Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2 september 2009, nr. VO/1180268, houdende regels voor het verstrekken van subsidie voor korte scholingstrajecten voor leraren in het voortgezet onderwijs om hun onderwijsbevoegdheid te behalen en houdende wijziging van de Regeling subsidie zij-instroom 2017 in verband met het verruimen van de mogelijkheden voor zij-instromers (Regeling subsidie korte scholingstrajecten vo)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

bekwaamheidseisen vo:

bekwaamheidseisen als bedoeld in hoofdstuk 2 van het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel, voor leraren in het voortgezet onderwijs, als bedoeld in artikel 2.1, onder b, van het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel;

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 1 van de Wet voortgezet onderwijs BES;

certificaat:

document waaruit blijkt dat een kort scholingstraject met goed gevolg is afgelegd;

educatieve module:

module als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs;

hbo:

hoger beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

initiële opleiding:

opleiding in het mbo, hbo of wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in de artikelen 7.1.2, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en 7.3a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Kaderregeling:

Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

kort scholingstraject:

traject als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid;

leraar:

leraar als bedoeld in artikel 32 van de Wet op de expertisecentra, artikel 32 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 33 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 34 van de Wet primair onderwijs BES of artikel 80 van de Wet voortgezet onderwijs BES;

lerarenopleiding:

opleiding die leidt tot het verkrijgen van een bevoegdheid om les te geven in het voortgezet onderwijs;

mbo:

middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of artikel 1.2.1, tweede lid van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

pabo:

opleiding Pedagogische academie voor leraren in het basisonderwijs of haar wettelijke voorganger;

scholingsactiviteit:

activiteit in het kader van een kort scholingstraject, bestaande uit een cursusdag, het inleveren van een opdracht of het afleggen van een examen;

vmbo:

voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 21 van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 44 van de Wet voortgezet onderwijs BES.

Artikel 1.2. Te subsidiëren activiteiten

De minister kan in de kalenderjaren 2017, 2018 en 2019 aan leraren in het primair en voortgezet onderwijs, of aan personen die zich voornemen als leraar in het voortgezet onderwijs werkzaam te zijn, subsidie verstrekken voor het volgen van een kort scholingstraject dat opleidt tot de bekwaamheid die nodig is om les te geven in het voortgezet onderwijs of onderdelen daarvan. Hiervoor komen in aanmerking korte scholingstrajecten die:

  • a. toegankelijk zijn voor personen die de pabo met goed gevolg hebben afgerond, en die gericht is op het verkrijgen van een bekwaamheid om les te geven in de onderbouw van de basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen van het vmbo;

  • b. genoemd zijn in de kolommen I en II van de Beleidsregel ontheffing benoembaarheidsvereisten en bekwaamheidserkenning vo, voor zover het geen initiële opleiding betreft;

  • c. genoemd zijn in kolom V van de Regeling conversietabel getuigschriften en vakken VO; of

  • d. een educatieve module betreffen.

Artikel 1.3. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Artikel 1.4. Subsidieplafond en verdeling

  • 1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in 2017 een bedrag van maximaal € 2,1 miljoen beschikbaar.

  • 2. De minister verdeelt het ingevolge het subsidieplafond beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 3. Indien het subsidieplafond in enig jaar niet volledig wordt uitgeput, kan de minister het resterende bedrag naar evenredigheid verdelen en toevoegen aan de bedragen, bedoeld in artikel 4, eerste en derde lid, van de Regeling subsidie zij-instroom 2017.

Artikel 1.5 Weigeringsgrond

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, weigert de minister een subsidieaanvraag, indien de aanvrager reeds een tegemoetkoming van de minister ontvangt op basis van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en scholingskosten.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIE KORTE SCHOLINGSTRAJECTEN VOOR LERAREN

Artikel 2.1. Subsidiebedragen en subsidieverlening

  • 1. In de kalenderjaren 2017 en 2018 wordt de subsidie verleend en ambtshalve vastgesteld op een bedrag dat gelijk is aan de kosten voor een kort scholingstraject, zoals die op de factuur van de aanbieder staan vermeld met een maximum van € 6.000 per aanvraag.

  • 2. In het kalenderjaar 2019 wordt de subsidie verleend en ambtshalve vastgesteld op een bedrag dat gelijk is aan tachtig procent van de kosten voor een kort scholingstraject, zoals die op de factuur van de aanbieder staan vermeld met een maximum van € 6.000 per aanvraag.

Artikel 2.2. Subsidieaanvraag

  • 1. Voor een subsidieaanvraag wordt het aanvraagformulier gebruikt, dat is bekendgemaakt op de website van de Dienst Uitvoering Onderwijs.

  • 2. Een aanvraag wordt binnen acht weken na de eerste scholingsactiviteit ingediend.

  • 3. Artikel 3.2, tweede lid, en artikel 4.3, eerste lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS zijn niet van toepassing.

  • 4. De subsidieaanvraag bevat een afschrift van de factuur van het betreffende scholingstraject.

Artikel 2.3. Subsidieverplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger legt het scholingstraject met goed gevolg af en maakt hiervan uiterlijk zes maanden na de laatste scholingsactiviteit melding van bij de Dienst Uitvoering Onderwijs door een afschrift van het behaalde certificaat in te dienen.

  • 2. De subsidieontvanger maakt er bij de minister in ieder geval melding van, indien hij het scholingstraject voortijdig beëindigt, of dat niet met goed gevolg afrondt.

  • 3. De subsidieontvanger maakt er bij de minister in ieder geval melding van, indien hij het scholingstraject niet kan of vermoedt niet te kunnen afleggen binnen de in de aanvraag opgegeven periode. De subsidieontvanger meldt daarbij in ieder geval op welke datum hij verwacht dat de laatste scholingsactiviteit zal plaatsvinden. De subsidieontvanger kan een melding als hier bedoeld ten hoogste één keer maken.

Artikel 2.4. Subsidievaststelling en verantwoording

  • 1. In afwijking van artikel 7.4, tweede lid, van de Kaderregeling wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld binnen 22 weken na melding dat het scholingstraject is afgerond of voortijdig is beëindigd.

  • 2. De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden.

HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALINGEN

Artikel 3.1. Hardheidsclausule

De minister kan deze regeling in bijzondere gevallen buiten toepassing verklaren of daarvan afwijken, voor zover de toepassing, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, tot een onbillijkheid van overwegende aard zal leiden.

Artikel 3.2 Intrekking Besluit vaststelling beleidskader subsidies korte opleidingstrajecten vmbo-leraren 2017

Het Besluit vaststelling beleidskader subsidies korte opleidingstrajecten vmbo-leraren 2017 wordt ingetrokken.

Artikel 3.3 Wijziging Regeling subsidie zij-instroom 2017

De Regeling subsidie zij-instroom 2017 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1 komt het onderdeel ‘bevoegd gezag’ te luiden:

bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of artikel 1.1.1, onder w, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;.

2. In artikel 1 komt het onderdeel ‘zij-instromer’ te luiden:

zij-instromer:

in het basisonderwijs en in het speciaal onderwijs: persoon die instroomt in de functie van leraar als bedoeld in hoofdstuk I, titel III, afdeling 11A, van de Wet op het primair onderwijs of titel IV, afdeling 10B, van de Wet op de expertisecentra en die niet voldoet aan de bevoegdheidseisen welke in die functie worden gesteld; of in het voortgezet onderwijs: persoon die instroomt in de functie van leraar als bedoeld in titel II, afdeling I, hoofdstuk I, paragraaf 3, van de Wet op het voortgezet onderwijs; of

in het middelbaar beroepsonderwijs: persoon die instroomt in de functie van docent als bedoeld in hoofdstuk 4, titels 1a en 2, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en die niet voldoet aan de bevoegdheidseisen welke in die functie worden gesteld.

3. In artikel 2, tweede lid, wordt de punt aan het einde van de zin vervangen door: en de betreffende opleiding niet met goed gevolg heeft afgerond.

4. In artikel 4, eerste lid, wordt ‘in het primair onderwijs’ vervangen door: in het basisonderwijs, het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs.

5. Aan artikel 4 wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Indien het subsidieplafond als bedoeld in artikel 1.4, eerste en tweede lid, van de Regeling subsidie korte scholingstrajecten vo niet volledig wordt benut, kan de minister het resterende bedrag in de Staatscourant bekendmaken en dit bedrag naar evenredigheid verdelen en toevoegen aan de bedragen, bedoeld in het eerste lid.

6. In artikel 6, tweede lid, wordt ‘artikel 2, onder c’ vervangen door: artikel 2, eerste lid.

Artikel 3.4. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 september 2017, behoudens artikel 3.2 dat in werking treedt met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte in de Staatscourant.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 3.5. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling subsidie korte scholingstrajecten vo.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

TOELICHTING

De Regeling subsidie korte scholingstrajecten vo (de regeling) biedt de grondslag voor het verstrekken van subsidie aan (toekomstige) leraren vo om korte scholingstrajecten te volgen. Deze scholingstrajecten leiden op tot het verwerven van de bekwaamheid die nodig is voor het lesgeven in het voortgezet onderwijs (vo). Subsidie voor een deel van de scholingstrajecten was tot op heden geregeld in het Besluit vaststelling beleidskader subsidies korte opleidingstrajecten vmbo-leraren 2017, dat hierbij is komen te vervallen.

In het Nationaal Onderwijsakkoord is afgesproken dat alle lessen in het vo vanaf het najaar van 2017 worden gegeven door bevoegde leraren. Om de ambities uit het Nationaal Onderwijsakkoord waar te kunnen maken, zijn voldoende goed opgeleide leraren nodig. De werkgever draagt de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat het onderwijs wordt gegeven door bevoegd personeel.

In de zomer van 2018 start bovendien het verplichte lerarenregister. Leraren die niet aan de bekwaamheidseisen voldoen worden niet in het register opgenomen. Dit vergroot de urgentie voor leraren om een nieuwe bevoegdheid te verwerven of een bestaande bevoegdheid uit te breiden.

Om die ambitie op korte termijn extra kracht bij te zetten, streeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ernaar de verschillende routes om een bevoegdheid voor het vo te halen, zo laagdrempelig mogelijk te maken. Dit kan door het volgen van bepaalde korte opleidingstrajecten, die ertoe leiden dat leraren kunnen voldoen aan de benodigde bekwaamheidseisen voor onderdelen van het voortgezet onderwijs.

Het doel van deze regeling is dan ook om personen die via een kort scholingstraject een passende bevoegdheid kunnen halen, te stimuleren een dergelijk traject te volgen. Het gaat daarbij voornamelijk om personen die al lesgeven in het vo en daar nog niet de juiste bevoegdheid voor hebben, maar ook om personen van buiten het vo die voornemens zijn een bevoegdheid te halen, bijvoorbeeld via een educatieve module. De regeling gaat daarmee specifiek het onbevoegd lesgeven in het vo tegen, maar kan ook zorgen voor instroom van personen van buiten het onderwijs die leraar in het vo willen worden. Daarmee draagt de regeling ook bij aan terugdringing van het lerarentekort in het vo.

Hoewel de verantwoordelijkheid voor het tegengaan van onbevoegd lesgeven primair bij de vo-sector zelf ligt, kiest de staatssecretaris van OCW ervoor deze ambitie te ondersteunen door een groot deel van de scholingstrajecten te vergoeden. In 2017 en 2018 wordt echter voorzien in volledige vergoeding. Dit vanwege het feit dat er al veel inschrijvingen zijn op grond van het beleidskader korte opleidingstrajecten vmbo-leraren, waarin wel het volledige bedrag voor een aantal trajecten dat nu onder deze regeling valt werd vergoed. Vanaf 2019 wordt de grens van een vergoeding van tachtig procent gehanteerd. Indien een school betrokken is bij de professionalisering, kan deze mogelijk een rol spelen bij de financiering van het overige deel van het traject.

De regeling vervalt na 2019.

Scholingstrajecten in deze regeling

Pabo-gediplomeerden in het vmbo en vso (artikel 1.2, onder a)

Een aantal hogescholen biedt vanaf 2017 scholingstrajecten aan voor pabo-gediplomeerden (en docenten van de pedagogische academie) die les willen geven in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo). In het vmbo is behoefte aan leraren die meerdere vakken kunnen geven en die goed aansluiten op de doelgroep. Daarom is een scholingstraject ontwikkeld dat opleidt tot groepsdocent in de basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen (bb/kb) van het vmbo. Het scholingstraject is wat betreft studieduur gelijk aan maximaal dertig studiepunten. De opleiding kan bij voldoende relevante kennis en werkervaring ook vrijstelling(en) verlenen.

De subsidie is ook gericht op pabo-gediplomeerden (en gediplomeerden van de pedagogische academie) die willen werken of reeds werkzaam zijn in het voortgezet speciaal onderwijs (vso) bb/kb in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs. Of de vso-school zelf examineert of niet, is voor het verstrekken van de subsidie niet van belang.

Conversietabel en beleidsregel (artikel 1.2, onder b en c)

Vakvernieuwing en de opkomst van nieuwe vakken kunnen ertoe leiden dat oude getuigschriften van lerarenopleidingen niet meer aan de huidige bekwaamheidseisen voldoen. In sommige gevallen is dan extra scholing nodig. De Regeling conversietabel getuigschriften en vakken VO (de conversietabel) en de Beleidsregel ontheffing bekwaamheidseisen en bekwaamheidserkenning vo (de beleidsregel) stellen vast aan welke criteria voldaan moet worden om een bevoegdheid (of een ontheffing van de bekwaamheidseisen voor die bevoegdheid) te verkrijgen. De korte scholingstrajecten die in de conversietabel en beleidsregel als voorwaarde staan genoemd, komen voor subsidie in aanmerking op grond van deze regeling.

Educatieve module (artikel 1.2, onder d)

Voor personen die via een kort scholingstraject een lesbevoegdheid willen halen en al in het bezit zijn van een universitair bachelorgetuigschrift is er de educatieve module. Enkele onderwijsinstellingen experimenteren op grond van artikel 27 van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs met deze vorm. Deelnemende instellingen kunnen, anders dan in het kader van een bacheloropleiding, één of meer modules wetenschappelijk onderwijs met een studielast van tenminste dertig studiepunten aanbieden op de opleidingsterreinen waarvoor deze instelling educatieve minoren kan verzorgen op grond van de Regeling verwantschapstabel educatieve minor. Er moet dan ook voldoende verwantschap zijn tussen de bacheloropleiding en het vo-vak waarvoor in verband met de educatieve module wordt ingeschreven. Na afronding van het traject behaalt men een beperkte tweedegraads bevoegdheid gericht op het lesgeven in de onderbouw van het vmbo-t, de havo en het vwo. Om deel te nemen aan de educatieve module schrijft de student zich opnieuw in bij de opleiding waar hij een graad heeft behaald. Dat kan ook als diegene al langer geleden die bacheloropleiding (of een voorganger daarvan) heeft afgerond en eventueel al in het bezit is van een mastergetuigschrift. De student betaalt het wettelijk collegegeld voor de duur van het traject.

Wijzigingen Regeling subsidie zij-instroom 2017

Met de inwerkingtreding van de regeling wordt ook de Regeling subsidie zij-instroom 2017 gewijzigd. De wijziging was noodzakelijk om het mogelijk te maken het subsidieplafond van de regeling over te hevelen naar het subsidieplafond van de Regeling subsidie zij-instroom 2017, indien er sprake is van onderuitputting. Deze mogelijkheid is nader uitgelegd in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 3.3. Van deze gelegenheid is gebruikgemaakt om tegelijkertijd een gewenste verruiming mogelijk te maken van de mogelijkheden voor zij-instromers om subsidie aan te vragen. Daarmee wordt het bijvoorbeeld mogelijk om een overstap te maken van het vo naar het po, zoals reeds aangekondigd in een brief aan de Tweede Kamer. 1 Daarnaast maken we het mogelijk om ook binnen de vo-sector een andere bevoegdheid te halen.

Binnen het onderwijs zijn personen werkzaam die veel ervaring hebben en door hun werkgever bekwaam worden geacht voor het lesgeven in een bepaalde sector of een bepaald vak, zonder dat zij op dat moment over de juiste bevoegdheid beschikken. Deze personen willen we graag ondersteunen om de juiste bevoegdheid te halen. Een logische route hiervoor is het traject zij-instroom in het beroep. Dat traject wordt op maat gemaakt en afgestemd op eerdere opleidings- en werkervaring. De betreffende lerarenopleiding, de school en de zij-instromer sluiten een tripartiete scholingsovereenkomst en de zij-instromer staat vanaf het begin van de opleiding zelfstandig voor de klas.

Op grond van de oude regeling mocht een zij-instromer niet al beschikken over een bevoegdheid in het vo of middelbaar beroepsonderwijs (mbo) om voor subsidie in aanmerking te komen. Dit criterium is versoepeld. Het is nu mogelijk om ook zij-instroomsubsidie aan te vragen indien een zij-instromer wel al over een bevoegdheid beschikt, ongeacht of het een bevoegdheid voor het po, vo of mbo betreft. Deze bepaling past bovendien goed bij het Besluit zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs, waarin het reeds hebben van een bevoegdheid niet als een beperking wordt gezien. Het past ook bij de steeds ruimere betekenis die zij-instroom in het beroep in het veld krijgt: niet alleen van buiten het onderwijs een onderwijssector in, maar ook binnen het onderwijs naar een andere sector of ander vak.

De bepaling dat de subsidie zij-instroom pas aangevraagd kan worden op het moment dat met het traject is gestart, dus na het succesvol doorlopen van het geschiktheidsonderzoek, blijft van kracht. Daarmee ligt de verantwoordelijkheid bij de lerarenopleiding om te bepalen wie deel kan nemen aan zij-instroom in het beroep.

Daarnaast komen personen die de afgelopen twee jaar ingeschreven hebben gestaan bij een lerarenopleiding en daarbij hun diploma hebben behaald vanaf heden in aanmerking voor de zij-instroomsubsidie. Zo kunnen leraren die bij nader inzien liever in een andere sector werken of een bevoegdheid voor een ander vak willen halen, snel een overstap maken. De regeling maakt de mogelijkheden om een zij-instroomsubsidie aan te vragen flexibeler, waardoor meer personen zich binnen het onderwijs kunnen blijven ontwikkelen.

Caribisch Nederland

Leraren of toekomstige leraren in Caribisch Nederland kunnen via deze regeling ook in aanmerking komen voor bekostiging van een van de onder artikel 1.2 genoemde korte scholingstrajecten.

Administratieve lasten

De administratieve lasten bij het aanvragen van een subsidie op grond van hoofdstuk 2 van deze regeling bestaan uit het invullen van het aanvraagformulier en het verzamelen van de benodigde stukken voor de aanvraag, waaronder een factuur van de betrokken onderwijsinstelling. Na afronding van het scholingstraject dient de aanvrager (een kopie van) het behaalde certificaat in. Naar schatting is voor een individuele aanvraag als bedoeld in hoofdstuk 2 een tijdsinvestering van in totaal twee uur nodig.

Uitgaande van € 45 per uur bedragen de administratieve lasten per subsidieaanvraag € 90. Omdat niet op voorhand aan te geven is hoeveel aanvragen er gedaan zullen worden is niet te kwantificeren wat de totale administratieve lasten voor alle scholen zijn. De verwachting is echter dat er ongeveer 800 aanvragen per jaar zullen worden ingediend, hetgeen betekent dat de totale administratieve lasten maximaal € 72.000 zullen bedragen.

Vaste verandermomenten en inwerkingtreding

De regeling treedt in werking op 1 september 2017. Daarmee wordt afgeweken van de afspraak dat een regeling ten minste twee maanden voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding wordt gepubliceerd. Leraren en scholen hebben er veel baat bij dat de subsidie tijdig mogelijk wordt gemaakt. Een deel van de korte scholingstrajecten werd al gesubsidieerd op grond van het Besluit vaststelling beleidskader subsidies korte opleidingstrajecten vmbo-leraren 2017. Nieuwe aanvragen voor één van de scholingstrajecten die eerst onder dit besluit vielen, worden nu op grond van de regeling in behandeling genomen. Er is met het onderwijsveld gecommuniceerd over de inwerkingtreding van de regeling.

Artikelsgewijs

Artikel 1.1

In dit artikel staan de begripsbepalingen. De meeste begripsbepalingen sluiten aan op begrippen uit de onderwijssectorwetten. Voor de definitie van het begrip ‘bekwaamheidseisen vo’ is verwezen naar hoofdstuk 2 van het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel. Tot voor kort waren daarin twee bekwaamheidsgebieden opgenomen: één voor vo/bve en één voor het voorbereidend hoger onderwijs. Per 1 augustus 2017 zijn de bekwaamheidsgebieden als zodanig echter opgeheven. In de regeling is nu aangesloten bij de bekwaamheidseisen voor leraren in het vo, als bedoeld in artikel 2.1, onder b. Het gaat daarbij om leraren in het praktijkonderwijs, voorbereidend beroepsonderwijs, middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, de eerste drie leerjaren van het hoger algemeen voortgezet onderwijs en van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs.

Artikel 1.2

Voor de toelichting op dit artikel wordt naar de algemene toelichting verwezen.

Artikel 1.3

De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (de Kaderregeling) is van toepassing op subsidies die op grond van de regeling worden verstrekt. De Kaderregeling kan worden gezien als algemene subsidieregeling, terwijl in de regeling bijzondere regels staan die specifiek voor de subsidie voor korte scholingstrajecten gelden.

Volledigheidshalve zij hier vermeld dat in hoofdstuk 5 van de Kaderregeling de subsidieverplichtingen zijn neergelegd, waaraan subsidieontvangers moeten voldoen.

Artikel 1.4

Het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2017 bedraagt € .... Voor de kalenderjaren 2018 en 2019 wordt het subsidieplafond tijdig bekendgemaakt door middel van een wijziging van dit artikel.

Op grond van artikel 2.2, onder a, van de Kaderregeling, wordt het beschikbare bedrag jaarlijks verdeeld onder de aanvragers op volgorde van binnenkomst. Hierbij is artikel 2.3, eerste lid, van toepassing. Dat betekent dat de aanvrager twee weken de gelegenheid krijgt zijn aanvraag aan te vullen, wanneer wordt geconstateerd dat deze onvolledig is. De datum waarop de volledig aangevulde aanvraag is ontvangen geldt in dat geval als de datum van ontvangst. In het geval er meerdere aanvragen op hetzelfde tijdstip zijn ontvangen wanneer het subsidieplafond wordt bereikt, wordt de onderlinge rangschikking van deze aanvragen door middel van loting vastgesteld.

In het geval dat het jaarlijks voor deze regeling beschikbare bedrag niet geheel wordt uitgeput, kan de minister besluiten om het resterende bedrag toe te voegen aan het subsidieplafond van de Regeling subsidie zij-instroom 2017. Die regeling wordt in artikel 4.3 eveneens gewijzigd voor dit doel. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) maakt in de periode van 16 oktober tot en met 31 december op welk deel van het subsidieplafond is uitgeput. Indien er sprake is van een resterend bedrag, kan de minister dit in de Staatscourant bekendmaken.

Artikel 1.5

Het is mogelijk dat deelnemers van een kort scholingstraject daarvoor al een tegemoetkoming ontvangen op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Om te voorkomen dat deelnemers zowel een wettelijke tegemoetkoming als een subsidie op grond van de deze regeling kunnen ontvangen, is in dit artikel een anti-samenloopbepaling opgenomen.

Artikel 2.1

De subsidie die beschikbaar is op grond van deze regeling bedraagt maximaal € 6.000 en is bestemd als tegemoetkoming in de kosten voor een kort scholingstraject. Onder deze kosten worden enkel de kosten van de opleiding verstaan. Dat betekent dat reis- en verblijfkosten, of andere kosten die mogelijk voortvloeien uit het opleidingstraject, niet op grond van deze regeling kunnen worden gefinancierd.

Het bedrag dat de subsidieontvanger aan de onderwijsinstelling verschuldigd is, dient uit de factuur te blijken. In 2017 en 2018 is de subsidie gelijk aan de kosten die op de factuur van het korte scholingstraject staan vermeld, met een maximum van € 6.000. In 2019 betreft de subsidie nog maximaal tachtig procent van de kosten op de factuur met een maximum van € 6.000.

Indien op de factuur al een einddatum van het korte scholingstraject staat vermeld, kan DUO deze einddatum beschouwen als melding in de zin van artikel 2.3, eerste lid, voor zover aan het korte scholingstraject althans geen exameneisen worden gesteld. Indien op de factuur geen data staan vermeld, dient de subsidieaanvrager te vermelden wanneer de laatste scholingsactiviteit plaatsvindt. Waar mogelijk onderbouwt de subsidieaanvrager deze vermelding, bijvoorbeeld door naar de betreffende webpagina van de onderwijsinstelling te verwijzen.

Artikel 2.2

Subsidie op grond van deze regeling wordt verleend op basis van het aanvraagformulier en de factuur van het betreffende scholingstraject. De student is voor de facturering van het scholingstraject afhankelijk van de instelling die het scholingstraject verzorgt. Om te voorkomen dat iemand geen subsidie meer zou kunnen aanvragen wanneer hij de factuur te laat zou ontvangen, worden wordt afgeweken van het bepaalde in de artikelen 3.2, tweede lid, en 4.3, eerste lid, van de Kaderregeling. Op grond van artikel 2.2 mag een aanvraag voor subsidie worden ingediend wanneer het scholingstraject al is aangevangen, tot acht weken na het moment waarop de eerste scholingsactiviteit plaatsvond.

Conform artikel 4.1. van de Kaderregeling besluit DUO binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 2.3

In dit artikel is als subsidieverplichting opgenomen dat de subsidieontvanger een certificaat aan de minister overlegt. Wat een certificaat precies omvat, hangt van het korte scholingstraject af. In een aantal gevallen gaat het om een getuigschrift als bedoeld in artikel 33 van de Wet op het voortgezet onderwijs. In artikel 1.2, eerste lid, zijn de korte scholingstrajecten genoemd die tot een getuigschrift moeten leiden. In andere gevallen heeft het certificaat geen wettelijk karakter en gaat het om een document waaruit bijvoorbeeld blijkt dat het betreffende examen met goed gevolg is afgelegd of dat eenvoudigweg aan het korte scholingstraject is deelgenomen. Met het certificaat kan de subsidieontvanger aantonen dat hij het korte scholingstraject met goed gevolg heeft afgerond.

Indien de subsidieontvanger na zes maanden nog geen certificaat bij DUO heeft ingediend, stuurt DUO eerst een automatische herinnering. In geval de subsidieontvanger nalaat een certificaat in te dienen, heeft dit gevolgen voor de vaststelling van de subsidie. In geval niet aan de subsidieverplichtingen wordt voldaan, stelt de minister de subsidie lager vast. Het ten onrechte betaalde bedrag kan dan worden teruggevorderd.

Indien de subsidieontvanger het scholingstraject onverhoopt niet kan afronden binnen de aanvankelijk opgegeven periode, meldt hij dit aan DUO. In dat geval kan de minister beslissen dat de datum van de laatste scholingsactiviteit wordt verschoven, zodat de subsidieontvanger langer de tijd krijgt om het certificaat te overleggen. De minister kan ook besluiten de laatste scholingsactiviteit niet opnieuw vast te stellen. Dit zal het geval zijn, indien uit de melding niet blijkt dat de subsidieontvanger redelijkerwijs meer tijd nodig heeft om het scholingstraject af te ronden of indien de melding zou leiden tot een onredelijk lange verlenging van de duur van het scholingstraject. De subsidieontvanger kan een dergelijke melding ten slotte niet vaker dan één keer maken.

Volledigheidshalve zij hier nog opgemerkt dat de bijzondere meldplicht een aanvulling op de algemene meldplicht (artikel 5.7 van de Kaderregeling) is.

Artikel 2.4

In dit artikel is de vaststelling geregeld. In beginsel worden de regels van de Kaderregeling gevolgd, zij het dat hier in afwijking van artikel 7.4, tweede lid, ervoor is gekozen om de ambtshalve vaststellingsbeschikking af te laten hangen van de laatste scholingsactiviteit (zie artikel 2.3, eerste lid).

Indien een subsidieaanvraag in de periode tussen 15 oktober tot en met 31 december van de kalenderjaren 2017 of 2018 wordt ingediend, neemt DUO de aanvraag binnen dertien weken, maar niet eerder dan in het daaropvolgende kalenderjaar. De reden hiervoor is dat DUO deze periode gebruikt om het subsidieplafond van het betreffende kalenderjaar te ijken en te berekenen of er al dan niet sprake is van uitputting.

De betaling van het subsidiebedrag geschiedt op grond van artikel 6.1, vijfde lid, van de Kaderregeling overigens op basis van een voorschot van honderd procent. De subsidie wordt immers ambtshalve vastgesteld als bedoeld in artikel 1.5, onder a, onder 2°, van de Kaderregeling.

Artikel 3.1

De hardheidsclausule is opgenomen om de minister de mogelijkheid te geven om in individuele gevallen van de regeling af te wijken. Om voor toepassing van de hardheidsclausule in aanmerking te komen, moet de toepassing van de regeling in de eerste plaats tot een onbillijkheid van overwegende aard leiden. In de tweede plaats moet de toepassing van de hardheidsclausule het doel van de regeling dienen.

Toepassing van de hardheidsclausule betreft een discretionaire bevoegdheid, waar zeer terughoudend gebruik van wordt gemaakt. De verzoeker zal in ieder geval moeten aantonen dat er sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden.

Artikel 3.2

Het Besluit vaststelling beleidskader subsidies korte opleidingstrajecten vmbo-leraren 2017, dat per 21 januari 2017 van kracht was, komt te vervallen, omdat de te subsidiëren korte opleidingstrajecten onder de reikwijdte van de regeling vallen. Met inachtneming van het rechtszekerheidsbeginsel blijven de vervallen voorschriften van toepassing op subsidies waarvan de aanvraag vóór inwerkingtreding van de regeling is toegekend.

Artikel 3.3

In dit artikel wordt de Regeling subsidie zij-instroom 2017 gewijzigd. Voor wat betreft de verruiming van de mogelijkheden voor leraren om subsidie te verkrijgen voor een zij-instroomtraject, wordt naar de algemene toelichting verwezen. Voor wat betreft de overheveling van het subsidieplafond van de regeling naar de Regeling subsidie zij-instroom 2017, wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 1.4. Ten slotte is van de gelegenheid gebruikgemaakt om enkele redactionele gebreken te herstellen.

Artikel 3.4

De regeling treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 september 2017. Hier is voor gekozen vanwege de verwachtingen in het werkveld omtrent deze regeling. De scholingstrajecten die subsidiabel zijn op grond van deze regeling starten vanaf 1 september 2017. De betrokken partijen zijn hiervan op de hoogte.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstukken II 2016/17, 27 923, nr. 265.

Naar boven