Vragen van de leden Klaver (GroenLinks), Van Haersma Buma (CDA) en Pechtold (D66) aan de Minister-President en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over onduidelijkheden rond het door de regering gevoerde asielbeleid (ingezonden 2 maart 2016).

Antwoord van Staatssecretaris Dijkhoff (Veiligheid en Justitie), mede namens de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 22 maart 2016).

Vraag 1 tot en met 6, 9, 28 en 29

Wat is de doelstelling van de regering met betrekking tot het terugbrengen van de komst van het aantal vluchtelingen naar de EU? Kan de regering de door haar gewenste daling precies kwantificeren? Zo nee, waarom niet?

Wanneer moet de in vraag 1 benoemde doelstelling van de regering uiterlijk zijn verwezenlijkt? Houdt de regering vast aan de uitspraak van de premier in zijn toespraak in het Europees Parlement dat dit «binnen zes tot acht weken» moet gebeuren, wat uiterlijk 16 maart betekent? Zo nee, waarom niet?

Welke consequenties zal de regering verbinden aan het niet tijdig bereiken van de door haar gewenste daling van de instroom van vluchtelingen in de Europese Unie (EU)?

Kunt u uw uitspraak in Buitenhof van 10 januari 2016, dat de vluchtelingencrisis vóór het voorjaar getackeld moet zijn, nader toelichten? Wat verstaat u in dezen onder «getackeld»?

Hoe bent u voornemens dit te bereiken? Welk resultaat moet zijn bereikt alvorens u het probleem «getackeld» acht?

Welke maximale instroom van asielzoekers in Nederland per week acht de regering in het voorjaar acceptabel? Kunt u aangeven op welke concrete getallen u doelt met de uitdrukkingen «richting nul» en «de nul moet in zicht komen»?1 Zo nee, waarom niet?

Boven welke maximale instroom van asielzoekers zal «ons systeem worden opgeblazen», zoals de Minister van Financiën aankondigde?2 Kunt u nader motiveren op basis van welke berekeningen de Minister van Financiën op deze prognose is uitgekomen? Zo nee, waarom niet?

Welke nationale maatregelen overweegt de regering te nemen als de door de regering gewenste daling van de instroom van asielzoekers naar een maximale instroom van 58.000 in 2016 niet plaatsvindt?3

Welke maatregelen is de regering voornemens te implementeren om uit te komen op de gewenste instroom van 58.000 asielzoekers of minder in Nederland over 2016? Kunt u per maatregel een tijdpad aangeven voor de implementatie en uitvoering ervan? Zo nee, waarom niet?

Kunt u per maatregel in uw antwoord op vraag 28 in een tabel aangeven wat het effect van de maatregel op de instroom van asielzoekers precies zal zijn en wanneer dit effect bereikt zal zijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 1 tot en met 6, 9, 28 en 29

In het najaar van 2015 heeft een ambtelijke werkgroep van het Ministerie van Veiligheid en Justitie zoals gebruikelijk een instroomprognose voor het volgende jaar opgesteld ten behoeve van de vreemdelingenketen, de zogenoemde Meerjaren Productie Prognose (MPP). Die MPP kwam (middels een gewogen scenario) uit op een instroom van 93.600 bij ongewijzigd beleid. Het kabinet vindt deze instroom echter ongewenst vanwege de zware belasting voor de samenleving. Dit onderstreepte voor het kabinet de noodzaak om in internationaal en nationaal verband maatregelen te treffen om onder meer de Europese en nationale asielinstroom te beperken.

Het kabinet zet zich actief in om samen met de Europese partners verder grip te krijgen op de migrantenstroom in Europa en de toestroom naar Europa in te dammen. Dit vergt een brede inzet op alle terreinen om dit te realiseren, waaronder versterking van de grensbewaking, een betere verdeling van de asielinspanningen die lidstaten plegen, versterkte inzet op terugkeer en betere samenwerking met derde landen.

De Europese Unie heeft als onderdeel van deze strategie op 29 november jl. een belangrijke stap gezet door met Turkije een actieplan af te spreken.4 Doel van het actieplan is om er voor te zorgen dat de ongecontroleerde toestroom vanuit Turkije naar Europa significant en duurzaam wordt teruggebracht. Dit actieplan bestaat uit twee delen: een deel over steun aan de Syrische gemeenschappen die onder het Turkse beschermingsregime vallen, en een deel ter voorkoming van illegale migratie naar de EU.

Uitgaande van het effect van deze ingezette strategie, vindt het kabinet een instroom van maximaal 58.000 asielzoekers reëel. Daarbij laat dit zich naar de aard van het migratievraagstuk niet vertalen naar een maximale wekelijkse instroom, nu gedurende het jaar de instroom sterk kan fluctueren. Bij dit aantal is van «het opblazen van het systeem» geen sprake.

Wanneer deze inzet onverhoopt niet leidt tot een verminderde instroom in de EU in het algemeen en Nederland in het bijzonder, zal gezocht worden naar andere aanvullende maatregelen. Daarbij zal het kabinet het uitgangspunt hanteren dat deze aanvullende maatregelen bij voorkeur in EU-verband plaatsvinden en anders in elk geval met een zo groot mogelijk aantal landen. Dit geldt ook wanneer het zou gaan om maatregelen die betrekking hebben op het grenstoezicht.

Nu meerjarige ervaring leert dat in de loop van het voorjaar de Europese en ook de Nederlandse asielinstroom stijgt, is het van belang dat ook aan het begin van het voorjaar meer helderheid bestaat over de te verwachten effecten van de genoemde kabinets- en Europese inzet. Wanneer er grond zou zijn te veronderstellen dat er geen sprake zal zijn van significante beperking van de instroom, dan zou dat het moment zijn om te komen tot aanvullende maatregelen.

Op basis van het gewisselde tijdens de EU-Turkije top van 7 maart 2016 meent het kabinet dat er thans een reëel perspectief is, waar het gaat om het in goede banen leiden van de migratiestroom.

Vraag 7 en 8

Kunt u de «filters» waar u over sprak in de Kamer nader toelichten?5 Kunt u per filter in een tabel uiteenzetten welk beoogd en kwantificeerbaar effect elk van deze filters op de instroom van vluchtelingen in Europa zal hebben, en welk tijdpad u voor de implementatie van elk van deze filters voorziet? Zo nee, waarom niet?

Kunt u bij uw antwoord op vraag zeven in een aparte kolom ingaan op de waarschijnlijkheid van een optredend waterbedeffect per filter, waarbij de instroom zich zal verplaatsen naar andere grenslanden, en welke consequenties dit heeft voor het netto effect op de instroom van vluchtelingen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7 en 8

Zoals tijdens het debat 11 februari jl. met uw Kamer besproken, vergt het aanpakken van de vluchtelingenstroom naar Europa verschillende typen maatregelen die onderdeel zijn van een brede Europese aanpak. Zij staan niet op zichzelf, maar hebben een onderlinge relatie. Doordat de oorzaken van migratie sterk beïnvloed worden door externe factoren is het niet mogelijk om effecten van deze maatregelen vooraf te kwantificeren.

Zoals verwoord in de visie van het kabinet op de Europese migratiecrisis6, zet Nederland in de eerste plaats in op het bevorderen van perspectiefvolle opvang in de regio, zoals Jordanië, Libanon en Turkije. Tegelijkertijd zijn maatregelen nodig om te voorkomen dat migranten hun reis naar Europa vervolgen door zich te laten smokkelen vanuit landen aangrenzend aan de Europese Unie. Op dit moment gaat het in het bijzonder om Turkije. Daarnaast zijn maatregelen nodig om onze EU-buitengrenzen te versterken. Vanuit de hotspots in Griekenland en Italië zullen migranten een asielaanvraag moeten indienen, in aanmerking komen voor herplaatsing of moet er worden gewerkt aan terugkeer. Voorkomen moet worden dat irreguliere migranten op eigen initiatief en gelegenheid door Europa reizen, en dienen migranten zonder geldige verblijfsreden te worden teruggestuurd naar hun land van herkomst of een veilig derde land. Daarvoor zijn maatregelen nodig met betrekking tot de binnengrenzen, zoals de intensivering van het Mobiel Toezicht Veiligheid.

Terecht wijzen de vraagstellers op het risico dat de inzet op de beschreven maatregelen als risico heeft dat er een waterbedeffect ontstaat. Het kabinet houdt dit samen met de Europese partners nauwlettend in de gaten om tijdig adequate maatregelen te kunnen treffen.

Vraag 10

Op welk moment zal de regering een afweging maken of de door haar gewenste prognose voor de asielinstroom in 2016 in Nederland werkelijkheid wordt, of bijstelling noodzakelijk is?

Antwoord 10

Het kabinet monitort de ontwikkelingen rond de asielinstroom voortdurend. Deze ontwikkelingen neemt het kabinet mee bij het vaststellen en eventueel bijstellen van de begroting én het beleid door het kabinet.

Vraag 11 tot en met 16, 18, 36 en 37

Welke wijziging in de rijksuitgaven zal moeten plaatsvinden als de door de regering beoogde daling van het aantal asielzoekers niet plaatsvindt, en in plaats daarvan de instroom van asielzoekers zich ontwikkelt naar de ambtelijke prognose van 93.600 asielzoekers voor 2016?

Welke netto wijziging in de rijksuitgaven zal moeten plaatsvinden als de instroom van asielzoekers in Nederland in maart 2016 per week gemiddeld 100 asielzoekers meer bedraagt dan het in vraag 5 en 6 gevraagde maximum in de ogen van de regering?

Welke netto wijziging in de rijksuitgaven zal moeten plaatsvinden als de instroom van asielzoekers in Nederland in maart 2016 per week gemiddeld 100 asielzoekers minder bedraagt dan het in vraag 5 en 6 gevraagde maximum in de ogen van de regering?

Kunt u in een tabel uiteenzetten welke financiële consequenties het zal hebben indien diverse alternatieve instroomprognoses voor 2016, waaronder ten minste een instroom van 20.000, 40.000, 80.000, 100.000 en 120.000, werkelijkheid worden en bij deze diverse scenario’s de specifieke noodzakelijke mutaties in de budgeten van alle organisaties in de vreemdelingenketen en het totaal van deze kosten vermelden? Zo nee, waarom niet?

Kunt u bij uw antwoord op vraag 14 tevens in een aparte kolom aangeven op welke momenten de per scenario beschreven budgetmutaties zullen plaatsvinden indien het scenario zich voordoet? Zo nee, waarom niet?

Kunt u bij uw antwoord op vraag 14 tevens in aparte kolommen aangeven welke budgetmutaties in de specifieke scenario’s noodzakelijk zijn voor de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in het kader van onderwijs voor asielkinderen, voor de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie in het kader van de inzet van politiecapaciteit en voor de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het kader van zorguitgaven? Zo nee, waarom niet?

In het geval dat de asielinstroom hoger uitvalt dan de door de regering gehanteerde prognose van 58.000 asielzoekers, uit welke begrotingsposten is de regering dan voornemens de meerkosten te dekken? En in het geval de regering kiest om deze eventuele meerkosten te dekken uit de programmalijnen voor ontwikkelingssamenwerking (OS) zoals bij eerdere mutaties, op welke OS-programmalijnen en begrotingsartikelen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bent u dan voornemens te korten en hoeveel?

Hoeveel extra budget zou de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) nodig hebben om, uitgaande van een instroom van 58.000 asielzoekers in Nederland over 2016, nog dit jaar de gemiddelde wachttijd voor het in behandeling nemen van een asielverzoek terug te brengen naar 6 maanden of minder?

Hoeveel extra budget zou de IND nodig hebben om, uitgaande van een instroom van 93.600 asielzoekers in Nederland over 2016, nog dit jaar de gemiddelde wachttijd voor het in behandeling nemen van een asielverzoek terug te brengen naar 6 maanden of minder?

Antwoord 11 tot en met 16, 18, 36 en 37

De kosten voor de rijksoverheid met betrekking tot de instroom van asielzoekers bestaan voor een belangrijk deel uit opvangkosten, maar ook uit kosten voor de toelatingsprocedures en de kosten van eventuele kosten van vertrekprocedures. De meerkosten hiervan zijn niet eenvoudig te bepalen omdat dit van veel factoren afhankelijk is (onder andere herkomstland, wel of geen inwilliging van asielverzoek, gemiddelde verblijfsduur bij COA). Daarnaast spelen in een scenario van hoge instroom ook niet-financiële factoren mee waardoor verhoging van het budget niet garandeert dat er voldoende opvang kan worden geboden. Uitgaande van de realisatie kostte een extra asielzoeker in 2015 gemiddeld ongeveer € 22.500 voor opvang en toelating, waarbij gerekend is met een gemiddelde opvangduur van circa 10 maanden. Het vaststellen van de kosten voor 2016 maakt onderdeel uit van de begrotingsbesluitvorming.

Vraag 17

Kunt u een overzicht geven van het aantal incidenten dat heeft plaatsgevonden in asielcentra of de noodopvang in het afgelopen jaar en in hoeveel gevallen daarbij sprake is geweest van aangifte, een strafmaatregel, vervolging of uitzetting?

Antwoord 17

Bij brief van 30 januari jl.7 heb ik u het overzicht gestuurd van het aantal geregistreerde incidenten met betrekking tot vreemdelingen op- en rondom opvanglocaties van het COA (Centraal Orgaan opvang Asielzoekers).

In het overzicht staat dat bij het COA in 2015 ruim 8.000 meldingen zijn geregistreerd. Bij ruim 5.000 ging het om overtredingen van de huisregels van het COA, zoals het niet schoonmaken van de eigen kamer, de brandmelder afplakken, of geluidsoverlast veroorzaken. Bij ruim 1.300 meldingen van het COA ging het om fysieke agressie zoals schoppen of slaan. De meldingen zijn naar aard en omvang dus zeer divers. In totaal heeft de politie 4.460 meldingen op COA-locaties geregistreerd. De meldingen zijn ook hier zeer uiteenlopend. Het soort incidenten dat de politie heeft genoteerd, varieert van verloren ID-papieren, diefstal en overlast tot bijvoorbeeld drugs, grote vechtpartijen of mensenhandel. Ook kunnen er valse meldingen bij zitten. In die gevallen is de politie wel opgeroepen, maar bleek assistentie door de politie niet (meer) nodig.

Bij de publicatie is toegezegd dat een dergelijk overzicht vanaf heden halfjaarlijks wordt uitgebracht. Het eerstvolgende overzicht ontvangt u naar verwachting in september 2016.

Vraag 19

Is het organiseren van een kerende veerboot van Griekenland naar Turkije, zoals beschreven in het plan-Samsom, onderdeel van de inzet van het kabinet in haar internationale overleggen? Zo ja, op welke termijn dient dit gerealiseerd te worden?

Antwoord 19

Turkije heeft tijdens de EU-Turkije Top van 7 maart jl. voorgesteld alle irreguliere migranten die vanuit Turkije aankomen op de Griekse eilanden terug te nemen.

Het kabinet verwelkomt dit voorstel van Turkije. Een daadwerkelijke terugname van alle irreguliere migranten die aankomen op de Griekse eilanden door Turkije zou betekenen dat het businessmodel van de smokkelaars wordt ontmanteld en de gevaarlijke overtocht in gammele bootjes wordt ontmoedigd.

Tijdens het debat op 15 maart jl. ter voorbereiding op de Europese Raad van 17 en 18 maart is besproken hoe het voorstel in de praktijk zou moeten worden toegepast. Daarnaast heeft de Commissie op 16 maart jl. een mededeling gepresenteerd waarin wordt uitgewerkt hoe dit vorm moet worden gegeven. Dit zal ook onderdeel zijn van de besprekingen tijdens de Europese Raad van 17 en 18 maart. Over de uitkomsten van de Europese Raad zult u via de gebruikelijke weg worden geïnformeerd, waarbij ook een appreciatie zal worden gegeven van de desbetreffende mededeling van de Commissie.

Vraag 20, 21 en 22

Op welke termijn verwacht de regering Turkije te kunnen aanmerken als veilig land? In hoeverre is het refoulementbeginsel daarbij bepalend?

Heeft de verslechterde mensenrechtensituatie in Turkije invloed op de beslissing om Turkije als veilig land aan te merken?

Komen er binnenkort nog meer landen, zoals bijvoorbeeld Tunesië en Algerije, op de lijst van veilige landen te staan?

Antwoord 20, 21 en 22

Bij de term «veilig land» moet een onderscheid worden gemaakt naar «veilig land van herkomst» en «veilig derde land». Het eerste principe betreft landen die in het algemeen als veilig kunnen worden aangemerkt voor onderdanen of voormalig ingezetenen. Een «veilig derde land» is een land, anders dan het land van herkomst, dat over het algemeen veilig is en waar de aanvrager redelijkerwijs bescherming kan vragen, op grond van een voldoende band die hij met dat land heeft.

Voor beide principes is in de Procedurerichtlijn vastgelegd aan welke voorwaarden moet zijn voldaan.

Voor de beoordeling of een land kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst moet onder meer rekening worden gehouden met de wetten en andere voorschriften van het betrokken land en de wijze waarop die worden toegepast, de naleving van de mensenrechtenverdragen, de naleving van het beginsel van non-refoulement en het beschikbaar zijn van een systeem van daadwerkelijke rechtsmiddelen tegen schendingen van de rechten en vrijheden in voornoemde mensenrechtenverdragen.

Een «veilig derde land» is een land waarin een vreemdeling niet wordt onderworpen aan vluchtelingrechtelijke vervolging, geen risico op een behandeling strijdig aan de rechten zoals verwoord in artikel 3 EVRM bestaat, het beginsel van non-refoulement wordt nageleefd en waarin de mogelijkheid bestaat om een vluchtelingenstatus te verzoeken en, in geval van erkenning als vluchteling, bescherming op grond van het Vluchtelingenverdrag te ontvangen.

In mijn brief van van 9 februari 2016 over de uitbreiding van de lijst veilige landen van herkomst8 is aangegeven dat in tranches beoordelingen zullen worden gegeven over landen die uw Kamer eerder heeft genoemd. Turkije, Tunesië en Algerije zullen worden meegenomen in de volgende tranche, die is voorzien voor de tweede helft van maart.

Voor wat betreft de vraag of Turkije kan worden gezien als veilig derde land is van belang dat Turkije formeel een regionale beperking kent op de toepassing van het VN Vluchtelingenverdrag. Op grond van nationale wetgeving is het non-refoulementbeginsel evenwel ook van toepassing op vluchtelingen van buiten Europa. Zij kunnen in Turkije de »status van «conditional refugee» krijgen. Bovendien is Turkije als verdragspartij bij het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele vrijheden (EVRM) gebonden aan de verdragsverplichtingen die voortvloeien uit onder meer artikel 3 EVRM.

Als gevolg van de verplichtingen die voortvloeien uit de Visa Roadmap, zal Turkije zijn nationale asielwet- en regelgeving verder in lijn brengen met internationale en Europese standaarden. Op deze gronden heeft Griekenland aangegeven Turkije als veilig derde land aan te merken.

Het kabinet verwelkomt en deelt de uitleg van de Commissie dat het voor de toepassing van het concept van «veilig derde land» niet noodzakelijk is dat het desbetreffende derde land het VN Vluchtelingenverdrag al dan niet met geografische beperking heeft geratificeerd. Er dient wel toegang tot internationale bescherming te zijn en deze moet in lijn zijn met de vereisten zoals verwoord in het VN Vluchtelingenverdrag. De appreciatie van de Europese Commissie is natuurlijk ook relevant in deze, en uit de Mededeling van de Commissie van 10 februari zijn ook stappen in deze richting af te leiden. Mede in dit licht wordt geïnvesteerd in de relaties met Turkije en in de opvangfaciliteiten en andere omstandigheden van vluchtelingen daar.

Vraag 23

Kunt u een overzicht geven van de concrete maatregelen die het kabinet neemt om de terugkeer naar landen op de veilige herkomstlijst te effectueren?

Antwoord 23

Met de meeste van deze landen bestaan goede afspraken die kunnen worden uitgevoerd. Er is echter ook een aantal landen waarmee de terugkeersamenwerking moeizaam verloopt. Dat geldt overigens niet alleen voor Nederland, maar voor veel lidstaten van de Europese Unie. Voor deze landen (Ghana, Marokko, Senegal) wordt in EU verband gewerkt aan maatwerkpakketten met positieve – en indien nodig – negatieve prikkels om die samenwerking te verbeteren. Met India wordt in EU-verband onderhandeld over een Gemeenschappelijke Agenda voor Migratie en Mobiliteit waarvan terugkeer deel uitmaakt.

Sinds 1 maart 2016 wordt de asielaanvraag van vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land dat is aangemerkt als veilig land van herkomst behandeld in een versnelde procedure (spoor 2 in het zogeheten sporenbeleid). De asielzoeker krijgt in deze procedure één gehoor, waarin hij tevens kan aangeven waarom zijn herkomstland voor hem niet veilig is. Als de aanvraag op deze grond wordt afgewezen, krijgt de asielzoeker de aanzegging om Nederland onmiddellijk te verlaten. Door het onthouden van een vertrektermijn kan eerder aan het daadwerkelijke vertrek worden gewerkt, waarbij zelfstandig vertrek voorop staat maar gedwongen vertrek indien mogelijk niet uitgesloten is.

Vraag 24

Kunt u bevestigen dat het kabinet misbruik van terugkeerrelingen die het IOM aanbiedt, niet tolereert? Hoe wordt misbruik voorkomen, in het bijzonder wanneer het landen betreft die tevens geplaatst zijn op de nationale lijst met veilige landen?

Antwoord 24

Terugkeer is een van de beleidsprioriteiten van dit kabinet. Mensen die geen recht op verblijf (meer) hebben moeten Nederland verlaten. De ondersteuning van zelfstandig vertrek uit Nederland is een essentieel onderdeel van het terugkeerbeleid en draagt bij aan het bieden van een nieuwe en bestendige toekomst voor de vreemdeling in zijn eigen land. De meeste vreemdelingen vertrekken zelfstandig, nu ze op deze manier met opgeheven hoofd kunnen terugkeren met ondersteuning (financieel en in natura); bij gedwongen vertrek is er een grotere afhankelijkheid van het land van herkomst.

Vanzelfsprekend is het niet de bedoeling dat deze ondersteuning leidt tot een aanzuigende werking. Het gebruik van de regelingen wordt nauwlettend in de gaten gehouden. Zodra er signalen zijn van oneigenlijk gebruik, wordt dat nader onderzocht en indien van toepassing worden onderdanen uit die landen uitgesloten van ondersteuning. Alle veilige Europese landen zijn reeds uitgesloten van terugkeerondersteuning, omdat zij vrijgesteld zijn van de visumplicht. Overigens blijft de asielinstroom uit deze visumvrije landen in sommige gevallen toch hoog, terwijl de vreemdelingen uit die landen niet meer in aanmerking komen voor terugkeerondersteuning. Er kunnen dus ook andere redenen ten grondslag liggen aan de keuze voor Nederland. Voor alle overige landen wordt zoals aangegeven constant bekeken of aanpassing van beleid nodig is.

Vraag 25 en 26

Wat zijn de actuele cijfers van instroom van vluchtelingen in Europa per week, uitgesplitst in land van aankomst en nationaliteiten van vluchtelingen?

Hoe verhouden de in vraag 25 gevraagde cijfers zich met de cijfers van dezelfde periode in het voorgaande jaar, en de dezelfde periode in 2014, 2013 en 2012?

Antwoord 25 en 26

De vreemdelingenketen beschikt niet over de door u gevraagde informatie op weekbasis, en – voor zover bekend – wordt deze informatie niet op een eenduidige wijze bijgehouden door andere instanties zoals de UNHCR.

Informatie over de instroom op weekbasis staat op de website van UNHCR (http://data.unhcr.org/mediterranean/country.php?id=83), echter deze informatie ziet uitsluitend op de instroom via Griekenland. De site vermeldt de instroom via Italië uitsluitend op maandbasis. Daarnaast gaan de gegevens niet terug tot 2012.

De door u gevraagde informatie is wel beschikbaar op maandbasis, op de website van Eurostat (http://ec.europa.eu/eurostat/data/database). Gezien de zeer grote hoeveelheid data waar u om vraagt, is het niet goed mogelijk deze informatie op een handzame wijze weer te geven in een kamerbrief. Daarom verwijs ik u naar de voornoemde websites.

Om u een beeld te geven van de verhouding van de migratiestromen over de jaren 2012–2016, geef ik hieronder de immigratie in deze jaren over de maanden december en januari.

Vraag 27

Welk niveau van daling van de komst van vluchtelingen naar Griekenland vanuit Turkije moet zijn bereikt voordat resettlement vanuit Turkije naar de EU zal plaatsvinden?

Antwoord 27

Tijdens EU-Turkije Top van 7 maart jl. heeft Turkije het voorstel gedaan dat in ruil voor het overnemen door Turkije van alle irreguliere migranten die aankomen op de Griekse eilanden, de EU onder andere zich zal inspannen om een gelijk aantal Syrische vluchtelingen vanuit Turkije te hervestigen. In eerste instantie zal dit gerelateerd zijn aan het aantal Syrische vluchtelingen dat door Turkije vanuit Griekenland wordt overgenomen na irreguliere aankomst in Griekenland. Op termijn zal dit worden vervangen door een duurzaam humanitaire toelatingsprogramma van vluchtelingen vanuit Turkije zoals in een aanbeveling van de Commissie gepresenteerd, met als belangrijkste voorwaarde dat eerst een significante en duurzame daling van de irreguliere instroom naar de EU moet zijn gerealiseerd.

Vraag 30

Kunt u bij de in vraag 14 gevraagde tabel over de instroomscenario’s in een aparte kolom aangeven welke consequentie de scenario’s zouden hebben op het aantal benodigde (crisis)noodopvang plekken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 30

Op 27 november 20159 hebben gemeenten, provincies en Rijk een bestuursakkoord gesloten in het kader van de verhoogde asielinstroom. In het Bestuursakkoord zijn, kort gezegd, de volgende afspraken gemaakt over (nood-)opvangplekken:

  • Voor het einde van 2015 worden per veiligheidsregio minimaal 500 extra noodopvangplekken per veiligheidsregio worden gerealiseerd (totaal 12.500 extra plekken);

  • voor 1 februari 2016 is de planvorming gereed is om 2.500 extra opvangplekken per provincie te creëren (totaal 30.000 extra plekken).

Daarnaast spant het COA zich in additionele opvangplekken te realiseren.

Bij de totstandkoming van het bestuursakkoord is rekening gehouden met een mogelijke asielinstroom van 93.600, op basis van de prognose van de asielinstroom uit de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Weliswaar neemt het kabinet maatregelen om de instroom te beperken, maar de vreemdelingenketen heeft de gelegenheid gekregen om zich voor te bereiden op een situatie dat de maatregelen onverhoopt niet het gewenste effect hebben. Ook bij de afspraken in het bestuursakkoord over extra opvangplekken is met een hogere instroom rekening omdat het organiseren van opvangplekken immers tijd kost en er moet worden voorkomen dat er direct tekorten ontstaan.

Het is niet goed doenlijk voor alle genoemde scenario’s met zekerheid de consequenties voor het aantal (nood-)opvangplekken te berekenen. Er is immers sprake van vele onzekere factoren. Denk hierbij niet alleen aan de omvang van de totale instroom, maar ook bijvoorbeeld aan de verdeling over het jaar (seizoenspatroon), de samenstelling van de instroom (sommige nationaliteiten, bijvoorbeeld asielzoekers uit veilige landen, kunnen snel uitstromen uit de opvang), de timing van beschikbaar komen van de benodigde opvangcapaciteit, en het tempo van de uitstroom (naar huisvesting dan wel terugkeer). Bovendien is de MPP een prognose, en geen exacte wetenschap. Weliswaar staat in het het Asieldashboard (zie het antwoord op vraag10 een tabel over het aantal benodigde (nood-)opvangplekken, maar deze tabel is indicatief van aard.

Vraag 31

Kunt u een becijfering geven van de reeds opgelopen economische schade door de verscherpte grenscontroles die Nederland heeft ingevoerd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 31

In mijn brief van 8 februari 201611 heb ik u geïnformeerd over de intensievere MTV-controles (Mobiel Toezicht Veiligheid) die de Koninklijke Marechaussee uitvoert aan de binnengrenzen. Deze controles vinden plaats op basis van risicoanalyses. De transportsector heeft aandacht gevraagd voor de economische gevolgen van deze verscherpte controles. We zijn daarover met hen in gesprek om de controles zo in te richten dat de economische gevolgen beperkt blijven. De Europese Commissie heeft een berekening gemaakt van de mogelijke schade bij herinvoering van grenscontroles. Daarvoor verwijs ik u graag naar mijn brief van 8 maart 2016 over de Commissiemededelingen van 4 maart 2016 onder andere over het functioneren van het Schengensysteem.

Vraag 32

Is het voor het kabinet bespreekbaar dat één of meerdere landen uit de Schengenzone worden gezet als onderdeel van een aanpak van de vluchtelingencrisis? Zo ja, onder welke voorwaarden?

