Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 9 december 2009 over de Landbouw- en Visserijraad.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik wil de volgende zes moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie in het kader van de wijziging van de Europese Dierproevenrichtlijn (86/609/EEG) heeft geconstateerd dat bij het gebruik van niet-menselijke primaten in wetenschappelijke procedures zich wegens de genetische verwantschap van deze dieren met de mens en hun sterk ontwikkelde sociale gedragsrepertoire, specifieke ethische en praktische problemen voordoen inzake het tegemoetkomen aan hun ethologische, ecologische en sociale behoeften in een laboratoriumomgeving;

constaterende dat de Europese Commissie daarbij constateert dat het gebruik van niet-menselijke primaten een punt van buitengewone zorg is bij het publiek;

constaterende dat de Commissie om die redenen heeft voorgesteld om het gebruik van niet-menselijke primaten alleen toe te staan voor onderzoek op essentiële biomedische gebieden ten bate van de mens, mits daarvoor nog geen andere vervangende alternatieve methoden beschikbaar zijn en alleen in het kader van procedures die verband houden met klinische aandoeningen die wezenlijke gevolgen hebben voor het dagelijks functioneren van de patiënt doordat ze levensbedreigend of gezondheidsondermijnend zijn;

constaterende dat deze verwijzing naar levensbedreigende of gezondheidsondermijnende klinische aandoeningen reeds is opgenomen in andere EU-wetgeving, zoals Verordening (EG) nr. 141/2000, Richtlijn 2001/20/EG, Verordening (EG) nr. 726/2004 en Verordening (EG) nr. 507/2006;

verzoekt de regering, genoemd voorstel van de Europese Commissie tot beperking van het gebruik van niet-menselijke primaten in wetenschappelijk onderzoek te steunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Waalkens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 365(21501-32).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er ruim zes jaar is gesproken over een herziening van de Europese Dierproevenrichtlijn (86/609/EEG) en de Kamer regelmatig bij het kabinet heeft geïnformeerd naar de voortgang;

constaterende dat de Nederlandse regering desondanks een afwachtende houding heeft aangenomen ten aanzien van deze herziening, en pas een kabinetsinzet heeft geformuleerd nadat het voorstel van de Europese Commissie gereed was, er in het Europees Parlement al beraadslagingen hadden plaatsgevonden over het herzieningsvoorstel en er zelfs al gestemd was over de ingediende amendementen;

voorts constaterende dat de inzet van het Nederlandse kabinet vooral gericht bleek op harmonisatie van bestaande regelgeving tussen lidstaten en nauwelijks getuigt van enige ambitie voor het verbeteren van de (inter)nationale bescherming van proefdieren;

overwegende dat het kabinet zelf zegt binnen Europa een voortrekkersrol te willen spelen op het gebied van de bescherming van proefdieren, de terugdringing van het aantal dierproeven en het ontwikkelen van alternatieven;

van mening dat de herziening van de Dierproevenrichtlijn een uitgelezen kans bood, deze voortrekkersrol gestalte te geven;

spreekt haar teleurstelling uit over de afwachtende houding en weinig ambitieuze inzet van de regering bij de herziening van de Europese Dierproevenrichtlijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 366(21501-32).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de jaarlijkse onderhandelingen in Ouwehandde Visserijraad hebben geleid tot vangstquota die gemiddeld 48% hoger lagen dan de vangsten die naar het oordeel van wetenschappelijke instanties in het kader van de voorzorgsaanpak duurzaam zouden zijn geweest;

constaterende dat de Europese Commissie wijst op het verergerende probleem van onjuiste gegevens van de visserijsector over de aanlandingen en moeilijkheden bij het verkrijgen van gegevens over teruggooi en de visserijinspanning, welke leiden tot slechte besluiten, povere instandhoudingssituaties en leeggeviste bestanden;

constaterende dat de Europese Commissie op basis van beschikbare gegevens en het voorzorgbeginsel voorstelt om de vangstquota voor 2010 voor geassocieerde bestanden, zoals tarbot en griet, met 15% te verlagen maar dat Nederland zich hiertegen verzet omdat een wetenschappelijke onderbouwing zou ontbreken;

verzoekt de regering, zich neer te leggen bij het voorstel voor de verlaging van het vangstquotum voor geassocieerde visbestanden met 15%,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 367(21501-32).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat beheer van de visserijinspanning er, samen met de vangstbeperkingen, onder meer voor moet zorgen dat er minder vis wordt teruggegooid in zee en dat de afbouw van de overcapaciteit in de visserijsector wordt gestimuleerd;

constaterende dat het visserijinspanningsbeheer voor de boomkorvisserij op platvis is ingebed in het meerjarenplan voor tong en schol en dat de Europese Commissie op basis daarvan voorstelt, de visserijinspanning in 2010 met 13,3% terug te brengen;

constaterende dat Nederland zich hiertegen verzet;

verzoekt de regering, de voorgestelde daling van de visserijinspanning op tong en schol met 13,3% te onderschrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 368(21501-32).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat haaien als toppredator een sleutelrol vervullen in het mariene ecosysteem;

overwegende dat de haaienpopulaties in Europa al jaren overbevist zijn en haaien in Nederland een bijvangstsoort van de bodemvisserij zijn;

constaterende dat het vangstquotum voor de doornhaai nu gereduceerd is naar nul, maar dat er nog steeds een bijvangstmogelijkheid van 10% is;

verzoekt de regering, zich in te zetten om de bijvangstmogelijkheid voor doornhaai ook op nul te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 369(21501-32).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de blauwvintonijn zwaar overbevist is en de soort daarmee ernstig wordt bedreigd;

overwegende dat de Middellandse Zee het paaigebied is en daarmee een sleutelrol speelt in het behoud van de soort;

verzoekt de regering, te pleiten voor het sluiten van de Europese wateren voor de vangst op de blauwvintonijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 370(21501-32).

De heer Polderman (SP):

Voorzitter. Bij de Landbouwraad staat ook de discussie over fout hout op de agenda. Wij hebben er gisteren ook over gesproken in het AO en ik constateer dat wij op dit punt op dezelfde lijn zitten als de minister. Gisteren was er echter sprake van een brief waarvan de minister nog geen kennis had genomen, terwijl die wel aan haar gericht was. Er bleef daardoor wat onduidelijkheid omtrent de vragen die ik haar daarover gesteld had. Om er alsnog duidelijkheid over te krijgen dien ik de volgende motie in.

De PoldermanKamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het belangrijk is dat de Europese Unie strenge wetgeving aanneemt om ontbossing en bosdegradatie wereldwijd aan te pakken;

verzoekt de regering, tijdens de komende Landbouwraad sterk te pleiten voor:

  • - een uitgebreide definitie van illegaal hout, inclusief alle relevante milieuwetten, sociale en economische wetten;

  • - een duidelijke lijst met strafbare feiten en verboden acties;

  • - het instellen van een minimumniveau van sancties en boetes in de Europese Unie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Polderman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 371(21501-32).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Verburg:

Voorzitter. Wij hebben gisteren uitvoerig gesproken over alle onderwerpen die nu aan de orde zijn gesteld in de moties. Ik loop daarom alleen de moties langs.

In de motie op stuk nr. 365, ingediend door mevrouw Ouwehand, mede namens de heer Waalkens, wordt de regering verzocht om het voorstel van de Europese Commissie tot beperking van het gebruik van niet-menselijke primaten in wetenschappelijk onderzoek, te steunen. Deze motie ontraad ik. Het gaat namelijk om een belangrijk onderzoek naar ernstige aandoeningen. Dat moet mogelijk blijven. In de huidige compromistekst is dat zorgvuldiger en beter geformuleerd. Ik wijs er nog maar eens op – ik heb dat gisteren ook gezegd – dat hier een compromis voorligt waar zowel de Commissie, als het Europees Parlement, als de Europese Raad zich in kunnen vinden. Daarom ontraad ik deze motie.

De motie van mevrouw Ouwehand op stuk nr. 366 bevat heel veel constateringen, overwegingen en meningen en spreekt teleurstelling uit over de afwachtende houding en de weinig ambitieuze inzet van de regering bij de herziening van de Europese dierproevenrichtlijn. Ook deze motie ontraad ik, omdat ik dit een oordeel vind dat nergens op is gestoeld. Nederland heeft een actieve rol gespeeld. Die speelt Nederland steeds bij dit soort zaken die in Nederland belangrijk worden gevonden. Wij hebben bij de belangrijke punten, maar ook bij het komen tot een resultaat dat er op Europees niveau mag zijn, steeds een voorhoederol gespeeld. Ik werp dit oordeel dan ook verre van mij. Dat is de reden waarom ik deze motie ontraad.

In de motie van mevrouw Ouwehand op stuk nr. 367 wordt de regering verzocht om zich neer te leggen bij het voorstel voor een verlaging met 15% van het vangstquotum voor geassocieerde visbestanden. Deze motie en alle andere moties die te maken hebben met de onderhandelingen van volgende week over quotum, zeedagen en alles wat daarmee annex is, ga ik ontraden. Ik doe dat omdat deze moties veronderstellen dat wij volgende week gaan besluiten, niet door te overleggen en te kijken hoe wij daar het beste uit kunnen komen in het belang van het bestandbeheer en het in balans brengen van het bestand en de visserijactiviteiten, maar door alleen maar onze hand op te steken. Zo is het niet. Ik vind al deze moties onverstandig omdat ze de vertegenwoordiger van Nederland met de handen op de rug gebonden naar Brussel sturen. Dat is zeer wellicht de bedoeling van mevrouw Ouwehand, maar het is wel de reden waarom ik de moties op stuk nrs. 367, 368, 369 en 370 ontraad. Ik heb gisteren mijn inzet geschetst. Wij gaan er drie dagen voor uittrekken. Het gaat dus zorgvuldig gebeuren. Het is uitermate onverstandig om de Nederlandse onderhandelaars de handen op de rug te binden.

In de motie van de heer Polderman op stuk nr. 371 wordt de regering verzocht om tijdens de komende landbouwraad sterk te pleiten voor een uitgebreide definitie van illegaal hout, inclusief alle relevante milieu-, sociale en economische wetten, een duidelijke lijst met strafbare feiten en verboden acties en het instellen van een minimumniveau van sancties en boetes in de Europese Unie. Wij hebben al een aantal keer met elkaar gewisseld dat Nederland pleit voor een internationaal verbod. Dat verbod zal verder moeten worden uitgewerkt in Europees verband. Daar wordt nu aan gewerkt door de diensten van de Europese Commissie. Het is niet aanvaardbaar om het nu al gaan hebben over het stellen van minimumeisen, maar die kunnen wel worden opgenomen in het totale pakket. Het zou dus een van de elementen kunnen zijn. U kent mijn inzet, mijnheer Polderman. Dat klinkt ook door in uw formulering. U hebt gisteren ook gezegd dat u mij steunt. Nu gaat u in mijn ogen echter een aantal stappen te ver om tot een goed resultaat te komen. Dat is de reden waarom ik deze motie ontraad.

De voorzitter:

Ik kan me niet voorstellen dat de heer Polderman dit antwoord niet begrijpt. Mijnheer Polderman, begrijpt u het niet?

De heer Polderman (SP):

Het is misschien heel dom, maar de motie vraagt de inzet van de minister. Het gaat er niet om dat dit de uitkomst moet zijn. De vraag is om het als inzet te nemen. Ik begrijp niet, waarom de minister het niet overneemt.

Minister Verburg:

Ik heb mijn inzet al gepleegd. Daarvoor heb ik veel steun gekregen van andere Europese lidstaten. De juridische diensten van de Europese Commissie houden zich daarmee nu bezig. Ik heb dat gisteren helder geschetst. Wat in de motie wordt gevraagd, heeft geen zin en ook geen meerwaarde. Wij moeten ook geen moties zonder meerwaarde in de Kamer dreigen aan te nemen. Het heeft geen zin om daarin nu verandering aan te brengen. Ik houd de heer Polderman op de hoogte. Ik ken zijn ambitie. Wij delen de ambitie om zo snel mogelijk een einde te maken aan het illegaal kappen, het illegaal verhandelen en het illegaal importeren van hout. Bij het werken aan duurzaam hout moet je de stappen nemen die helpen. Dit is niet een stap die zou kunnen helpen en daarom ontraad ik de motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de antwoorden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven