VERORDENING BEHANDELING BEZWAREN EN KLACHTEN  HEFPUNT
 
Artikel 1  
Het algemeen bestuur van Hefpunt;
 
gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van Hefpunt d.d. 22 januari 2015;
gelet op het bepaalde in hoofdstukken 6 tot en met 9 van de Algemene wet bestuursrecht;
 
gelet op artikel 59, eerste lid van de Waterschapswet,
 
BESLUIT:
 
vast te stellen de navolgende Verordening behandeling bezwaren en klachten Hefpunt.
 
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Begripsomschrijvingen
 
Artikel 1
 
In deze verordening wordt verstaan onder:
 
a. bestuursorgaan: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur,
de voorzitter of een andere persoon met enig
openbaar gezag bekleed van Hefpunt, ieder
voor zover hun bevoegdheid betreffende;
b. Awb: de Algemene wet bestuursrecht, Stb. 1994,
inclusief latere wijzigingen;
 
c. bezwaarschrift: een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 6:5
Awb;
 
d. commissie: een adviescommissie als bedoeld in de  
artikelen 7:13 en 9:14 Awb, belast met de
advisering over bezwaar- en klaagschriften;
 
e. voorzitter: de voorzitter zoals bedoeld in artikel 6 van  
deze verordening;
f. secretaris: de secretaris zoals bedoeld in artikel 8 van deze verordening;
 
g. gedraging: het in een bepaalde aangelegenheid jegens
een natuurlijke persoon of rechtspersoon
handelen of nalaten te handelen door:
* een bestuursorgaan;
* een bestuurder;
* een ambtenaar, of een daarmee op grond
van diens werkzaamheid gelijk te stellen
persoon (inclusief arbeidscontractanten)
in de uitoefening van hun functie;
 
h. klacht: een mondelinge  of schriftelijke uiting van
ongenoegen over een gedraging;
 
i. klager: de natuurlijke persoon of rechtspersoon  
die een klacht heeft ingediend;
 
j. klaagschrift: een klaagschrift als bedoeld in artikel 9:4 van
de Awb;
Commissies
 
Artikel 2
Er zijn twee commissies ter voorbereiding van de beslissing op ingediende bezwaarschriften en met de behandeling van en de advisering over klachten, zoals genoemd in artikel 3 en artikel 4 van deze verordening. De bepalingen in deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op de werkwijze van beide commissies. Adviescommissie AWB Artikel 3 Er is een adviescommissie voor de algemene bezwaar- en klaagschriften, hierna te noemen de ‘adviescommissie AWB’.
  • 1.
    De commissie heeft tot taak de voorbereiding van de beslissing op bezwaarschriften als bedoeld in artikel 7:13 Awb, met uitzondering van bezwaarschriften op fiscaal en op rechtspositioneel gebied en met uitzondering van de situaties zoals genoemd in artikel 7:3 Awb.
  • 2.
    Voorts heeft de commissie tot taak het behandelen van en het adviseren over de te nemen beslissing op klaagschriften, als bedoeld in artikel 9:14 Awb, met uitzondering van klaagschriften betreffende rechtspositionele zaken.
Adviescommissie RPZ Artikel 4 Er is een adviescommissie voor de bezwaar- en klaagschriften inzake rechtspositionele zaken, hierna te noemen de ‘adviescommissie RPZ’.
  • 1.
    De commissie heeft tot taak de voorbereiding van de beslissing op bezwaarschriften, als bedoeld in artikel 7:13 Awb, inzake personeelsaangelegenheden, met uitzondering van de situaties zoals genoemd in artikel 7:3 Awb.
  • 2.
    Voorts heeft de commissie tot taak het behandelen van en het adviseren over de te nemen beslissing op klaagschriften, als bedoeld in artikel 9:14 Awb, inzake personeelsaangelegenheden.
Beslissing op bezwaarschriften en op klaagschriften Artikel 5
 
  • 1.
    Het dagelijks bestuur beslist op de bij hem ingediende bezwaarschriften en op de bij hem ingediende klaagschriften na advies van de commissie.
  • 1.
    In afwijking van het eerste lid is een advies van de commissie niet vereist in de situaties zoals genoemd in artikel 7:3 Awb.
Samenstelling commissies Artikel 6
 
1. De commissie bestaat uit twee leden en een voorzitter, die worden benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur van Hefpunt. Op dezelfde wijze wordt een voldoende aantal plaatsvervangende leden en een plaatsvervangend voorzitter benoemd, op wie de voor de leden gegeven bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.
2. Tot lid of voorzitter is niet benoembaar een persoon die deel uitmaakt of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
3. Indien een lid van de commissie verhinderd is een zitting bij te wonen, verzoekt hij zijn plaatsvervanger die zitting bij te wonen.
4. De leden die worden aangewezen voor de adviescommissie RPZ dienen deskundig te zijn op het terrein van arbeidsvoorwaardenregelingen.
Artikel 7
 
  • 1.
    De voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van de commissie treden af na een periode van vier jaren. Zij zijn terstond herbenoembaar.
  • 2.
    De voorzitter en de leden van de commissie kunnen te allen tijde ontslag nemen.
  • 3.
    De aftredende voorzitter en leden van de commissie blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.
  • 4.
    Degene, die ter invulling van een tussentijds ontstane vacature tot lid of plaatsvervangend lid wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene, wiens plaats hij vervult, zou zijn afgetreden.
Secretariaat Artikel 8
 
  • 1.
    Het secretariaat van de commissies wordt gevoerd door een door het dagelijks bestuur aan te wijzen ambtenaar. Het dagelijks bestuur wijst tevens een of meer plaatsvervangers aan.
Zowel de secretaris als zijn plaatsvervanger(s) zijn geen lid van de commissie.
3. De klachtcoördinator draagt zorg voor een behoorlijke registratie van bezwaar- en klachtafhandeling, alsmede voor een rapportage aan het dagelijks bestuur daarvan in de vorm van een jaarverslag.
Vergoedingen Artikel 9 De voorzitter en de leden ontvangen een nader door het dagelijks bestuur te bepalen vergoeding. HOOFDSTUK 2 BEHANDELING VAN BEZWAARSCHRIFTEN Ontvangst bezwaarschrift Artikel 10
 
  • 1.
    Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur stelt het bezwaarschrift zo spoedig mogelijk in handen van de commissie.
 
Inlichtingen en advies
Artikel 11
 
  • 1.
    De voorzitter van de commissie kan ten behoeve van de voorbereiding van het advies rechtstreeks alle inlichtingen inwinnen of doen inwinnen.
  • 2.
    De voorzitter kan uit eigen beweging of op verzoek van de commissie bij deskundigen advies inwinnen en deze zonodig uitnodigen daartoe in de zitting te verschijnen.
 
Plaats en tijdstip zitting
 
Artikel 12
 
De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting, waarin de belanghebbenden en het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.
Uitnodiging zitting Artikel 13 De voorzitter van de commissie deelt de belanghebbende(n) en het bestuursorgaan tenminste twee weken voor de zitting schriftelijk mede, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.
  • 1.
    Indien één of meer belanghebbenden of het bestuursorgaan wijzigingen wenst van het tijdstip van de zitting, dient zulks binnen drie dagen na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde mededeling, onder opgaaf van redenen te worden verzocht aan de voorzitter van de commissie.
  • 2.
    De beslissing van de voorzitter, op een verzoek als bedoeld in het tweede lid, wordt zo spoedig mogelijk, doch tenminste twee weken voor de zitting, schriftelijk aan de belanghebbenden en het bestuursorgaan meegedeeld.
4. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen als bedoeld in het eerste tot en met het derde lid van dit artikel.
 
Uitoefening van bevoegdheden
 
Artikel 14
 
De bevoegdheden ingevolge artikel 2:1, tweede lid, artikel 6:6 en 7:6, vierde lid, Awb worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie.
 
Quorum
 
Artikel 15
 
  • 1.
    De commissie RPZ dient een voorgelegd bezwaar in voltallige vergadering te behandelen.
2. Voor de commissie AWB  is vereist dat de meerderheid van de commissie, waaronder de voorzitter dan wel diens plaatsvervanger, aanwezig is.
 
Onpartijdigheid voorzitter en leden commissie
 
Artikel 16
 
De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de voorbereiding van, en beraadslaging over het advies inzake de beslissing op het bezwaar, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.
Openbaarheid zitting Artikel 17 De zitting van de commissie is openbaar.
  • 1.
    De deuren worden gesloten, indien de voorzitter of een van de leden van de commissie dat nodig oordeelt of indien een belanghebbende of het bestuursorgaan daartoe verzoekt.
  • 2.
    Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.
4. De commissie kan vertrouwelijkheid opleggen omtrent hetgeen in een besloten vergadering behandeld is en omtrent de inhoud van de stukken die in de vergadering worden overgelegd.
5. De commissie kan op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet
openbaarheid van bestuur, geheimhouding opleggen omtrent het in een besloten
vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die in de
vergadering worden overgelegd. De geheimhouding wordt zowel door hen die bij de
behandeling aanwezig waren als door hen die op andere wijze van het behandelde kennis nemen, in acht genomen tot de commissie haar opheft.
 
Nader onderzoek
Artikel 18
  • 1.
    Indien na afloop van de zitting, doch voor het uitbrengen van advies, nader onderzoek wenselijk is, kan de voorzitter van de commissie uit eigen beweging of op verzoek van de commissie dit onderzoek houden. Verkregen informatie of adviezen worden in afschrift aan de leden van de commissie, het bestuursorgaan en belanghebbenden toegezonden.
  • 2.
    De leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie of adviezen, aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het houden van een nieuwe zitting. De commissie beslist op een dergelijk verzoek.
  • 3.
    Op een zitting als bedoeld in het voorgaande lid, zijn de bepalingen van deze verordening over de zitting zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 3 BEHANDELING VAN KLAAGSCHRIFTEN
 
Wijze van indiening van een klacht
 
Artikel 19
 
1. Het indienen van een klacht kan door een ieder zowel mondeling als schriftelijk gebeuren.
2. Indien de klager dat wenst, wordt hem door een ambtenaar van Hefpunt
medewerking verleend bij het op schrift stellen van de klacht.
3. Een schriftelijke klacht dient te zijn ondertekend en bevat tenminste:
a. de naam en het adres van de klager,
b. de dagtekening,
c. een omschrijving van de inhoud van de klacht.
Ontvangst klaagschrift Artikel 20
  • 1.
    Op het ingediende klaagschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur stelt het klaagschrift zo spoedig mogelijk in handen van de commissie.
Het horen in geval van een klaagschrift Artikel 21
  • 1.
    De voorzitter van de commissie beslist over de wijze waarop de indiener van het klaagschrift en degene op wiens gedraging dat klaagschrift betrekking heeft, worden gehoord.
  • 2.
    De voorzitter van de commissie beslist tevens of de in het vorige lid bedoelde personen in elkaars aanwezigheid worden gehoord.
Mededeling oordeel
 
Artikel 22
 
1. De klager dient schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte te worden gebracht van de
uitkomsten van het ingestelde onderzoek naar aanleiding van de ingediende klacht en
van het oordeel dat hier door het dagelijks bestuur aan verbonden wordt.
2. Het oordeel van het dagelijks bestuur omtrent de klacht moet worden voorzien van
een deugdelijke motivering door in te gaan op alle relevante feiten, omstandigheden
en argumenten die verband houden met de klacht.
3. In iedere antwoordbrief gericht aan klager wordt vermeld dat men als vervolg op de in
het kader van deze regeling gevolgde klachtprocedure de mogelijkheid heeft een beroep te doen op klachtbehandeling door de Nationale Ombudsman.
HOOFDSTUK 4 OVERIGE GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN VOOR DE BEHANDELING VAN BEZWAARSCHRIFTEN EN KLAAGSCHRIFTEN
Verslaglegging zitting
Artikel 23
  • 1.
    Van elke zitting stelt de secretaris een verslag op.
  • 2.
    Het verslag van de zitting als bedoeld in artikel 7:7 Awb, vermeldt de namen van de aanwezige belanghebbenden en/of hun gemachtigden en de namen van de vertegenwoordigers van het bestuursorgaan, alsmede hun hoedanigheid. Het vermeldt voorts kort hetgeen tijdens de zitting is gezegd en voorgevallen.
  • 3.
    Het verslag van de zitting als bedoeld in artikel 9:10, derde lid, Awb vermeldt de namen van de aanwezige klager en/of hun gemachtigden en de namen van de vertegenwoordigers van het bestuursorgaan, alsmede hun hoedanigheid. Het vermeldt voorts kort hetgeen tijdens de zitting is gezegd en voorgevallen.
  • 4.
    Indien de zitting geheel of gedeeltelijk niet openbaar was, of indien de te onderscheiden belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord, wordt dit in het verslag vermeld.
  • 5.
    Het verslag verwijst naar de tijdens de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.
  • 6.
    Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.
Advies Artikel 24 De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar aan het bestuursorgaan uit te brengen advies.
  • 1.
    a. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.
b. Indien bij een stemming de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de
 doorslag.
c. Van minderheidsstandpunten wordt bij het advies melding gemaakt, indien die
minderheid dat verlangt.
  • 1.
    Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel aan het bestuursorgaan over de te nemen beslissing op het bezwaarschrift of over de te nemen beslissing op het klaagschrift.
  • 2.
    Het advies wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.
 
Verdaging van de beslissing
Artikel 25
  • 1.
    Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, Awb, ontoereikend is voor het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing op het bezwaarschrift door het bestuursorgaan, verzoekt de voorzitter het bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.
  • 2.
    Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn, als bedoeld in artikel 9:11, eerste lid, Awb, ontoereikend is voor het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing op het klaagschrift door het bestuursorgaan, verzoekt de voorzitter het dagelijks bestuur tijdig de beslissing te verdagen.
Onvoorziene omstandigheden
 
Artikel 26
 
Wanneer zich omstandigheden voordoen, waarin de Verordening behandeling bezwaren en klachten Hefpunt niet voorziet, neemt het dagelijks bestuur in overleg met de voorzitter van de commissie passende maatregelen.
HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN
Inwerkingtreding
Artikel 27
Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 januari 2015.
Citeertitel
Artikel 28
 
Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening behandeling bezwaren en klachten Hefpunt.
 
 
 
 
Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van Hefpunt d.d. 16 maart 2015.
   
Het algemeen bestuur van Hefpunt,
 
 
 
 
 
ir. J. Bartelds, voorzitter  drs. P.W. Geerdink, secretaris
   
Toelichting bij de verordening behandeling bezwaren en klachten voor Hefpunt
 
 
Algemene toelichting
 
In deze verordening worden regels gesteld met betrekking tot de behandeling van
bezwaren ingebracht tegen besluiten van een bestuursorgaan en klachten over een bepaald gedrag van bestuurders of ambtelijke functionarissen van Hefpunt. De verordening bepaalt dat er twee externe commissies zijn die het bestuur van advies dienen, namelijk een commissie voor rechtspositionele aangelegenheden (commissie RPZ) en een algemene commissie (commissie AWB).
 
Om tot een goede afweging bij de advisering te komen door de commissie is in verband met de specifieke kennis welke nodig is voor de behandeling van bezwaarschriften en klachten met betrekking tot rechtspositionele aangelegenheden gekozen voor een systeem met twee commissies..
 
Externe adviescommissie
 
Door het instellen van externe commissies wordt recht gedaan aan de daarmee samenhangende keuze voor afstand ten opzichte van de oorspronkelijke besluitvorming en aan de rechtszekerheid.
Het beginsel van de bezwaarschriftenprocedure dat het orgaan dat het bestreden besluit heeft genomen na heroverweging een nieuw besluit dient te nemen wordt daardoor niet aangetast.
Ook blijkt dat door inschakeling van een externe commissie de zeefwerking van de
bezwaarschrift- en klachtenprocedure toeneemt. De belanghebbende voelt zich meer serieus genomen als het bestuursorgaan of de ambtelijke functionaris zich eveneens ten opzichte van de commissie dient te verantwoorden.
 
De wettelijke grondslag voor het instellen van onafhankelijke commissies voor de voorbereiding van de beslissing op bezwaren en klachten is verankerd in de Awb. Hierin is bijvoorbeeld bepaald dat een commissie dient te bestaan uit een voorzitter en tenminste twee leden, en dat de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
De bepalingen over de samenstelling van de commissies kunnen verder worden
aangevuld, bijvoorbeeld door te bepalen dat de voorzitter of een aantal leden van de
commissie een bepaalde deskundigheid (juridisch, technisch, financieel-economisch) of een bepaalde hoedanigheid (lid van een bepaalde organisatie of instantie) moeten bezitten.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 De Awb geeft in artikel 1:1 tot en met 1:5 een aantal begripsomschrijvingen dat binnen het gehele bestuursrecht van toepassing is. De daar omschreven begrippen hoeven in de onderhavige verordening dan ook niet te worden beschreven. Het begrip "bestuursorgaan", dat in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a, Awb wordt omschreven, wordt in artikel 1, aanhef en onder a, van de verordening nader geconcretiseerd in die zin dat de bestuursorganen van Hefpunt met name worden genoemd. Van ‘een andere persoon of een ander college met enig openbaar gezag bekleed’ is sprake, indien bevoegdheden van de genoemde bestuursorganen bij besluit zijn gedelegeerd.
Artikel 5
Dit artikel regelt de taakafbakening van de commissie. Pas na advies van de commissie beslist het dagelijks bestuur op de bij hem ingediende bezwaren of over de ingediende schriftelijke klachten. In alle gevallen behoudt het dagelijks bestuur de verantwoordelijkheid voor de uiteindelijke afhandeling.
In artikel 7:12 Awb is voorgeschreven dat de beslissing op het bezwaarschrift dient te
berusten op een deugdelijke motivering die bij de bekendmaking wordt vermeld. Daarbij is
het van belang dat indien het dagelijks bestuur afwijkt van het advies van de bevoegde commissie, in de beslissing de reden van die afwijking wordt vermeld en het advies met de beslissing aan belanghebbende wordt meegezonden.
Tenslotte wordt verwezen naar artikel 6:23 Awb waarin wordt voorgeschreven dat indien beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar, daarvan bij de bekendmaking van de beslissing melding wordt gemaakt. Daarbij moet worden aangegeven door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld. De algemene regeling is dat tegen de beslissing op het bezwaarschrift beroep kan worden ingesteld bij de sector bestuursrecht van de arrondissementsrechtbank.
De klachtenadviesprocedure van afdeling 9.3 Awb zal in de praktijk niet altijd gevolgd worden. Uitgangspunt van hoofdstuk 9 Awb is dat het dagelijks bestuur moet zorgen voor een zorgvuldige afdoening van een klacht (zie artikel 9:2 Awb). Dat kan op formele of informele wijze geschieden. Iedere informele vorm van afdoening is mogelijk, mits dat gebeurt naar tevredenheid van de klager, aldus artikel 9:5 Awb. De schriftelijke procedure van afdeling 9.2 en 9.3 Awb hoeft niet meer gevolgd te worden, indien een klacht mondeling dan wel schriftelijk is afgedaan en de klager een bevredigend antwoord heeft gekregen.
Artikel 9:8 Awb noemt de gevallen indien het dagelijks bestuur niet verplicht, maar wel bevoegd is een schriftelijke klacht te behandelen: bijvoorbeeld bij een herhaalde klacht, of wanneer de gedraging langer dan een jaar voor indiening van klaagschrift heeft plaatsgevonden.
Ten slotte kan worden afgezien van het horen van de klager indien de klacht kennelijk ongegrond is dan wel indien de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, zie artikel 9:15, tweede lid, juncto 9:10 Awb.
Artikel 6
Artikel 7:13 Awb bevat enkele dwingende bepalingen over de samenstelling van de commissie (minimum bezetting en onafhankelijke voorzitter). De Awb schrijft slechts voor, dat de voorzitter geen deel mag uitmaken of niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Er is gekozen om deze onafhankelijke positie niet alleen voor de voorzitter, maar ook voor de leden van de commissie te waarborgen. De benoeming, schorsing en het ontslag van de voorzitter en de leden is in de verordening in handen gelegd van het dagelijks bestuur.
 Artikel 7
Hoewel de voorzitters en de leden worden benoemd door het dagelijks bestuur van Hefpunt is de zittingsduur van de commissie niet gekoppeld aan de zittingsduur van het dagelijks bestuur. In verband met praktische redenen is voor deze opzet gekozen. Wanneer er namelijk sprake is van verkiezingen kan de commissie toch blijven functioneren.
Artikel 8
De secretaris is door het dagelijks bestuur van Hefpunt aangewezen om de adviescommissie ambtelijk te ondersteunen gedurende de behandeling van het bezwaar- en klaagschrift. De secretaris kan een ambtenaar zijn maar evengoed een tijdelijk ingehuurde kracht.
Artikel 9
Hefpunt draagt zorg voor het verstrekken van de vergoeding. Het dagelijks bestuur beslist over de vraag of er een vergoeding wordt gegeven per zitting of per advies en over de hoogte van de vergoeding.
De vergoedingen komen ten laste van de begroting van Hefpunt. Normaal gesproken is in de
begroting een post opgenomen die de vergoeding van onkosten regelt die verbonden zijn aan
de werkzaamheden van een bezwarencommissie. Aangezien het dagelijks bestuur belast is met de uitvoering van de begroting kan het zelf de hoogte van de vergoedingen vaststellen.
Artikel 10
Artikel 6:14 Awb verplicht tot schriftelijke bevestiging van ontvangst van een bezwaarschrift (per post of door overhandiging van een ontvangstbevestiging). Het is verstandig om in de
ontvangstbevestiging te vermelden dat de indiener in de gelegenheid zal worden gesteld te worden gehoord.
In verband met de vaststelling van de ontvankelijkheid verdient het aanbeveling om, naast aantekening van de datum van ontvangst op het bezwaarschrift, de envelop waarin het bezwaarschrift is verzonden te bewaren. De termijn voor indiening van een bezwaarschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (artikel 6:7 en 6:8 Awb). Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van voorbedoelde termijn is ontvangen, of bij verzending binnen Nederland, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd én niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen.(artikel 6:9 Awb). De artikelen 6:10 tot en met 6:12 Awb bevatten een nadere regeling van de (niet-)ontvankelijkverklaring bij termijnoverschrijding.
Artikel 11
De voorzitter van de commissie draagt zorg voor een voldoende voorbereiding van het advies over de beslissing op het bezwaar. Ten behoeve daarvan is het noodzakelijk dat hij alle inlichtingen kan inwinnen, die benodigd zijn voor een beoordeling van de ontvankelijkheid en de zaak zelf. Tevens kan hij zelf of op verzoek van de commissie bij deskundigen advies inwinnen.
Artikel 13
De termijn tussen de oproeping en de zitting dient zodanig te zijn dat de belanghebbenden en het bestuursorgaan voldoende tijd hebben om zich op de zitting voor te bereiden. Gekozen is voor een termijn van twee weken mede in verband met de termijn van tien weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (artikel 7:10 Awb). Voorzien is in de mogelijkheid om uitstel van de zitting te verzoeken.
Artikel 14
Deze bepaling regelt de uitoefening van enkele bevoegdheden door de voorzitter van de commissie.
Het betreft de bevoegdheden:
- tot het verlangen van overlegging van een schriftelijke machtiging (artikel 2:1, tweede lid Awb);
- tot het stellen van een termijn voor het herstellen van een verzuim (artikel 6:6 Awb), hetgeen onder  meer betekent, dat de voorzitter een redelijke termijn kan stellen voor het aanvullen van de gronden van het bezwaar als deze bij een pro forma bezwaarschrift ontbreken;
- tot het om reden van geheimhouding achterwege laten van het partijen op de hoogte stellen van het verhandelde ter zitting, ingeval zij niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord (artikel 7:6, vierde lid Awb).
Artikel 15
 
Voor de commissie RPZ is ervoor gekozen om een bezwaarschrift te behandelen in voltallige vergadering. Reden hiervoor is dat juist de paritaire samenstelling van de kamer tot waarborg dient om tot een zo objectief mogelijk advies te komen.
 
Van de commissie AWB zullen in ieder geval twee leden aanwezig moeten zijn bij het horen. Eén van de aanwezige leden dient de voorzitter of zijn plaatsvervanger te zijn. Artikel 7:13, derde lid Awb geeft de bevoegdheid aan de commissie het horen op te dragen aan de voorzitter dan wel aan een onafhankelijk lid van de commissie. Hoewel het horen aan een persoon kan worden opgedragen verdient het aanbeveling toch een quorum te hanteren.
De aanwezigheid van een meerderheid van het aantal leden van de commissie AWB zal
naar de burger vertrouwen wekken in tegenstelling tot het gehoord worden door één
persoon.
Artikel 16
De voorzitter en de leden van de commissie zijn onafhankelijk ten opzichte van het bestuursorgaan, waarvoor zij optreden. Tevens dienen zij onpartijdig te zijn ten aanzien van de belangen die zij zelf bij de behandeling van een bezwaar zouden kunnen hebben. In een dergelijk geval zullen zij niet deelnemen aan de totstandkoming van het advies.
Artikel 17
Ingevolge artikel 7:5, tweede lid, Awb besluit het bestuursorgaan of het horen in het openbaar plaatsvindt, tenzij bij wettelijke regeling anders is bepaald. De onderhavige verordening bepaalt dat het horen in principe in het openbaar plaatsvindt.
Een uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld in het geval bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard, dan wel andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen. Over de beslotenheid van de zitting besluit de commissie.
De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die achter gesloten deuren plaats heeft (artikel 24 van de verordening).
Artikel 18
Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en bestuursorgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. Artikel 7:9 Awb bepaalt dat, indien het in een voorkomend geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, belanghebbenden opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord.
Artikel 21 
Op grond van artikel 9:15, eerste lid, Awb geschiedt het horen door de aangewezen commissie op basis van artikel 9:14 Awb. De hoorplicht staat omschreven in artikel 9:10 Awb, en volstaat met een aantal minimum eisen waaraan voldaan moet worden. De voorzitter van de commissie bepaalt op welke wijze het horen geschiedt.
Overigens moet worden opgemerkt dat de beslissing om van het horen af te zien door de commissie genomen moet worden (zie daarvoor artikel 9:15, derde lid, juncto 9:10, tweede lid, Awb), tenzij het klaagschrift reeds op basis van artikel 9:5 Awb naar tevredenheid van de klager op informele wijze is afgehandeld. In dergelijke gevallen hoeft geen hoorzitting meer te worden gehouden.
Artikel 23
Artikel 7:7 Awb bepaalt dat van het horen een verslag wordt gemaakt, maar stelt geen inhoudelijke eisen aan de verslaglegging (vergelijk artikel 9:10 Awb, een gelijkluidende bepaling bij de klachtbehandeling). In de onderhavige bepaling van de verordening worden de inhoudelijke eisen aan de verslaglegging van een hoorzitting gesteld.
Ingevolge artikel 7:13,  zesde lid, Awb maakt het verslag van de hoorzitting ingeval van een bezwaarschrift deel uit van het advies van de commissie aan het bestuursorgaan. Het rapport van bevindingen in de procedure bij de behandeling van een klacht, bevat ook het verslag van het horen, zie artikel 9:15 Awb.
Artikel 25
De beslistermijn voor ingediende bezwaarschriften en de termijn voor de afhandeling van klaagschriften bedraagt bij een onafhankelijke adviescommissie twaalf weken. Deze termijn kan het bestuursorgaan met maximaal zes weken verlengen op grond van artikel 7:10, derde lid, Awb voor bezwaarschriften en op grond van artikel 9:11, tweede lid, Awb voor klaagschriften. Verder uitstel is mogelijk bij instemming van alle belanghebbenden. De voorzitter van de commissie zal in voorkomende gevallen het bestuursorgaan tijdig verzoeken de beslissing te verdagen.
Artikel 27
In titel III, hoofdstuk IX, paragraaf 5, Waterschapswet is de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende regels inhouden geregeld. Ingevolge artikel 74 Waterschapswet treden besluiten in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen.
Het is mogelijk een besluit met terugwerkende kracht in werking te laten treden, tenzij het beginsel van rechtszekerheid zich daartegen zou verzetten. Op basis van dit artikel treedt de verordening met ingang van 1 januari 2015 in werking. Het is voor de per 1 januari 2015 bestaande bestuursorganen van Hefpunt van belang, dat hun besluiten en gedragingen vanaf die datum onder de werking van deze verordening vallen.
 
 

Namens deze,

Het algemeen bestuur van Hefpunt,

ir. J. Bartelds, voorzitter 

drs. P.W. Geerdink, secretaris

Naar boven