Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 27 juni 2018, kenmerk 1367612-178292-Z, houdende regels voor de subsidiëring van energiebesparende maatregelen en het opwekken van duurzame energie bij zorginstellingen 2018 (Subsidieregeling energiebesparende maatregelen en duurzame energie bij zorginstellingen 2018 (EDZ 2018))

De Minister voor Medische Zorg,

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

de-minimisverklaring:

verklaring als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de de-minimisverordening,

de-minimisverordening:

Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L352),

kosten:

de investeringskosten van de subsidieontvanger voor zover die samenhangen met de te subsidiëren of gesubsidieerde activiteit;

minister:

Minister voor Medische Zorg en Sport.

zorginstelling:

een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder f, van de Wet toelating zorginstellingen,

zorglocatie:

vestiging van een zorginstelling waar zorg wordt verleend,

zorg:

zorg als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet,

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling

De artikelen 3.1 tot en met 3.7, 6.1, 7.3 tot en met 7.8 en 10.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS zijn niet van toepassing.

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

De minister kan op aanvraag een projectsubsidie verstrekken aan een zorginstelling voor het uitvoeren op een zorglocatie van een maatregel die is opgenomen in de bijlage van deze regeling ten behoeve van energiebesparing of het opwekken van duurzame energie dan wel voor het doorlopen van een procedure om een van de in de bijlage bij deze regeling genoemde keurmerken te verkrijgen.

Artikel 4. Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt ten hoogste 15% van de kosten van de subsidiabele activiteiten met een minimum van € 10.000 per aanvraag en een maximum van € 100.000 per zorginstelling.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid bedraagt de subsidie voor het doorlopen van de procedure voor het verkrijgen van een keurmerk € 5.000 per zorginstelling.

Artikel 5. Subsidievoorwaarden

  • 1. Subsidie wordt slechts verleend indien:

    • a. aan de zorginstelling in het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd niet eerder op grond van deze regeling voor het uitvoeren van eenzelfde maatregel op dezelfde zorglocatie subsidie is verstrekt;

    • b. deze in overeenstemming is met de de-minimisverordening.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt aan een zorginstelling die in aanmerking komt voor energie-investeringsaftrek als bedoeld in de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001. Evenmin wordt subsidie verstrekt aan een instelling die een investeringssubsidie op grond titel 4.5 van de Regeling nationale EZ-subsidies, dan wel een subsidie op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie ontvangt in 2018.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die vóór 1 maart 2018 zijn uitgevoerd.

Artikel 6. Subsidieplafond

Het subsidieplafond bedraagt voor het subsidiejaar 2018 € 4,7 miljoen, waarvan maximaal € 500.000 voor subsidiering van het doorlopen van een procedure voor het verkrijgen van een keurmerk is bestemd.

Artikel 7. Wijze van verdeling

Het uit hoofde van het subsidieplafond beschikbare bedrag wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 8. Aanvraag tot verlening van subsidie

  • 1. Voor een aanvraag tot verlening van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een offerte waaruit de kosten van de subsidiabele activiteit blijken en die op of na 1 maart 2018 is gedateerd;

    • b. een de-minimisverklaring.

  • 3. Een aanvraag voor subsidie wordt voor 1 september 2018 ingediend.

Artikel 9. Bevoorschotting en betaling

  • 1. De minister verleent een voorschot van 100% bij de beschikking tot subsidieverlening.

  • 2. Het voorschot wordt in een keer betaald.

Artikel 10. Aanvullende subsidieverplichtingen

  • 1. De kosten van de subsidiabele activiteiten worden vóór 1 januari 2019 betaald.

  • 2. De subsidieontvanger houdt de maatregel ten minste een jaar na de datum van de subsidievaststelling in stand.

Artikel 11. Vaststelling van subsidies van minder dan € 25.000

  • 1. De minister neemt binnen 22 weken na 1 januari 2019 ambtshalve een besluit tot vaststelling van de subsidie.

  • 2. De ontvanger van een subsidie toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie:

    • a. door het overleggen van een of meer facturen waaruit de kosten van de subsidiabele activiteiten blijken en,

    • b. een bankafschrift waaruit blijkt dat de kosten van de subsidiabele activiteiten voor 1 januari 2019 zijn betaald.

  • 3. De subsidie wordt vastgesteld op een bedrag tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

Artikel 12. Vaststelling van subsidies van € 25.000 of meer

  • 1. Binnen 13 weken na 1 januari 2019 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. Voor een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling gaat vergezeld van:

    • a. een of meer facturen waaruit de kosten van de subsidiabele activiteiten blijken en,

    • b. een bankafschrift waaruit blijkt dat de kosten van de subsidiabele activiteiten voor 1 januari 2019 zijn betaald.

  • 4. De subsidie wordt vastgesteld op een bedrag tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

  • 5. De minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag tot vaststelling.

Artikel 13. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van 16 juli 2018 en vervalt met ingang van 1 januari 2019, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op beschikkingen die op grond van deze regeling zijn genomen.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling energiebesparende maatregelen en duurzame energie bij zorginstellingen 2018 (EDZ 2018).

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

BIJLAGE MAATREGELENLIJSTEN

Deze bijlage hoort bij de Subsidieregeling energiebesparende maatregelen en duurzame energie bij zorginstellingen 2018 (EDZ 2018). Het betreft de maatregelen waarvoor een projectsubsidie kan worden aangevraagd zoals geformuleerd in artikel 3 van deze regeling.

1

Verlichting

 

1.1

Buitenverlichting

Bestemd voor: buitenverlichting, niet zijnde reclameverlichting,

en bestaande uit:

LED-armaturen, met een specifieke lichtstroom van ten minste 100 lm/W, gemeten conform LM-79-08, (eventueel) mast en (eventueel) schakelmateriaal.

1.2

Binnenverlichting

Bestemd voor: vervangen van bestaande binnenverlichting, dan wel in geval van nieuwbouw aanschaf van binnenverlichting,

en bestaande uit:

b. LED-armaturen, met een specifieke lichtstroom van ten minste 90 lm/W, gemeten conform LM-79-08.

1.3

LED-buis systeem

Bestemd voor: verlichting in of bij gebouwen

En bestaande uit: systeem van LED-buis in combinatie met een externe LED-driver. De specifieke lichtstroom van de LED-buis dient ten minste 130 lm/W te bedragen.

2

Ventilatie en verwarming

 

2.1

Warmteterugwinning

Bestemd voor: het koelen of verwarmen van bestaande of nieuw te bouwen van zorgvestigingen door het benutten van koude of warmte in de afzuiglucht,

en bestaande uit: warmtewisselaar, (eventueel) luchtbehandelingskast en (eventueel) kanalen.

2.2

Warmtepomp

Bestemd voor: het verwarmen van bestaande dan wel nieuw te bouwen zorgvestigingen,

en bestaande uit: een warmtepomp, (eventueel) bronsysteem.

Toelichting: Als de installatie altijd geregeld wordt op basis van koelvraag is het geen warmtepomp en komt de installatie niet in aanmerking.

3

Tapwater

 

3.1

Warmtepompboiler

Bestemd voor: het nuttig aanwenden van warmte voor de verwarming van tapwater,

en bestaande uit: een elektrisch gedreven warmtepompboiler.

3.2

Warmteterugwinning uit douchewater

Bestemd voor: het terugwinnen van warmte uit (douche)water,

en bestaande uit: warmtewisselaar die is aangesloten op de douchewaterafvoer of douchebak met geïntegreerde douchewaterwarmtewisselaar.

4

Bouwkundig

 

4.1

Vervangen glas (incl. aanpassen kozijn)

Bestemd voor: (vervanging van) beglazing in buitengevel- of dakconstructies van bestaande zorgvestigingen,

en bestaande uit: meervoudig glas met een warmtewerende coating en/of gasgevulde spouw met een warmtedoorlatingscoëfficiënt van maximaal 1,1 W/m2.K gemeten conform NEN-EN 673:2011, (eventueel) kozijn.

4.2

Isolatie wand, vloer en/of dak

Bestemd voor: (de verbetering van) de isolatie van bestaande vloeren, daken, plafonds of wanden van ruimten,

en bestaande uit: isolatiemateriaal waarbij de warmteweerstand R = Σ(Rm) = Σ(d/λ) ten minste 2,5 m2.K/W bedraagt.

5

Duurzame energie-opwekking

 

5.1

Zonnecollectorsysteem

Bestemd voor: het verwarmen van water of lucht,

en bestaande uit: een zonnecollector, (eventueel) restwarmteopslagvat.

5.2

Zonnepanelen voor elektriciteitsopwekking

Bestemd voor: het opwekken van elektrische energie uit zonlicht met behulp van zonnecellen,

en bestaande uit: panelen met fotovoltaïsche zonnecellen, (eventueel) stroom/spanningsomvormer, (eventueel) aansluiting het elektriciteitsnet.

Echter alleen als de aansluiting 3x80A of lager is, (kleinverbruiker)

5.3

Biomassaketel

Bestemd voor: het verwarmen van zorgvestigingen en/of de productie van warm tapwater door verbranding van biomassa,

en bestaande uit: een ketel of kachel met een warmterendement dat ten minste 80% bedraagt, (eventueel) restwarmteopslagvat.

6 Keurmerk

 
 

Het verkrijgen van een keurmerk dat als doelstelling heeft renovatie, nieuwbouw of bedrijfsvoering duurzaam te maken. De volgende keurmerken komen in aanmerking:

– Milieuthermometer zorg

– ISO 50.000

– ISO 14001

– BREAAM

– GPR met auditrapport

TOELICHTING

Algemeen

Doel en aanleiding

Deze regeling heeft als doel energiebesparende maatregelen en het gebruik van duurzame energie te stimuleren bij zorginstellingen.

In het regeerakkoord van 2017 is opgenomen dat voor de financiering van de klimaat- en energietransities met partijen wordt verkend hoe het toekomstig beleid succesvol is in te richten, expertise is op te bouwen en proefprojecten zijn uit te voeren. Hiervoor is in de Rijksbegroting 300 miljoen euro per jaar vrijgemaakt. Deze subsidieregeling geeft (deels) uitvoering aan het regeerakkoord om in de zorgsector energiebesparingen en gebruik van duurzame energie verder te stimuleren.

Regeldrukgevolgen

In deze subsidieregeling zijn, in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: Kaderregeling), voorwaarden en verplichtingen opgenomen waaraan een subsidieaanvrager moet voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen. De eisen die worden gesteld aan de aanvraag voor de verlening en voor de vaststelling sluiten zo veel mogelijk aan bij hetgeen hierover is bepaald in de Kaderregeling. De maatregelen, waarvan de uitvoering in aanmerking komt voor subsidie, zijn ontleend aan de lijst behorend bij de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 (hierna: EIA-lijst).

De regeldruk als gevolg van deze regeling is tot een minimum beperkt, omdat nagenoeg volledig is aangesloten bij de Kaderregeling. Van de Kaderregeling is vastgesteld dat de regeldruk aanvaardbaar is. In deze subsidieregeling is een heldere set criteria vastgesteld waaraan de subsidieaanvrager moet voldoen, zodat deze op voorhand weet of hij in aanmerking komt voor subsidie. In de bijlage is een uitputtende lijst met maatregelen opgenomen, zodat direct duidelijk is welke maatregelen voor subsidie in aanmerking komen. Deze maatregelen sluiten aan bij de vergelijkbare Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001. Zorgaanbieders die gebruik willen maken van de onderhavige subsidieregeling kunnen hiervoor via een portaal een formulier invullen. Hiermee wordt de uitvoering voor zorgaanbieders vergemakkelijkt.

Staatssteun

Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is voldaan:

  • 1. De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;

  • 2. De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;

  • 3. De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen;

  • 4. De maatregel is selectief;

  • 5. De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

De subsidie vormt mogelijk staatssteun.

Aan het eerste criterium is voldaan. De steun wordt verleend aan ondernemingen, nu zorginstellingen in Nederland economische activiteiten verrichten. De subsidie komt aan die economische activiteiten ten goede. Ook aan criterium 2, 3 en 4 is voldaan.

Wat het vijfde criterium betreft kan niet uitgesloten worden dat de subsidie verleend wordt aan zorginstellingen die niet zuiver lokaal geëxploiteerd worden. Daarmee zou het interstatelijke handelsverkeer kunnen worden beïnvloed. Om dit uit te sluiten kan de subsidie slechts verleend worden, indien deze in overeenstemming is met de de-minimisverordening. Steun die in overeenstemming met de de-minimisverordening wordt verleend, wordt geacht het handelsverkeer tussen lidstaten niet ongunstig te beïnvloeden en de mededinging niet te vervalsen of dreigen te vervalsen. Daarmee is dan niet aan alle criteria van artikel 107, eerste lid, voldaan, en is er geen sprake van staatssteun.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Definities

Voor de definities is aangesloten bij definities uit de Wet langdurige zorg, de Zorgverzekeringswet en de Wet toelating zorginstellingen.

In de Kaderregeling zijn kosten gedefinieerd als “kosten van de subsidieontvanger voor zover die samenhangen met de te subsidiëren of gesubsidieerde activiteit”. In deze subsidieregeling worden uitsluitend investeringskosten van de subsidieontvanger gesubsidieerd. Afschrijvingskosten komen dus niet voor subsidie in aanmerking. Hiermee wordt dubbelfinanciering (subsidiëring van zowel de investeringskosten als de afschrijvingskosten voor dezelfde activiteit) voorkomen.

