30 413
Regels betreffende pensioenen (Pensioenwet)

nr. 92
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 december 2006

Met mijn brief van 8 december jl., Kamerstuk 30 413, nr. 91, heb ik u toegezegd u te zullen informeren over de uitkomst van het overleg tussen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, De Nederlandsche Bank en de Stichting van de Arbeid op 11 december jl. over de reactie van de brief van de Stichting van de Arbeid1 op het concept voor de ministeriele regeling parameters pensioenfondsen en de regeling toeslagenmatrix. Dit in het kader van het algemeen overleg dat u over dit onderwerp heeft geagendeerd voor 13 december 14.00 a.s.

Het overleg tussen partijen heeft geleid tot volledige overeenstemming. Uit deze overeenstemming vloeit voort dat de ministeriele regeling parameters pensioenfondsen op enkele punten wordt aangepast. De volgende afspraken zijn gemaakt.

• Ten aanzien van de eerste opmerking van de Stichting van de Arbeid of er nog een afzonderlijke regeling komt voor de parameters ten behoeve van de solvabiliteitstoets is vastgesteld dat inmiddels een concept voor die regeling op 7 december jl. aan de Stichting van de Arbeid is toegezonden met het verzoek om commentaar.

• Ten aanzien van de tweede opmerking van de Stichting van de Arbeid over de beleggingskosten inzake de rendementen is in de toelichting van de regeling verduidelijkt dat het hierbij gaat om het bruto rendement.

• Ten aanzien van de derde opmerking van de Stichting van de Arbeid over het gebruik in de regeling van meetkundige en rekenkundige gemiddelden, zal in de toelichting bij de regeling worden verduidelijkt dat als de optie van rekenkundige gemiddelden in de praktijk niet meer wordt gebruikt, die optie uit te regeling kan verdwijnen.

• Ten aanzien van de vierde opmerking van de Stichting van de Arbeid over het gebruik van de disconteringsvoet in de continuïteitsanalyse is de regeling aangepast in die zin dat een fonds bij de continuïteitsanalyse de forwardcurve dient te hanteren, waarbij het fonds voorbij het jaar t + 5 van die forward curve mag afwijken, mits gemotiveerd en na toestemming van DNB. Het spreekt voor zich dat ook DNB gehouden is een dergelijk besluit omtrent het al dan niet verlenen van toestemming te beargumenteren. Er is ten aanzien van deze disconteringsvoet geen relatie met het maximum van 4,5 % zoals dat geldt voor het rendement op vastrentende waarden.

Ook is gesproken over de ministeriele regeling toeslagmatrix. Voor een goed begrip van de materie zou ik vooraf enkele opmerkingen willen maken over rol van de matrix en de inwerkingtreding. Vanaf 1 januari 2007 is artikel 86, eerste lid, Pensioenwet van toepassing op pensioenfondsen. Op grond van artikel 86 Pensioenwet, eerste lid, dient er een consistent geheel te zijn tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen. Om aan de fondsen duidelijkheid te geven over wanneer aan die eis is voldaan, zal DNB als beleidsregel de toeslagenmatrix hanteren, zoals deze u op 24 november is toegezonden. Fondsen die zich aan deze matrix en de daarin opgenomen teksten houden, voldoen aan het consistentievereiste. Dat laat onverlet dat fondsen ook op andere wijze aan deze eis kunnen voldoen, waarbij de beoordeling uiteindelijk aan de toezichthouder is. Fondsen dienen dus te communiceren over de verwachting ten aanzien van de indexatie en de onzekerheid daaromtrent, maar zijn niet verplicht om in het jaar 2007 bij de communicatie de letterlijke teksten uit de matrix te gebruiken. Bij de beoordeling of er sprake is van consistentie op grond van artikel 86, eerste lid, zullen de teksten voor DNB wel richtinggevend zijn. Als men heeft vastgesteld dat de verwachte realisatie in de komende jaren afwijkt van het ambitieniveau, kan een fonds daarbij niet volstaan met het achterwege laten van communicatie. Dan zou er immers een inconsistentie ontstaan tussen de gewekte verwachting en de realisatie. De plicht om in dat geval te communiceren volgt rechtstreeks uit artikel 86.

Het voornemen is om de matrix per 1 januari 2008, als fondsen op grond van artikel 86, tweede lid met een voorwaardelijkheidsverklaring moeten gaan werken, op te nemen in de ministeriële regeling. Pas vanaf dat moment krijgen ook de teksten uit de laatste kolom van de matrix een wettelijke status en dienen pensioenfondsen zich daar letterlijk aan te houden.

Op 1 januari 2008 zullen fondsen ook moeten beschikken over een indexatielabel. Het jaar 2007 zal benut worden voor de ontwikkeling van het label, en voor de afstemming van de matrix op het label. Daarnaast zal specifiek gekeken worden of de terminologie van de matrix nog moet worden aangepast met oog op de verzekeraars, die de matrix vanaf 2008 ook zullen moeten toepassen.

Tegen deze achtergrond zijn met de STAR de volgende afspraken gemaakt met betrekking tot de indexatiematrix:

• Ten aanzien van de eerste opmerking van de Stichting van de Arbeid met betrekking tot de indexatiematix is afgesproken dat, conform hierboven beschreven, in 2007 dus wel gecommuniceerd zal moeten worden maar nog niet op basis van verplichte teksten. De Nederlandsche Bank zal daar in 2007 op toezien en daarbij te teksten in de matrix als richtinggevend opvatten.

• Ten aanzien van de opmerking van de Stichting van de Arbeid dat op grond van de voorliggende matrix de conclusie zou kunnen worden getrokken dat de toeslagenmatrix in 2007 ook voor verzekeraars zou gelden is in het overleg het volgende opgemerkt. Op grond van de Pensioenwet zullen het consistentievereiste en de voorwaardelijkheidsverklaring uit artikel 86 ook gaan gelden voor verzekeraars. Anders dan bij pensioenfondsen is in de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet voor verzekeraars in een overgangstermijn voorzien in verband met een reële implementatietermijn. Gedurende het jaar 2007 zal in overleg met verzekeraars en sociale partners worden bezien op welke punten de terminologie van de matrix aanpassing behoeft met oog op de toepassing door verzekeraars per 1 januari 2008.

• Ten aanzien van de opmerking van de Stichting van de Arbeid dat zij het niet opportuun acht om het risico ten aanzien van de indexatiekwaliteit uit te drukken in termen van verwachte indexatie is afgesproken dat fondsen voor 2007 zijn gehouden te communiceren over indexatie en indexatieverwachting én de onzekerheden daarover, zonder dat daarvoor harde vormvoorschiften gelden. De Nederlandsche Bank zal in 2007 toetsen of dit gebeurt in overeenstemming met de consistentiebepaling in artikel 86, eerste lid van de Pensioenwet.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus


XNoot
1

De brief van de Stichting van de Arbeid van 8 december 2006 is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven