Wet van 2 november 2000, houdende wijziging van de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993 te wijzigen, teneinde de wijze van identificeren van buitenlandse rechtspersonen en de identificatie bij financiële dienstverlening op afstand in overeenstemming te brengen met die in de andere EU-lidstaten, alsmede met het oog op de introductie van een procedure voor de identificatie van publiekrechtelijke rechtspersonen en kerkgenootschappen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet identificatie bij financiële dienstverlening 19931 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Aan het eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Indien de financiële instelling bij de vaststelling van de identiteit overeenkomstig artikel 3 in redelijkheid kan twijfelen aan de juistheid van de verstrekte gegevens, verleent zij geen financiële dienst dan nadat zij door het inwinnen van nadere informatie voldoende zekerheid heeft verkregen omtrent de identiteit van de cliënt.

2. Onder vernummering van het vierde tot en met het zesde lid tot vijfde tot en met zevende lid, wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid, is voldaan, indien de financiële instelling voor de vaststelling van de identiteit van een cliënt gebruik maakt van de gegevens die zij bij een eerder aan die cliënt verleende financiële dienst, overeenkomstig de bepalingen van deze wet of ingevolge de Wet identiteitsvaststelling heeft vastgesteld. De eerste volzin is niet van toepassing indien het betreft een financiële dienst ter zake van een transactie met een tegengestelde waarde of gezamenlijke tegenwaarde welke gelijk is aan dan wel meer bedraagt dan een bedrag van vijfentwintigduizend gulden en deze dienst wordt verricht door een ander filiaal van de financiële instelling dan het filiaal dat de identiteit van de cliënt heeft vastgesteld.

    Indien de eerder aan de cliënt verleende financiële dienst, bedoeld in de eerste volzin, betreft het openstellen van een rekening waarop een saldo in geld, effecten, edele metalen of andere waarden kan worden aangehouden en deze rekening is geopend vóór 18 januari 1989, mag gebruik worden gemaakt van de gegevens die bij het opstellen van die rekening zijn vastgesteld.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na de bestaande tekst toegevoegd: In dit uittreksel of deze akte zijn in elk geval de volgende gegevens opgenomen:

1°. van de rechtspersoon: de rechtsvorm, de statutaire naam, de handelsnaam, het adres met huisnummer, de postcode, de plaats van vestiging, het land van statutaire zetel en, indien de rechtspersoon bij een Kamer van Koophandel is geregistreerd, het registratienummer bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken en de plaats van vestiging van de Kamer van Koophandel en Fabrieken waar de rechtspersoon is ingeschreven;

2°. van degenen die de rechtspersoon bij de financiële instelling vertegenwoordigen: de geslachtsnaam, de voornamen, de geboortedatum en het document aan de hand waarvan hun identiteit is vastgesteld.

2. Het derde en vierde lid komen te luiden:

  • 3. Indien de cliënt een buitenlandse rechtspersoon is die niet in Nederland is gevestigd, wordt de identiteit vastgesteld met behulp van een gewaarmerkt uittreksel uit het officiële handelsregister van de staat waar zich de statutaire zetel van die rechtspersoon bevindt, dan wel met behulp van een verklaring, afgegeven door een notaris of door een andere van de rechtspersoon onafhankelijke functionaris uit die staat, die de betrouwbaarheid van deze verklaring op grond van de aard van zijn functie voldoende kan waarborgen. In dit uittreksel of deze verklaring zijn, voor zover van toepassing, in elk geval de volgende gegevens opgenomen:

    1°. van de rechtspersoon: de rechtsvorm, de statutaire naam, de handelsnaam, het adres met huisnummer, de postcode, de plaats van vestiging, het land van statutaire zetel en het registratienummer bij het handelsregister en de plaats van vestiging van het handelsregister waar de rechtspersoon is ingeschreven;

    2°. van degenen die de rechtspersoon bij de financiële instelling vertegenwoordigen: de geslachtsnaam, de voornamen, de geboortedatum en het document aan de hand waarvan hun identiteit is vastgesteld;

    3°. van de functionaris die de identiteit van de rechtspersoon vaststelt een verklaring dat hij onafhankelijk is van de te identificeren rechtspersoon.

  • 4. Indien de cliënt een publiekrechtelijke rechtspersoon is, kan de identiteit, onverminderd het tweede en derde lid, tevens worden vastgesteld door een verklaring van het bestuursorgaan, indien het een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon betreft, of een verklaring van het bevoegde gezag, indien het een buitenlandse publiekrechtelijke rechtspersoon betreft.

    In deze verklaring, die blijkens haar dagtekening niet langer dan een jaar tevoren mag zijn afgegeven, zijn, voor zover van toepassing, in elk geval de volgende gegevens opgenomen:

    1°. de datum van afgifte;

    2°. van de rechtspersoon: de naam, de wettelijke regeling of het besluit waaraan de publiekrechtelijke rechtspersoon zijn rechtspersoonlijkheid ontleent, het adres met huisnummer, de plaats van vestiging en het land van zetel;

    3°. van degenen die de rechtspersoon bij de financiële instelling vertegenwoordigen: de geslachtsnaam, de voornamen, de geboortedatum, de functie, het document aan de hand waarvan hun identiteit is vastgesteld, alsmede het document op grond waarvan de bevoegdheid tot het vertegenwoordigen van de publiekrechtelijke rechtspersoon ten aanzien van de betreffende financiële dienst bestaat;

    4°. van degene die de verklaring namens het bestuursorgaan dan wel het bevoegde gezag afgeeft: de geslachtsnaam, de voornamen, de geboortedatum en de functie.

4. Na het vierde lid wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De identiteit van kerkgenootschappen, zelfstandige onderdelen hiervan of lichamen waarin zij zijn verenigd kan, onverminderd het tweede en derde lid, tevens worden vastgesteld aan de hand van een verklaring van de organisatie waarvan het kerkgenootschap, het zelfstandig onderdeel of het lichaam deel uitmaakt. Indien het kerkgenootschap, zelfstandige onderdeel of het lichaam geen deel uitmaakt van een organisatie, kan de identiteit worden vastgesteld aan de hand van een eigen verklaring van het kerkgenootschap of het lichaam, welke verklaring blijkens haar dagtekening niet langer dan een jaar tevoren mag zijn afgegeven.

    In de verklaring zijn, voor zover van toepassing, in elk geval de volgende gegevens opgenomen:

    1°. de datum van afgifte;

    2°. van het kerkgenootschap, het zelfstandig onderdeel of het lichaam: de rechtsvorm, de naam, het adres met huisnummer, de plaats en het land van vestiging;

    3°. van degenen die het kerkgenootschap, het zelfstandig onderdeel of het lichaam bij de financiële instelling vertegenwoordigen: de geslachtsnaam, de voornamen, de geboortedatum, de functie bij het kerkgenootschap, het zelfstandig onderdeel of het lichaam alsmede een vermelding van het type en nummer van het document aan de hand waarvan de identiteit door het kerkgenootschap, het zelfstandig onderdeel of het lichaam is vastgesteld;

    4°. van de organisatie die de verklaring afgeeft: de naam en plaats van vestiging;

    5°. van degene die de verklaring namens de organisatie, het kerkgenootschap of het lichaam afgeeft: de geslachtsnaam, de voornamen, de geboortedatum en de functie.

C

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

  • 1. In afwijking van artikel 3 kan een financiële instelling de identiteit van een cliënt die niet in persoon verschijnt, vaststellen door een afschrift van één van de in artikel 3, eerste lid, genoemde documenten, dan wel het officiële nummer van dit document te verlangen, indien met de transactie geen contant geld gemoeid is en de eerste betaling die met de financiële dienst verband houdt wordt gedaan ten gunste of ten laste van een rekening van de cliënt bij een financiële instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1° of 2°, met zetel in een van de lidstaten, die beschikt over een vergunning van de bevoegde autoriteit van die lidstaat om haar bedrijf te mogen uitoefenen, of in een staat die door Onze Minister is aangewezen.

  • 2. Indien de identiteit wordt vastgesteld op de in het vorige lid omschreven wijze, gaat de financiële instelling na of de identiteit van de cliënt overeenkomt met de identiteit van de cliënt ten laste of ten gunste van wiens rekening de eerste betaling, bedoeld in het vorige lid, is gedaan.

  • 3. In afwijking van het eerste lid is geen afschrift vereist:

    a. indien met betrekking tot de financiële dienst, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 5° of 6°, de eerste premiebetaling wordt gedaan ten laste van de rekening van de cliënt bij een financiële instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°of 2°, met zetel in een van de lidstaten, die beschikt over een vergunning van de bevoegde autoriteit van die lidstaat om haar bedrijf te mogen uitoefenen, dan wel indien de uitkering uit hoofde van de levensverzekeringsovereenkomst wordt betaald ten gunste van een rekening van een cliënt bij een financiële instelling als hiervoor bedoeld, dan wel indien de betrokken assurantietussenpersoon, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 5°, heeft voldaan aan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde verplichting;

    b. indien met betrekking tot de financiële dienst, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 5° of 6°, de premiebetaling wordt gedaan ten laste van, dan wel de uitkering uit hoofde van de levensverzekeringsovereenkomst wordt betaald ten gunste van een rekening van de cliënt bij een financiële instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1° of 2°, met zetel in een staat, niet zijnde een lidstaat, die door Onze Minister is aangewezen, mits de financiële instelling die de financiële dienst verleent van die financiële instelling bevestiging heeft verkregen dat de identiteitsvaststelling van de cliënt en de registratie daarvan op diens naam zijn uitgevoerd;

    c. indien met betrekking tot de financiële dienst, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, 2°, 4° of 7°, voor zover verband houdende met de handel in effecten, de eerste betaling die met de financiële dienst verband houdt door de cliënt wordt gedaan of indien een betaling die met de financiële dienst verband houdt aan de cliënt wordt gedaan ten laste onderscheidenlijk ten gunste van een rekening van die cliënt bij een kredietinstelling met zetel in een van de lidstaten of in een staat die door Onze Minister is aangewezen. Indien deze rekening wordt aangehouden bij een kredietinstelling die niet is gevestigd in een lidstaat of indien de in de vorige volzin bedoelde betaling wordt gedaan aan de cliënt dient de financiële instelling van de kredietinstelling bevestiging te hebben verkregen dat de identiteitsvaststelling van die cliënt en de registratie daarvan op diens naam zijn uitgevoerd;

    d. in door Onze Minister aan te wijzen gevallen.

  • 4. Met uitzondering van het derde lid, onderdeel a, zijn het eerste, tweede en derde lid niet van toepassing indien de financiële dienst betrekking heeft op een transactie die als een ongebruikelijke transactie in de zin van de Wet melding ongebruikelijke transacties dient te worden aangemerkt, of als artikel 5, vierde lid, van toepassing is.

  • 5. Artikel 3, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing indien de identiteit wordt vastgesteld op de in het eerste, tweede of derde lid omschreven wijze.

D

In artikel 5, vijfde lid wordt «artikel 2, vierde lid en artikel 2, vijfde lid» vervangen door: «artikel 2, vijfde lid en artikel 2, zesde lid».

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «de naam,» vervangen door: de geslachtsnaam, de voornamen, de geboortedatum,

2. Aan onderdeel b wordt «behoudens indien artikel 4 van toepassing is», vervangen door «behoudens indien artikel 4, derde lid, van toepassing is».

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 2 november 2000

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de eenentwintigste november 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1993, 704, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 mei 1996, Stb. 276.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 27 001.

Handelingen II 2000/2001, blz. 303.

Kamerstukken I 2000/2001, 27 001 (22, 22a).

Handelingen I 2000/2001, zie vergadering d.d. 31 oktober 2000.

Naar boven