Besluit van 23 augustus 2011 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag van verzekeraars

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 14 juli 2011, Directie Wetgeving, nr. 5703436/11/6, gedaan mede namens Onze Minister van Financiën;

Gelet op artikel 391 lid 5 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 augustus 2011, nr. W03.11.0294/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 17 augustus 2011, nr. 5706317/11/6, uitgebracht mede namens Onze Minister van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Dit besluit is van toepassing op verzekeraars als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, zoals nader bepaald door de artikelen 1:6, 1:7, 1:8 en 1:11 van die wet, met zetel in Nederland die beschikken over een vergunning als bedoeld in het Deel Markttoegang Financiële Ondernemingen van die wet of beschikken over een verklaring als bedoeld in artikel 3 of artikel 4 van het Besluit reikwijdtebepalingen Wft.

Artikel 2

Als gedragscode bedoeld in artikel 391 lid 5 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek worden de Governance Principes Verzekeraars aangewezen zoals gepubliceerd in Staatscourant nr. 9237, van 25 mei 2011.

Artikel 3

  • 1. Een verzekeraar als bedoeld in artikel 1 doet in het jaarverslag in een specifiek onderdeel betreffende corporate governance, mededeling over de naleving van de principes van de in artikel 2 aangewezen gedragscode. Indien de desbetreffende verzekeraar die principes niet heeft nageleefd of niet voornemens is deze in het lopende en daaropvolgende boekjaar na te leven, doet hij daarvan in het jaarverslag gemotiveerd opgave.

  • 2. Indien een verzekeraar als bedoeld in artikel 1 aan het hoofd staat van een groep, kan die verzekeraar in het jaarverslag mededeling doen over de naleving van de principes van de in artikel 2 aangewezen gedragscode ten aanzien van de groep als geheel en doet deze verzekeraar in het jaarverslag gemotiveerd opgave indien de groep die principes niet heeft nageleefd of niet voornemens is deze in het lopende en daaropvolgende boekjaar na te leven.

  • 3. De mededelingsplicht van lid 1 is niet van toepassing op een dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 24a lid 1 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van een verzekeraar die op grond van lid 2 mededeling doet ten aanzien van de groep als geheel, mits de desbetreffende dochtermaatschappij in haar jaarverslag verwijst naar de mededeling ten aanzien van de groep als geheel en het Besluit van 23 december 2004 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag (Stb. 747) niet op haar van toepassing is.

  • 4. De mededeling, bedoeld in de leden 1 en 2, kan ook worden gedaan in een bijlage bij het jaarverslag of langs elektronische weg waardoor de mededeling rechtstreeks en permanent toegankelijk is, mits in het jaarverslag wordt vermeld waar de mededeling voor het publiek elektronisch beschikbaar is. Indien gebruik wordt gemaakt van de laatste mogelijkheid, maakt de mededeling onderdeel uit van het jaarverslag.

  • 5. Bij de mededeling, bedoeld in de leden 1 en 2 wordt vermeld waar de tekst van de gedragscode, bedoeld in artikel 2, voor het publiek beschikbaar is.

Artikel 4

De accountant, bedoeld in artikel 393 lid 1 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, gaat na of de in artikel 3 bedoelde mededeling in het jaarverslag of in een bijlage bij het jaarverslag is opgenomen.

Artikel 5

Dit besluit is van toepassing op jaarverslagen die betrekking hebben op een boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2011.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 23 augustus 2011

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

De Minister van Financiën,

J. C. de Jager

Uitgegeven de eenendertigste augustus 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit strekt tot het vaststellen van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag van verzekeraars in verband met de aanwijzing van de Governance Principes Verzekeraars (hierna: de Code). Het besluit is mede namens de Minister van Financiën opgesteld. De Code is opgesteld ten behoeve van alle verzekeraars met een zetel in Nederland, waarbij het niet uitmaakt of zij de activiteiten in een andere lidstaat, dan wel via een bijkantoor verrichten. Op 15 december 2010 heeft het bestuur van het Verbond van Verzekeraars (hierna: het Verbond) de Code in haar algemene ledenvergadering vastgesteld. In april 2011 hebben de raden van bestuur van de koepel Zorgverzekeraars Nederland en Federatie van Onderlinge Verzekeraars de Code onderschreven.

Met de Code wordt tegemoetgekomen aan de aanbeveling van de Commissie De Wit om een sectorbrede code voor verzekeraars te realiseren (Kamerstukken 2010–11, 31 980, nrs. 4, p. 16 en nr. 16, p. 11). Verzekeraars committeren zich met de Code tot het realiseren van een cultuurverandering, waarbij de klant centraal staat. Zo moeten verzekeraars op grond van de Code beschikken over een goed werkend productgoedkeuringsproces. De Code betreft daarnaast onder andere versterking van de governance binnen verzekeraars, risicomanagement en beloningsbeleid. Veel principes in de Code hebben betrekking op het functioneren van de raad van commissarissen en de raad van bestuur binnen de specifieke functie en verantwoordelijkheden van een verzekeraar. In vervolg op de motie Roemer c.s.1 hebben het Verbond van Verzekeraars en enkele grote verzekeraars voorts aangegeven dat ook de «topholdings» van (grote) verzekeraars zich aan het beloningsregime van de Code zullen committeren.

Met dit besluit vindt de wettelijke verankering van de Code plaats op basis van artikel 391, lid 5, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW). Deze verankering is in overeenstemming met de wettelijke verankering van de Nederlandse corporate governance code en de code banken. Net als bij banken speelt financiële stabiliteit een belangrijke rol bij verzekeraars. Mede daarom gelden de argumenten om de Code wettelijk te verankeren in grote mate ook voor de verzekeraars. Bij beide gedragscodes geldt dat de bedrijven waarop de code van toepassing is, de gedragscode moeten toepassen conform het beginsel van «pas toe of leg uit». Ook bij de Code moet in het jaarverslag worden vermeld dat de principes uit de Code zijn nageleefd door de verzekeraar of moet gemotiveerd worden uitgelegd waarom principes (gedeeltelijk) niet zijn nageleefd. De verzekeraars waarop de Code van toepassing is, verschillen in veel opzichten van elkaar. Deze verschillen zitten onder meer in rechtsvorm (bijvoorbeeld beursgenoteerde NV’s en verzekeraars in de vorm van onderlinge waarborgmaatschappijen) en in onderwerp (bijvoorbeeld zorgverzekeraars en schadeverzekeraars). Doordat de Code algemeen van karakter is, kunnen bepaalde afwijkingen van de Code gerechtvaardigd zijn. Uiteraard is juist in het geval van afwijkingen de verklaring die de verzekeraar daarvoor geeft van groot belang. Door de verklaring in het jaarverslag weten betrokkenen («stakeholders») in hoeverre verzekeraars de principes uit de Code naleven (of waarom een verzekeraar gegeven haar specifieke situatie aan een onderdeel een andere invulling heeft gegeven). Zij kunnen hier desgewenst de verzekeraar op aanspreken. Bij een verzekeringsmaatschappij in de vorm van een NV kan dit bijvoorbeeld ertoe leiden dat er vragen worden gesteld tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders. De vermelding in het jaarverslag maakt het ook voor klanten, medewerkers en alle andere stakeholders transparant in hoeverre een verzekeraar voldoet aan de principes. Hierbij geldt dat het jaarverslag door alle verzekeraars, ongeacht de rechtsvorm, openbaar wordt gemaakt. Voor de werking van de Code is niet de mate waarin deze naar de letter wordt nageleefd bepalend , maar de wijze waarop met de intenties wordt omgegaan. Met de Code dienen de verzekeraars daadwerkelijk een cultuurverandering binnen hun instellingen te realiseren.

De Autoriteit Financiële Markten (hierna: de AFM) houdt ingevolge de Wet toezicht financiële verslaggeving toezicht op de toepassing van financiële verslaggevingsvoorschriften door beursgenoteerde ondernemingen. De AFM kan in dat verband ook het jaarverslag bezien waar verklaringen omtrent naleving van respectievelijk de Nederlandse corporate governance code, de code banken en de Code onderdeel van zijn. Bij de corporate governance code en de code banken betekent dit dat de AFM toetst of een mededeling inzake de corporate governance code respectievelijk de code banken in het jaarverslag is opgenomen en of de inhoud van deze mededeling consistent is met de inhoud van de rest van het jaarverslag en van andere openbare informatie. Gelijk de positie van de AFM met betrekking tot de Nederlandse corporate governance code en de code banken, beziet de AFM louter de aanwezigheid en consistentie van de verklaring bij beursgenoteerde verzekeraars.

Door dit besluit ontstaan nalevingskosten en administratieve lasten voor de verzekeraars, als gevolg van de implementatie en naleving van de Code en de verslaglegging over de toepassing ervan. De verplichtingen uit dit besluit gelden voor verzekeraars met een vergunning of een verklaring ingevolge de Wet op het financieel toezicht (hierna: de Wft). Concreet houdt dit het volgende in. Circa 320 verzekeraars zullen in hun jaarverslag een paragraaf over de Code opnemen. Evenals bij de Code Banken wordt uitgegaan van 10 mandagen per verzekeraar. Per mandag wordt uitgegaan van € 360,– kosten, op basis van het tarief van een hoger opgeleide kenniswerker.2 De totale kosten bedragen daarmee ruim € 1 miljoen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de inhoudelijke kosten om de code na te leven (de nalevingskosten) en de administratieve lasten die samenhangen met de verplichting tot uitleg in het verslag. De inschatting is dat ¾ van de kosten bestaan uit kosten ten behoeve van implementatie en naleving en dat ¼ van de kosten bestaan uit de administratieve lasten. Uitgaande hiervan, gaat het om ruim € 860.000,– aan nalevingskosten en ruim € 290.000,– aan administratieve lasten. Hierbij is verder van belang dat de Code is gebaseerd op zelfregulering. De verzekeraars hebben zich, grotendeels onafhankelijk van de wettelijke verankering van de Code, gecommitteerd om deze code te implementeren en na te leven. De nalevingskosten worden daarom voor de helft beschouwd als bedrijfseigen lasten. De nalevingskosten als gevolg van dit besluit worden daarom gesteld op ruim € 430.000,–.

Een ontwerp van dit besluit is op grond van artikel 2:391 lid 6 BW op 8 juni 2011 aan de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal overgelegd (Kamerstukken 2010–11, nr. 32 819). Vanuit de Kamers zijn geen opmerkingen ontvangen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De Code geldt voor alle verzekeraars die beschikken over een verzekeraarvergunning verleend op grond van de Wet op het financieel toezicht (hierna: de Wft). In artikel 1 is geregeld dat deze algemene maatregel van bestuur zich richt tot alle verzekeraars met een verzekeraarvergunning ingevolge de Wft, mits zij zetel hebben in Nederland. Uitsluitend ten aanzien van rechtspersonen met zetel in Nederland kan de Nederlandse wetgever jaarrekeningverplichtingen opleggen. De desbetreffende verzekeraars moeten in het jaarverslag mededeling doen omtrent de naleving van de Code. De Code is niet van toepassing op verzekeraars die ingevolge de bepalingen van de artikelen 1:6, 1:7, 1:8 en 1:11 van de Wft niet onder toezicht staan, dan wel instellingen die ingevolge voornoemde artikelen niet als verzekeraar worden beschouwd omdat ze ofwel onder een publiek regime vallen, zoals de Sociale Verzekeringsbank en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, ofwel omdat ze een buitenlandse verzekeraar zijn (Lloyds), of omdat ze geen vergunning hebben. De Code is wel van toepassing op verzekeringsmaatschappijen die een verklaring van de Nederlandsche Bank hebben volgens artikel 3 en 4 van het Besluit reikwijdtebepalingen Wft. Kort samengevat gaat het hier om onderlinge waarborgmaatschappijen.

Voor beursgenoteerde verzekeraars gaat de Code gelden naast de Nederlandse corporate governance code. De Code is een aanvulling op de Nederlandse corporate governance code en de code banken specifiek voor de verzekeringssector. Voor niet-beursgenoteerde verzekeraars geldt alleen de Code. De codes bestaan op deze manier naast elkaar. Er zijn geen aanwijzingen dat verzekeraars die de codes moeten toepassen zullen oplopen tegen principes die niet tegelijkertijd kunnen worden toegepast. Ditzelfde geldt voor de gevallen waarin de code banken en de code verzekeringen moeten worden toegepast, aangezien deze codes materieel gelijk zijn.

Artikel 2

De Code is gepubliceerd in de Staatscourant ten behoeve van de kenbaarheid voor aandeelhouders, klanten en andere belanghebbenden van verzekeraars (Staatscourant 2011, nr. 9237 ). In artikel 2 van het besluit is de Code aangewezen als gedragscode. Dit is een statische verwijzing. Indien de Code wordt gewijzigd, heeft dat niet onmiddellijke gevolgen voor dit besluit. Als er een aangepaste Code tot stand komt, moet artikel 2 van dit besluit worden gewijzigd en moet de aangepaste Code worden gepubliceerd in de Staatscourant om de aangepaste Code wettelijk te verankeren. De aanwijzing van een aangepaste code vergt daarmee wijziging van dit besluit, waarvoor ingevolge artikel 2:391, lid 6 BW een voorhangprocedure geldt. Daardoor is tussenkomst van de regering en het parlement vereist.

Artikel 3

In artikel 3 is bepaald dat verzekeraars in het jaarverslag mededeling doen over de naleving van de Code. De wijze waarop dit gebeurt en de mogelijkheid tot het doen van één mededeling bij een groep verzekeraars sluit aan bij het systeem van de Code Banken. Dit betekent dat wanneer een verzekeraar van een principe uit de Code afwijkt, hij deze afwijking met motivering in het jaarverslag opneemt. Ook wanneer een verzekeraar voornemens heeft bepalingen in het lopende of volgende boekjaar niet na te leven, wordt daarover mededeling gedaan. Alle regelgeving die betrekking heeft op het jaarverslag is onverkort van toepassing op de verklaring omtrent de Code. Zo zal deze verklaring bijvoorbeeld – ook als zij niet gewijzigd is ten opzichte van het jaar ervoor – bij verzekeraars in de vorm van beursgenoteerde NV jaarlijks ter inzage moeten worden gelegd voor de aandeelhouders en bij de Kamer van Koophandel worden gedeponeerd.3

Wanneer de Code door een groep verzekeraars wordt toegepast, kan deze groep er voor kiezen de mededelingsplicht over de naleving van de Code neer te leggen bij de verzekeraar die aan het hoofd staat van deze groep. De dochtermaatschappijen van deze verzekeraar kunnen dan volstaan met een verwijzing naar die mededeling met een duidelijke vermelding van de vindplaats in hun eigen jaarverslag. Van deze mogelijkheid kan geen gebruik worden gemaakt door een dochtermaatschappij met een beursnotering die op grond van het Besluit van 23 december 2004 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag (Stb. 747) een verklaring inzake corporate governance openbaar moet maken. Deze beursgenoteerde dochter dient in haar eigen jaarverslag verantwoording af te leggen over haar naleving van de Code.

Voor de wijze waarop de mededeling kan worden gedaan, in het jaarverslag, in een bijlage bij het jaarverslag, of via de website, is aangesloten bij de wijze van openbaarmaking van de mededeling over de Nederlandse corporate governance code (en de code banken). Indien de verzekeraar op grond van het Besluit van 23 december 2004 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag (Stb. 747) gehouden is een verklaring inzake corporate governance openbaar te maken, doet de verzekeraar de mededeling over de Code in het onderdeel betreffende corporate governance van het jaarverslag waarin die verklaring is opgenomen.

Artikel 4

Voor het accountantsonderzoek ten aanzien van de mededeling over de Code wordt aangesloten bij het onderzoek van de accountant van de mededeling over de Nederlandse corporate governance code in de verklaring inzake corporate governance. Dit sluit ook aan bij het systeem van de code banken. Dit betekent dat de accountant nagaat of de voorgeschreven mededeling over de Code in (een bijlage van) het jaarverslag is opgenomen. Hiermee wordt voorkomen dat er verschillende regimes ten aanzien van de drie gedragscodes gelden.

Artikel 5

De Code is – conform het bepaalde in de preambule van de Code – van toepassing vanaf 1 januari 2011, derhalve op boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2011, waarbij voor de leden van Zorgverzekeraars Nederland en de Federatie Onderlinge Verzekeraars bij de verslaglegging rekening wordt gehouden met het feit dat zij zich later dan de leden van het Verbond van Verzekeraars aan de Code hebben gecommitteerd. Het jaarverslag over 2011 wordt na afloop van het boekjaar opgesteld. Dit betekent dat voor het eerst op basis van de Code zal worden gerapporteerd conform het beginsel van «pas toe of leg uit» in de periode van de algemene vergaderingen in het voorjaar van 2012. De Code is reeds op 15 december 2010 gepresenteerd en gepubliceerd op de website van het Verbond. Daarnaast hebben zowel de Federatie van Onderlinge Verzekeraars, als de koepel Zorgverzekeraars Nederland de Code op hun websites gepubliceerd. Voor de betrokken verzekeraars is voldoende tijdig kenbaar geworden dat zij aan de Code moeten voldoen. Daarbij is ook relevant dat het jaarverslag over 2011 pas in 2012 wordt gepresenteerd. Dit geeft verzekeraars voldoende tijd om hun bedrijfsvoering op de Code aan te passen.

Artikel 6

Aangezien de Commissie De Wit aanbevolen heeft om een sectorbrede gedragscode voor de verzekeraars waarvan de naleving op een zelfde wijze als bij de code banken kan worden getoetst, is het van belang dat de Code zo spoedig mogelijk wettelijk wordt verankerd. Omdat dit besluit gepaard is gegaan met uitvoerige overleggen met (vertegenwoordigers van) de sector zijn zij op de hoogte van de inhoud van dit besluit en kan daarom worden afgeweken van de vaste verandermomenten, door gebruik te maken van de eerste uitzonderingsgrond (private of publieke voor- of nadelen van vertragingen of vervroeging van invoering; Kamerstukken II 2009–10, 29 515, nr. 309, p.4). Vooruitlopend op de inwerkingtreding van dit besluit, begint een onafhankelijke commissie met het monitoren van de naleving van de Code. Zo kunnen bijvoorbeeld aanbevelingen worden gedaan aan verzekeraars die bij de code zijn aangesloten over het lopende beleid. Deze monitoringstaak is in eerste instantie gebaseerd op de door de partijen gesloten gedragscode. Na de inwerkingtreding van het besluit is deze monitoringstaak gebaseerd op zowel het besluit als de gedragscode.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstukken II 2010–2011, 32417 nr. 28.

X Noot
2

Zie rapport van de Regiegroep Regeldruk van 16 juni 2008: «Meten is Weten II: Handleiding voor het definiëren en meten van administratieve lasten voor het bedrijfsleven», p. 46.

X Noot
3

Vgl. artikel 2:101, 2:210 en 2:394 lid 4 BW.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven