Beleidsregel subsidiabele kosten Waddenfonds 2017

Het dagelijks bestuur van het Waddenfonds;

 

gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit de Beleidsregel subsidiabele kosten Waddenfonds 2017 als volgt vast te stellen:

 

Artikel 1 Subsidiepercentagevoor infrastructurele voorzieningen en voor landschappelijke of cultuurhistorische elementen

Voor activiteiten gericht op versterking van infrastructurele voorzieningen en op instandhouding of versterking van landschappelijke en cultuurhistorische elementen en structuren (cultureel erfgoed, zowel bouwwerken en landschapselementen), bedraagt de subsidie maximaal 40% van de subsidiabele kosten. Dat maximum geldt niet voor activiteiten die louter natuurgericht zijn (ecologisch doel).

Artikel 2 Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    loonkosten of kosten voor eigen arbeid, mits deze rechtstreeks betrekking hebben op het project;

  • b.

    kosten van verbruikte materialen en verbruikte hulpmiddelen, gebaseerd op historische kostprijzen;

  • c.

    kosten in verband met aankoop van tweedehands materialen, mits de prijs redelijk is en het materiaal vergezeld gaat van een verklaring van de verkoper omtrent de herkomst van het materiaal;

  • d.

    kosten van duurzame kapitaalgoederen, bijvoorbeeld machines en apparatuur;

  • e.

    kosten van grond;

  • f.

    kosten van aan derden uitbestede activiteiten mits sprake is van marktconforme prijzen;

  • g.

    een opslag van algemene kosten, tot ten hoogste 20% van de onder a bedoelde kosten.

Artikel 3 Loonkosten

Voor zover loonkosten in aanmerking komen voor subsidie worden de kosten bepaald aan de hand van een uurloon, berekend op basis van het jaarloon bij een volledige dienstbetrekking volgens de loonstaat van de betrokken medewerkers, verhoogd met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten.

Artikel 4 Kosten vrijwilligers

In afwijking van artikel 1.7, eerste lid, onderdeel e, van de Algemene subsidieverordening Waddenfonds 2017, bedraagt het uurtarief voor vrijwilligersuren voor de jaren 2017 en 2018 € 22.

Artikel 5 Kosten eigen uren, zzp-ers en “niet-verloners”

Voor de inzet van eigen uren wordt een vast uurtarief gehanteerd, dat voor jaren 2017 en 2018 € 35 bedraagt.

Artikel 6 Verbruikte materialen en hulpmiddelen

Onder verbruikte materialen worden stoffen verstaan die bestemd zijn voor eenmalig gebruik ten behoeve van het project en die na bewerking of verwerking geen zelfstandige zaak meer zijn. Hulpmiddelen zijn zelfstandige zaken die speciaal voor het project worden aangeschaft, niet langer dan gedurende het project worden gebruikt en na afloop van het project niet meer bruikbaar zijn.

De kosten van nieuw aangeschafte materialen en hulpmiddelen zijn subsidiabel. 

Artikel 7 Tweedehands materialen

Kosten van tweedehands materialen die ten behoeve van het project worden aangeschaft kunnen worden opgevoerd worden als subsidiabele kosten, indien de verkoper een verklaring afgeeft. In die verklaring wordt de herkomst vermeld en wordt bevestigd dat het in geen geval de voorbije zeven jaar met behulp van nationale of communautaire subsidies is aangekocht. De prijs van de tweedehands materialen mag niet hoger zijn dan de marktwaarde en is in ieder geval lager dan de aanschafprijs voor soortgelijk nieuw materiaal. De technische eisen van het tweedehands materiaal dienen in overeenstemming te zijn met de eisen die er in het kader van het project aan mogen worden gesteld, evenals met de geldende normen en standaarden.

Artikel 8 Duurzame kapitaalgoederen

Duurzame kapitaalgoederen zijn machines en apparatuur. Grond wordt hiertoe niet gerekend. Van door middel van koop, of een voor deze regeling daarmee gelijk te stellen rechtsfiguur zoals ‘financial lease’, aangeschafte duurzame kapitaalgoederen dient de aanvrager economisch eigenaar te zijn en deze goederen te activeren. De afschrijvingskosten van geactiveerde duurzame kapitaalgoederen zijn subsidiabel. Voor het bepalen van de afschrijvingskosten wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de door de fiscus geaccepteerde afschrijvingstermijnen, met uitzondering van mogelijkheden tot vervroegde afschrijving en vermogenskosten. De subsidieaanvrager dient een onderbouwde berekening van deze vermogenskosten te overleggen.

Artikel 9 Grond

Tot subsidiabele grondkosten ten behoeve het vergroten of versterken van natuur- en landschapswaarden van het waddengebied worden gerekend:

  • -

    kosten van aangeschafte grond voor zover deze kosten worden gemaakt binnen een project dat geheel of in hoofdzaak is gericht op het doel genoemd in artikel 1.3, onderdeel a van de Algemene subsidieverordening Waddenfonds 2017.

  • -

    De waarde van de grond dient gebaseerd te zijn op een taxatierapport van een erkend taxateur. Bij een waarde boven de € 500.000 dient een tweede taxatie plaats te vinden en wordt de hoogte van de subsidiabele kosten van de aan te schaffen grond bepaald door het gemiddelde van de twee taxatierapporten; 

  • -

    kosten voor niet-aangeschafte grond, zoals de huur, (erf)pacht of ‘operational lease’-termijnen.

Artikel 10 Kosten derden

Aan derden verschuldigde kosten die bijdragen aan de realisering van het project, kunnen aan het project worden toegerekend.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking in het publicatieblad van het Waddenfonds.

  • 2.

    De artikelen 3, 4 en 5 van deze beleidsregel zijn eveneens van toepassing op alle reeds door het Dagelijks Bestuur verleende maar nog niet vastgestelde subsidies, tenzij bij of krachtens de beschikking tot subsidieverlening een hoger tarief is bepaald.

  • 3.

    De Beleidsregel kostenbegrippen en uurtarieven Waddenfonds van 30 juni 2014 wordt ingetrokken.

  • 4.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel nadere bepalingen subsidiabele kosten Waddenfonds 2017.

     

Toelichting

Het Waddenfonds sluit voor het bepalen van de uurtarieven aan bij de door de Europese Unie goedgekeurde tarieven 2017 POP-3.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 4

Uit de vergoeding voor vrijwilligersuren dienen alle kosten voor vrijwilligers te worden vergoed, waaronder ook reis- en verblijfkosten.

 

Artikel 8

Waar fiscaal geaccepteerde afschrijvingstermijnen niet voorhanden zijn, geeft de subsidieaanvrager een onderbouwde berekening van de afschrijvingskosten. Bij de subsidievaststelling van deze kosten kan het dagelijks bestuur aansluiting zoeken bij wat de fiscus in dergelijke gevallen acceptabel vindt, en hanteert in de regel als maximum de kosten van lineaire afschrijving gebaseerd op historische kosten en economische levensduur. De kosten van niet-aangeschafte duurzame kapitaalgoederen kunnen bestaan uit de huurkosten of ‘operational lease’- termijnen over de betreffende machines. 

 

Kosten van duurzame kapitaalgoederen worden toegerekend aan een project naar evenredigheid van de tijd gedurende welke de machines worden gebruikt voor het project en gerelateerd aan de normale bezetting, op basis van een controleerbare registratie. Met ‘normale bezetting’ wordt bedoeld het aantal prestatie-eenheden (draaiuren/producten) dat de desbetreffende machines en apparatuur volgens een realistische inschatting van het management van de onderneming over de totale levensduur van het object gemiddeld jaarlijks levert. Wordt een machine uitsluitend gebruikt ten behoeve van het project, dan bestaat er geen noodzaak tot een evenredige tijdstoerekening. Wordt een machine ook gebruikt buiten het project om, dan is wel een tijdregistratie nodig om te kunnen bepalen welk deel van de kosten aan het gebruik voor het project mogen worden toegerekend.

 

Artikel 9

Een uitgave voor aanschaf van grond (te onderscheiden van huur en pacht) is geen kostenpost maar een uitgave voor een aanschaf met risico van waardeverandering. De waardeverandering kan zich manifesteren als waardevermeerdering waarbij de uitgave weer vrijkomt bij verkoop. Dit bijzondere karakter van grond komt ook naar voren in het feit dat over grond niet wordt afgeschreven en grond derhalve niet kan vallen onder de in artikel 2 onderdeel d en in artikel 8 genoemde afschrijvingsbenadering voor de toerekening van de kosten van aangeschafte duurzame kapitaalgoederen.

Gezien het bijzondere karakter van grond als productiemiddel worden uitgaven in verband met de aanschaf van grond niet als noodzakelijke kosten gezien omdat de uitgaven in wezen geen kostenpost zijn. In algemene zin zijn alle uitgaven voor aanschaf van grond niet subsidiabel.

 

Gronduitgaven voor activiteiten gericht op het vergroten en versterken van natuur- en landschapswaarden in het Waddengebied zijn uitgezonderd van deze algemene bepaling, om de volgende reden. Grond is in dit geval niet op te vatten als productiemiddel. Verwerving van grond die langjarig voor natuur en landschap wordt ingezet leidt tot een uitgave die niet meer vrijkomt of slechts in de niet-afzienbare toekomst weer vrijkomt. De uitgave heeft het karakter van een kostenpost.

 

Leeuwarden, 9 oktober 2017

 

Het dagelijks bestuur van het Waddenfonds,

 

  • H.

    Staghouwer, voorzitter

     

  • D.

    Hamhuis, secretaris

Naar boven