Antwoord 32

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u graag naar de brief van 17 februari 201612. Daarin is uitvoerig weergegeven welke procedure er geldt wanneer lidstaten in gebreke blijven ten aanzien van de bewaking van de gezamenlijke buitengrens.

Vraag 33

Kunt u de verschillende mogelijkheden die Nederland heeft om de nationale grensbewaking te verscherpen uiteenzetten in een tabel, en bij elke mogelijke maatregel becijferen wat de economische schade voor Nederland zal zijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 33

Het kabinet heeft er vooralsnog voor gekozen om het reeds bestaande MTV te intensiveren binnen de mogelijkheden die die vreemdelingenwet biedt. Het alternatief is het herinvoeren van de binnengrenscontroles op basis van de Schengen Grenscode. Deze maatregelen dienen evenredig te zijn met de bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid. Daarmee is het op dit moment niet mogelijk een eenduidige inschatting te geven van de potentiële economische schade voor Nederland bij het herinvoeren van de binnengrenscontroles. Dit zal immers afhangen van de actuele situatie en te nemen maatregelen.

Vraag 34

Op welk moment verwacht u dat de hotspots in Griekenland volledig operationeel zullen zijn? Welke maatregelen neemt de regering om dit verder te bespoedigen?

Antwoord 34

Op 4 maart 2016 heeft de Commissie een nieuw voortgangsrapport uitgebracht over de implementatie van de hotspotaanpak in Griekenland. De bijlage van het rapport bevat een update van de stand van zaken hotspots in Griekenland van 10 februari 201613.

Er zijn volgens de Commissie nu in totaal vier hotspots operationeel in Griekenland, hoewel er nog wel extra inspanningen moeten worden geleverd opdat deze hotspots op volle kracht kunnen gaan werken. Tevens is de vijfde (en laatste hotspot) gedeeltelijk operationeel geworden op 4 maart 2016. Het kabinet is blij dat de geplande hotspots in Griekenland nu allemaal ingericht zijn, maar vindt het belangrijk dat de hotspots op korte termijn volledig op sterkte zijn. Hoewel uit de voortgangsrapportage blijkt dat er op meerdere fronten vooruitgang is geboekt, gaat dit langzamer dan eerder is gemeld. Het kabinet vindt het daarom van belang dat Griekenland, met de hulp van de Europese agentschappen en de lidstaten, de aanbevelingen van de Commissie snel opvolgt. Nederland heeft hier zelf al een aanzienlijke bijdrage aan geleverd met het Border Security Team op Chios waarover ik uw Kamer al eerder heb geïnformeerd14.

Vraag 35

Hoeveel asielzoekers zijn momenteel in Nederland geregistreerd, wier aanvraag nog niet in behandeling is genomen?

Antwoord 35

Op dit moment (stand van zaken begin week15 hebben bij benadering 15.400 personen een asielaanvraag ingediend waarvan de asielinhoudelijke behandeling nog niet is gestart.

Vraag 38

Indien extra budget zou worden beschikbaar gesteld voor de IND om de gemiddelde wachttijd voor het in behandeling nemen van een asielverzoek terug te brengen naar 6 maanden of minder, uiterlijk wanneer zou de IND voldoende capaciteit kunnen hebben om dit te realiseren?

Antwoord 38

Er zijn afgelopen jaar al zo’n 300 fte extra aangetrokken. Daarnaast is de IND op sommige locaties gaan horen en verder wordt er nu ook in het weekend gewerkt. Ook het snel beslissen in kansloze aanvragen zal effect hebben. De ruimte om de IND-capaciteit te laten groeien is ook in kwalitatieve zin niet onbeperkt. Dit is er in gelegen dat, om de vereiste kwaliteit te kunnen waarborgen, er een redelijke balans moet zijn tussen het aantal nieuwe medewerkers en het aantal ervaren medewerkers. Financiële middelen vormen dan ook niet de beperking om tot verdere besliscapaciteit te komen. Steeds wordt bezien welke besliscapaciteit nodig is en of er mogelijkheden zijn deze aan te passen.

Vraag 39 en 43

Kunt u verklaren waarom volgens berichtgeving van het NRC en Reporter Radio het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en het Ministerie van Veiligheid en Justitie uitgaan van een instroomprognose van 93.600 in 2016?16 Hoe verhoudt zich dit tot de door het kabinet gehanteerde prognose van 58.000 asielzoekers?

Waarom wordt in het bestuursakkoord met gemeenten en provincies uitgegaan van 93.600 asielzoekers in 2016, terwijl de regering uitgaat van 58.000 asielzoekers? Hoe verklaart u deze discrepantie en acht u deze wenselijk?

Antwoord 39 en 43

Zoals eerder in deze beantwoording is aangegeven is in het najaar een MPP vastgesteld die uitging van een instroom van 93.600 asielzoekers. De kabinetsinzet is erop gericht de instroom te beperken, ten minste tot een niveau vergelijkbaar met 2015, te weten 58.000. Het kabinet gaat bij de begroting dan ook uit van een instroom van 58.000.

