harlingen – Zwarte Haan

  • 22)

    Verminderen predatie en overstromingsrisico vastelandkwelders

  • 23)

    Ameland West

  • 24)

    Verminderen overstromingsrisico kwelders op eilanden: dynamisch kustbeheer 

Bijlage 3 Principes voor het thema Werelderfgoed, cultuurhistorie en landschapsontwikkeling en het thema Duurzame recreatie en duurzaam toerisme

  • 1.

    Verhaallijnen. Er is een waddenkustbrede verhaallijn en per gebied is er een specifiek op het gebied gerichte verhaallijn;

     

  • 2.

    Ontwikkelgebieden. Er wordt een indeling gehanteerd in intensieve- en extensieve ontwikkelgebieden. In alle gebieden is ontwikkeling mogelijk maar de draagkracht van het gebied bepaalt de mate en vorm waarin.

     

  • 3.

    Samenhang en afstemming. In en tussen de gebieden is er samenhang, samenwerking, afstemming en zijn er coalities 4 die gezamenlijk optrekken bij de ontwikkelingen.

 

Ad 1. Verhaallijnen

De kernkwaliteiten en identiteit van de Waddenkust en de deelgebieden zijn uitgewerkt in verhaallijnen. Elk gebied heeft een eigen verhaallijn passend bij de centrale overkoepelende verhaallijn van de Waddenkust. Uitgangspunt is dat nieuwe projecten zowel passen binnen de overkoepelende verhaallijn als één of meerdere gebiedsspecifieke verhaallijnen. Op deze wijze ondersteunen projecten het verhaal en de beleving van het gebied.

 

Overkoepelende verhaallijnen

De gehele waddenkust heeft een aantal ‘rode draden’ gemeen. De Waddenzee is Unesco-Werelderfgoed en de waddenkust heeft de strijd en omgang met de zee gemeen. Het door de mens gecreëerde waddenlandschap en de ingrepen van de mens zijn de centrale kernwaarde. De geschiedenis van het leven met water en het winnen van land is de belangrijke identiteitsdrager van de waddenkust. Verborgen in het nieuwe aandijkingenlandschap zijn nog steeds relicten van het oude waddengebied te vinden. Voormalige waddenkreken, de typische lintbebouwing op de kwelderwallen, de oude bedijkingen, waterstaatkundige werken, en oude vissersdorpen. Ook het maritiem en cultuurhistorisch erfgoed met zijn historische havens, vestings- en verdedigingswerken e.d. is kenmerkend voor de waddenkust. Daarnaast biedt de Unesco-Werelderfgoedstatus van de waddenzee kansen voor verdere toeristische ontwikkeling, beleving en positionering van de waddenkust. Ook in de cultuur en hoe mensen met elkaar om gaan, weerklinkt de geschiedenis. Het zichtbaar en beleefbaar maken van deze rijke wordingsgeschiedenis draagt bij aan de identiteit en beleving van het gebied en vormt, samen met de natuurbeleving, de basis voor het recreatief-toeristisch palet van de waddenkust.

De kernwaarden van de waddenkust zijn: stilte, ruimte, uitgestrektheid, openheid, vergezichten en duisternis.

 

De overkoepelende verhaallijn is:

  • 1.

    De strijd en de omgang met de zee;

  • 2.

    De herkenbare patronen van de zee in het landschap (kreken, oeverwallen);

  • 3.

    Het door de mens gecreëerde waddenlandschap;

  • 4.

    Stilte, ruimte, uitgestrektheid, openheid, vergezichten en duisternis;

  • 5.

    De door de mens gecreëerde landschappelijke en cultuurhistorische elementen, die betrekking hebben op het leven met en de strijd tegen de zee (dijken, oude indijkingen, terpen & wierden);

  • 6.

    De maritieme geschiedenis (vissersplaatsen en de handel overzee), overslag goederen, beurtschepen, historische haven

  • 7.

    Het religieuze erfgoed;

  • 8.

    Militair erfgoed in de geschiedenis van het waddenlandschap (bijv. bunkers, stellingen, kazematten e.d.);

 

Verhaallijn per gebied

Naast de gemeenschappelijke verhaallijn is er per gebied een verhaallijn uitgewerkt die ondersteunend is aan de hier beschreven overkoepelende verhaallijn. Deze uitwerking van de verhaallijnen per gebied treft u aan op pag. 7 en verder van deze bijlage.

 

Ad 2. Ontwikkelgebieden

In het Nederlands deel van de waddenkust 5 worden gebieden (exclusief de Waddeneilanden) onderscheiden (zie kaart). De draagkracht van het gebied is bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheid in deze gebieden.

In zeven van deze gebieden is er sprake van dynamiek, reuring en is er sprake van vormen van intensievere activiteiten, ook recreatief. Deze gebieden worden aangeduid als intensieve ontwikkelgebieden. De andere vier gebieden, de extensieve ontwikkelgebieden, kenmerken zich door rust, ruimte, duisternis en vergezichten. Ook hier heeft de mens zijn sporen achter gelaten en zijn verspreid in het landschap verschillende cultuurhistorische- en landschappelijke elementen aanwezig. Een gebiedsgerichte benadering is dan ook het vertrekpunt van dit uitvoeringsprogramma. In alle gebieden zijn de kernkwaliteiten leidend bij de beoordeling van activiteiten.

 

Ad 3. Samenhang en afstemming

Meer dan voorheen wil het Waddenfonds toe naar een integrale gebiedsgerichte benadering met meerdere hoofddoelen in een project, samenhang tussen de projecten en met coalities van deelnemers. De gebiedsgerichte benadering is uitgewerkt in een aantal gebiedsspecifieke verhaallijnen die ondersteunend zijn aan de gemeenschappelijke verhaallijn.

Nieuwe plannen passen in deze verhaallijnen en moeten de kenmerkende elementen in het gebied versterken. Per gebied zijn de verschillende plannen op elkaar afgestemd en versterken elkaar. In het projectplan moet worden beschreven dat de afstemming en samenwerking met andere ontwikkelingen en ketens is onderzocht. De meerwaarde die de initiatieven elkaar en het gebied opleveren moet helder zijn. Dit betekent bijvoorbeeld dat bij het plan voor het herstel van een typisch Waddenlandschap element ook is uitgewerkt welke toeristisch-recreatieve doelgroepen dit komen bezoeken, waar het centrale informatiepunt is, waar bijvoorbeeld fietsen gehuurd kunnen worden, welke arrangementen er zijn en bij welke andere typische waddenlandschap elementen dit past. Er ontstaan daardoor coalities van deelnemers die integrale aanvragen bij het Waddenfonds indienen.

 

Uitwerking verhaallijnen per gebied (deel 2 van bijlage 3)

Kop van Noord-Holland

De geschiedenis van het leven met en het winnen van land op het water is een belangrijke identiteitsdrager van de Kop van Noord-Holland. Het is terug te zien in het contrast tussen kleinschalig en glooiend oud land (Wieringen, Huisduinen) en grootschalig, rationeel verkaveld nieuw land (aandijkingen van onder andere polder Koegras, Anna Paulownapolder en Wieringermeerpolder). Meer verborgen in het nieuwe aandijkingenlandschap zijn nog steeds relicten van de wadden te vinden. Denk bijvoorbeeld aan de voormalige waddenkreken in de Anna Paulownapolder en de oude nollen bij Den Helder. Een andere waardevolle structuur in de Kop van Noord-Holland is de historische Wierdijk, lopend van het Amstelmeer via de zuidkant van Wieringen tot aan Den Oever. Andere plekken met een bijzondere geschiedenis zijn het Amstelmeer en de voormalige Waddenhavens Kolhorn en Oude Sluis. De Kop van Noord-Holland omvat de maritieme vesting- en marinestad Den Helder – stad aan zee’, het voormalig eiland Wieringen en de Wieringermeerpolder en de Afsluitdijk met Den Oever als entree naar de Wadden en de Afsluitdijk.

 

Verhaallijn Den Helder en omgeving

Maritieme vesting- en marinestad met historisch en innovatief karakter omringd door karakteristiek nollenlandschap waar de beleving van het maritieme verleden en nieuwe bedrijvigheid hand in hand gaan

 

Den Helder vormt zowel vanaf de Noordzee als vanuit het zuiden de entree naar de Wadden. Vanwege haar strategische ligging op de route Noordzee-Waddenzee-IJsselmeer/Zuiderzee heeft de stad zich door de eeuwen heen ontwikkeld als marinestad en vesting aan zee met een historisch en innovatief karakter. Den Helder heeft vele vormen gekend: als Waddeneiland, als vesting in de tijd van Napoleon, als voorhaven voor Amsterdam ten tijde van de VOC, als een militaire basis tijdens de tweede werelderfgoed en nu als marinebasis en ‘offshore’haven. De marine gaf de stad daarbij van oudsher haar bestaansrecht. Het historisch erfgoed uit het verleden en nieuwe bedrijvigheid uit hoogwaardige technische innovaties en toepassingen gaan daarbij hand in hand. Zowel het verleden als de nieuwe bedrijvigheid biedt kansen voor verdere toeristische ontwikkeling en beleving van Den Helder als maritieme vestiging aan het Wad. Kenmerkend zijn de voormalige Rijkswerf Willemsoord, de passantenhaven met historische schepen en recreatievaart, en de grootschalige zeehaven met marine, ‘offshore’-activiteiten en groeiende bedrijvigheid op het terrein van duurzame energie.

De bedrijvigheid van de stad staat in contrast met haar directe omgeving; de stad wordt omringend door de Waddenzee en natuur langs alle ‘randen’. Het grootschalige duingebied de Leiduinen aan de noord- en westkant van de stad omvat de Atlantikwall en Stelling van Den Helder met diverse forten, bunkers en verdedigingswerken. Karakteristiek zijn “de nollen”, door zee ontstane geïsoleerde duinzandkopjes of langgerekte duinen van kalkarm zand) en de geleidelijke overgang van droge duinen naar vochtige schrale graslanden.

 

De geschiedenis van het leven met en het winnen van land op het water is een belangrijke identiteitsdrager van de Kop van Noord-Holland. Het is terug te zien in het contrast tussen kleinschalig en glooiend oud land (Wieringen, Huisduinen) en grootschalig, rationeel verkaveld nieuw land (aandijkingen van onder andere polder Koegras, Anna Paulownapolder en Wieringermeerpolder). Meer verborgen in het nieuwe aandijkingenlandschap zijn nog steeds relicten van de wadden te vinden. Denk bijvoorbeeld aan de voormalige waddenkreken in de Anna Paulownapolder en de oude nollen bij Den Helder. Een andere waardevolle structuur in de Kop van Noord-Holland is de historische Wierdijk, lopend van het Amstelmeer via de zuidkant van Wieringen tot aan Den Oever. Andere plekken met een bijzondere geschiedenis zijn het Amstelmeer en de voormalige Waddenhavens Kolhorn en Oude Sluis. De Kop van Noord-Holland omvat de maritieme vesting- en marinestad Den Helder – stad aan zee’, het voormalig eiland Wieringen en de Wieringermeerpolder en de Afsluitdijk met Den Oever als entree naar de Wadden en de Afsluitdijk.

 

Verhaallijn Den Oever

Den Oever als historische vissersplaats met jachthaven als toegang naar de Waddenzee

 

De belangrijkste havenplaats van Wieringen is Den Oever. Het is de enige Nederlandse dorpskern die grenst aan zowel de Waddenzee, het IJsselmeer als de Afsluitdijk. Met de havenfaciliteiten in de vissershaven en de zuidelijke jachthaven vormt Den Oever de uitvalsbasis voor beroepsvissers, de bruine vloot, recreatievaarders en watersporters op de Waddenzee. Daarnaast vormt den Oever de doorgang naar het Amstelmeer en binnenwateren van Noord-Holland en vormt het sluizencomplex bij Den Oever (Breezand) de westelijke toegang tot de Afsluitdijk. Den Oever ontwikkelt zich daarbij van verborgen eindpunt naar een kruispunt en entree naar de Wadden, waarbij vanuit de haven de Waddenkust en -zee actief beleefd kunnen worden. Dit biedt kansen voor een verdere toeristische ontwikkeling. Vanuit de haven van Den Oever zijn zowel het UNESCO-Werelderfgoed Waddenzee als de Afsluitdijk goed beleefbaar. Daarnaast vervult Den Oever een centrumfunctie voor Wieringen en de Wieringermeer. De kern van Den Oever is een startpunt voor ontdekking van het oude eiland en de omgeving.

 

Verhaallijn Wieringen en de Wieringermeer

Contrast tussen het geheime Waddeneiland Wieringen met zijn verborgen parels en de Wieringermeer als het “nieuwe land” met grootschalige agrarische productie en Wadkreken, gemarkeerd door de Wierdijk

 

Oorspronkelijk was Wieringen een Waddeneiland totdat het met de drooglegging van de Wieringermeer bij het vasteland werd gevoegd. Het staat daarom ook wel bekend onder de naam ‘geheim’ Waddeneiland. Verhalen over verdronken dorpen en archeologische opgravingen uit de Vikingtijd verwijzen naar het rijke verleden en de lange bewoningsgeschiedenis van Wieringen. Het historische karakter van een Waddeneiland is nog steeds zichtbaar in het glooiende en kleinschalige landschap. Kenmerkend zijn onder andere de tuunwallen, eendenkooien, drinkputten, stolpboerderijen van het Wieringer type, de onregelmatige verkavelingen en de wallen en singels op de hoger gelegen delen. Door de vroegere geïsoleerde ligging is een eigen cultuur met een eigen dialect ontstaan gericht op visserij, het winnen van wier (zeegras), eendenvangst en tradities.

De Polder Waard Nieuwland is in 1846 aan het eiland toegevoegd. In contrast met het kleinschalige karakter van het voormalige eiland wordt deze polder gekenmerkt door een jong aandijkingenlandschap met een strakke lijnverkaveling. De historische Wierdijk aan de zuidkant is het symbool voor de strijd tegen het hoge water en vormt de grens tussen beide landschappen. Aan de Wierdijk ligt de enig overgebleven Wierschuur in het gebied waar in vroegere tijden gewonnen zeegras werd opgeslagen.

Aan de westkant van Wieringen ligt het Amstelmeer. Oorspronkelijk vormde het meer het Amsteldiep, een overgang tussen de Waddenzee en de Zuiderzee. De aanleg van de Amsteldiepdijk was het proefproject voor de aanleg van de Afsluitdijk. Het zorgde in 1924 voor het ontstaan van het Amstelmeer en een directe verbinding van Wieringen met het vasteland.

Het Amstelmeer is een knooppunt waar meerdere waterverbindingen samenkomen. Het gebied heeft zich ontwikkeld als surfspot en is populair onder windsurfers, kitesurfers en zwemmers. Naast een recreatieve functie kent het Amstelmeer ook bijzondere natuur. Onder de Amsteldiepdijk sijpelt zout water door, waardoor (zeldzame) binnendijkse zoute graslanden zijn ontstaan. De bijzondere natuur draagt bij aan de recreatieve beleving van het gebied.

Het Balgzand is gelegen tussen Den Helder en Wieringen en vormt samen met het Amstelmeer één van de belangrijkste broedplekken en hoogwatervluchtplaatsen in het waddengebied voor wadvogels. Het gebied is vanwege de bijzondere natuur alleen onder begeleiding toegankelijk. Vanuit het nabije bezoekerscentrum ’t Kuitje en de haven van Den Helder en Den Oever worden per boot en te voet excursies georganiseerd die bijdragen aan de recreatieve beleving van het gebied.

De Anna Paulownapolder ten zuiden van de Balgzanddijk vormt een bollenconcentratiegebied met een agrarisch karakter. Kenmerkend is de strakke verkaveling die wordt “onderbroken” door oude kreekrestanten zoals het Oude Veer die doen denken aan de tijd van voor de bedijking, toen het gebied gekenmerkt werd door geulen, wadplaten en kwelders. Aan het Oude Veer ligt een recreatieve jachthaven; het water wordt gebruikt door kleine zeilbootjes, om te kanoën en voor andere vormen van watersportrecreatie.

 

Verhaallijn Afsluitdijk, Den Oever, Harlingen en Makkum

De Afsluitdijk is een waterstaatkundig en duurzaamheidsicoon waar historie, innovatie en recreatie gecombineerd zijn. Het vormt een verbindende schakel vormt tussen de Noord-Hollandse en Friese Waddenkust en tussen “zoet” (IJsselmeer) en “zout” (Unesco Werelderfgoed Waddenzee). De Afsluitdijk vormt een monumentaal complex met zijn strakke dijklichaam, de sluizencomplexen en de daarbij behorende militaire verdedigingswerken. De kazematten bij Breezand en Kornwerderzand zijn onderdeel van deze verdedigingswerken en moesten voorkomen dat een vijand snel over de dijk oprukte naar het hart van Nederland. Bij het Monument is een bezoekerscentrum ingericht dat het verhaal van de Afsluitdijk vertelt en is er een uitkijkpunt te vinden. Naast historie wordt de dijk steeds nadrukkelijker gekenmerkt door innovatie en vernieuwing waarbij nieuwe bedrijvigheid en kenniscentra op het terrein van duurzame energie centraal staan.

Het IJsselmeergebied is ontstaan in 1932, na de voltooiing van de Afsluitdijk, waarmee de Zuiderzee werd afgesloten van de Waddenzee en de Noordzee. Aan de Zuiderzee lag een aantal steden die de afgelopen decennia een meer toeristisch karakter heeft gekregen. Scheepvaart, handel en transport over water zijn belangrijke ontwikkelingen die kenmerkend zijn voor de stedelijke kernen en de havens aan de kust. Herkenbaar zijn nog de havens en de vele waterstaatskundige bouwwerken, als zeeweringen, bruggen, sluizen, molens en gemalen, die hiermee verband houden. Dit nautische verleden wordt onder andere herbeleefd door de sterk ontwikkelde pleziervaart op het aangrenzende IJsselmeer en op de Waddenzee.

Het IJsselmeergebied kent aan de Noord-Hollandse kant de haven van Den Oever met het sluizencomplex bij Breezand als westelijke entree naar de Afsluitdijk. (zie verder verhaallijn “Den Oever”). En aan de Friese kant kent het Harlingen als de historische havenstad met een rijk handels- en scheepvaartverleden. De stad is vanwege de havenfunctie, veerdiensten naar de eilanden en de recreatie van bijzondere betekenis. De ontwikkeling van de Nieuwe Willemshaven zorgt hier voor een nieuwe dynamiek. Makkum is als voormalige karakteristieke vissersplaats nu een toeristische trekpleister van allure. Het kustgebied tussen Harlingen en Makkum maakt deel uit van Westergo waar een bijzondere recreatieve dynamiek is ontstaan. Het kustgebied maakt deel uit van Westergo waardoor voor de landschappelijke en cultuurhistorische aspecten ook de verhaallijn van Westergo en Oostergo van toepassing is.

 

Verhaallijn Oostergo en Westergo

Westergo en Oostergo zijn oude cultuurlandschappen die zijn ontwikkeld vanuit het voormalige Waddenlandschap. Dit oude landschap is nog herkenbaar aanwezig door een stelsel van kwelderwallen, kweldervlaktes, slenken en prielen met terpnederzettingen of huisterpen. Vanaf de Middeleeuwen is het gebied steeds meer bedijkt waarbij een complex dijkensysteem ontstond. Voorbeelden die nog steeds herkenbaar zijn de Penjumer Gouden Halsbân en de Slagtedijk. De bedijkingen maakten ook bewoning buiten de terpen mogelijk. Tussen de gewesten Oostergo en Westergo is de oude zeearm, de voormalige Middelzee herkenbaar. Deze werd ook stapsgewijs ingepolderd. De afsluitende polders vormen Het Bildt, een opvallend gebied met een reeks dijken en dorpen. De dijkbebouwing en boerderijen langs de dijken zijn van hoge waarde. Het landschap ontwikkelde zich tot een grootschalig en open landschap waarbij de dorpen en steden (Franeker en Dokkum) de oriëntatiepunten zijn. De (terp-)dorpen en steden, waaronder Franeker, bevatten waardevolle karakteristieke bebouwing en historische structuren waaronder vele wettelijk beschermde stads- en dorpsgezichten. Wat betreft bebouwing springen onder meer de historische, vaak middeleeuwse kerken in het oog, de kerkdichtheid is hier de hoogste van Europa. Buiten de kernen bestaat de bebouwing uit losse, vaak karakteristieke Friese boerderijen, lineaire buurtjes en linten langs of naast een dijk, waterloop en/of weg. Het gebied kent een wijdvertakt stelsel van waterwegen en opvaarten die de kernen en boerderijen met elkaar verbindt. Belangrijk voor de ontwikkeling van het gebied waren verder de kloosters, stinzen, states, uithoven, en buitenplaatsen. Deels zijn deze in het landschap nog herkenbaar. Dit geldt ook voor een groot aantal eendenkooien.

 

Verhaallijn Lauwersmeer

Het Lauwersmeergebied is van oorsprong een getijdendelta. Het werd gedurende de middeleeuwen stapsgewijs groter, onder meer ten gevolge van de ontginningen van het achterliggende veengebied. Tussen de 13de en de eerste helft van de 16de eeuw en later in de 19de eeuw werden delen van het gebied bedijkt.

In de jaren zestig van de 20ste eeuw is de Lauwerszee afgesloten van de Waddenzee en is het Lauwersmeer ontstaan. Als gevolg van deze afsluiting is het gebied verzoet en ook deels brak en zijn de zandplaten drooggevallen. Het Lauwersmeer heeft zich inmiddels ontwikkeld tot een groot aaneengesloten topnatuurgebied van internationale allure. Het is een enorm natuurlijk en dynamisch gebied met hoogst bijzondere flora- en faunawaarden. Het is aangewezen als N2000-gebied en heeft de status van Nationaal Park. De weidsheid van het landschap, de aanwezigheid van groot open (recreatief vaar)water en de enorme vogelrijkdom zijn buitengewoon. Jaarlijks bezoeken zo’n 1.8 mln. mensen het gebied (dagjesmensen, sportvissers, veldkijkers, strandrecreanten, watersporters, havenbezoekers etc.). Het Lauwersmeer heeft een sleutelpositie in de waterhuishouding van Noord-Nederland. Er loopt onderzoek naar mogelijkheden tot een natuurvriendelijker waterhuishouding met zo mogelijk getijdenwerking en sterke verbetering van de mogelijkheden voor vismigratie (van bovenstrooms tot in de Waddenzee). In het landschap rondom het Lauwersmeer zijn de diverse generaties oude zeedijken, polders, geulen, kreken etc. nog herkenbaar.

 

Lauwersoog dat ontstaan is uit het voormalige werkeiland vormt met zijn binnen- en buitenhavens, sluizencomplex, zeedijk, visserij en maritiem kwartier een bijzondere locatie op de rand van land en zee. Het heeft zich ontwikkeld tot dé centrale ontmoetingsplek met een cluster aan recreatieve voorzieningen. Langs het Lauwersmeer zijn de grootschalige vakantieparken Esonstad, Suyderoog en camping- recreatiecentrum Lauwersoog ontstaan. In de ring rond het Lauwersmeer bevinden zich diverse pittoreske historische plaatsen en interessante landschappelijke structuren. Dokkum vervult een sociaaleconomische centrumfunctie en vormt een belangwekkende schakel op weg naar het Lauwersmeer. Holwerd vormt de gateway naar Ameland. Spraakmakend is het plan voor Holwerd aan Zee. Strategisch voor verdere ontwikkelingen ligt de voormalige vesting en vissersplaats Zoutkamp op de kruising van weg- en waterwegen (waterpoort van de provincie) en op de kruising van de recreatieve (ontwikkel)gebieden Lauwersmeer en Reitdiepdal. Een recreatieve trekker voor ontwikkelingen vormt verder onder andere Pieterburen en de verbinding met zee.

De samenhang van al deze elementen maken het gebied uniek, geven het een eigen verhaal en bieden voorwaarden voor een breed toeristisch-recreatieve ontwikkeling.

 

Verhaallijn Het Hoogeland

Het Hoogeland vormt het noordelijke kleigebied van Groningen. Een monumentaal landschap met de status van Belvedere-gebied. Het is een zee aan ruimte waarin dorpen en erven als groene eilanden ronddrijven. De dorpen op de kwelderruggen vormen de noordelijke rand van bewoning. Hierop aansluitend ligt het aangeslibde en gewonnen voormalig kwelderland dat is omgezet in landbouwpolders.

Het verhaal van het landschap, van de dorpen, van het wonen en van het werken is aan alles af te lezen. Het is zichtbaar aan de wierden, de eeuwenoude nederzettingen op de kwelderruggen, aan de middeleeuwse verkavelingen, de vele oude kerkjes, borgen, zijlen etc. De landbouwgeschiedenis is af te lezen aan de boerenpaleizen. Een (in de wereld) uniek verschijnsel in het gebied vormen de vele schillen van landaanwinningen. Dit geldt ook de romaans-gotische kerkjes, nergens in een dergelijk dichtheid als op het Hoogeland.

Door de omvangrijke aanslibbing en inpoldering zijn de Groninger waddendorpen ver van de zeedijk af komen te liggen. De dorpen en het landschap liggen als het ware met de rug naar zee. Ze hebben geen directe toegang meer tot de Waddenzee.

 

De kwaliteiten van het gebied, van landschap en erfgoed lenen zich bij uitstek voor ontwikkeling van cultuurtoerisme al dan niet in combinatie met ontwikkeling van sportieve outdoor activiteiten, kunst en cultuur. Noord-Groningen beschikt over een grote verscheidenheid aan kleinschalige elementen en initiatieven die samen het toeristisch-recreatief product van de regio vormen. Verbetering en upgrading van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, vaartoerisme en route gebonden recreatie bieden mogelijkheden voor groei en kunnen nieuwe dragers vormen voor vitaliteit en identiteit.

 

Verhaallijn Warffum en Noordpolderzijl

Langs het Groninger wad ligt het typische en oorspronkelijke waddenhaventje van Noordpolderzijl. Het laat het verhaal zien van de oorspronkelijke vormgeving van vissershaventjes en zijlen langs het hele Nederlands-Duitse waddengebied. Het vormt een markant cultuurlandschappelijk punt aan de noordelijke waddenkust en heeft nadrukkelijk recreatieve betekenis als ‘gezicht naar zee’. Vernieuwende landschapsinitiatieven dienen zich hier aan als een ‘wierde op de kwelder’ en een ‘spoelzee’, die kunnen bijdragen aan het verkleinen van de slibproblematiek van Noordpolderzijl.

Verderop op de overgang van de kwelderrug met het aangewonnen land ligt Warffum. Het laat zien hoe de Groninger dorpen geleidelijk aan steeds verder van zee zijn komen te liggen. Het centrum van Warffum vormt een waar openluchtmuseum van kenmerkende Groninger bebouwing door de eeuwen heen.

 

Verhaallijn Fivel en Eems

Het verhaal van het gebied van Fivel en Eems is dat van een dynamische havenregio, te midden van een eeuwenoud en grotendeels gaaf wierdenland, het biedt rust en ruimte in een stedelijk gebied. De Fivelboezem was lange tijd een open inbraakgebied. De oude waterloop van de Fivel is nog in het landschap terug te vinden.

De Eemshaven heeft zich ontwikkeld tot een indrukwekkend industrieel complex, een beeldbepalende nieuwe landmark, een nieuw verhaal. Steeds meer wordt het ook een bestemming voor ‘kijkers’. In de Eemshaven bevindt zich de terminal voor de veerverbinding naar Borkum, het Duitse Waddeneiland voor de Groninger kust. Jaarlijks vertrekken hier ca. 375.000 bezoekers.

 

Het verhaal van Delfzijl is dat van de oude vestingplaats aan de monding van het Damsterdiep. Ooit stond de Delf meanderend in open verbinding met zee. Nu is Delfzijl een naoorlogse industriestad met een krimpende bevolking. In de strijd tegen het water werd als onderdeel van de Deltawerken in de 60’er jaren de historische structuur van Delfzijl voor een deel te niet gedaan en het centrum afgesneden van de haven. Dit veroorzaakte beduidende aantasting van de maritieme waarden van Delfzijl, en van de ruimtelijke en toeristische oriëntatie naar zee.

Nieuwe waterstaatkundige en ruimtelijke concepten richten zich op waterveiligheid en -kwaliteitsverbetering hand in hand met natuurontwikkeling en -beleving, recreatie en toerisme en herstel van cultuurhistorische structuren en elementen.

 

In de Oosterhorn tussen Delfzijl en Termunterzijl is vanaf eind 50’er jaren een omvangrijk industrieel landschap ontstaan. Te midden daarvan liggen restanten van de verdwenen dorpjes Weiwerd, Heveskes en Oterdum. Zij herinneren aan de destijds niets ontziende industrialisatie in dit gebied. De wierde Heveskes wordt weer herkenbaar gemaakt in het landschap. Sporen van heel oude bewoning kwamen hier tevoorschijn met de vondst van een ondergronds hunebed. Resten van de Atlantikwall zijn her en der langs de Eems nog aanwezig.

 

Verhaallijn Dollard/ Oldambt

Het Dollard-gebied in het Oldambt is aangewezen als Belvedere-gebied. De binnendijkse Dollard kent als geen ander gebied in Nederland een zeer grootschalig en open karakter. Naar de Dollard toe wordt het landschap steeds grootschaliger en leger. Het zijn de ‘ongenaakbare’ Dollardpolders. De smalle wegen (die meestal niet beplant zijn) kruisen de oude dijken d.m.v. opmerkelijke dijkcoupures (met schotbalken en -huisjes). Langs de inpolderingslinten liggen de monumentale boerenbedrijven. Met hun deftige woonhuizen (waarvan vele in verval geraakt zijn), slingertuinen en vijvers herinneren zij aan ooit een welvarend landbouwbestaan. Sterk contrasterend hiermee zijn de landarbeiderswoningen, veelal te vinden in langgerekte dijkdorpen. Het Oldambt is het verhaal van ‘De Graanrepubliek’.

Langs de Eems-Dollard ligt uitnodigend het oude vissersdorp Termunterzijl. Verderop aan de grens met Duitsland liggen de historische vestingdorpen Bad Nieuweschans en Oudeschans. Bad Nieuweschans heeft zich ontwikkeld tot kuurbadplaats (200.000 bezoekers per jaar).

 

Aansluitend ontwikkelt zich ten westen van Beerta de Blauwestad. Een geheel nieuw en omvangrijk concept van landschappelijk wonen aan het water en recreëren. Op grote schaal is landbouwgrond omgezet in waterpartijen. Recreatieve vaarroutes naar Termunterzijl en andere vaarcircuits zijn in ontwikkeling. De zone van Bad Nieuweschans naar Blauwestad leent zich voor intensievere recreatie.

 

De ‘Punt van Reide’ is een oeroude oeverwal van de Eems en vormt nu een schiereilandje in de Dollard. In tegenstelling tot het verdronken Reiderland is het niet door stormvloeden weggeslagen. Het bestaat grotendeels uit kwelders met enkele wierden. Ooit werd het bewoond en had het een militaire functie. Resten van de Atlantikwall zijn nog aanwezig. Op de kwelders verblijft een omvangrijke populatie zeehonden.

 

Verhaallijn Bad Nieuweschans – Blauwestad

Tegen de grens met Duitsland liggen de historische vestingdorpen Bad Nieuweschans en Oudeschans. Dit gebied vertelt het verhaal van ‘Grensland - Schansenland’. De bijzondere lijdijken herinneren aan vroegere strijdtonelen. De Westerwoldse Aa loopt hierlangs om verderop bij Nieuwe Statenzijl uit te monden in de Dollard. Dit is het enige punt langs de Nederlandse Waddenkust waar een laaglandbeek vrij afstroomt in zee. Zeewaarts bevindt zich de bekende vogelkijkhut ‘de kiekkaaste’.

Bad Nieuweschans heeft zich ontwikkeld tot kuurbadplaats (200.000 bezoekers per jaar). Deze potentie leent zich voor nieuwe toeristische exposure, bijv. voor zorgtoerisme en voor combinaties tot versterking van het historische centrum.

 

Aansluitend ontwikkelt zich ten westen van Beerta de Blauwestad. Een geheel nieuw en omvangrijk concept van landschappelijk wonen aan het water en recreëren. Op grote schaal is landbouwgrond omgezet in waterpartijen. Dit is het verhaal van een nieuw concept van wonen. Het biedt functiecombinaties, zoals tussen wonen, natuur, varen en ander recreatief gebruik. Recreatieve vaarroutes naar Termunterzijl en andere vaarcircuits zijn in ontwikkeling.

Bijlage 4: Vijf toplocaties

bron: Waddensleutels

 

Bijlage 5: Indicatie verschillen majeure projecten en projecten vallend onder thematische openstellingen

Om aanvragers inzicht te geven welk uitwerkingsspoor van toepassing kan zijn op hun projectidee, kan onderstaande tabel, als indicatie worden gehanteerd. Bij twijfelgevallen kan een gesprek met een Waddenfondsregisseur of contactpersoon bij de betreffende provincie hiervoor uitkomst bieden. Het principe is dat ieder project maar voor één van beide sporen in aanmerking kan komen.

 

Aspect

Majeure projecten

Thematische openstellingen

Inhoud

Passend binnen Investeringskader Waddengebied en de hoofddoelen en uitgangspunten van het Waddenfonds

Passend binnen hoofddoelen en uitgangspunten van het Waddenfonds, alsmede de thematische program­mering van het Waddenfonds (Uitvoeringsprogramma’s, regelingen)

Mate concreetheid

Globaal hele projectperiode, concreet minimaal eerste twee jaar

Hele projectperiode concreet en obstakelvrij

Eisen overige financiering*

Reservering voor gehele projectperiode, sluitend financierings­plan voor minimaal eerste twee jaar

Sluitend financieringsplan

Uitvoeringsperiode**

Maximaal 5 jaar

Maximaal 3 jaar

Waddenfondsbijdrage absoluut

Minimaal € 500.000

Maximaal € 750.000

Waddenfondsbijdrage relatief***

Maximaal 50% van de subsidiabele kosten

Afhankelijk van regeling

 

* Met sluitend financieringsplan wordt bedoeld dat aanvrager voor het gehele overige bedrag aan financiering (buiten de gevraagde Waddenfondssubsidie) bewijzen van beschikbaarheid (cofinancieringsbewijzen) of officiële aanvragen (overige subsidieaanvragen) ervan kan overleggen. Hieruit moet blijken dat een sluitende financiering aannemelijk is binnen een vastgestelde periode na het indienen van de aanvraag. Het Waddenfonds kan ontbindende voorwaarden aan een beschikking stellen, als de financiering op het moment van beschikken niet geheel is gedekt.

** Bij de bepaling van de uitvoeringsperiode geldt dat bij de aanvraag aannemelijk moet worden gemaakt dat die uitvoeringstermijn haalbaar is.

*** Bij projecten ter invulling van majeure opgaven betreft de bijdrage vanuit het Waddenfonds gemiddeld 50% van de subsidiabele kosten. Bij thematische openstellingen kan het maximumpercentage per openstelling en activiteit verschillen. Deze is echter nooit hoger dan 90% van de subsidiabele kosten.

 

Bijlage 6: Wijzigingen ten opzichte van het Jaarprogramma 2016

 

 

Jaarprogramma 2016

Uitvoeringsprogramma WF

Reden wijziging

Algemeen / inleiding

1.4 Algemene uitgangspunten (waddenspecifiek, structureel effect etc.)

Geen Algemene uitgangspunten opgenomen

Deze uitgangspunten zijn beschreven in het Uitvoeringskader WF 2017-2016 en zijn opgenomen in bepalingen Algemene Subsidieverordening WF 2017.

Thema Natuur

 

Volgorde themalijnen is gewijzigd en themalijnen zijn geactualiseerd. Op hoofdlijnen is inhoud gelijk gebleven.

 

Thema Water

2.1 Themalijn Vooroevers

Themalijn 1.5 Vooroevers bij Natuur opgenomen

Thema Water is niet als zelfstandig thema teruggekeerd in UP omdat nagenoeg geen aanvragen voor zijn ingediend. Elementen opgenomen in 'nieuwe' thema Bodem, water, licht en geluid.

Thema Werelderfgoed, Cultuurhistorie en Landschapsontwikkeling

3.1 'educatie en voorlichting' in titel

4.1 Educatie en voorlichting komen niet meer voor in de titel themalijn, maar kunnen nog worden gesubsidieerd.

 

Thema Bodem, water, licht en geluid

 

Dit thema is als nieuw thema opgenomen.

Dit thema is toegevoegd om beter invulling te kunnen geven aan het hoofddoel B (verminderen externe bedreigingen). De subsidiabele activiteiten waren voor onderdeel van andere themalijnen in het Jaarprogramma 2016.

Thema Duurzame recreatie en duurzaam toerisme

4.2 Themalijn Positionering

Positionering als themalijn geschrapt

Kader wordt door marketingorganisaties ontwikkeld in relatie tot het Investeringskader (majeure opgave vermarkten Werelderfgoed). Projecten in dit verband op te voeren als (onderdeel van) majeure projecten.

Thema Verduurzaming energiehuishouding

5.1 Hernieuwbare energiebronnen en energiebesparing in het waddengebied

5.1 Hernieuwbare energiebronnen is geherformuleerd. Energiebesparing is niet meer expliciet opgenomen in de thematitel. Is wel als subsidiabele activiteit opgenomen en biedt meer mogelijkheden t.o.v. het Jaarprogramma 2016.

Deze themalijn biedt ook mogelijkheden voor pilots gericht op varen op waterstof door recreatieve scheepvaart en is meer gericht op zelfvoorziening (o.a. door coöperaties).

 

5.2 Biogas als scheepsbrandstof

Niet meer opgenomen.

In afwachting uitgebreide landelijke marktstudie over potentie Bio-LNG is deze themalijn vooralsnog gesloten. Wel biedt 5.1 subsidiemogelijkheden voor pilots ontwikkeling groene alternatieve brandstof.

Thema Duurzame havens

6.2. themalijn (Bio)gas infrastructuur

Niet meer opgenomen

In afwachting uitgebreide landelijke marktstudie over potentie Bio-LNG is deze themalijn vooralsnog niet opgenomen.

Thema Duurzame Visserij

7.1 Themalijn Duurzame vangst; visserij zonder bodemberoering en duurzame visserij- en 7.2 Themalijn Duurzame visserij- en verwerkingstechnieken

7.1 Duurzame visserij- en verwerkingstechnieken als één themalijn, waarin visserij zonder bodemberoering is opgenomen.

Samenvoeging tot één themalijn

 

 

7.3 Aquacultuur is van landbouw naar visserij overgebracht en meer uitgewerkt.

Nieuwe themalijn

Thema Duurzame landbouw

8.4 themalijn pilots onderscheidende (waddenspecifieke) landbouw in het waddengebied

Niet meer opgenomen

Dit onderdeel is opgenomen in het Investeringskader.

Naar boven