Convenant tussen DNB en KNM inzake Muntwet 2002, artikel 10 en 11: toezicht op de naleving van echtheids- en geschiktheidscontroles munten alvorens deze worden gerecirculeerd

ONDERGETEKENDEN,

De Nederlandsche Bank NV, gevestigd te 1017 ZN Amsterdam, aan het Westeinde 1, hierna te noemen: DNB, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door prof. dr. J. Swank, directeur;

En

Koninklijke Nederlandse Munt NV, gevestigd te 3531 BG Utrecht, aan de Leidseweg 90, hierna te noemen: KNM, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer ir. M.T. Brouwer, directeur;

(hierna individueel ook aan te duiden als ‘Partij’ of gezamenlijk als ‘Partijen’);

OVERWEGENDE DAT:

  • I. DNB op grond van artikel 11, van de Muntwet 2002 de bevoegdheid heeft om een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete op te leggen ter zake van overtreding van artikel 6, eerste lid, van Verordening (EG) 1338/2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij, en de artikelen 3, eerste en tweede lid, en 4, eerste lid, van Verordening (EU) 1210/2010 betreffende de echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor circulatie;

  • II. Artikel 6, eerste lid van Verordening (EG) 1338/2001 onder meer de verplichting inhoudt om alle ontvangen munten op hun echtheid te controleren voordat deze opnieuw in omloop worden gebracht, en te zorgen voor het detecteren van vervalsingen;

  • III. Dat de procedures voor de echtheidscontrole van munten en de behandeling van munten die ongeschikt zijn voor circulatie nader zijn vastgesteld in Verordening (EU) 1210/2010;

  • IV. KNM door de staatssecretaris van Financiën is aangewezen als Nationaal Analysecentrum voor Munten (NACM) als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van Verordening (EG) 1338/2001 en als de instantie bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Muntwet 2002;

  • V. Het NACM, onderdeel van KNM, kwalificeert als ‘aangewezen nationale autoriteit’ bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) 1210/2010;

  • VI. Medewerkers van KNM over bijzondere expertise beschikken met betrekking tot het vaststellen van de echtheid van munten;

  • VII. DNB op grond van artikel 10, eerste lid, Muntwet 2002 bij besluit personen kan belasten met het toezicht op de naleving van de verplichtingen die volgen uit artikel 6 van Verordening (EG) 1338/2001 en de artikelen 3 en 4 van Verordening (EU) 1210/2010;

  • VIII. DNB voornemens is, naast eigen medewerkers, bepaalde medewerkers van KNM aan te wijzen als toezichthouder belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen die volgen uit artikel 6 van Verordening (EG) 1338/2001 voor zover het gaat om munten, en de artikelen 3 en 4 van Verordening (EU) 1210/2010;

  • IX. Partijen, gelet op dat voornemen en de hiervoor genoemde overige taken en bevoegdheden van de beide ondernemingen, de noodzaak zien tot samenwerking;

  • X. Partijen afspraken ter invulling van hun samenwerking wensen vast te leggen in dit Convenant.

VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:

1. Definities

Relevante wettelijke artikelen:

Artikel 6, eerste lid, van Verordening (EG) 1338/2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij, en de artikelen 3, eerste en tweede lid, en 4, eerste lid, van Verordening (EU) 1210/2010 betreffende de echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor circulatie.

Instelling:

Kredietinstellingen, overige betalingsdienstaanbieders en andere economische operatoren die deelnemen aan de behandeling en verstrekking aan het publiek van munten, zoals genoemd in Verordening (EU) 1210/2010.

Handhavingsmaatregel:

Een besluit tot oplegging van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom, dan wel beide.

Aangiftedossier:

Het geheel van documenten waarmee de Toezichthouders recirculatie munten aangifte doen bij DNB inzake een vermoedelijk overtreding door een Instelling.

Boeterapport:

Een rapport als bedoeld in artikel 5:48 Algemene wet bestuursrecht waarin de Toezichthouder recirculatie munten onder meer de essentie van het feitenonderzoek weergeeft.

Toezichthouder recirculatie munten:

Een medewerker van KNM of DNB die door DNB op grond van artikel 10, eerste lid, Muntwet 2002 is belast met toezicht op de naleving van de relevante wettelijke artikelen.

2. Algemeen

  • 2.1 Partijen werken samen ten behoeve van het toezicht op de naleving van de relevante wettelijke artikelen en de handhaving daarvan.

  • 2.2 De in artikel 2.1 bedoelde samenwerking tussen Partijen dient een permanente structuur te waarborgen om KNM en DNB in staat te stellen te voldoen aan hun respectievelijke wettelijke taken en hun bevoegdheden uit te oefenen.

3. Toezichthouders

  • 3.1 DNB wijst, overeenkomstig het bepaalde in artikel 10, eerste lid, van de Muntwet 2002, op voordracht van KNM, medewerkers van KNM die werkzaam zijn bij het NACM aan als Toezichthouder recirculatie munten.

  • 3.2 KNM is ervoor verantwoordelijk dat de gegevens van de aan te wijzen toezichthouders tijdig en correct aan DNB worden verstrekt en dat steeds voldoende toezichthouders zijn aangewezen om haar taken en bevoegdheden adequaat te kunnen uitvoeren. KNM zal eventuele personele wijzigingen of andere informatie die in dit kader relevant is onverwijld aan DNB melden.

  • 3.3 DNB wijst tevens één of meer van haar medewerkers aan als Toezichthouder recirculatie munten.

  • 3.4 DNB verstrekt aan KNM een kopie van het besluit van DNB inzake aanwijzing van Toezichthouders recirculatie munten.

  • 3.5 Elke Toezichthouder recirculatie munten krijgt een legitimatiebewijs waarmee hij/zij zich desgevraagd dient te legitimeren als zijnde bevoegd tot het houden van toezicht op de naleving van de relevante wettelijke artikelen. DNB draagt zorg voor de verstrekking van de legitimatiebewijzen.

  • 3.6 Reguliere controlebezoeken worden uitgevoerd door twee Toezichthouders recirculatie munten waarvan er ten minste één een medewerker is van KNM die werkzaam is bij het NACM.

  • 3.7 Een Toezichthouder recirculatie munten maakt slechts gebruik van zijn bevoegdheden voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taken nodig is.

  • 3.8 Partijen dragen er zorg voor dat hun medewerkers hun werkzaamheden op integere wijze uitvoeren, met inachtneming van de relevante wettelijke voorschriften, waaronder die met betrekking tot de omgang met vertrouwelijke gegevens.

  • 3.9 Indien een Instelling een klacht indient over het gedrag van een Toezichthouder recirculatie munten zal deze klacht behandeld worden door de Partij waar die toezichthouder werkzaam is.

  • 3.10 De verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor het functioneren van een Toezichthouder recirculatie munten ligt bij de Partij waar de betreffende toezichthouder in dienst is.

4. Verantwoordelijkheden partijen

  • 4.1 KNM is verantwoordelijk voor de planning en uitvoering van de controle door Nederland zoals bepaald in artikel 6 van Verordening (EU) 1210/2010, waarin is opgenomen welke controle de lidstaten moeten uitvoeren. KNM zal daartoe jaarlijks een planning opstellen, alsook beleid ontwikkelen en na afstemming met DNB uitvoeren. Aan DNB zal een kopie van de planning en het beleid worden verstrekt.

  • 4.2 Indien DNB een vermoeden van overtreding van de relevante wettelijke artikelen heeft, bijvoorbeeld op basis van eigen bevindingen dan wel berichten of klachten van derden, kan zij onverminderd haar eigen bevoegdheden KNM om een (extra) onderzoek/controlebezoek bij een Instelling verzoeken. KNM zal zo snel als redelijkerwijs mogelijk aan dit verzoek gehoor geven.

  • 4.3 Indien KNM naar aanleiding van de bevindingen besluit om de onder haar verantwoordelijkheid werkzame Toezichthouders recirculatie munten verscherpt toezicht te laten houden of de Instelling door middel van een brief te wijzen op geconstateerde tekortkomingen, brengt zij DNB daarvan schriftelijk op de hoogte.

5. Rapportage en verslaglegging

  • 5.1 KNM draagt er zorg voor dat de onder haar verantwoordelijkheid werkzame Toezichthouders recirculatie munten van elk controlebezoek aan een Instelling een auditrapport maken en daarvan zo spoedig mogelijk een kopie aan DNB zenden.

  • 5.2 Partijen houden elkaar wederzijds op de hoogte van de, in het kader van dit Convenant relevante mondelinge en/of schriftelijke contacten met Instellingen en/of ontwikkelingen.

  • 5.3 KNM zal jaarlijks na tijdige afstemming met DNB de in artikel 12, eerste lid, van Verordening 1210/2010 genoemde rapportage opstellen en bij de Europese Commissie indienen. DNB ontvangt een kopie van deze rapportage.

  • 5.4 Partijen overleggen gezamenlijk over de wijze waarop het ministerie van Financiën over de bevindingen van het toezicht zal worden geïnformeerd.

6. Aangiftedossier

  • 6.1 KNM draagt er zorg voor dat indien de onder haar verantwoordelijkheid werkzame Toezichthouders recirculatie munten op basis van één of meerdere onderzoeken of controles bij een Instelling een onregelmatigheid menen aan te treffen waarvoor naar hun mening aan de Instelling een wettelijke handhavingsmaatregel dient te worden opgelegd stellen zij daarvan DNB onverwijld op de hoogte.

  • 6.2 De Toezichthouders recirculatie munten stellen vervolgens een Aangiftedossier samen op grond waarvan overtuigend de overtreding kan worden vastgesteld en stuurt dit aan DNB.

  • 6.3 Het Aangiftedossier, met uitzondering van de bijlagen, is een intern document dat niet aan derden wordt verstrekt.

  • 6.4 In het Aangiftedossier zijn alle relevante feiten en omstandigheden opgenomen en bevat ten minste:

    • 1. een overzicht met:

      • a) een beschrijving van de overtreding,

      • b) welke gedragingen hebben geleid tot de overtreding,

      • c) welke wettelijke normen zijn overtreden,

      • d) welke feiten ten grondslag liggen aan de overtreding,

      • e) welke (rechts)personen de overtreding hebben begaan;

    • 2. een gemotiveerd voorstel voor het opleggen van een bepaalde Handhavingsmaatregel en de wijze waarop;

    • 3. een uiteenzetting waarom het voorstel past in het bestaande Handhavingsbeleid;

    • 4. een beschrijving van de ernst en omvang van de overtreding;

    • 5. de verwijtbaarheid van de overtreder(s);

    • 6. relevante omstandigheden en betrokken belangen;

    • 7. de volgende bijlagen, weergegeven op een inventarislijst en gerangschikt op datum van oud naar nieuw:

      • a) de auditsrapporten van de laatste twee jaren, of zoveel eerder als relevant voor de geconstateerde overtreding;

      • b) de relevante correspondentie van de afgelopen twee jaar, of zoveel eerder als van belang voor de geconstateerde overtreding, tussen KNM en de Instelling;

      • c) alle andere documenten die relevant zijn voor het beoordelen van de overtreding en het opleggen van de voorgestelde maatregel. Indien naar de mening van KNM sprake is van een dusdanige tekortkoming bij een Instelling dat direct ingrijpen vereist is, meldt zij dit onmiddellijk aan DNB. In onderling overleg tussen Partijen worden de te nemen vervolgacties besproken.

  • 6.5 Na ontvangst neemt DNB het Aangiftedossier in behandeling conform het beleid zoals beschreven in het interne DNB Handboek Boete & aangifte en overweegt DNB of zij een voornemen tot het opleggen van een Handhavingsmaatregel zal doen uitgaan. DNB zal zich daarbij houden aan de daartoe gestelde wettelijke termijnen.

  • 6.6 Indien DNB het voornemen heeft een bestuurlijke boete op te leggen zal zij dit afstemmen met het Openbaar Ministerie.

  • 6.7 Indien een Toezichthouder recirculatie munten in de uitoefening van het toezicht op de naleving van de relevante wettelijke artikelen een commuun delict constateert of vermoedt, beoordeelt DNB of aangifte daarvan bij het Openbaar Ministerie nodig is.

7. Handhavingsmaatregelen

  • 7.1 Indien DNB oordeelt dat de inhoud van een Aangiftedossier moet leiden tot het opleggen van een bestuurlijke boete stellen de Toezichthouders recirculatie munten een Boeterapport samen. Dit rapport bevat onder meer de essentie van het feitenonderzoek.

  • 7.2 DNB stuurt het Boeterapport aan de betrokken Instelling tezamen met het voornemen inzake de bestuurlijke boete.

  • 7.3 Uiteindelijk neemt DNB op basis van het Aangiftedossier en de zienswijze van de betrokken Instelling, al dan niet na overleg met KNM, een definitief besluit of zij overgaat tot het opleggen van een Handhavingsmaatregel. DNB brengt KNM onverwijld van haar besluit op de hoogte.

  • 7.4 Indien DNB voornemens is een last onder dwangsom op te leggen, bepaalt zij na overleg met KNM de inhoud van de last, waaronder de begunstigingstermijn;

  • 7.5 DNB stuurt een afschrift van een voornemen tot oplegging van Handhavingsmaatregel naar KNM;

  • 7.6 Indien DNB een last onder dwangsom heeft opgelegd, draagt KNM er zorg voor dat de onder haar verantwoordelijkheid werkzame Toezichthouders recirculatie munten zo spoedig mogelijk na afloop van de begunstigingstermijn, één of meerdere her-inspecties uitvoeren. De bevindingen naar aanleiding van de her-inspectie worden aan DNB gerapporteerd;

  • 7.7 Ongeacht de aard van het definitieve besluit inzake de Handhavingsmaatregel blijven Partijen met elkaar in overleg over de ontwikkelingen bij de betrokken Instelling.

8. Contactinformatie

  • 8.1 Voor DNB is het hoofd van de sectie Chartaal toezicht van de afdeling Cash Operations het eerste aanspreekpunt. De contactgegevens zijn:

    De Nederlandsche Bank NV

    Afdeling Cash Operations

    Sectiehoofd Chartaal toezicht

    Postbus 98

    1000 AB Amsterdam

    T: 020 – 5243384

    E: secretariaat.chartaal@dnb.nl

  • 8.2 Voor KNM is het hoofd van het Nationaal Analyse Centrum voor Munten het eerste aanspreekpunt. De contactgegevens zijn:

    Koninklijk Nederlandse Munt NV

    Hoofd NACM

    Postbus 2407

    3500 GK Utrecht

    T: 030 – 2910440

    E: cnac.nl@knm.nl

9. Geldigheidsduur, beëindiging en evaluatie

  • 9.1 Dit Convenant treedt in werking zodra deze door Partijen is ondertekend en wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 9.2 Het Convenant wordt geacht te zijn beëindigd:

    • a) ten minste 12 maanden nadat een Partij de overeenkomst schriftelijk heeft opgezegd; of

    • b) op het moment dat een Partij door een verandering in de wetgeving niet langer een taak heeft bij het toezicht op de naleving van de relevante artikelen.

  • 9.3 Partijen evalueren 12 maanden na inwerkingtreding van dit Convenant en daarna, elke 3 jaar of zoveel eerder als door een Partij gewenst, de inhoud en werking van dit Convenant. Op basis van deze evaluatie kunnen Partijen besluiten tot aanpassing van dit Convenant.

ALDUS OVEREENGEKOMEN EN IN TWEEVOUD GEPARAFEERD EN ONDERTEKEND,

De Nederlandsche Bank NV, J. Swank directeur

Koninklijke Nederlandse Munt NV, M.T. Brouwer directeur

Naar boven