Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 juni 2009, nr. Z/F-2929525, houdende wijzing van de Regeling zorgverzekering in verband met uitbreiding van de groep personen die in aanmerking komt voor een voorschot op teruggave van te veel geheven inkomensafhankelijke bijdrage

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën;

Gelet op artikel 50, vierde lid, van de Zorgverzekeringswet;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 5.13 van de Regeling zorgverzekering wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. het bedrag van de teveel betaalde bijdrage vermoedelijk ten minste € 25 zal bedragen;.

2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op een verzoek van de verzekeringsplichtige die voldoet aan de in die volzin genoemde voorwaarden, mits het verzoek is ingediend na 30 mei doch voor 1 december van het kalenderjaar waarop het voorschot betrekking heeft.

3. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing met betrekking tot:

    • a. personen die op grond van artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet niet verzekeringsplichtig zijn;

    • b. personen die voor 1 juni van het kalenderjaar waarop het voorschot betrekking heeft, aangeven geen voorschot te willen ontvangen.

4. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vijfde en zesde lid, worden na het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende:

  • 3. De inspecteur kan het voorschot al dan niet op verzoek herzien. Een verzoek tot herziening van het voorschot kan worden ingediend tot 1 december van het kalenderjaar waarop het voorschot betrekking heeft.

  • 4. Indien de inspecteur een verzoek om verlening dan wel herziening van een voorschot geheel of gedeeltelijk afwijst, gebeurt dit bij voor bezwaar vatbare beschikking.

5. Het vijfde lid (nieuw), eerste volzin, komt te luiden:

  • 5. Voorschotten worden verrekend met de beschikking, bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet, dan wel – voor zoveel nodig – bij een door de inspecteur te nemen voor bezwaar vatbare beschikking.

6. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 6. Bij de beschikking, bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet waarbij het bedrag van de te veel betaalde bijdrage, onder verrekening van de in het eerste lid bedoelde voorschotten, wordt uitbetaald aan de verzekeringsplichtige en bij de voor bezwaar vatbare beschikking, bedoeld in het vijfde lid, waarbij het bedrag van de te veel uitgekeerde voorschotten wordt teruggevorderd, wordt enkelvoudig heffingsrente als bedoeld in hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag na het einde van het kalenderjaar waarop de de bijdrage betrekking heeft en eindigt op de dag van de dagtekening van de beschikking.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zijn wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juni 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink.

TOELICHTING

Als van het inkomen van een burger meer inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) is ingehouden dan hij over zijn bijdrage-inkomen verschuldigd is, stelt de inspecteur het bedrag van de teveel betaalde bijdrage bij beschikking vast. Vooruitlopend op die beschikking verleent de inspecteur, als aan de in artikel 5.13, eerste lid, van de Regeling zorgverzekering genoemde voorwaarden wordt voldaan, een voorschot ter grootte van het vermoedelijk teveel betaalde bedrag. Het voorschot wordt vervolgens verrekend met het in de beschikking vastgestelde bedrag van het teveel betaalde. In het geval er na verrekening een terugvordering resteert, zijn bij de invordering daarvan de regels die gelden voor de inkomstenbelasting van overeenkomstige toepassing.

Het voorschot wordt op grond van de huidige regeling door de inspecteur eigener beweging vastgesteld, dat wil zeggen zonder voorafgaand verzoek van de belanghebbende. Dit gebeurt op basis van inkomensgegevens van het voorafgaande kalenderjaar. Artikel 5.13 van de Regeling zorgverzekering voorzag niet in de mogelijkheid voor belanghebbenden om een aanvraag voor een voorschot in te dienen. Ook had de belanghebbende niet de mogelijkheid om het voorschotbedrag te wijzigen of van een voorschot af te zien. Dat kwam doordat de Belastingdienst dergelijke aanvragen tot voor kort om uitvoeringstechnische redenen niet kon verwerken. Sinds 1 juni 2009 kan dat wél. De wijzigingen in artikel 5.13 zoals opgenomen in artikel I, eerste tot en met vierde lid van de onderhavige wijzigingsregeling strekken er dan ook toe om de voorschotregeling op deze punten aan te passen.

Gedacht kan dan worden aan de volgende situatie. Bij het berekenen van het voorschot voor jaar t gebruikt de Belastingdienst de inkomensgegevens voor jaar t-1. Er zijn mensen die op grond van hun inkomenspositie in jaar t-1 geen recht hebben op een teruggaaf voor teveel ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage, maar door een inkomenswijziging wel in jaar t. Te denken valt bijvoorbeeld aan iemand die in jaar t 65 jaar is geworden. In jaar t-1 had hij gewoon nog een baan en dus maar één dienstbetrekking/loon. In jaar t krijgt hij AOW en een aanvullend pensioen. Met de gegevens die de Belastingdienst heeft, kan de Belastingdienst die persoon in jaar t nog niet geautomatiseerd een voorschot geven. Die mensen kunnen nu zelf bij de Belastingdienst een voorschot aanvragen.

De uiterste datum waarop een verzoek om een voorschot dan wel een wijzigingsverzoek kan worden ingediend (eerste respectievelijk nieuwe derde lid) is 30 november van het kalenderjaar waarop het voorschot betrekking heeft. Deze datum is ontleend aan de voorlopige teruggaafsystematiek in de inkomstenbelasting. De uiterste datum waarop de belanghebbende nog kan aangeven dat hij afziet van een voorschot is 30 mei van het kalenderjaar waarop het voorschot betrekking heeft (tweede lid). Vanaf 1 juni worden vervolgens de automatische voorschotten vastgesteld en kunnen belanghebbenden die daar aanspraak op willen maken maar nog geen automatisch voorschot hebben ontvangen een verzoek daartoe indienen (eerste lid). Verzoeken die voor 1 juni van het lopende kalenderjaar worden ingediend, zullen door de Belastingdienst worden aangehouden tot de automatische bevoorschotting heeft plaatsgevonden.

Het vierde lid regelt de rechtsbescherming voor situaties waarin een verzoek of een wijziging van een voorschot geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen door de inspecteur.

Ten slotte wordt er een tweetal verfijningen aangebracht in het huidige artikel 5.13 van de regeling. Ten eerste wordt de ondergrens om in aanmerking te komen voor een voorschot gewijzigd van een aan het bijdrage-inkomen gerelateerd bedrag in een absolute grens van € 25 (eerste lid, onderdeel a). Dit is overeenkomstig de oorspronkelijke bedoeling van de regeling. Ten tweede wordt in het tot zesde lid vernummerde vierde lid geregeld dat bij de berekening van de heffingsrente voortaan rekening wordt gehouden met verleende voorschotten. Dit is economisch zuiverder, maar was tot op heden onredelijk gezien het feit dat de belanghebbende geen invloed kon uitoefenen op het verkrijgen dan wel de hoogte van het voorschot.

Als achteraf geen recht bestaat op een teruggaaf inkomensafhankelijke bijdrage Zvw, worden de verleende voorschotten bij voor bezwaar vatbare beschikking teruggevorderd. Deze beschikking heeft een zelfde karakter (eindafrekening) als een beschikking op basis van artikel 50, eerste lid, van de Zvw. Om onduidelijkheden over de rechtsgrond van de onverschuldigd betaalde voorschotten te voorkomen, is dit expliciet geregeld in de eerste volzin van het vijfde lid.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink.

Naar boven