Artikel 2 Toepasselijkheid Kaderregeling

Op de subsidieverstrekking op grond van deze regeling is de Kaderregeling van toepassing, behalve de artikelen die hier expliciet zijn uitgezonderd.

Artikel 3.1 tot en met 3.7 zijn niet van toepassing op deze regeling, omdat de aanvraag met een aangepast formulier plaatsvindt en vergezeld gaat van een offerte en een de-minimisverklaring. Dit is anders in de Kaderregeling, waar een activiteitenplan en een begroting vereist worden. Ook zijn activiteiten subsidiabel die voor de subsidieaanvraag reeds zijn uitgevoerd, mits dat op of na 1 maart 2018 is gebeurd.

Artikel 6.1 is niet van toepassing, omdat in de onderhavige regeling sprake is voor een voorschot van 100%.

Paragraaf 7.2 is niet van toepassing, omdat ook de vaststelling met een aangepast formulier plaatsvindt en vergezeld gaat van een factuur.

Artikel 10.1 is niet van toepassing, omdat ook subsidies van minder dan € 125.000 kunnen worden verstrekt.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

In artikel 3 is omschreven voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Uitsluitend de maatregelen die zijn genoemd op de lijst in de bijlage bij deze regeling komen voor subsidie in aanmerking. De lijst is gebaseerd op de EIA-lijst, maar toegespitst naar de zorgsector en vereenvoudigd.

In de bijlage is ook een maatregel opgenomen in de vorm van het verkrijgen van een keurmerk op het gebied van verduurzaming. De koplopers op het terrein van duurzaamheid binnen de zorg, blijken bijna allemaal te werken met een keurmerk. Zij geven aan dat het werken naar een keurmerk helpt bij het aanbrengen van focus en afwegingen helder maakt. Deze subsidieregeling is tevens bedoeld om ook andere instellingen dan de koplopers daarin te faciliteren.

Artikel 4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 15% van de totale kosten (inclusief BTW) van de subsidiabele activiteiten. De hoogte van de subsidie sluit aan bij de Uitvoeringsregeling energie‑investeringsaftrek 2001, waarbij het netto voordeel ongeveer 13,5% van de investeringskosten bedraagt.

Om de doelstellingen van de regeling te behalen is het belangrijk dat zo veel mogelijk zorginstellingen van de regeling gebruik kunnen maken. Gelet op het subsidieplafond is gekozen voor een maximum van € 100.000 per zorginstelling, waarbij is gezocht naar de balans om een substantiële bijdrage te kunnen geven en tevens zo veel mogelijk instellingen te kunnen bereiken. Daarnaast kan per zorginstelling een bijdrage in het verkrijgen van een keurmerk worden aangevraagd. Dat betekent dat de totale subsidie voor een zorginstelling maximaal € 105.000 kan bedragen.

De subsidiabele kosten mogen niet minder dan € 10.000,– bedragen, exclusief een eventuele subsidie voor een keurmerk. Voor deze drempel is gekozen omdat hiermee de subsidieaanvrager een substantiële investering moet doen, wat ook leidt tot besparingen die substantieel zijn. Indien alleen een subsidie wordt aangevraagd voor het doorlopen van een procedure tot het verkrijgen van een keurmerk geldt een standaard bedrag van € 5.000 per zorginstelling.

Artikel 5 Subsidievoorwaarden

De regeling kent een aantal gronden waarop een subsidie kan worden geweigerd.

Er kan slechts eenmaal per kalenderjaar aan een aanvrager subsidie worden verleend voor dezelfde maatregel genoemd in de bijlage, op dezelfde zorglocatie. Een zorginstelling kan meerdere keren per kalenderjaar subsidie aanvragen, indien die aanvragen op verschillende zorglocaties zien of op verschillende maatregelen voor dezelfde zorglocatie. Het maximum van € 100.000 blijft daarop van toepassing, omdat dit maximum per zorginstelling geldt. Dit heeft als gevolg dat een zorginstelling in hetzelfde kalenderjaar geen subsidie aan kan vragen voor dezelfde maatregel op dezelfde zorglocatie.

Om het risico op staatssteun uit te sluiten moet de subsidie in overeenstemming zijn met de de-minimisverordening. Elke zorginstelling dient hiertoe een de-minimisverklaring in te vullen, die bij het aanvraagformulier is gevoegd.

Het is niet uit te sluiten dat er zorginstellingen zijn die in aanmerking komen voor de fiscale aftrek uit de Uitvoeringsregeling energie‑investeringsaftrek 2001. Onderhavige regeling heeft veel gelijkenissen met die fiscale regeling. Om dubbelfinanciering tegen te gaan worden zorginstellingen uitgesloten van de subsidie wanneer zij in aanmerking komen voor de fiscale regeling. Ook de ISDE (investeringssubsidie duurzame energie), SDE (subsidie voor stimulering duurzame energieproductie) en SDE+subsidie vertonen gelijkenissen met onderhavige regeling. Instellingen die in 2018 een ISDE-, SDE-, of SDE+subsidieontvangen, worden van onderhavige regeling uitgesloten om dubbelfinanciering tegen te gaan.

Artikel 6 Subsidieplafond

Voor de verstrekking van subsidies is een subsidieplafond vastgesteld op € 4.700.000.

Maximaal € 500.000 daarvan is bestemd voor de subsidie voor het doorlopen van de procedure om een keurmerk te verkrijgen. Wanneer dit bedrag niet geheel aangevraagd wordt, komt het overgeblevene ten goede aan de andere subsidiabele activiteiten.

Artikel 7 Wijze van verdeling

De subsidies worden verdeeld op volgorde van binnenkomst. Alleen complete aanvragen die voldoen aan de subsidievoorwaarden komen in aanmerking. Op de dag dat het subsidieplafond overschreden wordt, zal de volgorde van binnenkomst worden vastgesteld door middel van een loting onder de complete aanvragen die aan de subsidievoorwaarden voldoen. Dit, omdat de volgorde van binnenkomst van aanvragen per post niet is vast te stellen. De loting vindt plaats door een notaris (in aanwezigheid van tenminste twee waarnemers) en de daaruit resulterende rangschikking wordt schriftelijk vastgelegd. De aanvragen komen op volgorde van de aldus vastgelegde rangschikking in aanmerking voor subsidie.

Artikel 10 Aanvullende subsidieverplichtingen

Het kabinet investeert dit jaar 300 miljoen euro in een reeks maatregelen dat de CO2-uitstoot in Nederland terugdringt. Het gaat hierbij om projecten voor het aardgasvrij maken van bestaande woonwijken, geothermie en CO9-vermindering in de landbouw en industrie. Hiermee maakt het kabinet, vooruitlopend op het Klimaatakkoord, werk van CO2-reductie met direct resultaat in 2018, reden waarom de besteding van het beschikbaar gestelde geld ook daadwerkelijk in 2018 dient plaats te vinden.

Artikel 11 Vaststelling van subsidie van minder dan € 25.000

De vaststelling van subsidies van minder dan € 25.000 volgt grotendeels de Kaderregeling. Steekproefsgewijs kan de minister verzoeken om aan te tonen aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie. Daarvoor worden andere bewijsmiddelen gevraagd dan in de Kaderregeling. In plaats van een activiteitenverslag en een opgave van het totaal aan kosten van de activiteiten, vraagt de minister een of meer facturen waaruit de kosten van de subsidiabele activiteiten blijken en een bankafschrift waaruit blijkt dat de kosten van de subsidiabele activiteiten voor 1 januari `2019 zijn betaald. Een activiteitenverslag is niet nodig, omdat aan de hand van de aanvraag en de maatregelenlijst in de bijlage duidelijk is welke activiteiten uitgevoerd zijn. Wel is nodig, met het oog op artikel 10 van deze regeling, dat bewezen kan worden dat de activiteiten zijn uitgevoerd doordat de kosten van de activiteiten zijn betaald. Tevens kan de minister hierop controleren door een onderzoek ter plaatse.

Artikel 12 Vaststelling van subsidie van meer dan € 25.000

De kosten van de subsidiabele activiteiten moet voor 1 januari 2019 zijn betaald. Korte tijd daarna zullen de facturen en de bankafschriften waaruit de betaling blijkt beschikbaar zijn. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie kan dan ook binnen 13 weken na 1 januari 2019 ingediend worden. Daar tegenover staat dat de minister ook binnen 13 weken na de aanvraag tot vaststelling op die aanvraag kan besluiten. In de Kaderregeling wordt een termijn van 22 weken aangehouden.

De minister kan steekproefsgewijs controleren of de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en of is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie door de in artikel 11 genoemde bewijsstukken op te vragen. Tevens kan de minister hierop controleren door een onderzoek ter plaatse.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

Naar boven