Besluit van 26 juni 2015 tot wijziging van het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten en het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft in verband met de verordening bankentoezicht

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 21 april 2015, FM/2015/641 M, directie Financiële Markten;

Gelet op de artikelen 1:24, derde lid, 2:12, vierde lid, 2:108, derde lid, 3:8, vierde lid, 3:62a, eerste lid, en 3:280, vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 10 juni 2015, nr. W06.15.0131/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 23 juni 2015, FM/2015/917M, directie Financiële Markten;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft wordt gewijzigd als volgt:

A

In het opschrift van paragraaf 2.2 wordt «2:12, vijfde lid» vervangen door: 2:12, vierde lid.

B

Artikel 8, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef wordt «artikel 2:12, vijfde lid» vervangen door: artikel 2:12, vierde lid.

2. In onderdeel o wordt na «haar zetel heeft» en na «deze toezichthoudende instantie» telkens ingevoegd: of de Europese Centrale Bank.

C

In het opschrift van paragraaf 3.2 wordt «2:108, tweede lid» vervangen door: 2:108, derde lid.

D

In artikel 44, eerste lid, aanhef, wordt «artikel 2:108, tweede lid» vervangen door: artikel 2:108, derde lid.

ARTIKEL II

Het Besluit prudentiële regels Wft wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 17d wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef wordt «artikel 3:8, derde lid» vervangen door: artikel 3:8, vierde lid.

2. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. zij op individuele basis een instelling van groot belang is op grond van de voorwaarden ingevolge artikel 6 van de verordening bankentoezicht; of.

B

Aan artikel 105d, derde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: De verplichting tot kennisgeving aan Onze Minister is niet van toepassing indien de Europese Centrale Bank de bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, uitoefent.

ARTIKEL III

Artikel 2 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De Europese Centrale Bank treedt in de plaats van de Nederlandsche Bank als bevoegde autoriteit als bedoeld in het eerste lid, indien dit volgt uit de artikelen 4, 5 en 6 van verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287).

ARTIKEL IV

In artikel 4, eerste lid, van het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft wordt na «de Nederlandsche Bank» telkens ingevoegd: of de Europese Centrale Bank.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 26 juni 2015

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Uitgegeven de zeventiende juli 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het onderhavige besluit dient, samen met de Uitvoeringswet verordening bankentoezicht, ter uitvoering van de Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287) (hierna: de verordening bankentoezicht of de verordening). De verordening noopt, behalve tot aanpassing van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en enkele andere wetten, tevens tot aanpassing van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten en het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft.

De verordening bankentoezicht introduceert het single supervisory mechanism ofwel het gemeenschappelijk toezichtmechanisme (SSM) en draagt de Europese Centrale Bank (ECB) op in de aangesloten lidstaten direct prudentieel toezicht uit te oefenen op significante banken(groepen) en indirect op minder significante banken(groepen). De ECB is binnen het SSM verantwoordelijk voor het doeltreffend en samenhangend functioneren van het SSM. De Uitvoeringswet verordening bankentoezicht strekt ertoe de taakverdeling tussen de ECB en De Nederlandsche Bank (DNB) zoals die voortvloeit uit de verordening bankentoezicht ook in de Wft tot uitdrukking te laten komen. Voor een uitgebreide toelichting op de werking van het SSM en de Uitvoeringswet verordening bankentoezicht wordt verwezen naar de memorie van toelichting op die wet.1

Behalve in de Wft dient op een enkele plaats in de genoemde besluiten de taakverdeling tussen de ECB en DNB tot uitdrukking te komen. Op grond van de verordening bankentoezicht is de ECB een aantal bevoegdheden gegeven voor het toezicht op banken. In welke gevallen de ECB de bevoegde toezichthouder is, is bepaald in de artikelen 4, 5 en 6 van de verordening bankentoezicht. Voor de volledigheid en kenbaarheid van deze verdeling van taken en bevoegdheden dienen ook de genoemde besluiten te worden gewijzigd, zodat blijkt dat in bepaalde gevallen de ECB bevoegdheden kan uitoefenen die voortvloeien uit het relevante Unierecht.

In dit kader is relevant op te merken dat met de schakelbepaling die met de Uitvoeringswet verordening bankentoezicht is opgenomen in artikel 3:1a van de Wft, wordt geregeld dat als de ECB bevoegd is, zij in de plaats treedt van DNB voor de toepassing van bepalingen in Deel III van de Wft en de daarop berustende bepalingen. Hiermee is voor het overgrote deel van de voor het toezicht van de ECB relevante bepalingen in besluiten die berusten op Deel III van de Wft al geregeld dat de ECB in bepaalde gevallen het toezicht uitoefent. De wijzigingen in onderhavig besluit zijn ter aanvulling op de schakelbepaling om (de gevolgen van) de taakverdeling tussen de ECB en DNB tot uitdrukking te brengen. Daarnaast bevat dit besluit een aantal technische wijzigingen.

Dit besluit introduceert geen materiële toezichtnormen, zodat er geen sprake is van toename van administratieve lasten of nalevingskosten. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet verordening bankentoezicht.

Artikelsgewijs

Artikel I

A, C en D

Deze onderdelen betreffen wijzigingen die verband houden met vernummeringen van artikelleden door de Uitvoeringswet verordening bankentoezicht.

B

De eerste wijzigingsopdracht van dit onderdeel houdt verband met de vernummering van het vijfde lid van artikel 2:12 van de Wft tot het vierde lid.

De tweede wijzigingsopdracht in dit onderdeel ziet op artikel 8, eerste lid, onderdeel o, van het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft. Daarin zijn de gegevens opgesomd die op grond van artikel 2:12, vierde lid, van de Wft in het kader van een bankvergunningaanvraag dienen te worden aangeleverd door een bank die een dochtermaatschappij is van een bank met zetel buiten Nederland en die voornemens is in Nederland het bedrijf van bank uit te oefenen. Daar de ECB op grond van de verordening bankentoezicht belast kan zijn met het toezicht op de bank waarvan de dochtermaatschappij voornemens is in Nederland het bedrijf van bank uit te oefenen, dient dit uit artikel 8, eerste lid, onderdeel o van het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft te blijken. Daarop is artikel 8, eerste lid, onderdeel o van het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft aangepast.

Artikel II

A

Met dit onderdeel wordt ervoor gezorgd dat minder significante banken niet onder de «verzwaarde» governancevereisten voor significante banken vallen. In artikel 40, tweede lid, van de SSM-kaderverordening2 is bepaald dat minder significante banken als significant worden aangemerkt als zij onderdeel uitmaken van een significante groep. Achtergrond daarvan is te bewerkstelligen dat alle entiteiten van een significante groep – ook als zij op zichzelf minder significant zijn – onder het toezicht van de ECB vallen. Door de wijze waarop een bank nu als «significant» wordt aangemerkt in artikel 17d van het Besluit prudentiële regels Wft (Bpr) dienen deze minder significante banken ook te voldoen aan de voor significante banken bedoelde «verzwaarde» governancevereisten. Dit is niet de bedoeling en daarom is artikel 17d Bpr aangepast. Er is voor gekozen om aan te sluiten bij de criteria op basis waarvan een instelling op individuele basis als significant wordt aangemerkt. Deze criteria zijn opgenomen in artikel 6 van de verordening bankentoezicht en Deel IV van de SSM-kaderverordening.

De vernummering in de aanhef van artikel 17d houdt verband met de vernummering van artikelleden in artikel 3:8 van de Wft.

B

Vanwege de opname van de schakelbepaling in artikel 3:1a van de Wft (zie algemeen deel van de toelichting) behoeft artikel 105d van het Bpr aanpassing. Daarin is nu opgenomen dat de Minister van Financiën door DNB op de hoogte wordt gesteld van een voornemen om een systeemrelevantiebuffervereiste vast te stellen, te wijzigen of in te trekken. Deze plicht tot kennisgeving aan de Minister kan echter niet aan de ECB worden opgelegd wanneer zij in de plaats treedt van DNB op grond van de schakelbepaling. Daarom is het artikel zo gewijzigd dat de plicht tot kennisgeving aan de Minister alleen voor DNB geldt.

Artikel III

Met dit artikel wordt verduidelijkt dat de ECB, op grond van de verordening bankentoezicht, de bevoegde autoriteit is om toezicht te houden op de naleving van prudentiële regels uit verordeningen door significante banken. In artikel 2 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt voor Nederland de bevoegde autoriteit aangewezen die is belast met de uitvoering en handhaving van de in dat artikel genoemde verordeningen. De ECB past ten behoeve van de uitoefening van haar prudentiële toezichtstaken relevante Uniewetgeving toe, waaronder ook verordeningen. In het kader van het prudentieel bankentoezicht is de verordening kapitaalvereisten relevant, waarvoor nu in dit besluit DNB is aangewezen als bevoegde autoriteit. Voor deze verordening en toekomstige relevante verordeningen, geldt dat ten aanzien van significante banken de ECB de bevoegde autoriteit is. Om die reden wordt een tweede lid toegevoegd aan artikel 2 van genoemd besluit. Daarin wordt verduidelijkt dat de ECB in de plaats treedt van DNB als bevoegde autoriteit, indien de verordening bankentoezicht bepaalt dat de ECB bevoegd is het toezicht op de naleving van de in verordeningen vervatte prudentiële regels uit te oefenen ten aanzien van significante banken.

Artikel IV

Een Nederlandse bank die een gemengde holding als moederonderneming heeft, is op grond van artikel 3:280 van de Wft verplicht periodiek een rapportage inzake de significante intragroepsovereenkomsten en -posities met de gemengde holding en haar dochterondernemingen in te dienen bij DNB. Dit wordt op grond van het vierde lid van artikel 3:280 van de Wft nader uitgewerkt in het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft. Uit artikel 140, derde lid, van de SSM-kaderverordening volgt dat het mogelijk is dat de ECB bepaalt dat rapportages direct aan haar dienen te worden overlegd. Daarop is artikel 4, eerste lid, van genoemd besluit aangepast.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Kamerstukken II 2014/15, 34 049, nr. 3.

X Noot
2

Artikel 40 van verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (SSM-kaderverordening) (Pb EU 2014, L 141).

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven