Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1323

Vragen van het lid Dittrich (D66) aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie over het doorberekenen van de kosten van lijkschouwing na euthanasie. (Ingezonden 29 april 2003)

1

Bent u bekend met het feit dat de gemeente Dinxperlo in een gemeentelijke legesverordening heeft vastgelegd dat de kosten van lijkschouwing aan de nabestaanden kunnen worden doorberekend?1

2

Hoe beoordeelt u de opstelling van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Dinxperlo dat het die kosten aan de burgers doorberekent en desgevraagd heeft laten weten in de toekomst per situatie te willen beoordelen of zij tot doorberekening zal overgaan?

3

In hoeveel andere gemeenten in Nederland wordt een zelfde gedragslijn gehanteerd?

4

Bent u bereid de Wet op de lijkbezorging en andere regelgeving zodanig aan te passen dat een overlijden wegens euthanasie niet meer beschouwd wordt als een niet-natuurlijke dood waarvoor een verplichte lijkschouwing vereist is? Zo neen, waarom niet?

5

Bent u bereid om de kosten van lijkschouwing die niet op verzoek van de nabestaanden zelf heeft plaatsgevonden, altijd voor rekening van de overheid te laten, zodat nabestaanden niet geconfronteerd kunnen worden met een doorberekening van de kosten van die lijkschouwing? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Antwoord van minister Remkes (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede namens de minister van Justitie. (Ontvangen 22 mei 2003)

1

De gemeente Dinxperlo heeft een legesverordening, met een bijbehorende tabel waarin twee tarieven zijn opgenomen onder «Lijkschouw bij niet-natuurlijke dood». Noch in de verordening noch in de tabel staat vermeld dat kosten aan nabestaanden kunnen worden doorberekend.

2

Een raadslid uit de gemeente heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gevraagd te bezien of de legesverordening in aanmerking komt voor vernietiging. Het antwoord aan het raadslid (d.d. 19 maart 2003) is in afschrift aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dinxperlo gezonden. In die brief is (kort weergegeven) uiteengezet dat volgens de gemeentewettelijke systematiek kosten voor gemeentelijke dienstverlening kunnen worden doorberekend aan degene die in de gemeentelijke verordening – in algemene zin – is gedefinieerd als de belastingplichtige; veelal wordt deze omschreven als degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht. Aangezien nabestaanden – zolang zij niet om de dienstverlening hebben gevraagd – niet zijn te beschouwen als belastingplichtigen, mag hun geen rekening worden gepresenteerd. Een opstelling waarbij het college van burgemeester en wethouders afwijkt van deze conclusie, zou in strijd zijn met de wet. Indien een nabestaande toch een rekening ontvangt, dan kan hij de rechtmatigheid daarvan ter toetsing aan de belastingrechter voorleggen, die een dergelijke aanslag kan vernietigen.

Voor vernietiging van de verordening bestond (en bestaat) overigens geen grond, aangezien lijkschouw als zodanig – zij het in de uitzonderlijke situatie dat wordt geschouwd op verzoek van een nabestaande – een belastbaar feit kan zijn.

3

Het is niet bekend in hoeveel gemeenten nabestaanden de rekening voor een lijkschouw ontvangen. Verwacht mag worden dat het niet of nauwelijks voorkomt, aangezien als onder 2 gesteld, in de meeste gevallen geen belastingplichtige kan worden aangewezen. Vanuit die verwachting is het niet opportuun gemeenten hierover te benaderen.

4

Levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding is geen natuurlijke dood. Immers, de dood is ingetreden ten gevolge van een menselijk ingrijpen en niet ten gevolge van een natuurlijke oorzaak. Indien een arts overgaat tot levensbeëindigende handelingen (euthanasie), meldt hij dit aan de gemeentelijke lijkschouwer. Daarmee wordt zeker gesteld dat het handelen van de arts kan worden getoetst. De gemeentelijke lijkschouwer beoordeelt de omstandigheden waaronder het overlijden heeft plaats gehad en beziet daarbij onder meer of er een vermoeden is van een strafbaar feit. De lijkschouwer meldt de levensbeëindigende handeling altijd aan de officier van justitie en aan de regionale toetsingscommissies. Aangezien de geschetste procedure van belang is voor de toetsbaarheid van een overlijden wegens euthanasie, is het ongewenst een dergelijk overlijden niet meer te beschouwen als een niet-natuurlijke dood en om het te onttrekken aan verplichte lijkschouw.

5

Zoals uit het antwoord onder 2 blijkt, wordt bij een juiste toepassing van de wet een nabestaande niet geconfronteerd met de kosten van een lijkschouwing – tenzij hij daarom heeft verzocht. De kosten komen ten laste van de gemeente, van de politie of (ingeval van lijkschouw na toepassing van levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding) van Justitie.


XNoot
1

Tv-programma Ook dat nog, 27 april jl.

Naar boven