Regeling van de Minister van Economische Zaken van 23 juni 2017, nr. WJZ/17097583, houdende vaststelling van regels met betrekking tot de aanvraag en veiling van vergunningen voor digitale radio-omroep DAB+ in restruimte laag 4 (Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen digitale radio-omroep DAB+ laag 4)

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 8, 9 en 10 van het Frequentiebesluit 2013;

Besluit:

§ 1 Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. aanvrager:

degene die een aanvraag heeft ingediend;

b. activiteitsniveau:

totaal aantal activiteitspunten waarover een deelnemer op een gegeven moment in de veiling kan beschikken en welk aantal de maximale biedbevoegdheid van die deelnemer bepaalt om actief te zijn of te blijven in de veiling;

c. activiteitspunt:

aan een te veilen digitale omroepvergunning toegekend punt ten behoeve van het bepalen van het activiteitsniveau van een deelnemer;

d. allotment:

het gebied dat gelegen is binnen de contouren zoals gevisualiseerd in de betrokken bijlage van onderscheidenlijk vergunning allotment 7A, vergunning allotment 9D-N of vergunning allotment 9D-Z;

e. bekendmakingsbesluit:

Besluit bekendmaking veiling restruimte DAB+ laag 4;

f. bod:

bieding, uitgebracht door een deelnemer via het elektronisch veilingsysteem van de minister en bevestigd door middel van dit elektronisch veilingsysteem;

g. deelnemer:

aanvrager die toegelaten is tot de betrokken veiling;

h. minister:

minister van Economische Zaken;

i. rente:

volgens actual/360 berekende rente op basis van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde Euro Overnight Index Average, minus 100 basispunten, met een minimum van 0%;

j. rondeprijs:

minimaal te bieden bedrag, vastgesteld per vergunning voor digitale radio-omroep, per biedronde;

k. vergunning allotment 7A:

vergunning voor het gebruik van 1/18e deel van de capaciteit van de multiplex in het frequentieblok 7A in het bijbehorende allotment 7A, als omschreven in bijlage 1 van het bekendmakingsbesluit;

l. vergunning allotment 9D-N:

vergunning voor het gebruik van 1/18e deel van de capaciteit van de multiplex in het frequentieblok 9D in het bijbehorende allotment 9D-N, als omschreven in bijlage 2 van het bekendmakingsbesluit;

m. vergunning allotment 9D-Z:

vergunning voor het gebruik van 1/18e deel van de capaciteit van de multiplex in het frequentieblok 9D in het bijbehorende allotment 9D-Z, als omschreven in bijlage 3 van het bekendmakingsbesluit;

n. vergunning voor digitale radio-omroep:

vergunning voor het gebruik van 1/18e deel van de capaciteit van de multiplex in het frequentieblok 7A of 9D, in het bijbehorende allotment 7A onderscheidenlijk 9D-N of 9D-Z, dat ingevolge het bekendmakingsbesluit wordt verdeeld.

§ 2 Beschikbare vergunningen

Artikel 2

Ingevolge het bekendmakingsbesluit zijn beschikbaar om door middel van een veiling te worden verdeeld:

  • a. negen vergunningen allotment 7A;

  • b. acht vergunningen allotment 9D-N;

  • c. veertien vergunningen allotment 9D-Z.

§ 3 Vergunningaanvraag en zekerheidsstelling

Artikel 3

  • 1. Degene die voor een vergunning voor digitale radio-omroep in aanmerking wil komen, dient daartoe een aanvraag in.

  • 2. De aanvraag wordt in de periode van 3 juli 2017 tot 14 augustus 2017 voor 16.00 uur per aangetekende post ontvangen dan wel door middel van persoonlijke overhandiging ingediend op het volgende adres en met de volgende adressering:

    Agentschap Telecom

    Ter attentie van: Projectteam uitgifte DAB+ vergunningen laag 4

    Emmasingel 1

    9726 AH Groningen

  • 3. De persoonlijke overhandiging vindt in de genoemde periode plaats op werkdagen tussen 9.30 uur en 12.00 uur en tussen 13.30 uur en 16.00 uur. Bij persoonlijke overhandiging van de aanvraag wordt een bewijs van ontvangst afgegeven dat is voorzien van datum en tijdstip van ontvangst en ondertekening.

  • 4. In de aanvraag wordt vermeld op welk aantal vergunningen voor digitale radio-omroep de aanvraag betrekking heeft.

  • 5. In de aanvraag vermeldt de aanvrager, ten behoeve van het vaststellen van de noodzaak van veilen overeenkomstig artikel 11, per allotment 7A, 9D-N en 9D-Z hoeveel vergunningen voor digitale radio-omroep hij bij voorkeur wenst te verwerven, uitgaande van het aantal waar de aanvraag ingevolge het vierde lid betrekking op heeft.

  • 6. In de aanvraag worden de namen vermeld van ten minste één en ten hoogste vier natuurlijke personen, die ieder voor zich zelfstandig bevoegd zijn om namens de aanvrager handelingen te verrichten gedurende de veilingprocedure en die daartoe beschikken over een rechtsgeldige en toereikende volmacht.

  • 7. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het in bijlage I opgenomen model en gaat, onverminderd de overigens in deze regeling gestelde eisen, vergezeld van de in dit model genoemde gegevens en bescheiden.

  • 8. De aanvraag is in de Nederlandse taal gesteld.

  • 9. Met de gegevens en bescheiden, bedoeld in het zevende lid, worden gelijkgesteld zodanige gegevens en bescheiden, opgesteld krachtens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 10. De gegevens en bescheiden, bedoeld in het negende lid, mogen in afwijking van het achtste lid, in een van de officiële talen van de Europese Unie of Europese Economische Ruimte worden gesteld. In dat geval worden die gegevens en bescheiden vergezeld van een Nederlandse vertaling van die gegevens en bescheiden.

  • 11. De aanvrager informeert de minister per aangetekende brief, die wordt geadresseerd op de in het tweede lid genoemde wijze, onverwijld over wijzigingen met betrekking tot de in bijlage I bedoelde gegevens en bescheiden.

Artikel 4

Onverminderd het bepaalde in artikel 3.18 van de wet, wijst de minister de aanvraag af indien niet is voldaan aan artikel 3, tweede lid.

Artikel 5

  • 1. Een aanvrager verstrekt als zekerheid voor de betaling van het bod en teneinde te borgen dat de vergunning wordt verleend aan een financieel bestendige vergunninghouder een waarborgsom of een bankgarantie per vergunning voor digitale radio-omroep waar de aanvraag ingevolge artikel 3, vierde lid, betrekking op heeft, ter grootte van de waarde, opgenomen in tabel 1, corresponderend met het aantal vergunningen voor digitale radio-omroep waar de aanvraag ingevolge artikel 3, vierde lid, betrekking op heeft.

    Tabel 1

    Aantal vergunningen waar de aanvraag ingevolge artikel 3, vierde lid, betrekking op heeft

    Bedrag zekerheidsstelling

    1 tot en met 9 vergunningen

    € 10.000,– per vergunning

    10 tot en met 15 vergunningen

    € 100.000,–

    16 tot en met 20 vergunningen

    € 120.000,–

    21 tot en met 25 vergunningen

    € 140.000,–

    26 tot en met 31 vergunningen

    € 160.000,–

  • 2. De waarborgsom wordt verstrekt voor de periode tot:

    • a. in geval van afwijzing van de aanvraag, het tijdstip van de afwijzing;

    • b. in geval van niet in behandeling nemen van de aanvraag, het tijdstip van het besluit om de aanvraag niet te behandelen;

    • c. in geval van toewijzing van de aanvraag, het tijdstip waarop het winnende bod als bedoeld in artikel 23, vierde lid, volledig is betaald.

  • 3. Een aanvrager zorgt ervoor dat uiterlijk op het in artikel 3, tweede lid, bedoelde tijdstip:

    • a. de waarborgsom is ontvangen op bankrekeningnummer 705001199, IBAN: NL41INGB0705001199, BIC: INGBNL2A, ten name van Ministerie van Economische Zaken, Agentschap Telecom, Afdeling Bedrijfsvoering – Finance, onder vermelding van veiling restruimte DAB+ laag 4, of

    • b. de bankgarantie, verstrekt volgens het model, bedoeld in bijlage II, is ontvangen op het in artikel 3, tweede lid, genoemde adres.

Artikel 6

  • 1. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan een van de in artikel 3, vierde lid tot en met achtste lid, en het tiende lid, en artikel 5, gestelde eisen, deelt de minister dit de aanvrager mee en stelt de minister de aanvrager in de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 2. De aanvrager heeft gedurende tien werkdagen, te rekenen vanaf de dag na dagtekening van de mededeling, bedoeld in het eerste lid, de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 3. De gegevens of bescheiden ten behoeve van het verzuimherstel worden per aangetekende post ontvangen dan wel door middel van persoonlijke overhandiging ingediend op het adres, genoemd in artikel 3, tweede lid, binnen de in het tweede lid bedoelde termijn, met dien verstande dat de ontvangst geschiedt vóór 16.00 uur van de laatste werkdag van die termijn.

    Verzuimherstel aangaande de waarborgsom geschiedt binnen dezelfde termijn, en met gebruikmaking van het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 5, derde lid.

  • 4. Artikel 3, derde lid, is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat als datum en tijdstip van ontvangst gelden, de datum en het tijdstip waarop de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, zijn ontvangen.

  • 5. Indien het verzuim niet binnen de termijn, bedoeld in het tweede en het derde lid, en op de wijze, vermeld in het derde lid, is hersteld of indien na herstel niet wordt voldaan aan de in artikel 3, vierde lid tot en met achtste lid, en het tiende lid, en artikel 5, gestelde eisen, kan de minister besluiten de aanvraag met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht niet te behandelen.

Artikel 7

Een aanvrager verstrekt ter onderbouwing van zijn financiële draagkracht om te kunnen voldoen aan diens aan de vergunning voor digitale radio-omroep verbonden verplichtingen en de daaruit voortvloeiende investeringen:

  • a. een bankverklaring overeenkomstig bijlage III, of

  • b. een kopie van een bankafschrift van de rekening op naam van de aanvrager waaruit ten tijde van de aanvraag of in ten hoogste vier weken voorafgaande aan het indienen van de aanvraag een positief saldo blijkt van ten minste € 15.000,– per vergunning voor digitale radio-omroep waar zijn aanvraag ingevolge artikel 3, vierde lid, betrekking op heeft.

Artikel 8

De aanvrager beschikt over de vereiste toestemming van het Commissariaat voor de Media, bedoeld in artikel 3.1 van de Mediawet 2008.

Artikel 9

  • 1. De aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon naar Nederlands recht of het equivalent daarvan naar het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.

  • 2. De aanvrager voldoet voorts aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager verkeert niet in staat van faillissement of liquidatie, noch is door de aanvrager faillissement aangevraagd, en

    • b. de aanvrager is geen surseance van betaling verleend, noch is door de aanvrager surseance van betaling aangevraagd.

  • 3. Met de eisen, bedoeld in het tweede lid, worden gelijkgesteld zodanige eisen volgens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 4. De minister wijst de aanvraag af, indien uit de aanvraag niet blijkt dat aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid is voldaan.

Artikel 10

  • 1. Een aanvrager verklaart door middel van een door hem ondertekende verklaring, overeenkomstig bijlage IV bij deze regeling, dat hij zich voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft onthouden van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure en zich na het indienen van de aanvraag zal onthouden van het maken van dergelijke afspraken of het verrichten van dergelijke gedragingen.

  • 2. De minister kan een aanvraag afwijzen als naar zijn oordeel aannemelijk is dat de aanvrager afspraken heeft gemaakt of onderling afgestemde feitelijke gedragingen heeft verricht die afbreuk doen of kunnen doen of gedaan hebben of gedaan kunnen hebben aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure.

§ 4 Vaststelling eventuele schaarste

Artikel 11

In geval de minister ten aanzien van een bij een frequentieblok behorende allotment vaststelt dat, uitgezonderd de aanvragers waarvan de aanvraag buiten behandeling is gesteld, de aanvraag is afgewezen, of waarvan de aanvraag op grond van artikel 3.18 van de wet is geweigerd, op grond van artikel 3, vijfde lid, meer voorkeuren voor dat allotment zijn aangegeven dan er in dat allotment aan vergunningen beschikbaar zijn, worden alle vergunningen voor digitale radio-omroep met toepassing van de in paragraaf 5 van deze regeling vermelde veilingprocedure verdeeld.

Artikel 12

  • 1. Indien na toepassing van artikel 11 de noodzaak van veilen van een vergunning voor digitale radio-omroep is komen vast te staan, deelt de minister de aanvragers, uitgezonderd de aanvragers waarvan de aanvraag buiten behandeling is gesteld, de aanvraag is afgewezen, of waarvan de aanvraag op grond van artikel 3.18 van de wet is geweigerd, schriftelijk mee dat zij als deelnemer worden toegelaten tot de veiling.

  • 2. Bij de mededeling, bedoeld in het eerste lid, wordt tevens bekendgemaakt:

    • a. het totaal aantal deelnemers aan de veiling;

    • b. het aantal activiteitspunten waarover de deelnemer aan het begin van de veiling kan beschikken.

§ 5 De veiling

Artikel 13

  • 1. De veiling vindt plaats via internet, met behulp van een elektronisch veilingsysteem, en geschiedt door middel van een simultane meerrondenveiling.

  • 2. Biedingen worden uitsluitend uitgebracht door middel van het elektronisch veilingsysteem.

  • 3. Andere communicatie vindt plaats via het elektronisch veilingsysteem dan wel telefonisch of per e-mail, waarbij de deelnemer bereikbaar is op het door hem in zijn aanvraag opgegeven telefoonnummer en e-mailadres en de minister bereikbaar is op het telefoonnummer en e-mailadres bedoeld in artikel 14, onderdeel d.

  • 4. De veiling wordt uitsluitend op werkdagen gehouden.

  • 5. De minister leidt de veiling en draagt zorg voor een goed verloop van de veiling.

Artikel 14

De minister deelt een deelnemer uiterlijk twee weken voor de aanvang van de veiling schriftelijk mee:

  • a. de datum en de aanvangstijd van de eerste biedronde;

  • b. de duur van de eerste biedronde en, voor zover van toepassing, dat de biedronde overeenkomstig artikel 16, derde lid, niet eerder eindigt dan nadat die duur is verstreken;

  • c. de voor de veiling benodigde programmatuur;

  • d. het telefoonnummer en het e-mailadres waarop de minister bereikbaar is;

  • e. de combinatie van een gebruikersnaam en wachtwoord van de deelnemer, en

  • f. het internetadres waarop de deelnemer inlogt teneinde aan de veiling deel te nemen.

Artikel 15

  • 1. Een deelnemer, inbegrepen diegene die een deelnemer ten behoeve van de veiling bijstaat, onthoudt zich van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure.

  • 2. De minister kan de veiling stopzetten of opschorten indien naar zijn oordeel sprake is van afspraken of gedragingen in strijd met het eerste lid.

  • 3. Indien een deelnemer naar het oordeel van de minister in strijd heeft gehandeld met het eerste lid, kan de minister de betrokken deelnemer uitsluiten van verdere deelname aan de veiling en het bod of de biedingen van de betrokken deelnemer uit een of meerdere biedronden ongeldig verklaren.

  • 4. Onverminderd het derde lid, kan de minister, indien een deelnemer naar het oordeel van de minister in strijd heeft gehandeld met het eerste lid, de uitkomst van een of meer biedronden ongeldig verklaren en besluiten dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden.

Artikel 16

  • 1. De minister bepaalt wanneer de biedronden van de veiling plaatsvinden en de duur van die biedronden.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 17, eindigt een biedronde zodra de door de minister vastgestelde duur van de biedronde, bedoeld in het eerste lid, is verstreken, of zoveel eerder als alle deelnemers, die op grond van hun beschikbare activiteitsniveau daartoe gerechtigd zijn, een bod hebben uitgebracht.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, kan de minister bij het vaststellen van de duur van een biedronde, bedoeld in het eerste lid, bepalen dat de biedronde niet eerder eindigt dan nadat de door hem vastgestelde duur van die biedronde is verstreken, ongeacht of alle deelnemers die op grond van hun beschikbare activiteitsniveau daartoe gerechtigd zijn eerder dan het verstrijken van de biedronde een bod hebben uitgebracht.

Artikel 17

  • 1. Indien een deelnemer een biedronde laat verstrijken zonder dat hij een bod uitbrengt op een of meerdere vergunningen, wordt die biedronde voor die deelnemer eenmalig van rechtswege verlengd met een termijn van 30 minuten.

  • 2. Een verlenging als bedoeld in het eerste lid vindt in ten hoogste twee biedronden per deelnemer plaats, niet meegerekend biedronden waarvoor de minister op grond van artikel 15, vierde lid, of artikel 18, derde lid, heeft besloten dat deze opnieuw moeten worden gehouden.

  • 3. In de situatie dat alle actieve deelnemers een bod in de biedronde of verlengde biedronde hebben uitgebracht, bedoeld in artikel 18, derde lid, aanhef en onder a, maar een deelnemer daartoe gebruik heeft moeten maken van een verlenging, bedoeld in het eerste lid, omdat technische problemen zijn ontstaan voor het verstrijken van de biedronde, kan de minister, onverminderd het bepaalde in het tweede lid, besluiten dat die verlengde biedronde overeenkomstig het tweede lid niet wordt meegerekend.

  • 4. Een op grond van het eerste lid verlengde biedronde is afgelopen zodra de termijn van de verlengde biedronde, bedoeld in het eerste lid, is verstreken, of zoveel eerder als alle deelnemers wiens biedronde is verlengd, een bod hebben uitgebracht.

  • 5. De minister deelt in het geval, bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk aan alle deelnemers mee dat de biedronde ten behoeve van een of meer deelnemers is verlengd.

Artikel 18

  • 1. De minister kan de veiling opschorten indien zich naar zijn oordeel bijzondere omstandigheden voordoen buiten de beïnvloedingssfeer van de minister of de deelnemers of indien technische problemen optreden waardoor de veiling tijdelijk geen doorgang kan vinden. Een bijzondere omstandigheid of technisch probleem wordt door een deelnemer onverwijld maar uiterlijk binnen 10 minuten na afloop van een biedronde of verlengde biedronde per telefoon gemeld aan de minister.

  • 2. Indien de technische problemen optreden bij een deelnemer, kan de minister verlangen dat zijn biedingen worden uitgebracht door middel van een computer die de minister ter beschikking stelt op een door hem te bepalen locatie.

  • 3. Indien de veiling wordt opgeschort, kan de minister ten aanzien van de biedronde of verlengde biedronde waarin of waarna de bijzondere omstandigheden of technische problemen zijn opgetreden besluiten dat:

    • a. alle biedingen uitgebracht in die ronde ongeldig worden verklaard, tenzij alle nog actieve deelnemers reeds een bod in die ronde hebben uitgebracht;

    • b. die biedronde ongeldig wordt verklaard en opnieuw moet worden gehouden.

Artikel 19

  • 1. Elke vergunning voor digitale radio-omroep komt overeen met 1 activiteitspunt.

  • 2. Het activiteitsniveau van een deelnemer bedraagt:

    • a. in de eerste biedronde, het aantal activiteitspunten dat hem op grond van artikel 12, tweede lid, onderdeel b, is medegedeeld;

    • b. in biedronden volgend op de eerste biedronde, het aantal activiteitspunten van het bod van de deelnemer in de voorgaande ronde.

  • 3. In afwijking van het tweede lid bedraagt het activiteitsniveau van een deelnemer:

    • a. in de biedronde volgend op de biedronde waarin een of meer biedingen van de deelnemer als hoogste bod is aangemerkt, het aantal activiteitspunten van het bod van de deelnemer in de voorgaande ronde minus het aantal activiteitspunten van de vergunning of vergunningen voor digitale radio-omroep waarvoor de deelnemer het hoogste bod in de voorafgaande ronde heeft uitgebracht;

    • b. in de biedronde volgend op een biedronde waarin het hoogste bod van de deelnemer is overboden, het aantal activiteitspunten van het bod van de deelnemer in de voorgaande ronde plus het aantal activiteitspunten van de vergunning of vergunningen voor digitale radio-omroep ten aanzien waarvan zijn hoogste bod is overboden.

  • 4. Een deelnemer brengt in een biedronde geen bod uit:

    • a. die hoger is dan het activiteitsniveau van de deelnemer in die biedronde;

    • b. op een vergunning voor digitale radio-omroep waarvoor de deelnemer het hoogste bod heeft.

  • 5. Het vierde lid, onderdeel b, is niet van toepassing in de laatste biedronde die door de minister is aangekondigd, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 20

  • 1. Een bieding wordt uitgebracht in eenheden van honderd euro en bedraagt minimaal de voor die biedronde vastgestelde rondeprijs.

  • 2. Een deelnemer is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bod gebonden.

  • 3. De rondeprijs bedraagt in de eerste biedronde € 0,– per vergunning voor digitale radio-omroep.

  • 4. De rondeprijs voor een vergunning voor digitale radio-omroep in de volgende biedronden is gelijk aan het in de voorgaande biedronde hoogst geboden bedrag voor die vergunning, vermeerderd met een door de minister vast te stellen bedrag.

  • 5. Het eerste lid is niet van toepassing op een bieding in de laatste biedronde die door de minister is aangekondigd, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 21

  • 1. Na elke biedronde stelt de minister per vergunning voor digitale radio-omroep het hoogst geboden bedrag voor die vergunning vast als hoogste bod.

  • 2. Indien in een biedronde twee of meer deelnemers hetzelfde hoogste bedrag voor eenzelfde vergunning voor digitale radio-omroep hebben geboden, wordt door middel van loting met gebruikmaking van de veilingsoftware vastgesteld wie van hen wordt aangemerkt als de deelnemer die het hoogste bod in die ronde op die vergunning voor digitale radio-omroep heeft uitgebracht.

Artikel 22

  • 1. De minister deelt elke deelnemer zo spoedig mogelijk na het einde van een biedronde mee:

    • a. het rondenummer van de vorige biedronde;

    • b. per vergunning voor digitale radio-omroep, of 1 of meer biedingen zijn uitgebracht;

    • c. per vergunning voor digitale radio-omroep, het hoogste bod;

    • d. het aantal deelnemers dat nog actief is in de veiling, waarbij de code van de deelnemers wordt vermeld, maar de identiteit van de overige deelnemers geheim blijft;

    • e. per vergunning voor digitale radio-omroep de rondeprijs die in de volgende biedronde geldt;

    • f. de aanvangstijd, de duur van de volgende biedronde en in hoeverre in die biedronde op grond van artikel 16, derde lid, afgeweken wordt van artikel 16, tweede lid, en

    • g. het rondenummer van de volgende biedronde.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid deelt de minister elke deelnemer zo spoedig mogelijk na het einde van een biedronde mee:

    • a. zijn in die biedronde uitgebrachte bod of biedingen, of het gebrek daaraan;

    • b. in hoeverre zijn bod is aangemerkt als hoogste bod, met vermelding van de betrokken vergunning voor digitale radio-omroep;

    • c. het activiteitsniveau van de deelnemer in de volgende biedronde;

    • d. zijn verlengingsmogelijkheden in de volgende biedronde.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid, wordt geen informatie over een volgende biedronde gegeven indien de biedronden op grond van artikel 23, eerste lid, definitief eindigen.

Artikel 23

  • 1. De laatste biedronde is:

    • a. de eerste biedronde waarin op geen enkele vergunning een bod is uitgebracht, of

    • b. die door de minister als laatste ronde is aangekondigd.

  • 2. De minister kan de ronde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, afkondigen indien naar het redelijk oordeel van de minister het verloop van de veiling zodanig is dat de vergunningen niet binnen een redelijke termijn kunnen worden verleend.

  • 3. De ronde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt door de minister minimaal tien ronden voorafgaand aan die ronde aangekondigd aan de deelnemers.

  • 4. Het in de ronde voorafgaande aan de laatste biedronde uitgebrachte hoogste bod, of, in geval de laatste ronde door de minister is aangekondigd, het in die laatste biedronde uitgebrachte hoogste bod, wordt aangemerkt als winnend bod voor die vergunning.

§ 6 Vergunningverlening na veiling

Artikel 24

  • 1. Na beëindiging van de veiling, verleent de minister telkens de betreffende vergunning voor digitale radio-omroep aan de deelnemer die ingevolge artikel 23 het winnende bod voor die vergunning voor digitale radio-omroep heeft uitgebracht. De minister deelt alle deelnemers mee aan welke deelnemers de vergunningen voor digitale radio-omroep worden verleend.

  • 2. De minister wijst de overige aanvragen voor de betreffende vergunning voor digitale radio-omroep af.

  • 3. Uiterlijk twee weken nadat de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is gedaan:

    • a. stort de minister de waarborgsom van iedere deelnemer aan wie geen vergunning voor digitale radio-omroep is verleend, terug;

    • b. stuurt de minister aan de bank van iedere deelnemer aan wie geen vergunning wordt verleend en die ter zekerheidstelling een bankgarantie heeft overgelegd, per aangetekende brief een schriftelijke verklaring dat de bankgarantie vervalt. Een kopie van voornoemde verklaring stuurt de minister aan de deelnemer.

  • 4. Het door de deelnemer, aan wie de vergunning voor digitale radio-omroep op grond van het eerste lid wordt verleend, verschuldigde bedrag is gelijk aan het winnende bod, bedoeld in artikel 23, vierde lid.

  • 5. De deelnemer aan wie een vergunning is verleend, betaalt het door hem verschuldigde bedrag binnen twee weken nadat de vergunning aan hem is verleend op de wijze die is bepaald in zijn vergunning.

  • 6. Indien de deelnemer aan wie een vergunning is verleend een bankgarantie heeft verstrekt, stuurt de minister, zodra het verschuldigde bedrag ingevolge het vijfde lid van de deelnemer is ontvangen, per aangetekende brief een schriftelijke verklaring dat de bankgarantie vervalt aan de bank van die deelnemer. Een kopie van voornoemde verklaring stuurt de minister aan de deelnemer.

  • 7. Indien de deelnemer aan wie een vergunning is verleend een waarborgsom heeft gestort wordt de waarborgsom aangewend voor de betaling van het voor de vergunning verschuldigde bedrag, bedoeld in het vierde lid, met dien verstande dat:

    • a. indien de waarborgsom van een deelnemer minder dan het voor de vergunning verschuldigde bedrag bedraagt, die deelnemer het restant van het verschuldigde bedrag betaalt overeenkomstig het vijfde lid, en

    • b. indien de waarborgsom van een deelnemer meer dan het voor de vergunning verschuldigde bedrag bedraagt, het bedrag van de waarborgsom dat resteert, aan die deelnemer wordt teruggestort uiterlijk twee weken nadat de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is gedaan.

  • 8. De minister vergoedt de rente over de gestorte waarborgsom vanaf de dag waarop hij de waarborgsom heeft ontvangen op het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 5, derde lid, onder a, met dien verstande dat de rente wordt vergoed tot en met de dag:

    • a. voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort: voor de deelnemer aan wie geen vergunning wordt verleend, of

    • b. waarop de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is gedaan: voor de deelnemer aan wie de vergunning wordt verleend, met dien verstande dat er alleen rente wordt betaald over het door de deelnemer gestorte bedrag.

  • 9. De minister vergoedt voorts aan een deelnemer van wie de waarborgsom meer bedraagt dan het voor de vergunning verschuldigde bedrag, rente over het restant, bedoeld in het zevende lid, onderdeel b, over de periode vanaf de dag na de dag dat de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is gedaan tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort, met dien verstande dat alleen rente wordt betaald over dat restant.

  • 10. De minister stort de rente, bedoeld in het achtste en negende lid, terug op dezelfde dag waarop hij de waarborgsom of het bedrag dat resteert van de waarborgsom, terugstort.

§ 7 Slotbepalingen

Artikel 25

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 26

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen voor digitale radio-omroep DAB+ laag 4.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 juni 2017

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

BIJLAGE I, BEHOREND BIJ ARTIKEL 3, ZEVENDE LID

– Model aanvraagformulier –

ONDERDEEL A: Bestuurdersverklaring

Ondergetekende, bevoegd op grond van het bij deze aanvraag overgelegde uittreksel uit het handelsregister, de overgelegde statuten en/of de overgelegde volmacht, verklaart dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt juist en volledig is.

Naam: ....

Plaats: .....

Datum: .....

Handtekening: .....

ONDERDEEL B: De aanvrager

B.1. Algemeen
  • a) Statutaire naam aanvrager: .....

  • b) Rechtsvorm, met vermelding van het recht van het land dat deze rechtsvorm beheerst (bijvoorbeeld Besloten vennootschap naar Nederlands recht’): ....

  • c) Vestigingsplaats, en als deze niet dezelfde zijn, de statutaire zetel en de zetel van het hoofdbestuur: ....

  • d) (Een beschrijving van) Het doel en van de feitelijke werkzaamheden van de aandeelhouders van de aanvrager, voor zover deze aandeelhouders rechtspersonen zijn: .....

  • e) Nummer van inschrijving in het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: .....

  • f) Land van inschrijving in het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: .....

  • g) Beherende instantie van het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: ....

  • h) E-mailadres: .....

  • i) Het telefoonnummer waarop in geval van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 18 van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen voor digitale radio-omroep DAB+ laag 4 (hierna: de Regeling) de vertegenwoordigingsbevoegden, bedoeld in onderdeel B.2, tijdens de veiling bereikbaar is: .....

Bij de aanvraag wordt gevoegd:

  • j) Recente uittreksels van de aanvrager uit het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register, niet ouder dan een maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag;

  • k) Statuten van de aanvrager;

  • l) De ingevolge de Regeling vereiste ondertekende verklaringen, overeenkomstig bijlagen III en IV van de Regeling (zie de artikelen 7 en 10 van de Regeling);

  • m) Een kopie van de toestemming van het Commissariaat voor de Media, bedoeld in artikel 3.1 van de Mediawet 2008 (zie artikel 8 van de Regeling).

B.2. Vertegenwoordigingsbevoegdheid

Opgave van degene(n) die bevoegd is (zijn) om de aanvrager rechtsgeldig te vertegenwoordigen in verband met deze aanvraag en alle handelingen gedurende de veilingprocedure, met opgave van eventuele beperkingen met betrekking tot die vertegenwoordigingsbevoegdheid.

Indien de vertegenwoordigingsbevoegdheid niet blijkt uit het handelsregister of een daarmee vergelijkbaar register, maar uit een volmacht, moet een kopie van de volmacht worden bijgevoegd.

Indien de vertegenwoordigingsbevoegdheid blijkt uit de statuten, wordt het betrokken artikelnummer van de statuten vermeld.

B.2.1 Functionaris 1

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: .....

Handtekening: .....

B.2.2 Functionaris 2

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: ....

Handtekening .....

B.2.3 Functionaris 3

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: .....

Handtekening .....

B.2.4 Functionaris 4

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: .....

Handtekening .....

B.3. Statutaire en financiële positie

B.3.1 De aanvrager is een rechtspersoon, opgericht in overeenstemming met het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.

B.3.2 De aanvrager is wel/niet*ontbonden.

B.3.3 De aanvrager is wel/niet* failliet verklaard.

B.3.4 De aanvrager heeft wel/niet* eigen aangifte tot faillissement gedaan.

B.3.5 Een verzoek tot faillissement van de aanvrager is wel/niet* ingediend.

B.3.6 Aan de aanvrager is wel/geen* surseance van betaling verleend.

B.3.7 De aanvrager heeft wel/geen* aanvraag tot surseance van betaling gedaan.

*Doorhalen wat niet van toepassing is.

B.4. Verklaring notaris

Ondergetekende, notaris te .....(plaatsnaam)

Verklaart, zonder voorbehoud, dat:

  • (i) de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder B.1, sub a, b, c, e, f, g en k, B.3.1, B.3.2, B.3.3 en B.3.6 door hem is geverifieerd en juist en volledig is bevonden;

  • (ii) dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder B.1, sub j, B.3.4, B.3.5 en B.3.7 door hem naar beste kunnen is geverifieerd en naar zijn oordeel juist en volledig is;

  • (iii) de personen genoemd bij B.2 door hem/haar zijn geïdentificeerd in persoon, volgens de regels van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, ten behoeve van de minister, ten bewijze waarvan een kopie van het identiteitsbewijs aan de hand waarvan verificatie van de identiteit heeft plaatsgevonden hierbij wordt gevoegd, en dat die personen in zijn bijzijn zijn/haar handtekening heeft geplaatst bij B.2.

Naam: .....

Plaats .....

Datum: ....

Handtekening

.....

De verklaring van de notaris mag desgewenst door middel van een bijlage worden verstrekt.

ONDERDEEL C: Specificatie aanvraag

C.1

Mijn aanvraag heeft betrekking op ........................... <<invullen aantal vergunningen voor digitale radio-omroep waarvoor u in aanmerking wenst te komen>> vergunningen voor digitale radio-omroep die blijkens het bekendmakingsbesluit worden verdeeld.

NB: Het aantal vergunningen voor digitale radio-omroep waar u over wenst te beschikken is van belang voor:

a. het aantal activiteitspunten waarover u aan het begin van de veiling kan beschikken;

b. de omvang van de zekerheidsstelling, bedoeld in artikel 5 van de Regeling;

c. de omvang van de financiële draagkracht die u ingevolge artikel 7 van de Regeling moet onderbouwen.

