Regeling persoonsvolgend budget voor inburgering in de opvang

Regeling van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 9 december 2007, nr. DJZ2007121937, houdende regels tot bevordering van inburgering van personen die vallen onder het besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 12 juni 2007, nr. 2007/11, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000 en die in een opvangvoorziening verblijven (Regeling persoonsvolgend budget voor inburgering in de opvang)

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

Gelet op de artikelen 48r en 48s van de Wet Justitie-subsidies en artikel 6.1, derde lid, van het Besluit inburgering;

Besluit:

Hoofdstuk 1

Begripsomschrijvingen en strekking van de regeling

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: Minister voor Wonen, Wijken en Integratie;

b. persoonsvolgend budget: budget dat aan een PVB-gerechtigde ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van diens inburgering;

c. PVB-gerechtigde: persoon als bedoeld in het besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 12 juni 2007, nr. 2007/11, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Stcrt. 2007, 111), die inburgeringsplichtig is op grond van de artikelen 3 tot en met 6 van de Wet inburgering en die op 1 januari 2008 in een opvangvoorziening verblijft;

d. cursusinstelling: cursusinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet inburgering;

e. exameninstelling: exameninstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Wet inburgering;

f. inburgeringsexamen: examen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Wet inburgering;

g. staatsexamen: staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

h. IB-Groep: Informatie Beheer Groep, bedoeld in artikel 2 van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank;

i. inburgeringsprogramma: programma dat de PVB-gerechtigde in staat stelt mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving te verwerven, teneinde het inburgeringsexamen of het staatsexamen te behalen waarbij is inbegrepen eenmaal het kosteloos afleggen van het inburgeringsexamen of het staatsexamen;

j. Informatiesysteem Inburgering: Informatiesysteem Inburgering, bedoeld in artikel 47 van de Wet inburgering;

k. COA: Centraal Orgaan opvang asielzoekers, bedoeld in artikel 2 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

l. opvangvoorziening: accommodatie waarin door of onder verantwoordelijkheid van het COA een opvang wordt geboden aan asielzoekers;

m. uitstroom: vertrek van de PVB-gerechtigde uit een opvangvoorziening naar een gemeente.

Artikel 2

De Minister kan, onder de in deze regeling genoemde voorwaarden, een persoonsvolgend budget verlenen aan een PVB-gerechtigde teneinde deze in staat te stellen deel te nemen aan een inburgeringsprogramma en dit af te sluiten met het inburgeringsexamen of het staatsexamen.

Hoofdstuk 2

Het persoonsvolgend budget

Artikel 3

1. De PVB-gerechtigde kan vanaf 1 januari 2008 een persoonsvolgend budget aanvragen bij de IB-Groep.

2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan door middel van het daarvoor bestemde aanvraagformulier waarin wordt vermeld bij welke cursusinstelling een inburgeringsprogramma gevolgd gaat worden.

3. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, omvat een verklaring van het COA dat de PVB-gerechtigde op het moment van de aanvraag in een opvangvoorziening verblijft.

4. Een PVB-gerechtigde kan uiterlijk tot en met 31 december 2008 een persoonsvolgend budget aanvragen.

Artikel 4

1. De IB-Groep verwerkt de aanvraag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, voor een persoonsvolgend budget.

2. De IB-Groep controleert of de aanvrager voldoet aan de volgende criteria:

a. de aanvrager behoort volgens opgave van de Immigratie- en Naturalisatiedienst tot de groep personen die valt onder het besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 12 juni 2007, nr. 2007/11, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000;

b. de aanvrager verblijft op het moment van indiening van de aanvraag volgens de verklaring van het COA, bedoeld in artikel 3, derde lid, in een opvangvoorziening;

c. de aanvrager:

– is niet eerder door een gemeente als inburgeringsplichtig of als niet inburgeringsplichtig opgenomen in het Informatiesysteem Inburgering;

– heeft niet gedurende de leerplichtige leeftijd acht jaar of langer in Nederland verbleven;

– is niet in het bezit van een diploma of document als bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit inburgering;

– heeft geen bewijs dat de korte vrijstellingstoets, bedoeld in artikel 2.7 van het Besluit inburgering, is gehaald;

– heeft niet de nationaliteit van een land behorende tot de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte, of de Zwitserse nationaliteit;

– is niet 65 jaar of ouder;

– is niet leerplichtig of kwalificatieplichtig als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder d, van de Wet inburgering;

d. de aanvrager heeft geen openstaande lening als bedoeld in artikel 16 van de Wet inburgering.

3. De IB-Groep controleert of de ingediende factuur afkomstig is van een cursusinstelling of van een exameninstelling, een origineel is en voldoet aan de criteria, bedoeld in artikel 7, tweede lid.

Artikel 5

1. De IB-Groep geeft binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking.

2. De beschikking vermeldt de hoogte van het persoonsvolgend budget dat wordt vastgesteld op ten hoogste € 4.480 per persoon.

3. Een PVB-gerechtigde heeft aanspraak op het persoonsvolgend budget gedurende een periode van ten hoogste drie jaar gerekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op de verstrekking van het persoonsvolgend budget.

Artikel 6

Met het persoonsvolgend budget kan de PVB-gerechtigde, desgewenst in fasen, een modulair opgebouwd inburgeringsprogramma inkopen bij een cursusinstelling en kan hij het inburgeringsexamen of het staatsexamen inkopen bij een exameninstelling.

Artikel 7

1. Ten behoeve van de betaling van het persoonsvolgend budget verstrekt de PVB-gerechtigde originele facturen aan de IB-Groep van:

a. de door de PVB-gerechtigde te volgen of gevolgde modules van het inburgeringsprogramma of de cursus die opleidt tot het staatsexamen;

b. het door de PVB-gerechtigde af te leggen of afgelegde inburgeringsexamen of staatsexamen.

2. De factuur vermeldt in ieder geval:

a. het burgerservicenummer van de PVB-gerechtigde;

b. de naam- en adresgegevens van de PVB-gerechtigde;

c. de naam- en adresgegevens van de cursusinstelling of de exameninstelling;

d. de naam van de cursus of het examen.

3. De betaling van de factuur, bedoeld in het eerste lid, geschiedt binnen vier weken na ontvangst door de IB-Groep van die factuur.

4. Van iedere betaling krijgt de aanvrager van de IB-Groep een overzicht waarbij tevens het resterende persoonsvolgend budget inzichtelijk wordt gemaakt.

5. De cursusinstelling en de exameninstelling verstrekken uiterlijk drie maanden na het behalen van het inburgeringsexamen of het staatsexamen de originele facturen aan de PVB-gerechtigde.

6. De PVB-gerechtigde verstrekt uiterlijk drie maanden na ontvangst van de factuur, de originele en door hem ondertekende factuur aan de IB-Groep, doch uiterlijk op 31 december 2012.

Artikel 8

1. De Minister stelt jaarlijks aan de IB-Groep ten laste van de begroting van het Ministerie voor Wonen, Wijken en Integratie programmagelden ter beschikking ten behoeve van de vervulling van zijn taken, voortvloeiend uit de artikelen 4, 5 en 7.

2. De in het eerste lid bedoelde programmagelden worden beschikbaar gesteld via een rekening op naam van de IB-Groep als uitvoerder waarvan de Minister eigenaar is. De IB-Groep beheert deze programmagelden als externe kasbeheerder en legt jaarlijks verantwoording af over de besteding van deze gelden aan de Minister.

Hoofdstuk 3

Rol COA en uitstroming naar gemeente

Artikel 9

1. Het COA neemt bij de PVB-gerechtigde een intaketoets af om het niveau van de vaardigheden in de Nederlandse taal en de kennis van de Nederlandse samenleving vast te stellen.

2. Het COA is de PVB-gerechtigde door middel van voorlichting en begeleiding behulpzaam bij het afstemmen van de keuze van het inburgeringsprogramma en de cursusinstelling op zijn persoonlijke situatie.

3. Het COA verwijst de PVB-gerechtigde door naar de gemeente waar hij staat ingeschreven en waar hij een aanvraag kan doen tot ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet inburgering.

4. De artikelen 2.8 van het Besluit inburgering en 2.4 van de Regeling inburgering zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

1. In geval van uitstroom draagt het COA zorg voor de dossieroverdracht van de PVB-gerechtigde aan de betrokken gemeente.

2. In geval van uitstroom, blijft het resterende persoonsgebonden budget beschikbaar voor de PVB-gerechtigde teneinde het inburgeringsprogramma af te ronden en af te sluiten met het inburgeringsexamen of het staatsexamen.

Hoofdstuk 4

Overige bepalingen

Artikel 11

Het COA draagt er zorg voor dat de inburgering door middel van een persoonsvolgend budget bij overplaatsing van de PVB-gerechtigde naar een andere opvangvoorziening als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 kan worden gecontinueerd.

Artikel 12

De inburgering door middel van een persoonsvolgend budget mag de uitstroom in geen geval vertragen. Artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13

1. De volgende instanties verstrekken ten behoeve van opneming in het Informatiesysteem Inburgering aan de beheerder daarvan uit eigen beweging of op verzoek alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken die bij deze regeling aan die instanties zijn opgedragen:

a. het college van burgemeester en wethouders;

b. de Minister van Justitie;

c. het COA;

d. de cursusinstellingen;

e. de exameninstellingen.

2. De gegevens die zijn opgenomen in het Informatiesysteem Inburgering worden voor de uitvoering van de taken van deze regeling slechts ter beschikking gesteld aan:

a. de Minister;

b. het college van burgemeester en wethouders;

c. de Minister van Justitie.

Artikel 14

In de bijlage bij artikel 6.1, tweede lid, van het Besluit inburgering wordt onder het opschrift ‘Onderdelen a en h (inburgeringsplichtigen, gewezen inburgeringsplichtingen en personen ten aanzien van wie op redelijke gronden kan worden vermoed dat zij inburgeringsplichtig zijn)’ het volgende gewijzigd:

a. Onder vervanging van de punt aan het slot van de tweede alinea door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

– gegevens die aangeven of het gaat om een persoon als bedoeld in het besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 12 juni 2007, nr. 2007/11, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000.

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van de vierde alinea door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

– het persoonsvolgend budget, waaronder het gegeven dat een persoonsvolgend budget is toegekend.

Hoofdstuk 5

Slotbepalingen

Artikel 15

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2008. Indien de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, 31 december 2007 of een latere datum is, treedt zij in werking met ingang van de tweede dag na die dagtekening, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2008.

Artikel 16

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling persoonsvolgend budget voor inburgering in de opvang.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 9 december 2007.
De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, C.P. Vogelaar.

Toelichting

Algemeen

Aanleiding

Op 15 juni 2007 is het besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 12 juni 2007, nr. 2007/11, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Stcrt. 111) (verder besluit van de Staatssecretaris van Justitie) in werking getreden. Hierdoor kwam een specifiek aangeduide groep asielzoekers in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Deze personen zijn te onderscheiden in twee categorieën: degenen die nog in opvangcentra verblijven van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en degenen die al in gemeenten – deels in zogenoemde noodopvang – woonachtig zijn. Zodra deze personen hun verblijfsvergunning hebben gekregen zijn zij in principe inburgeringsplichtig op grond van de Wet inburgering.

In het bestuurlijk akkoord dat tussen het Rijk en de VNG over de toekomst van de bovenvermelde groep personen is gesloten, staat ‘dat Rijk en gemeenten zich inzetten voor een snelle en adequate toeleiding naar inburgeringstrajecten en de arbeidsmarkt.’ Ook is afgesproken dat de gemeenten in principe alleen verantwoordelijk zijn voor de inburgering van diegenen die daar al gehuisvest zijn; het COA heeft een informerende en begeleidende rol bij de inburgering van diegenen die nog in een opvangvoorziening verblijven.

Degenen, die al in een gemeente woonachtig zijn, kunnen gebruikmaken van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden door de betrokken gemeente op grond van de Wet inburgering.

Voor de inburgering van degenen, die nog in een opvangvoorziening van het COA verblijven, is de onderhavige regeling in het leven geroepen.

Inburgering op maat

Er is voor gekozen zodanige maatregelen te treffen, dat al in de opvangvoorziening met inburgering kan worden begonnen. Dit omdat de betrokken personen al lang in Nederland zijn en een spoedige start van hun inburgeringsproces een kansrijke participatie in de samenleving bevordert. Uit onderzoek onder deze specifieke groep in de opvangvoorziening is gebleken dat de samenstelling van deze groep erg divers is. Door het lange verblijf hier is een deel de Nederlandse taal al machtig en heeft contacten in de samenleving. Een volledig inburgeringsprogramma is voor deze personen dan minder nodig. De persoon in kwestie kan, afhankelijk van zijn beginniveau, kiezen voor een opleiding bij een gekeurmerkte instelling die opleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. Voor anderen kan het – gelet op hun kennisniveau – wel nuttig zijn nog te starten met een basisinburgering (op A1min niveau) zoals geregeld in de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005. Hierna kunnen zij een volledig inburgeringsprogramma volgen. Het is duidelijk, dat er gestreefd moet worden naar individueel maatwerk op basis van de inburgeringsbehoefte van de betrokken personen.

Persoonsvolgend budget

Een geschikt instrument voor maatwerk bij de vormgeving en invulling van het inburgeringstraject voor personen in de opvang die vallen onder het besluit van de Staatssecretaris van Justitie, is het persoonsvolgend budget. Daarbij wordt het beheer en de uitvoering aan een derde partij (IB-Groep) opgedragen. De betrokken persoon bepaalt echter wel wat en waar wordt ingekocht. Daarmee kan betrokkene zelf realiseren welk inburgeringstraject voor de persoonlijke situatie het meest effectief is. Bij het kiezen van een gekeurmerkt opleidingsinstituut kan betrokkene eventueel worden geholpen door een intermediair (bijvoorbeeld het COA). De rekening wordt voor betrokkene (na zijn aanmelding aldaar via de IB-Groep) betaald. De betrokkenen ontvangen geen geld maar krijgen een door henzelf uitgekozen inburgeringsprogramma in natura dat zij gefaseerd kunnen inkopen. Een persoonsvolgend budget biedt de voordelen van meer keuzevrijheid en individueel maatwerk.

Rol COA

Het COA is voor de inburgering het aanspreekpunt voor de groep die nog in opvangcentra verblijft en valt onder het besluit van de Staatssecretaris van Justitie. Daarom is aan het COA verzocht de informatie en begeleiding van deze personen te willen verzorgen.

Deze taak past binnen het pakket van activiteiten, dat via de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers door het Rijk aan het COA is opgedragen. Het betreft een specifieke groep personen die al lang in de opvang verblijven en daardoor extra ondersteuning nodig hebben bij de opbouw en vormgeving van hun toekomst in Nederland.

Rol IND

Voor een ordentelijke uitvoering en handhaving van het persoonsvolgend budget zal het COA gegevens uitwisselen met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De IND levert de benodigde gegevens aan over de personen die vallen onder het besluit van de Staatssecretaris van Justitie.

Rol IB-Groep

De behandeling van de aanvragen voor een persoonsvolgend budget is opgedragen aan de

IB-Groep. Hiertoe is aan de IB-Groep een opdracht verstrekt op grond van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank. Deze taak ligt in het verlengde van andere activiteiten voor inburgering in de Wet inburgering en de daarop gebaseerde regelgeving.

Rol gemeenten

In beginsel spelen de gemeenten geen rol bij de uitvoering van het persoonsvolgend budget. Hun rol begint zodra personen vanuit de opvang in de gemeente worden uitgeplaatst. Omdat het dan in feite om een eerste gemeente van huisvesting gaat zouden zij op grond van de Wet inburgering een inburgeringsaanbod kunnen krijgen. Om dubbelfinanciering te voorkomen (betrokkenen hebben de beschikking over een persoonsvolgend budget voor een inburgeringsprogramma) wordt het Besluit inburgering op dit onderdeel gewijzigd.

Verantwoordelijkheden betrokken individu

De individuele beschikkingsmacht over het persoonsvolgend budget biedt de PVB-gerechtigde de kans zelf het benodigde maatwerk te bepalen voor zijn inburgering en om actief te kunnen participeren in de samenleving.

Financiële aspecten en administratieve lasten

Ten behoeve van de inburgering van personen die vallen onder het besluit van de Staatssecretaris van Justitie is voor de jaren 2008 en 2009 in totaal € 56 mln. uitgetrokken. Deze middelen maken deel uit van het bedrag geraamd op artikel 4 Integratie Minderheden op het begrotingshoofdstuk Wonen, Wijken en Integratie (XVIII). De genoemde € 56 mln is bedoeld voor inburgering in de opvang (geregeld in onderhavige regeling) en in de gemeenten. Omdat onbekend is waar de doelgroep zich op 1 januari 2008 en daarna exact bevindt is een nadere uitsplitsing van het budget over het Besluit inburgering en deze regeling niet mogelijk.

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Voor de bepaling van de definities is aangesloten bij de definities zoals opgenomen in de Wet inburgering en het Besluit inburgering.

Artikel 2

Dit artikel regelt de grondslag voor het verlenen van een persoonsvolgend budget aan de PVB-gerechtigde zodat hij kan deelnemen aan een inburgeringsprogramma en dit af kan sluiten met een examen dat past bij zijn opleidingsniveau.

Artikel 3

Het eerste, tweede en derde lid bevatten bepalingen over het aanvragen van een persoonsvolgend budget. Een PVB-gerechtigde die op 1 januari 2008 in een opvangvoorziening verblijft kan een persoonsvolgend budget aanvragen bij de IB-Groep. De aanvraag gebeurt door middel van een aanvraagformulier van de IB-Groep waarop in ieder geval aangegeven wordt bij welke cursusinstelling het inburgeringsprogramma gevolgd zal worden. Dit gegeven is noodzakelijk zodat de IB-Groep kan beoordelen of de cursusinstelling een gekeurmerkte instelling is. Voorts dient de aanvraag vergezeld te gaan van een verklaring van het COA dat de PVB-gerechtigde op het moment van de aanvraag ook daadwerkelijk in een opvangvoorziening verblijft. Het COA zorgt voor deze verklaring van verblijf in de opvang, die bij de aanvraag van het persoonsvolgend budget moet worden meegezonden.

Artikel 4

De behandeling van de aanvragen voor een persoonsvolgend budget is opgedragen aan de IB-Groep. Hiertoe is aan de IB-Groep een opdracht verstrekt op grond van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank. Deze taak ligt in het verlengde van andere activiteiten voor inburgering in de Wet inburgering en de daarop gebaseerde regelgeving.

Om te oordelen of een persoon in aanmerking komt voor een persoonsvolgend budget ontvangt de IB-Groep van de IND gegevens over de personen die behoren tot de groep die valt onder het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en over hun verblijf in de opvang. De IB-Groep toetst de aanvragen voor een persoonsvolgend budget op een aantal in het tweede lid vermelde criteria en bericht de aanvrager of deze op grond hiervan in aanmerking komt. De criteria zijn of de aanvrager behoort tot de groep die valt onder het besluit van de Staatssecretaris van Justitie, de aanvrager op het moment van zijn aanvraag ook daadwerkelijk in een opvangvoorziening verblijft en of de aanvrager geen openstaande lening voor zijn inburgering heeft. Daarnaast moet de aanvrager aan een aantal voorwaarden voldoen zoals die zijn opgenomen in het tweede lid onder c. Hij mag onder andere niet eerder door een gemeente met een inburgeringsvoorziening, als niet inburgeringsplichtig of met een inburgeringsvoorziening zijn opgenomen in het Informatiesysteem Inburgering, niet gedurende de leerplichtige leeftijd acht jaar of langer in Nederland verbleven hebben, niet in het bezit van een inburgeringsdiploma zijn, geen bewijs hebben van de korte vrijstellingstoets, niet een nationaliteit hebben van een land dat behoort tot de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of de Zwitserse nationaliteit, niet ouder zijn dan 65 jaar en niet leerplichtig of kwalificatieplichtig zijn.

Artikel 5

Het eerste lid bevat de verplichting dat de IB-Groep binnen acht weken na de datum van de aanvraag hierop beschikt. Het tweede lid bepaalt dat de beschikking in ieder geval de hoogte van het persoonsvolgend budget vermeldt.

Artikel 6

Met het oog op het gewenste individuele maatwerk en vanwege de mogelijkheid dat het inburgeringsprogramma in de opvang wordt onderbroken door uitstroom naar een gemeente is het raadzaam een modulair opgebouwd inburgeringsprogramma te selecteren. Het programma kan door betrokkene gefaseerd worden ingekocht met een persoonsvolgend budget dat hij via de IB-Groep kan aanvragen. Het blijft mogelijk het hele programma in een keer in te kopen. Het COA zal betrokkene begeleiden bij de gefaseerde inkoop van het inburgeringsprogramma. De onderhavige regeling stelt personen behorende tot de groep die valt onder het besluit van de Staatssecretaris van Justitie dus in staat tijdens hun verlengde verblijf in de opvang al aan hun inburgering te werken. De wijze waarop wordt ingeburgerd gebeurt op individueel geheel vrijwillige basis en door een persoonlijke aanvraag van een persoonsvolgend budget bij de IB-Groep.

Artikel 7

In het eerste lid is geregeld dat de cursusinstelling de originele facturen voor de opleidingskosten aan de PVB-gerechtigde verstrekt. In het totaalbedrag op de factuur kan de cursusinstelling tevens de kosten van de benodigde boeken opnemen. De PVB-gerechtigde ondertekent de factuur en stuurt deze vervolgens door aan de IB-Groep. De IB-Groep bericht de aanvrager over de betaling van deze facturen en over het resterende bedrag van zijn persoonsvolgend budget. In het tweede lid is geregeld aan welke eisen de factuur moet voldoen. Zo moet deze onder andere gegevens bevatten over de PVB-gerechtigde, de cursusinstelling en het cursusprogramma. Het vijfde lid regelt dat de cursusinstelling en de exameninstelling uiterlijk binnen drie maanden na het behalen van het examen aan de PVB-gerechtigde een factuur verstrekt. In het zesde lid is bepaald dat de PVB-gerechtigde vervolgens de factuur binnen drie maanden en uiterlijk op 31 december 2012 moet verstrekken aan de IB-Groep.

Artikel 8

De IB-Groep kan voor de betalingen beschikken over programmageld, dat op de begroting van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie hiervoor beschikbaar is en door de IB-Groep wordt beheerd. De aanvragers ontvangen dus geen geld maar krijgen een door henzelf uitgekozen inburgeringsprogramma in natura dat zij gefaseerd kunnen inkopen.

Artikel 9

Het COA zal op grond van de in het eerste lid genoemde intaketoets de inburgeringsbehoefte van de personen die vallen onder het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en die nog in een opvangvoorziening verblijven, bepalen. Tevens schat het COA in of betrokkene nog langere tijd in de opvang op uitstroming voor huisvesting in een gemeente zal moeten wachten. Indien dit het geval is heeft betrokkene tijd en gelegenheid om een geschikt inburgeringsprogramma bij een gekeurmerkte opleidingsinstelling te kiezen. Het COA kan betrokkene behulpzaam zijn bij die keuze. Het COA heeft hiertoe instrumenten. Ter bepaling van de inburgeringsbehoefte neemt het COA de hierboven vermelde intaketoets af. Daarbij wordt een meetinstrument met algemene gelding gebruikt dat bij de gemeente bekend is. Hiernaast schat het COA ook in wat de tijd is die de betrokken persoon nog in de opvang zal verblijven voordat hij naar een gemeente wordt uitgeplaatst. De uitkomsten van de intaketoets en deze inschatting leveren gegevens op voor het benodigde maatwerk voor de inburgering van betrokkene.

In het tweede lid wordt de mogelijkheid geboden om een inburgeringscursus af te stemmen op de persoonlijke behoefte en situatie. Aan degenen voor wie het volgen van een basisvoorziening inburgering op A1min niveau nodig en nuttig is, wordt deze door het COA verstrekt. Deze voorziening kan binnen een beperkt aantal maanden worden doorlopen. Naar verwachting zal een deel van de groep in de opvang baat hebben bij deze voorziening. Voor degenen die naar verwachting van het COA nog langere tijd in de opvang zullen moeten verblijven is het nuttig een inburgeringsprogramma te volgen dat opleidt tot het inburgeringsexamen of staatsexamen. Dit programma moet modulair zijn opgebouwd. Voordeel van zo’n programma is dat dit op maat naar gelang het ontwikkelingsniveau en de verwachte verblijfsduur in de opvang (gefaseerd) kan worden ingekocht. Het COA is betrokkene behulpzaam bij zijn keuze van het programma en van de cursusinstelling. De betrokken persoon kan voor de inkoop van het programma een aanvraag indienen voor een persoonsvolgend budget bij de IB-Groep.

Het derde lid bevat de mogelijkheid om op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel een verstandelijke handicap die zodanig is dat de betrokkene het examen blijvend niet zal kunnen afleggen, van de inburgeringsplicht te worden ontheven. Dit betreft bijvoorbeeld personen die door oorlogservaringen zo zijn getraumatiseerd, dat zij niet meer geestelijk geconcentreerd bezig kunnen zijn. Omdat de betrokkene nog woonachtig is in een opvangvoorziening moet het COA voor deze personen aangeven welke procedure er bestaat om bij een onafhankelijke arts (medisch adviseur), aangewezen door de gemeente waar hij ingeschreven staat, een advies over een eventuele ontheffing van het inburgeringsexamen aan te vragen. Dit advies wordt door de betreffende arts aan de inburgeringsplichtige uitgebracht. De inburgeringsplichtige kan een aanvraag tot ontheffing, met het advies als bijlage, indienen bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij ingeschreven staat. Het college kan op basis hiervan tot ontheffing besluiten. Indien het college van oordeel is dat de betrokkene het (gehele) inburgeringsexamen wel kan afleggen maar slechts onder bijzondere examenomstandigheden wordt in de beschikking vermeld welke bijzondere examenomstandigheden nodig zijn om de betrokkene in staat te stellen het inburgeringsexamen af te leggen. Binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geeft het college een beschikking.

De kosten die de arts maakt kunnen in rekening worden gebracht bij de inburgeringsplichtige. De kosten die een gemeente maakt kunnen in principe worden betaald uit het budget dat de gemeente voor dergelijke werkzaamheden ter beschikking staat. In de situatie dat een gemeente geconfronteerd wordt met een exorbitant aantal verzoeken tot ontheffing, kunnen de kosten hiervan eventueel worden gedeclareerd bij het COA. Deze kosten kunnen niet voor rekening van de betrokkene komen omdat hij in de opvangsituatie slechts beschikt over een zakgeldtoelage. Het COA houdt hiermee zicht op de voortgang in de situatie van de betrokken persoon. Het COA zal voor deze procedure werkafspraken maken met de partijen in de omgeving van de betreffende opvangvoorziening. De gemeenten zijn bij brief op de hoogte gebracht van deze te volgen procedure.

Verder is van belang, dat gemeenten bereid zijn bestaande procedures open te stellen en capaciteit beschikbaar te stellen voor personen die zich aandienen voor medische keuring, omdat zij die nodig hebben voor een eventuele ontheffing van hun inburgeringsplicht.

Artikel 10

Het uitgangspunt van artikel 8 is dat de uitstroom naar een gemeente niet door de inburgering mag worden belemmerd. Het is immers belangrijk, dat de betrokken personen zo spoedig mogelijk in hun nieuwe leefomgeving kunnen integreren.

In het eerste lid is benadrukt dat er goede werkafspraken moeten zijn tussen het COA en de gemeenten over de dossieroverdracht van personen die uit de opvang naar gemeenten vertrekken. Het doel hiervan is dat betrokkene zo nodig in overleg met de gemeente het eventueel nog niet afgeronde inburgeringsprogramma kan voltooien.

Mocht betrokkene na uitstroom bij zijn aankomst in een gemeente nog geld over hebben van zijn persoonsvolgend budget en is hij nog niet voor het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, geslaagd dan biedt het tweede lid de mogelijkheid om dit restant in te zetten voor de verdere voorbereiding op dat examen.

Artikel 11

In artikel 11 is bepaald dat de PVB-gerechtigde die gebruik maakt van een persoonsvolgend budget, zijn deelname aan de inburgering kan voortzetten in een ander opvangcentrum indien hij, gedurende de duur waarop hij recht heeft op een persoonsvolgend budget naar een ander opvangcentrum wordt overgeplaatst. Een overplaatsing naar een ander opvangcentrum staat derhalve het gebruik van het persoonsvolgend budget niet in de weg.

Artikel 12

Dit artikel bepaalt dat het gebruik maken van een persoonsvolgend budget niet in de weg staat aan de uitstroom van een PVB-gerechtigde naar reguliere huisvesting in een gemeente. Met andere woorden het hebben van of het aanspraak maken op een persoonsvolgend budget vormt geen reden om een door het COA aangeboden woning te weigeren.

Artikel 13

In het eerste lid is de plicht opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders, de Minister van Justitie (Immigratie- en Naturalisatiedienst), het COA, de cursusinstellingen en de exameninstellingen om alle gegevens en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken die bij deze regeling aan deze instanties zijn opgedragen te verstrekken aan de IB-Groep ten behoeve van opneming in het Informatiesysteem Inburgering. Het tweede lid maakt de verstrekking van gegevens aan de minister, het college van burgemeester en wethouders en de Minister van Justitie (Immigratie- en Naturalisatiedienst) mogelijk voor zover dit van belang is voor de uitvoering van deze regeling. De verplichting tot gegevensverstrekking richt zich tot de IB-Groep als beheerder van het Informatiesysteem Inburgering.

Artikel 14

In de bijlage behorende bij artikel 6.1, tweede lid, van het Besluit inburgering is weergegeven welke gegevens er in het Informatiesysteem Inburgering moeten worden opgenomen. Voor de uitvoering van deze regeling moeten de gegevens betreffende de PVB-gerechtigde ook in het Informatiesysteem Inburgering worden opgenomen. Bij ministeriële regeling kan de bijlage bij het Besluit inburgering worden gewijzigd. De benodigde gegevens over de PVB-gerechtigde en het persoonsvolgend budget zijn toegevoegd.

Artikel 15

Om de PVB-gerechtigde de gelegenheid te geven zich te oriënteren op de gewenste opleidingen, is gekozen voor inwerkingtreding van deze regeling met ingang van 1 januari 2008. Een inburgeringsplichtige die voor 1 januari 2008 op grond van het besluit van de Staatssecretaris van Justitie is uitgeplaatst naar een gemeente komt niet meer in aanmerking voor een persoonsvolgend budget. Het persoonsvolgend budget is bedoeld voor personen die al een aantal maanden in een opvangcentrum verblijven.

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

C.P. Vogelaar

Naar boven