Vragen van het lid Brinkman (Brinkman) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het onderzoek naar de moord op Marianne Vaatstra (ingezonden 18 september 2012).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 18 oktober 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 266.

Vraag 1, 2

Onder verwijzing naar uw antwoorden op eerdere vragen1, is het waar dat, zoals I.W. zelf stelt, zij direct na de moord op Marianne Vaatstra op dinsdag 4 mei 1999 ook aangifte heeft gedaan tegen F.M. vanwege de genoemde doodsbedreiging? Zo nee, waarom niet?

Is het waar dat er geen onderzoek naar F.M. is ingesteld omdat er door I.W. geen aangifte zou zijn gedaan wegens de genoemde doodsbedreiging? Is er wel onderzoek gedaan naar het motief van de bedreigingen uit september, waarom juist I.W. werd bedreigd in verband met de moord op Marianne Vaatstra? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 1, 2

I.W. heeft geen aangifte gedaan tegen F.M. wegens doodsbedreiging. Aangezien het bewuste telefoontje anoniem was, was een onderzoek naar het motief van de beller niet mogelijk.

Vraag 3

Wilt u de eerdere vragen 4, 5 en 16–18 apart beantwoorden? Op welke wijze is onomstotelijk vastgesteld dat de in Turkije aangehouden man daadwerkelijk de gezochte hoofdverdachte Ali H. was? Zo nee, waarom niet?1

Antwoord 3

Het Openbaar Ministerie heeft met het uitbrengen van de samenvatting van het onderzoek naar A.H. na zorgvuldige afweging tot op zekere hoogte openheid van zaken gegeven. Het is niet in het belang van het onderzoek om nog meer informatie naar buiten te brengen.

In antwoord op de tweede deelvraag bericht ik dat de vingerafdrukken van de in Turkije aangehouden A.H. overeen kwamen met de vingerafdrukken die bij de IND bekend waren van de uit het AZC vertrokken A.H.

Vraag 4

Waarom zijn er naar aanleiding van het verhaal van G.V. uit IJmuiden geen rechercheleden afgereisd naar Noorwegen om het verhaal te verifiëren, aangezien de medegedetineerde van G.V. aan alle eisen van het signalement van de verdachte voldeed?  Waarom zijn er enige tijd later wel teamleden en een officier van justitie naar Turkije gereisd om een man aan te houden die niet aan het signalement voldeed?

Antwoord 4

Afreizen naar Noorwegen was in 2010 niet nodig, omdat uit DNA-onderzoek bleek dat de bewuste medegedetineerde van G.V. niet de dader van de moord op Marianne Vaatstra was. Het team is naar Turkije gereisd om zich te overtuigen van de identiteit van A.H. en om DNA van hem af te nemen.

Vraag 5, 6

Bent u bekend met de verklaringen van medewerkers van het AZC Kollum en de plaatsvervangend directeur dat F.M. op maandag 3 mei 1999 is overgeplaatst? Waarom zijn deze niet behandeld in het onderzoeksrapport over, de toenmalige hoofdverdachte in de zaak Vaatstra, Ali H?

Wie was de verantwoordelijke hoofdofficier bij de overplaatsing van F.M. en welke overweging lag daaraan ten grondslag?

Antwoord 5, 6

In mijn antwoorden op eerdere schriftelijke vragen van het lid Brinkman (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2969) heb ik aangegeven dat de heer Brouwer de verantwoordelijke hoofdofficier was. Dat was hij tot 1 mei 1999. F.M. is echter pas op 27 mei 1999 overgeplaatst naar het AZC te Drachten. Op dat moment was de heer Severein plaatsvervangend hoofdofficier van het parket te Leeuwarden. Voor de overwegingen omtrent de overplaatsing van F.M. verwijs ik naar mijn eerdere antwoorden van 5 juli 2012.

Vraag 7

Kunt u aangeven hoe is komen vast te staan dat er sprake is van één dader? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Dit blijkt onder andere uit het sporenbeeld op de plaats van het misdrijf.

Vraag 8

Weet u dat zowel de Noorse nationale politie (Kripo) als de directeur van de betreffende gevangenis niet bekend zijn met een onderzoek naar de DNA van de verdachte? Kunt u deze discrepantie met het onderzoeksrapport verklaren en aangeven waarom pas in 2010 is besloten tot een DNA-onderzoek en niet in 1999 toen de verdachte in beeld kwam? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Reeds in 1999 is vastgesteld dat de medegedetineerde van G.V. ten tijde van de moord op Marianne Vaatstra in Noorwegen verbleef. Wegens aanhoudende geruchten over zijn betrokkenheid is in 2010 alsnog zijn DNA vergeleken met dat van de dader. Dat kwam niet overeen.

Vraag 9

Deelt u de mening dat er alsnog een DNA -onderzoek dient plaats te vinden bij de medegedetineerde van G.V., gezien het feit dat nu niet onomstotelijk vast is komen te staan dat hij niet verantwoordelijk is voor de moord op Marianne Vaatstra? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

Nee. Zie mijn antwoord op vraag 8.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2969

Naar boven