Zekerheidshalve krijgt de vreemdelingenketen echter de gelegenheid om zich voor te bereiden op een situatie dat de maatregelen onverhoopt niet het gewenste effect hebben. Hierbij wordt gewerkt met de prognose van de MPP. Bij de afspraken over extra opvangplekken in het bestuursakkoord is om diezelfde reden met de prognose van de MPP rekening gehouden. Het organiseren van opvangplekken kost immers tijd en er moet worden voorkomen dat er direct tekorten ontstaan als de instroom onverhoopt hoger uitvalt.

Vraag 40

Acht u het wenselijk voor het draagvlak voor de opvang van vluchtelingen onder de bevolking dat de overheid een andere instroomprognose hanteert dan door de regering naar buiten wordt gecommuniceerd? Zo ja, waarom?

Antwoord 40

De lijn van het kabinet is op dit punt steeds helder geweest, zoals ook uiteengezet is in de brief van 21 januari 2016 aan uw Kamer17 Het bestaan van de MPP als instrument voor de vreemdelingenketen laat onverlet dat het kabinet gehouden is om waar nodig maatregelen te nemen om zo de asielinstroom te beïnvloeden. Vervolgens ligt het voor de hand om bij het communiceren van een asielprognose daarmee ook rekening te houden. Het draagvlak voor de opvang van vluchtelingen zou juist niet gediend zijn bij het neerzetten van het beeld dat het kabinet op dat onderdeel geen ambitie of invloed heeft.

Vraag 41

Bent u bereid de notulen van de Landelijke Regietafel Verhoogde Asielinstroom van 11 februari 2016 openbaar te maken, nu de NRC hierover beschikt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 41

De landelijke regiegroep is nog niet bijeengekomen in dezelfde samenstelling als op 11 februari 2016, d.w.z. met burgemeesters en bewindslieden. Hierdoor is het verslag van de vergadering van 11 februari nog een concept. Het is nadrukkelijk met dat voorbehoud dat ik uw Kamer hieronder vermeld wat er over de prognose van de asielinstroom in het conceptverslag staat vermeld:

«DGVZ geeft aan dat...:

Er zijn verschillende instroomprognoses. Ook de vreemdelingenketen heeft een

prognose gemaakt, te weten 93.600 (de Meerjaren Productie Prognose, of MPP). Het kabinet vindt deze instroom echter ongewenst vanwege de zware belasting voor de samenleving, en neemt daarom maatregelen om de instroom te beperken tot een niveau vergelijkbaar met 2015, te weten 58.000; hier gaat het kabinet bij de begroting dus ook vanuit. Zekerheidshalve krijgt de vreemdelingenketen echter de gelegenheid om zich voor te bereiden op een situatie dat de maatregelen onverhoopt niet het gewenste effect hebben en de instroom hoger uitvalt. Hierbij wordt gewerkt met tranches van ongeveer 20.000 bovenop 58.000. Dit betekent dat de operationele diensten (IND, COA etc.) uitgaan van de eerder genoemde MPP-prognose van 93.600, onder meer bij de planning van opvangplekken. Ook bij de afspraken over extra opvangplekken in het bestuursakkoord is dus met hogere instroom rekening gehouden. Begin april komt er een nieuwe instroomprognose.»

Overigens wil ik uw Kamer laten weten dat – anders dan bij bovenbedoelde bijeenkomst gemeld werd – er in april geen nieuwe instroomprognose komt. Een nu op te stellen prognose zou met te veel onzekerheden zijn omgeven

Vraag 42

Bent u bereid het interne stuk van het Ministerie van Veiligheid en Justitie uit januari, waarin wordt gecommuniceerd dat het ministerie uitgaat van een prognose van 93.000 asielzoekers in 2016, te openbaren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 42

Ik neem aan dat het NRC Handelsblad doelt op het «Asieldashboard» van 19 januari 2016. Bijgaand treft u het stuk aan.18

Vraag 44

Kunt u, gelet op de omvang van dit informatieverzoek, uiterlijk 15 maart 2016 de antwoorden op deze vragen aan de Kamer zenden?

Antwoord 44

Ik heb uw Kamer deze antwoorden zo snel als mogelijk doen toekomen.


X Noot
3

Kamerstuk 19 637, nr. 2119

X Noot
4

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 21 501-20, nr. 1063

X Noot
5

Debat instroom asielzoekers 11 februari 2016, Tweede Kamer

X Noot
6

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 19 637, nr. 2030

X Noot
7

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 33 042, nr. 22

X Noot
8

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 19 637, nr. 2123

X Noot
9

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 19 637, nr. 2107

X Noot
10

Debat instroom asielzoekers 11 februari 2016, Tweede Kamer

X Noot
11

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 19 637, nr. 2122

X Noot
12

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 32 317, nr. 387

X Noot
13

COM(2016) 85 final, annex 2

X Noot
14

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 32 317, nr. 379

X Noot
15

Debat instroom asielzoekers 11 februari 2016, Tweede Kamer

X Noot
17

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 19 637, nr. 2119

X Noot
18

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven