Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het vermelden van de naam van een levenloos geboren kind op het verlof tot begraven (ingezonden 3 mei 2016).

Antwoord van Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 24 mei 2016).

Vraag 1

Herinnert u zich de antwoorden op de vragen over het verlof tot begraven van een levenloos geboren kind bij de behandeling van het wetsvoorstel Aanpassingswet basisregistratie personen?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat het voor ouders in hun verdrietige omstandigheden gewenst kan zijn om de naam van hun levenloos geboren zoon of dochter uitdrukkelijk vermeld te zien op het verlof tot begraven, omdat zij dit ervaren als een erkenning van hun zoon of dochter?

Antwoord 2

Zoals verwoord in mijn brief van 26 april 2016 heb ik alle begrip voor het intense verdriet van ouders van wie een kind levenloos ter wereld is gekomen en die de wens hebben voor (wettelijke) erkenning2.

Vraag 3, 4, 5

Hoe kijkt u aan tegen het eerder door u gegeven antwoord, in het licht van het in uw brief van 26 april 2016 toegezegde onderzoek?3

Bent u bereid om te overwegen om het modelformulier voor het verlof tot begraven zodanig te wijzigen dat, indien ouders dit wensen, uitdrukkelijk de naam van hun zoon of dochter vermeld kan worden op dit verlof tot begraven?4

Wordt in het onderzoek naar de mogelijke verduidelijking van de regelgeving rond doodgeboren kinderen tevens onderzocht op welke manier het modelformulier gewijzigd kan worden, zodat desgewenst de voorna(a)men en de geslachtsnaam van het levenloos geboren kind vermeld kunnen worden, zoals dit ook mogelijk is bij een akte van een levenloos geboren kind? Zo niet, bent u bereid dit punt dan alsnog mee te nemen in het onderzoek?

Antwoord 3, 4, 5

Ik zal bij het in de brief van 26 april 2016 aangekondigde onderzoek tevens betrekken of en op welke wijze de registratie van levenloos geboren kinderen in het kader van de Wet op de lijkbezorging wijziging behoeft.


X Noot
1

Kamerstuk 33 555, nr. 6, blz. 2

X Noot
2

Kamerstukken II 2015/16, 27 859, nr. 92.

X Noot
3

Kamerstuk 27 859, nr. 92

Naar boven