Besluit van 1 juni 2010 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag van banken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 20 april 2010, Directie wetgeving, nr. 5640992/10/6, gedaan mede namens Onze Minister van Financiën;

Gelet op artikel 391 lid 5 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

De Raad van State gehoord, advies van 29 april 2010, no. W03.10.0152/II;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 27 mei 2010, nr. 5655139/10/6, uitgebracht mede namens Onze Minister van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Dit besluit is van toepassing op banken als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht met zetel in Nederland die beschikken over een vergunning als bedoeld in het Deel Markttoegang Financiële Ondernemingen van die wet. Met betrekking tot een ingevolge artikel 3:111, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht vrijgestelde groep banken, is dit besluit van toepassing op de centrale kredietinstelling, bedoeld in dat artikel.

Artikel 2

Als gedragscode bedoeld in artikel 391 lid 5 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt aangewezen de code banken zoals gepubliceerd in Staatscourant nr. 20060 d.d. 23 december 2009.

Artikel 3

  • 1. Een bank als bedoeld in de eerste zin van artikel 1 doet in het jaarverslag in een specifiek onderdeel betreffende corporate governance, mededeling over de naleving van de principes van de in artikel 2 aangewezen gedragscode. Indien de desbetreffende bank die principes niet heeft nageleefd of niet voornemens is deze in het lopende en daaropvolgende boekjaar na te leven, doet zij daarvan in het jaarverslag gemotiveerd opgave.

  • 2. Indien een bank als bedoeld in de eerste zin van artikel 1 aan het hoofd staat van een groep, kan die bank in het jaarverslag mededeling doen over de naleving van de principes van de in artikel 2 aangewezen gedragscode ten aanzien van de groep als geheel en doet deze bank in het jaarverslag gemotiveerd opgave indien de groep die principes niet heeft nageleefd of niet voornemens is deze in het lopende en daaropvolgende boekjaar na te leven.

  • 3. De mededelingsplicht van lid 1 is niet van toepassing op een dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 24a lid 1 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van een bank die op grond van lid 2 mededeling doet ten aanzien van de groep als geheel, mits de desbetreffende dochtermaatschappij in haar jaarverslag verwijst naar de mededeling ten aanzien van de groep als geheel en het Besluit van 23 december 2004 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag (Stb. 747) niet op haar van toepassing is.

  • 4. De centrale kredietinstelling, bedoeld in de tweede zin van artikel 1 doet in het jaarverslag in een specifiek onderdeel betreffende corporate governance, mededeling over de naleving van de principes van de in artikel 2 aangewezen gedragscode ten aanzien van de groep als geheel. Indien de groep die principes niet heeft nageleefd of niet voornemens is deze in het lopende en daaropvolgende boekjaar na te leven, doet de centrale kredietinstelling daarvan in het jaarverslag gemotiveerd opgave.

  • 5. De mededeling, bedoeld in lid 1, 2 en 4 kan ook worden gedaan in een bijlage bij het jaarverslag of langs elektronische weg waardoor de mededeling rechtstreeks en permanent toegankelijk is, mits in het jaarverslag wordt vermeld waar de mededeling voor het publiek elektronisch beschikbaar is. Indien gebruik wordt gemaakt van de laatste mogelijkheid, wordt de mededeling geacht onderdeel uit te maken van het jaarverslag.

  • 5. Bij de mededeling, bedoeld in lid 1, 2 en 4 wordt vermeld waar de tekst van de gedragscode, bedoeld in artikel 2, voor het publiek beschikbaar is.

Artikel 4

De accountant, bedoeld in artikel 393 lid 1 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, gaat na of de in artikel 3 bedoelde mededeling in het jaarverslag of in een bijlage bij het jaarverslag is opgenomen.

Artikel 5

Dit besluit is van toepassing op jaarverslagen die betrekking hebben op een boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2010.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 1 juni 2010

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Minister van Financiën,

J. C. de Jager

Uitgegeven de elfde juni 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit strekt tot het vaststellen van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag van banken in verband met de aanwijzing van de code banken. Het besluit is mede namens de Minister van Financiën opgesteld.

Op 9 september 2009 heeft het bestuur van de Nederlandse Vereniging van Banken (hierna: de NVB) de code banken vastgesteld. De code banken is opgesteld ten behoeve van alle Nederlandse banken. De code banken is opgesteld in reactie op het rapport van de Adviescommissie Toekomst Banken die op 7 april 2009 haar rapport «Naar herstel van vertrouwen» heeft uitgebracht. De aanbevelingen die deze adviescommissie in hoofdstuk 1 en 2 van haar rapport heeft gedaan en die zich daarvoor leenden zijn omgezet in de code banken.

De principes die zijn opgenomen in de code betreffen onder andere versterking van de governance binnen banken, risicomanagement, audit en beloningsbeleid. Veel principes in de code hebben betrekking op het functioneren van de raad van commissarissen en de raad van bestuur binnen de specifieke functie en verantwoordelijkheden van een bank. Voor een uitgebreide toelichting op de code wordt verwezen naar de kabinetsreactie op de code banken.1 In de kabinetsreactie is verder weergegeven dat het kabinet verheugd is dat de Nederlandse banken op deze manier hun verantwoordelijkheid nemen. De code is een goede stap op weg naar het herstel van vertrouwen in de financiële sector.

Het kabinet heeft in de kabinetsvisie toekomst financiële sector2 aangegeven dat de code banken wettelijk wordt verankerd. Met dit besluit vindt de wettelijke verankering plaats op basis van artikel 391, lid 5, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW). Deze verankering is in lijn met de wettelijke verankering van de Nederlandse corporate governance code. Bij laatstgenoemde gedragscode geldt dat de bedrijven waarop de code van toepassing is, de gedragscode moeten toepassen conform het beginsel van «pas toe of leg uit». Ook bij de code banken moet in het jaarverslag worden vermeld dat de principes uit de gedragscode zijn nageleefd door de bank of moet gemotiveerd worden uitgelegd waarom principes (gedeeltelijk) niet zijn nageleefd. In de preambule bij de code banken is naast de verplichting om verantwoording af te leggen in het jaarverslag, bepaald dat banken ten tijde van presentatie van hun jaarverslag over 2009 ook op hun websites een verslag moeten plaatsen van de voorbereidende stappen om de code banken per 1 januari 2010 toe te passen. Doordat de banken waarop de code van toepassing is op veel gebieden verschillen (zo zijn er bijvoorbeeld beursgenoteerde NV’s, maar ook een coöperatie en begeven Nederlandse banken zich op verschillende deelmarkten), kunnen afwijkingen van de code gerechtvaardigd zijn. Uiteraard is juist in het geval van afwijkingen de verklaring die de bank daarvoor geeft van groot belang. Door de verklaring in het jaarverslag weten relevante betrokkenen («stakeholders») in hoeverre banken de principes uit de code naleven (of waarom een bank gegeven haar specifieke situatie aan een onderdeel niet heeft voldaan). Aandeelhouders van banken kunnen het bestuur bijvoorbeeld aanspreken tijdens de algemene vergadering. De vermelding in het jaarverslag maakt het ook voor klanten, medewerkers en alle andere stakeholders transparant in hoeverre een bank voldoet aan de principes. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat voor de werking van de code banken niet de mate waarin deze naar de letter wordt nageleefd bepalend is, maar de wijze waarop met de intenties wordt omgegaan.

De Autoriteit Financiële Markten (hierna: AFM) houdt ingevolge de Wet toezicht financiële verslaggeving toezicht op de toepassing van financiële verslaggevingsvoorschriften door beursgenoteerde ondernemingen. De AFM kan in dat verband ook het jaarverslag bezien waar verklaringen omtrent naleving van respectievelijk de Nederlandse corporate governance code en de code banken onderdeel van zijn. Bij de corporate governance code betekent dat dat de AFM toetst of een mededeling inzake de corporate governance code in het jaarverslag is opgenomen en of de inhoud van deze mededeling consistent is met de inhoud van de rest van het jaarverslag en van andere openbare informatie. Gelijk de positie van de AFM in verband met de Nederlandse corporate governance code, beziet de AFM louter de aanwezigheid en consistentie van de verklaring bij beursgenoteerde banken.

Door de verplichting om verslag te doen over de toepassing van de code banken ontstaan administratieve lasten voor de banken. Die administratieve lasten blijven beperkt tot banken met een bankvergunning ingevolge de Wft. Circa 75 banken zullen in hun jaarverslag een paragraaf over de code banken opnemen. Bij de Nederlandse corporate governance code is uitgegaan van tussen de 15 en 25 mandagen om de informatie ten behoeve van dit onderdeel van het jaarverslag te verzamelen en vast te leggen. Aangezien de code banken beperkter is van omvang wordt bij deze code uitgegaan van 10 mandagen per bank. Per mandag wordt uitgegaan van € 750 kosten. De totale administratieve lasten bedragen daarmee € 562.500.

Een ontwerp van dit besluit is op grond van artikel 2:391 lid 6 BW aan de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal overgelegd (Kamerstukken II 2009/10, 32 013, nr. 5).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De code banken geldt voor alle banken die beschikken over een bankvergunning verleend op grond van de Wft (vgl. Kamerstukken II 2009/10, 32 013, nr. 3 p. 9). In artikel 1 is geregeld dat deze algemene maatregel van bestuur zicht richt tot alle banken met een bankvergunning ingevolge de Wet op het financieel toezicht (hierna: de Wft), mits zij zetel hebben in Nederland. Uitsluitend ten aanzien van rechtspersonen met zetel in Nederland kan de Nederlandse wetgever jaarrekeningverplichtingen opleggen. De desbetreffende banken moeten in het jaarverslag mededeling doen omtrent de naleving van de code banken. Voor zover het gaat om banken die deel uitmaken van een groep banken die ingevolge artikel 3:111, eerste lid, van de Wft zijn vrijgesteld, richt deze algemene maatregel van bestuur zich tot de centrale kredietinstelling als bedoeld in dat artikel.

Voor een groep banken waarop artikel 3:111 Wft van toepassing is, geldt in de Wft een bijzonder toezichtregime met een zogenoemde centrale kredietinstelling. In de preambule bij de code banken is aangegeven dat de banken die deel uitmaken van een dergelijke groep de code banken niet op individuele basis behoeven toe te passen. In lijn hiermee richt de in deze algemene maatregel opgenomen verslagleggingplicht zich tot de centrale kredietinstelling. Zij is derhalve niet rechtstreeks van toepassing op de individuele bij de centrale kredietinstelling aangesloten banken.

Voor beursgenoteerde banken gaat de code banken gelden naast de Nederlandse corporate governance code. De principes uit de code banken zijn een aanvulling op de Nederlandse corporate governance code specifiek voor de bancaire sector. Voor niet-beursgenoteerde banken geldt alleen de code banken. Beide codes bestaan op deze manier naast elkaar. Er zijn geen aanwijzingen dat banken die beide codes moeten toepassen zullen oplopen tegen principes die niet tegelijkertijd kunnen worden toegepast.

Artikel 2

De code banken is gepubliceerd in de Staatscourant ten behoeve van de kenbaarheid voor aandeelhouders, klanten en andere belanghebbenden van banken (Staatscourant nr. 20060 van 23 december 2009). In artikel 2 van het besluit is de code banken aangewezen als gedragscode. Dit is een statische verwijzing. Indien de code banken wordt gewijzigd, heeft dat niet onmiddellijke gevolgen voor dit besluit. Als er een aangepaste code banken tot stand komt, moet artikel 2 van dit besluit worden gewijzigd en moet de aangepaste code banken worden gepubliceerd in de Staatscourant om de aangepaste code banken wettelijk te verankeren. De aanwijzing van een aangepaste code vergt daarmee wijziging van dit besluit, waarvoor ingevolge artikel 2:391, lid 6 BW een voorhangprocedure geldt. Daardoor is tussenkomst van de regering en het parlement vereist.

Artikel 3

In artikel 3 is bepaald dat banken in het jaarverslag mededeling doen over de naleving van de principes uit de code banken. Wanneer een bank van een principe afwijkt, moet dat gemotiveerd in het jaarverslag worden weergegeven. Ook wanneer een bank voornemens heeft bepalingen in het lopende of volgende boekjaar niet na te leven, wordt daarover mededeling gedaan. Alle regelgeving die betrekking heeft op het jaarverslag is onverkort van toepassing op de verklaring omtrent de code banken. Zo zal deze verklaring – ook als zij niet gewijzigd is ten opzichte van het jaar ervoor – dus jaarlijks ter inzage moeten worden gelegd voor de aandeelhouders en bij de Kamer van Koophandel worden gedeponeerd.3

Wanneer de code banken door een groep banken wordt toegepast, kan deze groep er voor kiezen de mededelingsplicht over de naleving van de code neer te leggen bij de bank die aan het hoofd staat van deze groep. De dochtermaatschappijen van deze bank kunnen dan volstaan met een verwijzing naar die mededeling met een duidelijke vermelding van de vindplaats in hun eigen jaarverslag. Van deze mogelijkheid kan geen gebruik worden gemaakt door een dochtermaatschappij met een beursnotering die op grond van het Besluit van 23 december 2004 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag (Stb. 747) een verklaring inzake corporate governance openbaar moet maken. Deze beursgenoteerde dochter dient in haar eigen jaarverslag verantwoording af te leggen over haar naleving van de code.

Zoals hierboven weergegeven geldt voor een groep banken waarop artikel 3:111 Wft van toepassing is, in de Wft een bijzonder toezichtregime met een zogenoemde centrale kredietinstelling. Deze centrale kredietinstelling dient in haar jaarverslag weer te geven op welke wijze (en in hoeverre) de code banken door de desbetreffende groep wordt nageleefd. Nederland kent één centrale kredietinstelling (Rabobank Nederland).

Voor de wijze waarop de mededeling kan worden gedaan, in het jaarverslag, in een bijlage bij het jaarverslag, of via de website, is aangesloten bij de wijze van openbaarmaking van de mededeling over de Nederlandse corporate governance code. Indien de bank op grond van het Besluit van 23 december 2004 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag (Stb. 747) gehouden is een verklaring inzake corporate governance openbaar te maken, doet de bank de mededeling over de code banken in het onderdeel betreffende corporate governance van het jaarverslag waarin die verklaring is opgenomen.

Artikel 4

Voor het accountantsonderzoek ten aanzien van de mededeling over de code banken wordt aangesloten bij het onderzoek van de accountant van de mededeling over de Nederlandse corporate governance code in de verklaring inzake corporate governance. Dit betekent dat de accountant nagaat of de voorgeschreven mededeling over de code banken in (een bijlage van) het jaarverslag is opgenomen. Hiermee wordt voorkomen dat er verschillende regimes ten aanzien van de beide gedragscodes gelden.

Artikel 5

De code banken is – conform het bepaalde in de preambule van de code – van toepassing vanaf 1 januari 2010, derhalve op boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2010. Het jaarverslag over 2010 wordt na afloop van het boekjaar opgesteld. Dit betekent dat voor het eerst op basis van de code banken zal worden gerapporteerd conform het beginsel van «pas toe of leg uit» in de periode van de algemene vergaderingen in het voorjaar van 2011.

Artikel 6

Voor de datum van inwerkingtreding van de wettelijke verankering van de code banken is aangesloten bij de toepassingsdatum van de code. Artikel 6 voorziet in terugwerkende kracht van dit besluit tot 1 januari 2010. De code banken is reeds op 9 september 2009 gepresenteerd en gepubliceerd op de website van de NVB.4 Voor de betrokken banken is voldoende tijdig kenbaar geworden dat zij aan de code moeten voldoen. Daarbij is ook relevant dat het jaarverslag over 2010 pas in 2011 wordt gepresenteerd.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Kamerstukken II 2009/10, 32 013, nr. 3.

XNoot
2

Brief van de minister van Financiën van 9 juli 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 32 013, nr. 1).

XNoot
3

Vergelijk artikel 2:101, 2:210 en 2:394 lid 4 BW.

XNoot
4

www.nvb.nl.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven