Besluit van 2 december 2020, houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven vanwege de jaarlijkse indexering en de invoering van een publiek identificatiemiddel op de Nederlandse identiteitskaart per 1 januari 2021

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 oktober 2020, nr. 2020-0000595414,

Gelet op artikel 7, eerste en derde lid, van de Paspoortwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 18 november 2020, nr. W04.20.0379/I/K);

Gezien het nader rapport van de Staatsecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 27 november 2020, nr. 2020-0000679693;

De bepalingen van het Statuut van het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit paspoortgelden wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden de onderdelen in alfabetische volgorde geplaatst en vervallen de volgende onderdelen:

  • a. aanvrager

  • b. Onze Minister

  • c. de Gouverneur

  • h. openbaar lichaam

B

In artikel 2a, eerste lid, wordt «artikel 6, eerste lid, onderdeel a» vervangen door «artikel 6, eerste lid, onderdelen a en c».

C

In de in de kolommen B tot en met E van onderstaande tabel aangeduide bepaling wordt de in kolom F opgenomen tekst telkens vervangen door de in kolom G opgenomen teks

A

B

C

D

E

 

F

G

Nr.

artikel

lid

onderdeel

onder

 

huidige tekst

nieuwe tekst

1.

6

1

a

1

 

41,04

 

41,90

           

USD

45,84

 

USD

46,42

           

ANG

82,00

 

ANG

83,00

           

AWG

82,00

 

AWG

83,00

2.

6

1

a

2

 

23,19

 

23,68

           

USD

25,90

 

USD

26,23

           

ANG

46,00

 

ANG

47,00

           

AWG

46,00

 

AWG

47,00

3.

6

1

b

   

23,19

 

23,68

           

USD

25,90

 

USD

26,23

           

ANG

46,00

 

ANG

47,00

           

AWG

46,00

 

AWG

47,00

4.

6

1

c

1

 

33,44

 

38,64

5.

6

1

c

2

 

5,86

 

7,52

6.

6

1

d

   

49,86

 

50,91

7.

6

2

a

1

 

73,23

 

74,77

           

USD

120,24

 

USD

121,79

8.

6

2

a

2

 

55,37

 

56,55

           

USD

100,28

 

USD

101,60

9.

6

2

b

   

55,37

 

56,55

           

USD

100,28

 

USD

101,60

10.

6

2

c

1

 

58,31

 

64,03

11.

6

2

c

2

 

30,73

 

32,91

12.

6

2

d

   

49,86

 

50,91

13.

6

2

e

   

15,73

 

16,06

           

USD

17,64

 

USD

17,87

14.

6

3

a

1

 

110,40

 

112,72

15.

6

3

a

2

 

92,55

 

94,50

16.

6

3

b

   

92,55

 

94,50

17.

6

3

c

1

 

98,61

 

105,18

18.

6

3

c

2

 

71,03

 

74,06

19.

6

3

d

   

26,21

 

26,76

20.

12

1

a

1

 

83,88

 

85,64

           

ANG

168,00

 

ANG

170,00

           

AWG

168,00

 

AWG

170,00

21.

12

1

a

2

 

66,02

 

67,42

           

ANG

132,00

 

ANG

135,00

           

AWG

132,00

 

AWG

135,00

22.

12

1

b

   

66,02

 

67,42

           

ANG

132,00

 

ANG

135,00

           

AWG

132,00

 

AWG

135,00

23.

12

1

c

   

49,81

 

50,86

           

USD

55,64

 

USD

56,34

           

ANG

100,00

 

ANG

101,00

           

AWG

100,00

 

AWG

101,00

24.

12

2

a

1

 

139,70

 

142,60

25.

12

2

a

2

 

121,85

 

124,40

26.

12

2

b

   

121,85

 

124,40

27.

12

2

c

1

 

126,20

 

135,85

28.

12

2

c

2

 

98,60

 

103,00

29.

12

2

d

   

49,80

 

50,85

30.

12

2

f

   

10,25

 

10,45

D

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:

a. aan 1° wordt toegevoegd: USD 42,81;

b. aan 2° wordt toegevoegd: USD 8,33;

2. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma het volgende onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. voor de heraanvraag van een brief met daarin de pincode die benodigd is voor activatie van het publiek identificatiemiddel op de Nederlandse identiteitskaart:

    2,24;

    USD

    2,48.

3. Het tweede lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:

a. in 1° wordt na € 64,03 toegevoegd: in een gemeentelijke verordening; USD 101,04 in een eilandsverordening;

b. in 2° wordt na € 32,91 toegevoegd: in een gemeentelijke verordening; USD 66,56 in een eilandsverordening;

4. Het derde lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:

a. aan 1° wordt toegevoegd:

USD

116,53;

ANG

208,59;

AWG

208,59;

b. aan 2° wordt toegevoegd:

USD

82,05;

ANG

146,87;

AWG

146,87;

E

In artikel 12, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma het volgende onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. voor de heraanvraag van een brief met daarin de pincode die benodigd is voor de activatie van het publiek identificatiemiddel op de Nederlandse identiteitskaart:

    3,65.

ARTIKEL II

Het Besluit van 15 oktober 2020, houdende regels betreffende het verstrekken van reisdocumenten (Stb. 2020, 418) wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan het slot van het opschrift wordt toegevoegd: «(Paspoortbesluit)».

B

In artikel 3.2, eerste lid, wordt «van reisdocumenten» vervangen door «voor reisdocumenten».

C

In de artikelen 3.2, tweede lid, 3.3, eerste lid en 3.5 wordt «aanvragen van» vervangen door «aanvragen voor».

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2021. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2020, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 december 2020

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Uitgegeven de negende december 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

De onderhavige wijziging van het Besluit paspoortgelden betreft een aanpassing van de op basis van artikel 7 van de Paspoortwet vast te stellen tarieven voor reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten. Het gaat daarbij om:

  • a. de in artikel 7, eerste lid, onder a, van die wet bedoelde kosten die een gemeente, de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dan wel de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten aan het Rijk zijn verschuldigd voor de productie van het document (artikel 6, eerste lid, van het Besluit paspoortgelden);

  • b. de in artikel 7, eerste lid, onder b, van die wet genoemde rechten die een aanvrager aan het Rijk moet voldoen als de aanvraag voor het document wordt gedaan bij een andere dan de onder a genoemde instantie (bijvoorbeeld Koninklijke marechaussee of buitenlandse post) (artikel 12, eerste en tweede lid, van het Besluit paspoortgelden); en

  • c. de maximumtarieven van de rechten of leges die een gemeente of openbaar lichaam ingevolge artikel 7, derde lid, van de Paspoortwet aan een aanvrager van een document in rekening mag brengen. (Artikel 6, tweede en derde lid, van het Besluit paspoortgelden).

De op grond van dit besluit vastgestelde tarieven gelden met ingang van 1 januari 2021.

2. Toelichting op tariefswijzigingen

Op grond van dit besluit worden de in het Besluit paspoortgelden opgenomen tarieven gewijzigd. De tariefwijziging betreft in de eerste plaats een reguliere jaarlijkse indexering (zie onderdeel b van deze paragraaf) en in de tweede plaats de aanpassing van de tarieven in verband met de invoering van het publiek identificatiemiddel (de zogeheten e-functionaliteit) in de zin van artikel 1, onder r, van de Paspoortwet1 op de Nederlandse identiteitskaart (zie onderdelen e, f en g van deze paragraaf). De e-functionaliteit betreft een voorziening op de Nederlandse identiteitskaart, waarmee op betrouwbaarheidsniveau hoog2 authenticatie van de identiteit van de houder van het document kan plaatsvinden in het elektronische verkeer. Voor het gebruik van het document ten behoeve van elektronische identificatie wordt een applet op de chip geplaatst, de zogenaamde eID-applet. Alle Nederlandse identiteitskaarten die vanaf 1 januari 2021 worden uitgegeven, zullen deze voorziening bevatten.

De tarieven worden geïndexeerd op grond van een inflatiecorrectie. Hiernaast worden de tarieven in andere valuta dan de Euro (tevens) gewijzigd in verband met de gehanteerde administratiekoersen, gecombineerd met een afrondingsmaatregel voor de tarieven in de Antilliaanse gulden (ANG) en de Arubaanse florin (AWG) opgenomen in artikel 12 van het Besluit paspoortgelden. In deze toelichting wordt hier nader op ingegaan.

a. Opbouw tarieven

Het bedrag van de (maximum) tarieven die bij een aanvrager in rekening mogen worden gebracht op grond van artikel 7, eerste lid, onder a, Paspoortwet bestaat uit twee delen. Het eerste deel bestaat uit de aan het Rijk verschuldigde kosten voor de productie van reisdocumenten. Deze kosten staan in het Besluit paspoortgelden weergeven in artikel 6, eerste lid. De aan het Rijk verschuldigde kosten zijn samengesteld uit de kosten die gemaakt worden voor de productie, personalisatie en distributie van de reisdocumenten, de apparaatskosten van het onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat met de zorg voor de reisdocumentenketen is belast, en een jaarlijkse opslag om grote schommelingen in de tarieven te voorkomen. Dit laatste onderdeel van de tarieven is in 2014 ingevoerd en betreft een opslag ten behoeve van de egalisatierekening die gevuld wordt om vanaf 2019 een deel van de kosten die het Rijk ten behoeve van de reisdocumenten maakt te dekken. Deze egalisatierekening maakt het mogelijk om gedurende tien jaar een stabiel prijsniveau te hanteren. Zonder deze maatregel zouden de tarieven elke vijf jaar sterk gaan schommelen als gevolg van de invoering van de tienjarige geldigheidsduur van de documenten in 2014 en de daardoor veroorzaakte pieken en dalen in het aantal aanvragen.

Het tweede deel van de tarieven bestaat uit de leges die uitgevende instanties maximaal mogen heffen om de uitgifte van het paspoort en bijbehorende dienstverlening te bekostigen. Deze tarieven worden bepaald op basis van de kosten en baten berekening van de uitgevende instanties Deze tarieven zijn opgenomen in artikel 6, tweede en derde lid, en in artikel 12, eerste en tweede lid, van het Besluit paspoortgelden.

b. Indexatie

Alle tarieven worden geïndexeerd. De tarieven voor de onder artikel 6, eerste lid, af te dragen kosten aan het Rijk en de te heffen (maximum)tarieven door gemeenten, de commandanten van de Koninklijke Marechaussee en de Gouverneurs op Aruba Curaçao of Sint Maarten worden geïndexeerd met het indexcijfer voor de prijsmutatie van de overheidsconsumptie. De prijsmutatie van de overheidsconsumptie wordt jaarlijks door het Centraal Planbureau (CPB) geïndexeerd en is voor 2020 vastgesteld op 2,1%. Tarieven in andere valuta kunnen vanwege de wisselkoersen en de afrondingsmaatregel afwijken van dit percentage.

Het CPB stelt geen indexcijfer vast voor de prijsmutatie van de overheidsconsumptie op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Voor de in de openbare lichamen uitgegeven reisdocumenten wordt daarom uitgegaan van de consumentenprijsindex zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Voor elk van de openbare lichamen publiceert het CBS een indexcijfer. Omdat het maximaal te heffen rechten zijn, wordt voor alle drie de openbare lichamen uitgegaan van het hoogste van de drie indexcijfers over 2019. Volgens het CBS bedraagt het hoogste indexcijfer 1,3%.

c. Afronding tarieven

Vanwege de beperkte beschikbaarheid van muntgeld van de Antilliaanse gulden (ANG) op Sint Maarten worden de tarieven in deze valuta afgerond (artikel 12, eerste lid). Omdat de tarieven in ANG en Arubaanse florin (AWG) tot op heden gelijk aan elkaar waren, is net als in voorgaande jaren besloten om ook de tarieven in AWG op gelijke wijze af te ronden. Hiermee blijven de tarieven bij de Gouverneurs op deze eilanden aan elkaar gelijk. Deze maatregel wordt jaarlijks geëvalueerd.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in 2019 een verzoek ingediend om de tarieven voor aanvragen buiten het Koninkrijk (artikel 12, tweede lid) op 5 eurocent naar beneden af te ronden. Evenals in 2020 is dit verzoek ook voor 2021 gehonoreerd en verwerkt in de tarieven.

Tarieven voor gemeenten en openbaar lichamen (artikel 6, tweede lid, en artikel 6, derde lid) worden niet afgerond. Gemeenten en openbaar lichamen hebben een eigen beleidsvrijheid om het tarief voor een paspoort of identiteitskaart in hun eigen legesverordening naar beneden af te ronden naar de hoogte die zij zelf willen. Uitgangspunt is dat de tarieven niet hoger zijn dan het maximumbedrag dat in dit besluit wordt vastgesteld.

d. Gehanteerde wisselkoersen

Om de tarieven tussen Sint Maarten, Aruba en Curaçao niet van elkaar te laten afwijken is er in overleg met Sint Maarten, Aruba en Curaçao in 2017 voor gekozen om de tarieven tot stand te laten komen via de dollarkoers. Het hanteren van rechtstreekse wisselkoersen zou leiden tot kleine verschillen in de tarieven voor Sint Maarten, Aruba en Curaçao. Alle bedragen in Euro’s zijn, waar van toepassing, omgerekend naar de Amerikaanse dollar (USD) gebaseerd op de wisselkoers van 29 mei 2020. Deze datum is gehanteerd omdat op die dag de tarieven werden omgerekend en betreffende koersen werden geraadpleegd. Van daaruit zijn de bedragen omgerekend naar Antilliaanse gulden (ANG) en Arubaanse florin (AWG) volgens de verhouding 1 USD = 1,79 AWG/ANG. ANG en AWG zijn gekoppeld aan de USD waarbij een koers van 1,79 wordt gehanteerd. De gehanteerde wisselkoersen bedroegen:

 

1 EUR =

1 USD =

USD

1,1079

1,00

AWG

1,79

ANG

1,79

e. Verhoging kosten in verband met de invoering van het publiek identificatiemiddel op de identiteitskaart en kruissubsidiëring

De tarieven voor de Nederlandse identiteitskaarten worden gewijzigd vanwege de introductie van het publiek identificatiemiddel op de Nederlandse identiteitskaart zoals hiervoor in de inleiding van punt 2 omschreven. Dit publieke identificatiemiddel is noodzakelijk voor het kunnen inloggen met een hoog beveiligingsniveau (EIDAS)3.

Vanwege het publiek identificatiemiddel wordt het met ingang van 1 januari 2021 ook mogelijk om in Aruba, Curaçao of Sint Maarten, een identiteitskaart aan te vragen indien de aanvrager in het bezit is van een Burgerservicenummer (BSN).

Bij consultatie heeft de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) opgemerkt dat de tekst met betrekking tot kruissubsidiëring als verwarrend werd ervaren. Ter verduidelijking is onderstaande toelichting hierop aangepast.

Voor de berekening van de kosten voor de Nederlandse identiteitskaart wordt gebruik gemaakt van kruissubsidiëring. Deze kruissubsidiëring wordt toegepast omdat de productiekosten voor Nederlandse identiteitskaarten voor personen onder de 18 jaar (met een vijf jaar geldig document) en voor personen van 18 jaar en ouder (met een tien jaar geldig document) even hoog zijn, terwijl de documenten voor jongeren vijf, in plaats van tien jaar geldig zijn. Dat betekent dat de kosten voor tien jaar geldige documenten hoger zijn, zodat de tarieven voor vijf jaar geldige documenten lager zijn. Ook bij nieuwe kostenontwikkelingen wordt deze kruissubsidiëring verwerkt.

In de doorberekening van de verhoging van de kosten voor het publiek identificatiemiddel op de identiteitskaart is daarom ook rekening gehouden met de kruissubsidiëring tussen Nederlandse identiteitskaarten voor personen van 18 jaar en ouder en Nederlandse identiteitskaarten voor personen jonger dan 18 jaar. Hierbij is tevens rekening gehouden met het feit dat jongeren onder de 18 jaar mogelijk minder gebruik zullen maken van het publiek identificatiemiddel in vergelijking met personen van 18 jaar en ouder. Ook is erop gelet dat het tarief voor personen van 18 jaar en ouder niet te veel afwijkt van de tariefsverhoging die in verband met het introduceren van het publiek identificatiemiddel op het rijbewijs, circa € 3,50 bedraagt. Deze combinatie leidt ertoe dat de tarieven voor de Nederlandse identiteitskaart worden verhoogd met € 4,50 voor personen van 18 jaar en ouder en € 1,54 voor personen jonger dan 18 jaar.

Naar aanleiding van de consultatie zijn de tarieven voor de Nederlandse identiteitskaart die wordt aangevraagd bij een consulaire post in het buitenland (artikel 12, tweede lid) met € 1,40 verhoogd in verband met de meerkosten voor het verzenden van een brief met daarin een activatiecode voor het publiek identificatiemiddel (pinbrief) naar landen buiten het Koninkrijk. Deze extra kosten waren nog niet meegenomen in de verhoging in verband met het invoeren van het publiek identificatiemiddel als hiervoor beschreven, voor aanvragen buiten het Koninkrijk. Op deze tariefsverhoging is kruissubsidiëring toegepast. De tarieven voor de Nederlandse identiteitskaart zijn in dat artikel verhoogd met € 2,50 voor personen van 18 jaar en ouder en met € 0,80 voor personen jonger dan 18 jaar.

Daarnaast is naar aanleiding van de consultatie in artikel 6, eerste lid, onder e, en in artikel 12, tweede lid, onder g, een grondslag en een bedrag opgenomen voor de heraanvraag van een pinbrief. Het bedrag dient door de burger te worden betaald indien de burger de eerste pinbrief is kwijtgeraakt maar het publiek identificatiemiddel nog niet heeft geactiveerd. Voor de berekening van deze kosten kan geen gebruik worden gemaakt van kruissubsidiëring, omdat er nog geen gemiddeld aantal van heraanvragen van de pinbrief op jaarbasis beschikbaar is, waardoor het ramen van de kosten op dit moment niet mogelijk is.

Het tarief voor het heraanvragen van een pinbrief bedraagt € 2,24 voor aanvragen binnen het Koninkrijk, en € 3,65 voor aanvragen buiten het Koninkrijk. De kosten voor de heraanvraag van de pinbrief buiten het Koninkrijk zijn € 1,40 hoger, omdat de productie- en verzendkosten vanuit Nederland naar een aanvrager buiten het Koninkrijk hoger zijn.

f. kosten bij aanvraag eNIK in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Voor Nederlanders in het bezit van een BSN moet het mogelijk zijn om een Nederlandse identiteitskaart met publiek identificatiemiddel (eNIK) aan te vragen bij de openbare lichamen (Bonaire, Sint Eustatius en Saba).

Voor aanvragen bij de gezaghebber via de openbare lichamen wordt daarom in artikel 6, tweede lid, een maximumtarief in USD opgenomen. De maximaal te heffen dienstverleningsleges bij de openbaar lichamen zijn hoger dan de maximaal te heffen dienstverleningsleges bij de Nederlandse gemeenten. Deze hogere dienstverleningsleges zijn op 10 oktober 2010 vastgesteld met als doel financiële tekorten in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba te voorkomen en deze zijn sindsdien niet gewijzigd. Voor identiteitskaarten zijn de dienstverleningsleges lager dan dienstverleningsleges voor paspoorten. De verhouding tussen dienstverleningsleges in USD en Euro bij paspoorten is € 1,00 op 2,31 USD. Deze verhouding is gebruikt om de dienstverleningsleges in USD voor identiteitskaarten om te rekenen vanuit de reeds vastgestelde tarieven in euro’s.

g. kosten bij aanvraag eNIK in Aruba, Curaçao of Sint Maarten

Voor Nederlanders in het bezit van een BSN moet het mogelijk zijn om een Nederlandse identiteitskaart met publiek identificatiemiddel (eNIK) aan te vragen in Aruba, Curaçao of Sint Maarten. De aanvraag wordt in behandeling genomen door de grensgemeente Haarlemmermeer (de Schipholbalie), met dien verstande dat de Nederlandse vertegenwoordiging functioneren in Aruba, Curaçao of Sint Maarten als aanvraagloket. Hier worden de stukken ingeleverd en de leges betaald. De aanvragen worden vervolgens in behandeling genomen door de Schipholbalie en de eNIK wordt vervolgens ook uitgegeven door de Schipholbalie.4

Maximumtarieven voor deze aanvragen zijn opgenomen in artikel 6, derde lid, onderdeel c. Omdat de Schipholbalie de afhandeling van deze tarieven voor haar rekening neemt worden de tarieven die gelden voor grensgemeenten omgerekend naar de valuta USD, ANG en AWG. Dit is gedaan aan de hand van de wisselkoers zoals toegelicht onder d van deze nota van toelichting. Omdat het maximumtarieven betreft, zijn de tarieven in ANG en AWG niet afgerond op 5 cent.

Bij consultatie bleek dat deze maximumtarieven per abuis stonden vermeld bij artikel 12, eerste lid, van het ontwerpbesluit. Na consultatie zijn de tarieven verplaatst naar het juiste artikel: artikel 6, derde lid, onderdeel c.

De mogelijkheid om een eNIK aan te vragen heeft in het Caribische deel van het Koninkrijk in het bijzonder toegevoegde waarde voor Nederlanders die daar wonen (mits zij zijn ingeschreven in de BRP en aldus over een BSN beschikken), die met behulp van het publiek identificatiemiddel op de eNIK zullen communiceren met de Europees Nederlandse overheidsinstanties. Naar verwachting zullen dit vooral personen zijn die in het Europese deel van Nederland hebben gestudeerd, gewerkt of gewoond en daarna naar het Caribisch deel van het Koninkrijk zijn verhuisd, bijvoorbeeld om in te loggen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), de Belastingdienst of een pensioeninstelling. Zij kunnen op dezelfde wijze van de eNIK gebruik maken als Nederlanders die in het Europees deel van het Koninkrijk woonachtig zijn. Nederlanders die geen gebruik wensen te maken van de eNIK, zijn niet verplicht deze aan te vragen. Degenen die als ingezetenen zijn ingeschreven in een basisadministratie van een van de openbare lichamen of de Caribische landen kunnen op basis van de daar geldende regelgeving beschikken over een door de lokale overheid uitgegeven identiteitskaart (sedula).

h. dienstverleningsleges

Voor de uitgevende instanties die al identiteitskaarten uitgeven worden geen extra handelingen voorzien met betrekking tot het uitgeven van de identiteitskaart met een publiek identificatiemiddel. Buiten de indexatie (zoals toegelicht onder b.) worden de dienstverleningsleges niet verhoogd vanwege de introductie van het publiek identificatiemiddel.

3. Tarieven

Voor een goed overzicht zijn in onderstaande tabellen per documentsoort de voor 2021 op grond van onderhavig besluit geldende tarieven opgenomen. Daarbij is ook het tarief voor 2020 aangegeven. Onder de tabellen is opgenomen met welk percentage het tarief is gewijzigd. Boven elke tabel zijn de tarieven aangegeven die het betreft.

Artikel 6, eerste lid: Het rijksdeel van de tarieven

Document

Valuta

Tarieven 2020

Tarieven 2021

Paspoort (18 jaar en ouder)

EUR

41,04

41,90

 

USD

45,84

46,42

 

ANG

82,00

83,00

 

AWG

82,00

83,00

Paspoort (< 18 jaar)

EUR

23,19

23,68

 

USD

25,90

26,23

 

ANG

46,00

47,00

 

AWG

46,00

47,00

Vreemdelingenreisdocument

EUR

23,19

23,68

 

USD

25,90

26,23

 

ANG

46,00

47,00

 

AWG

46,00

47,00

Nederlandse identiteitskaart (18 jaar en ouder)

EUR

33,44

38,64

 

USD

-

42,81

Nederlandse identiteitskaart (<18 jaar)

EUR

5,86

7,52

 

USD

8,33

Heraanvraag pinbrief

EUR

2,24

 

USD

2,48

Spoedlevering

EUR

49,86

50,91

Deze tabel toont de kosten die de uitgevende instanties aan het Rijk afdragen. Deze tarieven zijn geïndexeerd met 2,1%. Afwijkingen zijn zichtbaar bij de andere valuta dan de Euro en worden veroorzaakt door de gehanteerde administratiekoersen en de afrondingsmaatregel op de ANG en AWG. Bij de Nederlandse identiteitskaart en de heraanvraag pinbrief zijn tarieven in USD opgenomen ten behoeve van de aanvraag van een identiteitskaart in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 6, tweede lid: De maximumtarieven die een gemeente of openbaar lichaam mag heffen

Document

Valuta

Tarieven 2020

Tarieven 2021

Paspoort (18 jaar en ouder)

EUR

73,23

74,77

 

USD

120,24

121,79

Paspoort (< 18 jaar)

EUR

55,37

56,55

 

USD

100,28

101,60

Vreemdelingenreisdocument

EUR

55,37

56,55

 

USD

100,28

101,60

Nederlandse identiteitskaart (18 jaar en ouder)

EUR

58,31

64,03

 

USD

-

101,04

Nederlandse identiteitskaart (<18 jaar)

EUR

30,73

32,91

 

USD

-

66,56

Spoedlevering

EUR

49,86

50,91

Thuisbezorgen

EUR

15,73

16,06

 

USD

17,64

17,87

Bovenstaande tabel toont de maximumtarieven die gemeenten of openbare lichamen mogen heffen. Deze tarieven bestaan uit het rijksdeel zoals vastgesteld in artikel 6, eerste lid, van het Besluit paspoortgelden met aanvullend de leges die uitgevende instanties mogen heffen om de uitgifte van het reisdocument en bijbehorende dienstverlening te bekostigen. De maximumtarieven in EUR zijn gewijzigd conform de indexatie van 2,1%. Bedragen in USD hebben betrekking op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en kennen een indexatie van 1,3% op het dienstverleningsdeel. Bij de Nederlandse identiteitskaart zijn tarieven in USD opgenomen ten behoeve van de aanvraag van een identiteitskaart in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 6, derde lid: De maximumtarieven die een grensgemeente mag heffen wanneer de aanvrager als niet-ingezetene in de basisregistratie personen is ingeschreven

Document

Valuta

Tarieven 2020

Tarieven 2021

Paspoort (18 jaar en ouder)

EUR

110,40

112,72

Paspoort (< 18 jaar)

EUR

92,55

94,50

Vreemdelingenreisdocument

EUR

92,55

94,50

Nederlandse identiteitskaart (18 jaar en ouder)

EUR

98,61

105,18

 

USD

-

116,53

 

ANG

-

208,59

 

AWG

-

208,59

Nederlandse identiteitskaart (<18 jaar)

EUR

71,03

74,06

 

USD

-

82,05

 

ANG

-

146,87

 

AWG

-

146,87

Thuisbezorgen

EUR

26,21

26,76

Bovenstaande tabel toont de rechten die aangewezen gemeenten mogen heffen aan personen die als niet-ingezetene in de basisregistratie personen (BRP) staan ingeschreven. Hier gaat het om personen met de Nederlandse nationaliteit die niet in Nederland woonachtig zijn en daarom als niet-ingezetene staan ingeschreven in de BRP. Alle tarieven zijn verhoogd in overeenstemming met de indexatie van 2,1%.

Aan dit artikel zijn tarieven toegevoegd voor de Nederlandse identiteitskaart in USD, ANG en AWG. Vanwege de introductie van het publiek identificatiemiddel op de identiteitskaart moet het voor personen die een BSN hebben en zich (tijdelijk) bevinden in het Caribische deel van Nederland, dan wel Sint Maarten, Aruba of Curaçao mogelijk zijn om daar een Nederlandse identiteitskaart aan te vragen.

De opbouw van de maximumtarieven voor de aanvraag door niet-ingezetenen bij de grensgemeenten is als volgt. De maximumtarieven die door de grensgemeenten kunnen worden geheven bestaan uit de zgn. rijkskosten en de dienstverleningsleges. De rijkskosten worden in verband met de invoering van het publiek identificatiemiddel op de Nederlandse identiteitskaart – naast de jaarlijkse indexering – verhoogd. De verhoging van de rijkskosten in verband met invoering van het publiek identificatiemiddel is voor aanvragen bij gemeenten en bij grensgemeenten hetzelfde. De (maximale) dienstverleningsleges die grensgemeenten mogen heffen voor aanvragen door niet-ingezetenen zijn hoger dan die gemeenten voor ingezetenen mogen heffen. De dienstverleningsleges die grensgemeenten mogen heffen zijn opgebouwd uit het tarief dat gemeenten ten hoogste voor deze documenten aan de burger in rekening mogen brengen, vermeerderd met de extra kosten die het gevolg zijn van het feit dat de uitgifte van deze documenten door een grensgemeente wordt uitgevoerd.5 Het maximumtarief dat vanaf 1 januari 2011 door een aangewezen grensgemeente mocht worden geheven, kwam overeen met het tarief dat verschuldigd was indien de aanvraag werd ingediend bij een buitenlandse post.6 Dit omdat de afhandeling van een aanvraag voor een reisdocument van een niet-ingezetene – net als bij een buitenlandse post – veelal complexer is en omdat de grensgemeente meer documenten moet opvragen en verwerken dan een gemeente. In 2012 is onderzoek gedaan naar de kosten voor de verstrekking van reisdocumenten aan niet-ingezetenen door grensgemeenten.7 8 Daaruit is gebleken dat de kosten voor uitgifte van reisdocumenten bij een grensgemeente lager liggen dan bij buitenlandse posten. De maximumtarieven die mogen worden geheven bij grensgemeenten zijn daarop naar beneden bijgesteld. Na deze bijstelling zijn de tarieven (slechts) jaarlijks geïndexeerd.

Artikel 12, eerste lid: De rechten die binnen het Koninkrijk geheven worden voor een aanvraag bij de door de minister daarvoor aangewezen autoriteiten anders dan gemeenten (Koninklijke Marechaussee en de Gouverneurs van de Caribische landen in het Koninkrijk)

Document

Valuta

Tarieven 2020

Tarieven 2021

Paspoort (18 jaar en ouder)

EUR

83,88

85,64

 

ANG

168,00

170,00

 

AWG

168,00

170,00

Paspoort (< 18 jaar)

EUR

66,02

67,42

 

ANG

132,00

135,00

 

AWG

132,00

135,00

Vreemdelingenreisdocument

EUR

66,02

67,42

 

ANG

132,00

135,00

 

AWG

132,00

135,00

Noodpaspoort

EUR

49,81

50,86

 

USD

55,64

56,34

 

ANG

100,00

101,00

 

AWG

100,00

101,00

Bovenstaande tabel toont de tarieven die binnen het Koninkrijk, zijnde het Europese deel van Nederland en Aruba, Curaçao of Sint Maarten, door de daar bevoegde uitgevende instanties, anders dan gemeenten, geheven mogen worden. Het gaat hier om aanvragen bij de Koninklijke Marechaussee en de gouverneurs van Aruba, Curaçao of Sint Maarten, binnen het Koninkrijk. Deze tarieven zijn gewijzigd volgens de indexatie van 2,1%. De procentuele wijziging van tarieven kan afwijken vanwege de gehanteerde wisselkoersen voor andere valuta ten opzichte van de Euro. De valuta in ANG en AWG zijn afgerond (zie onderdeel 2c van deze toelichting).

Artikel 12, tweede lid: De tarieven die buiten het Koninkrijk geheven worden voor een aanvraag bij de door de minister daarvoor aangewezen autoriteiten anders dan gemeenten (consulaire posten):

Document

Valuta

Tarieven 2020

Tarieven 2021

Paspoort (18 jaar en ouder)

EUR

139,70

142,60

Paspoort (< 18 jaar)

EUR

121,85

124,40

Vreemdelingendocument

EUR

121,85

124,40

Nederlandse identiteitskaart (18 jaar en ouder)

EUR

126,20

135,85

Nederlandse identiteitskaart (<18 jaar)

EUR

98,60

103,00

Heraanvraag pinbrief

EUR

3,65

Noodpaspoort

EUR

49,80

50,85

Spoedaanvraag toeslag

EUR

10,25

10,45

Bovenstaande tabel toont de tarieven die uitgevende instanties buiten het Koninkrijk mogen heffen. Deze tarieven zijn gewijzigd volgens de indexatie van 2,1%.

De tarieven voor de Nederlandse identiteitskaart zijn daarnaast verhoogd in verband met de invoering van het publiek identificatiemiddel (zie onderdeel 2e van deze toelichting). Daarnaast zijn de tarieven voor de Nederlandse identiteitskaart met € 1,40 verhoogd in verband met de meerkosten voor het verzenden van een brief met daarin een activatiecode voor het publiek identificatiemiddel (pinbrief) naar het buitenland. Hierbij is kruissubsidiëring toegepast (zie daarvoor ook paragraaf 2, onderdeel e van de toelichting).

Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in 2019 verzocht de tarieven onder artikel 12, tweede lid, op 5 cent naar beneden af te ronden. Hiermee komen de tarieven in het Besluit paspoortgelden overeen met de tarieven die gehanteerd worden aan de balie. Met bijgevoegde wijziging is ook voor de tarieven 2021 voldaan aan dit verzoek.

4.1. Administratieve lasten en financiële gevolgen voor de burger

4.1.1. Administratieve lasten

Ten aanzien van de eNIK geldt het volgende. Er zal sprake zijn van een vermindering van de administratieve lasten voor burgers doordat zij door gebruik van publieke identificatiemiddel (als authenticatiemiddel met een hoger betrouwbaarheidsniveau) een groter aantal diensten van de overheid digitaal kunnen afnemen dan nu het geval is. Het betreft diensten waarvoor nu nog een fysieke check van de identiteit van betrokkene nodig is. Deze diensten kunnen burgers voortaan plaats- en tijdonafhankelijk afnemen. Hierdoor vervallen onder meer reistijden naar het overheidsloket, wachttijden bij het loket en het handmatig invullen van formulieren.

Daarnaast is er sprake van een vermeerdering van administratieve lasten voor de burger voor het thuis activeren van het publiek identificatiemiddel op de Nederlandse identiteitskaartdoor middel van een pincode die hij krijgt thuisgestuurd. Bij de gemeente krijgt de burger bij het afhalen van de NIK een korte uitleg over het activeren van het publiek identificatiemiddel met de pincode (schatting 2 minuten). De burger zal vervolgens thuis het publiek identificatiemiddel activeren (schatting 3 minuten).

Tot slot is er een vermeerdering van administratieve lasten voor de burger indien de burger de pincode voor het activeren van het publiek identificatiemiddel op de Nederlandse identiteitskaart kwijtraakt. In dat geval kost het digitaal aanvragen en het thuis activeren van de nieuwe pincode extra tijd. De verwachting is dat 25 procent van de burgers jaarlijks een nieuwe pincode zal moeten opvragen. Dit laatste is een schatting op basis van de huidige aantallen burgers die jaarlijks een nieuw DigiD wachtwoord aanvragen. Overigens is de verwachting dat dit percentage zal afnemen naarmate meer overheidsdiensten worden opgesteld voor digitaal gebruik en men het publiek identificatiemiddel (en de daarbij behorende code) vaker zal gebruiken dan thans het geval is met DigiD.

Er zijn aan dit wijzigingsbesluit geen administratieve lasten voor bedrijven verbonden.

4.1.2. Financiële gevolgen voor de burger

De financiële gevolgen voor de burger bestaan in de hogere aanschafkosten van de documenten, waarop een publiek middel is geplaatst. Hierin zijn de kosten omgeslagen voor de invoering en plaatsing van het publiek identificatiemiddel op de eNIK. Dit is in overeenstemming met het uitgangspunt van het wetsvoorstel digitale overheid9 dat de kosten die het Rijk maakt samenhangend met de productie en de verstrekking van een publiek identificatiemiddel ten laste worden gebracht van de burger.10 Voor het gebruik van het publieke middel worden overigens geen kosten aan de burger in rekening gebracht. Die kosten worden doorbelast aan de instantie in de (semi)publieke sector waar de burger inlogt in het kader van de elektronische dienstverlening. De financiële gevolgen voor de burger dienen in samenhang te worden bezien met de vermindering van diens administratieve lasten indien hij gebruik gaat maken van het publiek identificatiemiddel zoals hiervoor uiteengezet. Daarmee kan hij zich toegang verschaffen tot digitale dienstverlening waarvoor hij zich nu nog fysiek moet melden. De leges voor de Nederlandse identiteitskaart zijn enkel verhoogd met de kosten die samenhangen met het plaatsen van een publiek identificatiemiddel op daartoe aangewezen documenten. Deze kosten zullen, zoals toegelicht, worden doorberekend in het rijksdeel van de leges voor de Nederlandse identiteitskaart.11

De Nederlandse identiteitskaart is thans reeds voorzien van een chip en een daarin opgenomen applet. Voor het gebruik van het document ten behoeve van elektronische identificatie wordt een tweede applet op de chip geplaatst, de zogenaamde eID (elektronische identificatie) applet. In de eID applet worden gegevens opgeslagen, waarmee op betrouwbaarheidsniveau hoog authenticatie van de identiteit van de houder van het document kan plaatsvinden in het elektronische verkeer. De eID-applet bevat daarnaast een initiële PIN-code (personal identification number). Dit is een beveiligingselement. Met de PIN-code kan de houder van de kaart de eID-applet activeren. Alleen hij is in bezit van deze code, en tijdens activering van de kaart met deze initiële PIN, moet de PIN code worden gewijzigd. De initiële PIN-code wordt, nadat de uitgevende instantie de Nederlandse identiteitskaart heeft uitgereikt, per brief aan de aanvrager toegestuurd.

De tarieven voor de Nederlandse identiteitskaart stijgen in verband de invoering van het publiek identificatiemiddel met € 3,21 (na toepassing van kruissubsidiëring met € 4,50 voor personen van 18 jaar en ouder, en voor personen jonger dan 18 jaar met € 1,54). Het bedrag van € 3,21 waarmee het tarief van de eNIK wordt verhoogd is opgebouwd uit de productiekosten van de eID-applet, waaronder de kosten die zijn gemoeid met de opneming van de eID-applet in de chip, en de kosten voor het aanmaken en verzenden van de pinbrief binnen Nederland.

Ten slotte wordt opgemerkt dat het Adviescollege toetsing regeldruk, aan welk het ontwerpbesluit is voorgelegd, het dossier niet heeft geselecteerd voor een formeel advies. Dit gelet op de analyse dat er naar verwachting geen regeldrukeffecten aan de orde zijn als gevolg van het voorstel.

4.2. Uitvoeringslasten en financiële gevolgen voor de overheid

4.2.1. Uitvoeringslasten

In de uitvoeringslasten en de financiële lasten van uitgevende instanties treden geen wijzigingen op, omdat het aanvraag- en uitgifteproces van de documenten niet door het wetsvoorstel wordt geraakt. Het plaatsen van het publiek identificatiemiddel geschiedt in het kader van het productieproces, waarvoor de minister van BZK verantwoordelijk is. De uitgevende instanties hebben hier verder geen betrokkenheid bij. Dat geldt vooralsnog ook voor de voorlichting met betrekking tot de publieke identificatiefunctie, die vanuit de rijksoverheid zal worden verzorgd. Er is wel een toename van uitvoeringslasten bij de rijksoverheid. Dit betreft het plaatsen van het publiek identificatiemiddel op het aangevraagde document en het sturen van een brief aan de burger met de gegevens die nodig zijn om het middel te activeren.

4.2.2. Financiële gevolgen voor de overheid

In het licht van de in paragraaf 4.2.1 uitgesproken verwachting dat de uitvoeringslasten voor de uitgevende instanties niet zullen toenemen, leidt het wetsvoorstel niet tot extra financiële lasten voor de betrokken autoriteiten.

De financiële gevolgen, alsmede de administratieve- en uitvoeringslasten zijn uitgebreid aan de orde gekomen in hoofdstuk 6 van de memorie van toelichting bij het voorstel van rijkswet betreffende de wijziging van de Paspoortwet in verband met de invoering van elektronische identificatie met een publiek identificatiemiddel.12 Het onderhavige Besluit paspoortgelden brengt geen wijzigingen aan in de uitvoeringslasten, financiële aspecten en regeldrukgevolgen zoals die eerder in de hiervoor aangehaalde Kamerstukken in beeld zijn gebracht.

5. Consultatie

Het ontwerpbesluit is van 12 juni 2020 tot en met 1 augustus 2020 ter consultatie voorgelegd aan vertegenwoordigers van de uitgevende instanties: VNG, NVVB, aan de openbare lichamen, de uitgevende instanties en de huizen van Aruba, Sint Maarten en Curaçao, het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Koninklijke Marechaussee. Hierop zijn reacties ontvangen van de VNG, NVVB, de openbare lichamen Bonaire en Saba, de uitvoerende instanties van Aruba, Curaçao en Sint Maarten het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Koninklijke Marechaussee. Deze reacties hebben ertoe geleid dat het besluit op onderdelen is aangepast. Op de onderwerpen waarop een inhoudelijke reactie is ontvangen wordt daar in de toelichting bij het betreffende onderwerp nader op ingegaan.

Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel I, onderdeel A

Met dit onderdeel worden de onderdelen van artikel 1 (definitiebepaling) in alfabetische volgorde geplaatst. Voorts komen de onderdelen a, b, c en h van artikel 1 te vervallen. Met de wijziging van de Paspoortwet in verband met de invoering van elektronische identificatie met een publiek identificatiemiddel en het uitbreiden van het basisregister reisdocumenten (Stb. 2020, 104) komt de aanhef van artikel 1 Paspoortwet te luiden: «In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan». Omdat het Besluit paspoortgelden op de Paspoortwet berust, volgt uit artikel 1 van de Paspoortwet reeds wat onder voormelde onderdelen wordt verstaan.

Artikel I, onderdeel B

De uitgifte van Nederlandse identiteitskaarten met het publiek identificatiemiddel in het Caribisch deel van het Koninkrijk betreft nieuwe dienstverlening. Artikel 2a bevat de grondslag voor de kostenafdracht door de openbaar lichamen aan het Rijk terzake van de door de leverancier geleverde reisdocumenten. Met onderdeel B van artikel I is de grondslag toegevoegd voor de afdracht aan het Rijk van kosten terzake van de uitgifte van de Nederlandse identiteitskaart in de openbaar lichamen. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de grondslag voor de afdracht van kosten terzake van de Nederlandse identiteitskaarten die in de landen (op de Nederlandse vertegenwoordiging in Aruba, Curaçao en Sint Maarten) kunnen worden aangevraagd en verstrekt reeds is opgenomen in artikel 2, eerste lid, van het besluit. Voor de aanvraag en uitgifte in de landen wordt samengewerkt tussen de Nederlandse vertegenwoordiging aldaar en de gemeente Haarlemmermeer. De bevoegde autoriteit voor de uitgifte van de Nederlandse identiteitskaarten in de landen is de burgemeester van Haarlemmermeer.13

Artikel I, onderdelen C, D onder 2 en E

Deze artikelonderdelen bevatten de jaarlijkse indexatie van de tarieven volgens de inflatiecorrectie en de verhoging van de Rijkskosten in verband met de introductie van de e-functionaliteit op de Nederlandse identiteitskaart. Voorts wordt het tarief opgenomen voor de heraanvraag van een brief met daarin de pincode die benodigd is voor activatie van het publiek identificatiemiddel op de Nederlandse identiteitskaart. Zie voor een toelichting op de indexatie en aanpassing van de tarieven in verband met de introductie van de e-functionaliteit op de Nederlandse identiteitskaart de paragrafen 2 en 3 van het algemeen deel van deze nota van toelichting.

Artikel I, onderdeel D onder 1, 3 en 4

In deze onderdelen wordt geregeld:

  • het toevoegen van de valuta USD

  • de voortzetting van de afrondingsmaatregel van tarieven in de valuta Antilliaanse gulden en Arubaanse florin wegens het ontbreken van voldoende muntgeld op Sint Maarten en

  • de opname van tarieven in buitenlandse valuta voor aanvragen van een Nederlandse identiteitskaart bij de openbaar lichamen en bij de grensgemeente Haarlemmermeer via de Nederlandse vertegenwoordiging in Aruba, Curaçao of Sint Maarten.

Artikel II

Artikel II herstelt een aantal technische omissies in het Besluit van 15 oktober 2020, houdende regels betreffende het verstrekken van reisdocumenten (Stb. 2020, 418).

Artikel III

Artikel III regelt dat de in het besluit opgenomen wijzigingen op 1 januari 2021 in werking treden dan wel met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
1

Zie Wijziging van de Paspoortwet in verband met de invoering van elektronische identificatie met een publiek identificatiemiddel en het uitbreiden van het basisregister reisdocumenten (Stb. 2020, 104), beoogde inwerkingtreding 1 januari 2021.

X Noot
2

Als bedoeld in Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (Pb EU 2014, L 257) en de krachtens deze verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen.

X Noot
3

Verordening (EU) 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt (PbEU 2014, L 257/73) («EIDAS»).

X Noot
4

Inwoners van de Caribische landen van het Koninkrijk kunnen, indien zij dat wensen, ook een aanvraag voor een eNIK indienen bij een van de andere grensgemeenten ingeval zij in Nederland zijn (artikel 3.2, eerste lid van het Paspoortbesluit juncto artikel 7 Paspoortuitvoeringsregeling Nederland). Op die aanvragen zijn dezelfde tarieven van toepassing, de grensgemeente-tarieven (artikel 6, derde lid, Besluit paspoortgelden).

X Noot
5

Zie nota van toelichting bij het Besluit van 26 november 2010, houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de indexering van de tarieven per 1 januari 2011, Stb. 2010, 798, blz. 6: «Gebleken is dat de kosten voor het verstrekken van een reisdocument aan een niet-ingezetene hoger zijn dan de kosten voor de verstrekking aan een ingezetene. Het is om die reden wenselijk voor de categorie niet-ingezetenen een hoger legestarief te kunnen vaststellen.»

X Noot
7

Kostenonderzoek verstrekking reisdocumenten aan niet-ingezetenen door grensgemeenten. Cebeon, mei 2012.

X Noot
8

Besluit van 21 november 2012 houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven per 1 januari 2013, Stb. 2012, 592.

X Noot
9

Kamerstukken I 2019/20, 34 972 (Algemene regels inzake het elektronisch verkeer in het publieke domein en inzake de generieke digitale infrastructuur (Wet digitale overheid)).

X Noot
10

Kamerstukken II 2017/18, 34 972, nr. 3, p. 11-12.

X Noot
11

Kamerstukken II 2018/19, 35 047, nr. 3, p. 41 (Wijziging van de Paspoortwet in verband met de invoering van elektronische identificatie met een publiek identificatiemiddel en het uitbreiden van het basisregister reisdocumenten).

X Noot
12

Kamerstukken II 2018/19, 35 047, nr. 3, p. 40-42 (Wijziging van de Paspoortwet in verband met de invoering van elektronische identificatie met een publiek identificatiemiddel en het uitbreiden van het basisregister reisdocumenten), en de nota naar aanleiding van het verslag, Kamerstukken II 2018/19, 35 047, nr. 8, p. 12-13.

X Noot
13

Daarnaast kunnen inwoners van de Caribische landen van het Koninkrijk, indien zij dat wensen, ook een aanvraag voor een eNIK indienen bij alle andere grensgemeenten ingeval zij in Nederland zijn (artikel 3.2 van het Paspoortbesluit juncto artikel 7 Paspoortuitvoeringsregeling Nederland). Op die aanvragen zijn dezelfde tarieven van toepassing, de grensgemeente-tarieven (artikel 6, derde lid, Besluit paspoortgelden).

Naar boven