C.2

Mijn voorkeur gaat uit naar:

In onderstaande tabel vermeldt u naar welke vergunningen uw voorkeur uit gaat. Het aantal voorkeuren dat u in onderstaande tabel vermeldt is gelijk aan het aantal vergunningen voor digitale radio-omroep waarop uw aanvraag ingevolge onderdeel C.1 betrekking heeft. Daarbij kunt u er voor kiezen om het in onderdeel C.1 vermelde aantal vergunningen te verdelen over de verschillende allotments. In geval uw voorkeur naar slechts één allotment uit gaat, kunt u het totale in onderdeel C.1 vermelde aantal bij het desbetreffende allotment van uw voorkeur vermelden.

Allotment

Aantal vergunningen

Voorkeur allotment 7A

 

Voorkeur allotment 9D-N

 

Voorkeur allotment 9D-Z

 

NB: De door u vermelde voorkeuren zijn uitsluitend van belang voor het bepalen van de noodzaak van veilen van de beschikbare vergunningen voor digitale radio-omroep op grond van artikel 11 van de Regeling.

BIJLAGE II, BEHOREND BIJ ARTIKEL 5, DERDE LID, ONDERDEEL B

– Model bankgarantie –

I. De ondergetekende .......................................... (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte)*, gevestigd te ........................................, mede kantoorhoudende te ........................................, hierna te noemen: ‘de Bank’;

In aanmerking nemende:

  • A. dat artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken (hierna: ‘de Minister’);

  • B. dat de Minister bij besluit van ................................ (datum) heeft bekendgemaakt dat de in dat besluit vermelde vergunningen voor digitale radio-omroep in laag 4 middels een veilingprocedure zullen worden verdeeld;

  • C. dat .......................................................... (naam aanvrager), rechtspersoon naar .............................................. (het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte)* recht, waarvan de zetel is gevestigd te .................................................................., kantoorhoudende te ..............................................................., hierna te noemen: ‘de Aanvrager’, voornemens is een bieding in de veiling uit te brengen teneinde een of meerdere van de vergunningen voor digitale radio-omroep als opgenomen in het onder B bedoelde bekendmakingsbesluit te verwerven;

  • D. dat de Minister met betrekking tot de verdeling van vergunningen voor digitale radio-omroep in laag 4 regels heeft gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen voor digitale radio-omroep DAB+ laag 4 (hierna: de Regeling);

  • E. dat degene die een aanvraag om de voornoemde vergunningen indient op grond van artikel 5 van de Regeling verplicht is voor de vergunning een zekerheid te verschaffen door een waarborgsom ter grootte van het in tabel 1 in dat artikel opgenomen bedrag, corresponderend met het aantal vergunningen voor digitale radio-omroep, waar de aanvraag op grond van artikel 3, vierde lid, van de Regeling betrekking op heeft, te storten dan wel voor dat bedrag een bankgarantie te verstrekken. Deze zekerheid heeft een looptijd tot, in geval van afwijzing van de aanvraag, het tijdstip van die afwijzing, tot, in geval van niet in behandeling nemen van de aanvraag, het tijdstip van het besluit omd e aanvraag niet te behandelen, of tot, in geval van toewijzing van de aanvraag, het tijdstip waarop het bod volledig is betaald;

  • F. dat de Aanvrager op grond hiervan is gehouden een waarborgsom te storten of een bankgarantie te doen stellen ter zekerheid van al hetgeen de aanvrager ter zekerheid verschuldigd is, hierna te noemen: ‘de Vordering’, aan de Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de statutaire zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: ‘de Staat’;

  • G. dat de Aanvrager de Bank heeft verzocht een onherroepelijke en onafhankelijke bankgarantie te stellen ten behoeve van de Staat, welke op eerste verzoek van de Staat betaalbaar is.

II. Verbindt zich tot het navolgende:

  • 1. De Bank stelt zich bij wijze van zelfstandige verbintenis tot een bedrag van € ......................** (zegge: ......................................... euro**), onherroepelijk garant jegens de Staat voor de betaling van al hetgeen de Staat blijkens een schriftelijke verklaring van de Staat ter zake van de Vordering van de Aanvrager te vorderen heeft, aldus dat de Bank zich verbindt het gevorderde bedrag als eigen verplichting aan de Staat te voldoen.

  • 2. De Bank verbindt zich om als eigen schuld op eerste verzoek en op de enkele schriftelijke mededeling van de Staat zonder overlegging van enig ander document of opgaaf van redenen te verlangen, aan de Staat te voldoen het bedrag dat de Staat verklaart ter zake van de Vordering van de Aanvrager te vorderen te hebben, met dien verstande dat de Bank nimmer gehouden is aan de Staat meer te voldoen dan het hiervoor vermelde maximumbedrag.

  • 3. Deelberoepen onder deze bankgarantie zijn mogelijk. Het maximumbedrag van deze bankgarantie wordt met een bedrag gelijk met dat van elk deelberoep verlaagd.

  • 4. Deze bankgarantie vervalt na ontvangst door de Bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van de Staat dat de bankgarantie vervalt en in ieder geval één jaar na datum van ondertekening van deze garantie, tenzij de Bank ten minste één maand voor de einddatum van de garantie per aangetekende brief een schriftelijke verklaring van of namens de Minister heeft ontvangen dat deze bankgarantie niet vervalt, in welk geval de garantie telkens voor een nieuwe termijn van een jaar geldig is.

  • 5. Deze bankgarantie wordt beheerst door Nederlands recht. Geschillen ter zake van deze bankgarantie kunnen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde Nederlandse rechter te ’s-Gravenhage.

  • 6. Na verval van deze bankgarantie kan de Staat geen enkele aanspraak meer maken jegens de Bank uit hoofde van deze bankgarantie tenzij de Bank voorafgaande aan het moment waarop deze bankgarantie zou vervallen een mededeling ontving als bedoeld onder 2 waaraan de Bank nog niet voldeed. Op verzoek van de Bank zal de Staat deze bankgarantie nadat deze is vervallen retourneren aan de Bank.

Plaats: ..........................................................................................................................................................................

Datum: .........................................................................................................................................................................

Naam Bank en ondertekening

.....................................................................................................................................................................................

* hetgeen in het bovenstaande cursief is gedrukt moet door de Bank worden ingevuld.

** het bedrag invullen overeenkomstig de in artikel 5 van de Regeling opgenomen tabel 1. In geval uw aanvraag betrekking heeft op maximaal 9 vergunningen, dan bedraagt de bankgarantie € 10.000 x het aantal vergunningen voor digitale radio-omroep waar de aanvraag betrekking op heeft. Dit betekent dat als de aanvraag betrekking heeft op één vergunning voor digitale radio-omroep de bankgarantie € 10.000 betreft, als de aanvraag op twee vergunningen betrekking heeft de bankgarantie € 20.000 betreft, etc.

In geval uw aanvraag betrekking heeft op 10, 11, 12, 13, 14 of 15 vergunningen dan is het in te vullen bedrag in alle gevallen € 100.000.

In geval uw aanvraag betrekking heeft op 16, 17, 18, 19, of 20 vergunningen dan is het in te vullen bedrag in alle gevallen € 120.000.

In geval uw aanvraag betrekking heeft op 21, 22, 23, 24 of 25 vergunningen dan is het in te vullen bedrag in alle gevallen € 140.000.

In geval uw aanvraag betrekking heeft op 26, 27, 28, 29, 30 of 31 vergunningen dan is het in te vullen bedrag in alle gevallen € 160.000.

BIJLAGE III, BEHOREND BIJ ARTIKEL 7

– Modelverklaring inzake financiële draagkracht –

Instructie: het bedrag waar deze bankverklaring betrekking op heeft is afhankelijk van het aantal vergunningen voor digitale radio-omroep waar de aanvraag betrekking op heeft.

I. De ondergetekende

........................................................... (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte), statutair gevestigd te ......................................., mede kantoorhoudende te ......................................................., hierna te noemen: ‘de Bank’;

In aanmerking nemende:

  • A. dat artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken (hierna: ‘de Minister’);

  • B. dat de Minister bij besluit van.............................. (datum) heeft bekendgemaakt dat de in dat besluit vermelde vergunningen voor digitale radio-omroep in laag 4 middels een veilingprocedure zullen worden verdeeld;

  • C. dat de Minister met betrekking tot de verdeling van vergunningen voor digitale radio-omroep in laag 4 regels heeft gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in deRegeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen voor digitale radio-omroep DAB+ laag 4 (hierna: de Regeling);

  • D. dat degene aan wie een vergunning voor digitale radio-omroep is verleend, verplicht is om te investeren in de ingebruikname en exploitatie van digitale radio-omroep en om met maximaal 17 andere vergunninghouders gezamenlijk één elektronisch communicatienetwerk hiervoor in gebruik te nemen en te exploiteren;

  • E. dat het voor het succes van digitale radio-omroep van belang is dat een partij alleen een vergunning verwerft indien er enige zekerheid is dat hij als vergunninghouder de noodzakelijke investeringen ten behoeve van digitalisering, zoals genoemd onder D., kan doen en daartoe over een minimale financiële draagkracht beschikt.

Verklaart hiermee dat

Naam aanvrager voor een vergunning __________________________________

Gevestigd te __________________________________

over zodanige financiële draagkracht beschikt, dat hij op de dag van ondertekening van deze verklaring een bedrag van € 15.000,– x ........................ [het aantal vergunningen voor digitale radio-omroep, waar zijn aanvraag ingevolge artikel 3, vierde lid, van de Regeling betrekking op heeft] = €................................. kan betalen.

Deze verklaring is uitsluitend bestemd voor de Staat der Nederlanden en kan daarom niet door enig ander persoon dan wel voor enig ander doel worden gebruikt.

Deze verklaring wordt verstrekt naar beste weten, onder uitsluiting van iedere aansprakelijkheid of verplichting van de bank jegens derden.

Naar waarheid ingevuld,

Naam bank:

 

Naam ondertekenaar:

 

Functie:

 

Handtekening:

 

Datum:

 

BIJLAGE IV, BEHOREND BIJ ARTIKEL 10, EERSTE LID

Ondergetekende verklaart dat hij zich voorafgaand aan de indiening van de aanvraag hebben onthouden van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure en zich zullen onthouden van het maken van dergelijke afspraken of het doen van dergelijke gedragingen.

Naam aanvrager:

Naam ondertekenaar:

Handtekening:

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

In de brieven van 26 juni en 1 september 2015 aan de Tweede Kamer is aangegeven dat ook het toekomstige beleid gericht blijft op het bevorderen van de overstap van analoge naar digitale etherradio (DAB+). Dit betekent dat de commerciële analoge radiovergunningen gekoppeld worden aan de commerciële digitale radiovergunningen en de overheid ook de komende jaren in wil blijven zetten op het reeds in gang gezette digitaliseringsbeleid. Het bevorderen van een doelmatig gebruik van frequentie spectrum door onder andere het aanmoedigen van digitalisering, blijft het belangrijkste beleidsdoel voor de commerciële radiomarkt.

In aanvulling hierop wordt extra digitale frequentiecapaciteit beschikbaar gesteld voor commerciële radio. Het gaat dan om extra frequentieruimte voor digitale toepassingen in band III (174-230 MHz). Met deze regeling worden regels gesteld omtrent de aanvraag- en veilingprocedure van de in het Besluit bekendmaking veiling restruimte DAB+ laag 4 beschikbaar gestelde digitale vergunningen voor commerciële band III, laag 41. Laag 4 is in het kader van de verlenging van de analoge vergunningen toegewezen aan regionale publieke en niet-landelijke commerciële radio-omroepen en middengolfomroepen. Deze laag wordt de bovenregionale kavel genoemd en bestaat uit de kanalen 6B, 7A, 8A en 9D (zie onderstaande afbeelding). Naast het digitale spectrum dat gekoppeld wordt uitgegeven2 is er nog extra frequentieruimte voor digitale toepassingen beschikbaar. Deze beschikbare vergunningen worden nu verdeeld zonder koppeling aan analoog spectrum. Met deze vergunningen kunnen bestaande commerciële omroepen in laag 4, een programma met een hogere bitrate (betere geluidskwaliteit) uit zenden (op voorwaarde dat in hetzelfde allotment een extra vergunning wordt verworven) en kan het aantal radiostations dat wordt uitgezonden, worden uitgebreid.

Afbeelding DAB+ laag 4

Afbeelding DAB+ laag 4

Voor de vergunningentermijn wordt aansluiting gezocht bij de einddatum van de reeds uitgegeven vergunningen die nu worden verlengd en verleend voor een periode van vijf jaar (1 september 2022). Door de looptijd van alle vergunningen in deze laag gelijk te stellen worden alle vergunninghouders in deze laag op dezelfde manier behandeld, en lopen de vergunningen gelijktijdig af.

Naast de frequentieruimte voor digitale toepassingen in laag 4 zal er binnenkort ook één extra landelijk dekkende laag met een gelijke indeling als laag 4 in band III worden uitgegeven. Het betreft hier beschikbare frequentieruimte in laag 7. Met deze laag 7 kunnen commerciële omroepen ofwel de uitzendkwaliteit van hun programma’s verbeteren, ofwel het aantal radiostations dat wordt uitgezonden uitbreiden. Het beschikbaar stellen van deze laag 7 betekent een forse uitbreiding van de voor commerciële omroep beschikbare frequentiecapaciteit voor digitale toepassingen. De verdeling van die laag zal plaatsvinden na de veiling van laag 4. De vergunningen zullen niet gelijktijdig geveild worden. Hoewel de vergunningen in de verschillende allotments van de lagen 4 en 7 gelijk zijn in termen van geografisch bereik worden ze toch niet als substitueerbaar beschouwd. Evenmin is er sprake van een sterke synergie die een gelijktijdige veiling noodzakelijk maakt. Zo zijn de einddata voor de vergunningen in laag 4 en straks laag 7 verschillend, hetgeen de mate van synergie aanzienlijk beperkt. Daarnaast bestaat er voor de exploitatie van laag 4 al een samenwerkingsverband, waar dat er niet is in laag 7 en nog gevormd moet worden alvorens de exploitatie van start kan gaan. Door eerst laag 4 te veilen en daarna laag 7 wordt de keuzevrijheid van geïnteresseerde partijen(zowel kleinere als grotere) zo goed als mogelijk gefaciliteerd.

2. Aanvraag en noodzaak tot veilen

2.1 De aanvraag

Voor het gebruik van frequentieruimte is op grond van artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (hierna: de Tw) een vergunning vereist. Om een vergunning te kunnen verkrijgen, moet een aanvraag worden ingediend. Iedere aanvrager dient één aanvraag in. Ter uitvoering van artikel 8 van het Frequentiebesluit 2013 (hierna: het Fb) geeft de onderhavige regeling aan op welke wijze een aanvraag voor een vergunning voor digitale radio-omroep moet worden ingediend en welke gegevens bij de aanvraag moeten worden overgelegd. In de regeling is tevens, gelet op artikel 9 van het Fb, vastgelegd aan welke eisen een aanvrager moet voldoen om tot de veiling te worden toegelaten (toelatingseisen). Daarnaast strekt de onderhavige regeling tot uitvoering van artikel 10 van het Fb, op grond waarvan bij ministeriële regeling in het kader van de behandeling van een aanvraag voor een vergunning regels worden gesteld omtrent de wijze waarop de veiling plaatsvindt.

Opgemerkt wordt dat de vergunningen in de verschillende allotments in laag 4 bij een bepaalde relatieve prijsverhouding substituten van elkaar kunnen zijn. Dit geldt voor alle vergunningen binnen één allotment, maar ook voor vergunningen uit verschillende allotments. Zeker voor een bedrijf dat geen voorkeur heeft voor een bepaald allotment (regio). De verwachting is ook dat dergelijke bedrijven interesse hebben in deze vergunningen. Ingevolge de regeling en bijbehorend model voor de aanvraag, vragen geïnteresseerden partijen ook geen specifieke nader te benoemen vergunningen aan, maar geven zij het aantal vergunningen aan dat zij wensen te verwerven. Dit houdt verband met het gekozen veilingmodel en het uitgangspunt van dat model dat deelnemers gedurende de veiling, in geval zij dat wensen, kunnen switchen tussen vergunningen (zie hoofdstuk 3).

2.2 Vaststellen noodzaak tot veilen

Met toepassing van artikel 11 wordt nagegaan of de te verlenen vergunningen kunnen worden verleend zonder toepassing van een veiling. Het totaal aantal aangevraagde vergunningen van alle aanvragers is daarbij het uitgangspunt. In geval er in één allotment meer vergunningen zijn aangevraagd dan het aantal vergunningen dat in dat allotment beschikbaar is, dan worden alle vergunningen voor digitale radio-omroep in elk van de frequentieblokken geveild. De eventuele omstandigheid dat de voorkeuren die ten aanzien van de andere allotments zijn vermeld, exact gelijk zijn aan of lager zijn dan de in dat allotment beschikbare vergunningen, maakt dit niet anders.

Voor deze wijze van vaststellen van de noodzaak tot veilen wordt uitgegaan van een zekere mate van substitueerbaarheid tussen de vergunningen in de verschillende allotments. Deze verdeling geeft een mogelijkheid voor ondernemingen om actief te worden op de markt voor digitale radio. Gezien de potentie van die kans, is het mogelijk dat ondernemingen puur geïnteresseerd zijn in het verwerven van een vergunning. Het actief kunnen betreden van deze markt vormt dan het uitgangspunt, waarbij het niet uitmaakt in welk specifiek allotment die vergunning ligt. Dit vormt het uitgangspunt bij het vaststellen van de noodzaak tot veilen.

Er is slechts dan geen noodzaak voor veilen indien voor al de drie allotments geldt dat het aantal voorkeuren voor die verschillende allotments telkens gelijk zijn aan of kleiner zijn dan het aantal vergunningen voor digitale radio-omroep dat in die verschillende allotments beschikbaar is.

3. Veilingmodel en veilingregels

3.1 Veilingdoelstellingen

De keuze voor de veiling wordt bepaald door de doelstellingen. In volgorde van prioriteit zijn de doelstellingen voor deze veiling als volgt: eenvoud, een realistische veilingopbrengst, keuzevrijheid, en transparantie. Eenvoud kent drie aspecten: (1) veilingregels die eenvoudig te doorgronden zijn, (2) hoe eenvoudig is het om een optimale biedstrategie te bepalen, en (3) hoe eenvoudig is het veilingtype te implementeren voor de uitvoerder. Een realistische veilingopbrengst kent normaal gesproken twee aspecten: (1) het voorkomen van een te hoge prijs (winner’s curse), en (2) het voorkomen van een te lage prijs. Keuzevrijheid betekent dat de veilingregels de bieders zo veel als mogelijk in staat moeten stellen om het door hen gewenste pakket aan vergunningen samen te stellen. Transparantie houdt in dat (1) de veilingregels eenduidig zijn geformuleerd, (2) het juiste verloop van een veiling ten minste achteraf kan worden gecontroleerd door een derde, en (3) gedurende de veiling zo veel mogelijk informatie wordt bekendgemaakt.

3.2 Keuze model: SMRA

In 2015 is door Erasmus Research and Business Support (hierna: ERBS) een advies uitgebracht over de meest optimale veilingmodellen voor het verdelen van de verschillende vergunningen. Op verzoek van het ministerie van Economische Zaken heeft ERBS onderzocht hoe geschikt verschillende veilingmodellen zijn voor het veilen van digitale vergunningen in band III. ERBS is bij dit advies uitgegaan van het gegeven dat alle beschikbare vergunningen tegelijk geveild zouden worden. Zoals hierboven reeds is aangegeven, is echter besloten om de resterende ruimte in laag 4 niet gelijktijdig met laag 7 te veilen.

ERBS komt in haar advies tot de conclusie dat, afhankelijk van de doelstellingen die beleidsmatig het belangrijkste worden geacht, er een voorkeur bestaat voor twee mogelijke veilingmodellen, te weten:

  • (i) de simultane meerrondenveiling met abstracte homogene – doch gelabelde – kavels, of

  • (ii) een eenmalig gesloten bod veiling met conditionele biedingen (VCG mechanisme).

De keuze voor één van beide veilingtypen is afhankelijk van de grootte van het zogenaamde aggregatierisico enerzijds en het risico dat niet alle kavels in een allotment verkocht worden anderzijds. Als ‘eenvoud’ veruit de belangrijkste veilingdoelstelling is en de twee risico’s niet al te groot zijn, dan adviseert ERBS de standaard simultane meerrondenveiling te kiezen. Als één of beide risico’s wel aanzienlijk is, dan beveelt ERBS het VCG-mechanisme met conditionele biedingen aan.

Het aggregatierisico kan zich voordoen indien er tegelijkertijd meerdere vergunningen worden verdeeld, en er synergiën bestaan tussen de vergunningen. Een deelnemer kan bijvoorbeeld één vergunning waarderen op € 100, maar twee vergunningen op € 225. De som van de onderdelen is dan meer waard dan een van de onderdelen op zichzelf. Dit risico is bij de onderliggende veiling, waar het gaat om een beperkt aantal vergunningen met een onzekere maar naar verwachting lage waarde, verwaarloosbaar, of anders goed te beheersen voor de deelnemers. Voor zover er toch sprake van een aggregatierisico is wordt dat niet van dien aard geacht dat het een complexer veilingmodel noodzakelijk maakt.

De kans dat vergunningen onverdeeld blijven wordt voor deze veiling niet erg groot geacht. De beschikbare vergunningen zijn onder meer aantrekkelijk voor partijen die reeds vergunningen bezitten in laag 4, maar ook voor partijen die graag aan de slag willen met digitale radio en nog niet beschikken over een vergunning. Het reeds bestaande samenwerkingsverband is voor die partijen een aantrekkelijk gegeven omdat de exploitatie snel van start kan. Gecombineerd met het feit dat het aantal beschikbare vergunningen relatief beperkt is, en de wijze waarop de schaarste wordt vastgesteld, maakt dat de kans op onverdeelde vergunningen relatief klein wordt ingeschat.

Op grond van de bovenstaande overwegingen is een zogenaamde simultane meerrondenveiling (hierna: SMRA) het optimale veilingtype voor het verdelen van de extra vergunningen in laag 4. Belangrijk in dat oordeel is ook dat een SMRA-veiling bijzonder goed aansluit op de overig geformuleerde veilinguitgangspunten. Zo is een SMRA een veiling waarvan de veilingregels relatief eenvoudig zijn te doorgronden voor deelnemers en uit te voeren voor de veilingmeester. Voor de deelnemers is het ook vrij eenvoudig om een biedstrategie te bepalen. Het open karakter van dit type veiling en het feit dat het uit meerdere ronden bestaat, draagt bij aan het voorkomen van een winner’s curse. Daarnaast maken deze kenmerken een SMRA tot een zeer transparante veiling, die daardoor goed scoort op die betreffende doelstelling. Voorts is het voordeel van simultaan en niet sequentieel veilen, dat de mogelijkheid wordt behouden dat een nieuwkomer die geen voorkeur heeft voor één van de te veilen vergunningen, maar enkel de markt wil betreden, zijn keuze kan maken op basis van het relatieve prijsverschil tussen de vergunningen in de verschillende allotments zoals zich dat gedurende de veiling ontwikkelt.

Een SMRA bestaat uit meerdere opeenvolgende biedronden waarin de beschikbare vergunningen tegelijkertijd en als concrete gelabelde eenheden (vergunning 7A1, vergunning 7A2, etc.) worden geveild. Na afloop van elke ronde maakt de veilingmeester bekend wat het hoogste bod voor elk van de verschillende vergunningen is, en wie de winnaar zou zijn als de veiling op dat moment zou eindigen. Dat zogenaamd ‘staande bod’ blijft geldig en de bieder is daaraan gebonden, totdat het wordt overboden in een volgende ronde. De veiling eindigt na afloop van een ronde waarin op geen enkel van de beschikbare vergunningen een nieuwe biedingen is uitgebracht. De bieders die in die laatste ronde het hoogste bod op de beschikbare vergunningen hebben staan zijn de winnaars daarvan en betalen een prijs gelijk aan dat hoogste bod.

3.3 Activiteitspunten

Aan iedere vergunning voor digitale radio-omroep is, ingevolge artikel 19, eerste lid, van de regeling, in de veiling één activiteitspunt gekoppeld. Een deelnemer aan de veiling beschikt voorafgaand aan de eerste ronde van de veiling over het aantal activiteitspunten gelijk aan het aantal vergunningen voor digitale radio-omroep waarvoor hij is toegelaten tot de veiling. Dit aantal is het activiteitsniveau van de deelnemer aan het begin van de veiling.

Het activiteitsniveau van een deelnemer in een volgende ronde is gelijk aan het aantal activiteitspunten behorend bij zijn biedingen op vergunningen voor digitale radio-omroep in de voorgaande ronde, verminderd met het aantal vergunningen waarvoor hij het staande hoogste bod heeft. In geval een deelnemer over drie activiteitspunten beschikt, maar besluit in de eerste ronde maar op twee vergunningen te bieden, dan bedraagt zijn activiteitsniveau voor de volgende ronde ten hoogste twee (of zoveel minder als het aantal vergunningen waarvoor hij het staande hoogste bod heeft). Hij zal dan nimmer over zijn oorspronkelijke niveau van drie activiteitenpunten kunnen beschikken. Datzelfde geldt in geval een deelnemer in een ronde in het geheel geen activiteitspunten inzet. Deze gaan dan verloren voor de rest van de veiling. Indien deze deelnemer geen staand hoogste bod had in de voorgaande ronde betekent dit in de praktijk dat hij niet meer deelneemt aan de veiling.

Het uitgangspunt dat de omvang van het activiteitsniveau in een volgende ronde wordt bepaald door het biedgedrag in de voorgaande ronde, moet dus worden beschouwd in combinatie met een hoogste bod. In geval een deelnemer een hoogste bod heeft staan, wordt dat punt van zijn activiteitsniveau in de volgende ronde afgetrokken. Stel dat een deelnemer op drie vergunningen een bod heeft uitgebracht en op één van deze vergunningen het hoogste bod had, dan bedraagt zijn activiteitsniveau in de volgende ronde twee. Zodra zijn hoogste bod wordt overboden, wordt het punt van de vergunning(en) voor digitale radio-omroep waar hij het staande hoogste bod op had, weer toegevoegd aan zijn activiteitsniveau. Hij kan dan weer over drie activiteitspunten beschikken in de eerstvolgende ronde.

In geval alle activiteitspunten van een bieder gekoppeld zijn aan een staand hoogste bod kan deze bieder in de volgende ronde dus in het geheel geen bod uitbrengen. Zijn activiteitsniveau is voor die ronde dan nul. De bieder blijft ook na deze ronde in de veiling omdat hij drie staande hoogste biedingen heeft. Ook hier geldt dat pas als een andere bieder één of meerdere staande hoogste biedingen overbiedt, de bieder weer een nieuw bod kan uitbrengen. In essentie worden de activiteitspunten dus bevroren zo lang ze gekoppeld zijn aan een staand hoogste bod, en kan een bieder met die specifieke activiteitspunten pas weer een bod doen zodra het staande hoogste bod waarop die activiteitspunt(en) betrekking op heeft (hebben), wordt overboden.

Indien de minister een laatste ronde heeft aangekondigd, gelden er afwijkende regels. In een dergelijke aangekondigde laatste ronde kan iedere bieder ook een bod uitbrengen, als hij daarvoor kiest, op zijn staande hoogste bod. De ratio hierachter is dat indien een bieder geen bod uit zou kunnen brengen op zijn staande hoogste bod, maar hij wel een hogere marktwaarde verwacht voor die vergunning hij niet in staat is zijn bod te verdedigen, wat hem onevenredig benadeelt. Bij biedingen in een dergelijke laatste ronde is afronding op eenheden van honderd euro bovendien niet noodzakelijk. De kans dat als gevolg van twee dezelfde biedingen middels loting de winnaar moet worden vastgesteld, wordt daarmee zoveel mogelijk beperkt.

Volledigheidshalve wordt benadrukt dat deze afwijkende regels uitsluitend aan de orde zijn ingeval de minister de laatste biedronde heeft aangekondigd. Bij een laatste ronde die ontstaat bij een normale afloop van de veiling waarbij geen biedingen meer zijn gedaan, gelden deze afwijkende regels niet.

3.4 Reserveprijs

De reserveprijs is de startprijs voor de veiling van de vergunningen. Een reserveprijs dient twee doelen.3 Allereerst is het bedoeld om niet-serieuze bieders te weren die bijvoorbeeld enkel geïnteresseerd zijn om deel te nemen uit speculatie-overwegingen, of om de prijs op te drijven. Ten tweede dient een reserveprijs bij te dragen aan het sneller laten verlopen van de veiling. De reserveprijs is niet bedoeld om een realistische veilingopbrengst te bewerkstelligen of de marktwaarde te weerspiegelen. De reserveprijs moet ook niet op dat niveau worden gesteld, maar juist lager. Het is immers het veilingproces dat moet leiden tot een realistische veilingopbrengst.

In haar advies voor het optimale veilingmodel heeft ERBS ook geadviseerd over een redelijke reserveprijs. Zij stelt vast dat de waarde van vergunningen voor digitale radio nog erg onzeker is. Dit heeft te maken met verschillende factoren waaronder de nog geringe omvang van de markt en de noodzaak om samen te werken met concurrenten om de frequenties überhaupt te kunnen exploiteren en dus te kunnen uitzenden. Het terugverdienpotentieel van de vergunningen is daarmee erg onzeker. Om die redenen adviseert zij een lage reserveprijs, ‘mogelijk zelfs gelijk aan nul’. Gezien dit advies, en het gegeven dat de vergunningen in laag 4 een relatief korte looptijd hebben, is de reserveprijs op € 0,– vastgesteld.

Een reserveprijs van € 0,– dient op het eerste oog niet de doelen die ze normaal gesproken dient, namelijk het weren van niet-serieuze bieders en bijdragen aan een vlot verloop van de veiling. Om deze doelen toch te bereiken zijn verschillende maatregelen genomen. Om niet-serieuze bieders te weren wordt deelnemers gevraagd een zekerheidstelling te voldoen en vindt een toets op financiële draagkracht plaats. Om de veiling enigszins vlot te laten verlopen kan gebruik worden gemaakt van een flexibele duur van biedronden, waarbij de ronde eindigt zodra alle deelnemers een biedingen hebben ingediend. Voor de duur van de veiling geldt echter dat zorgvuldigheid erg belangrijk wordt geacht, ook in verband met de onzekerheid over de waarde van de vergunningen. Een wat langere veiling wordt dus acceptabel geacht als dat onverkochte vergunningen of een winner’s curse voorkomt.

4. Consultatie

Een ontwerp van deze regeling is van 19 april 2017 tot en met 30 mei 2017 geconsulteerd. Hieronder wordt op de ingekomen zienswijzen ingegaan, voor zover zij betrekking hebben op deze regeling.

In dit kader wordt opgemerkt dat een respondent pleit voor een andere, en volgens de respondent betere, indeling van het beschikbare digitale spectrum. Aangezien respondent ook het spectrum in laag 4 bij het voorstel voor herplanning betrekt, stelt respondent zich op het standpunt dat geen verdere stappen zouden moeten worden gezet in de verdeling van laag 4. Zou de beschikbare ruimte in laag 4 nu verdeeld worden, dan zou dit de herplanning en daarmee een doelmatiger frequentiegebruik in de weg staan, aldus de respondent. Ten aanzien van deze zienswijze wordt er op gewezen dat de voorliggende regeling slechts betrekking heeft op de procedure van aanvraag en veilen van de beschikbare restruimte in laag 4. De beslissing om deze restruimte middels een veilingprocedure te verdelen als ook de keuze van het moment van aanvang van deze procedure, is vastgelegd in het Besluit bekendmaking veiling restruimte DAB+ laag 4. Aangezien de zienswijze van deze respondent ziet op de keuze om te verdelen en het moment waarop deze verdeling plaatsvindt, heeft deze zienswijze geen betrekking op de voorliggende regeling en zal daar niet nader op worden ingegaan.

Datzelfde geldt voor de inbreng van een van de respondenten dat het verzorgingsgebied van de beschikbare allotments te groot is en dat kleinere digitale kavels beschikbaar zouden moeten komen.

Een aantal respondenten heeft opgemerkt dat de systematiek van de activiteitspunten er toe leidt dat nieuwkomers of kleine media-ondernemers worden benadeeld en een gevarieerd radiolandschap in de weg staan. Daarnaast is opgemerkt dat deze puntensystematiek geen transparante manier van verdelen met zich brengt.

Over deze zienswijze wordt opgemerkt dat het activiteitsniveau, waar een deelnemer gedurende de veiling over kan beschikken, te maken heeft met de werking van de veiling. De omvang van dit activiteitsniveau wordt bepaald door het aantal vergunningen waar zijn aanvraag betrekking op heeft. Elke vergunning staat voor 1 activiteitspunt. Als een deelnemer bijvoorbeeld vier vergunningen wenst te verwerven, is zijn activiteitsniveau aan het begin van de veiling een totaal van vier activiteitspunten4. Het activiteitsniveau is derhalve niet afhankelijk van de vraag over hoeveel vergunningen een deelnemer reeds beschikt dan wel in hoeverre de deelnemer een nieuwkomer is. Deze respondenten wordt dan ook niet gevolgd in hun opmerking dat de systematiek van activiteitspunten nadelig is voor nieuwkomers of kleine partijen of in de weg staat aan een transparante verdeling.

Zie voor een nadere toelichting ten aanzien van deze systematiek paragraaf 3.3.

Een van de respondenten stelt dat ook natuurlijke personen de gelegenheid dienen te krijgen om een kavel dan wel frequentieruimte te verkrijgen. Daarbij merkt de respondent onder meer op dat de natuurlijke persoon, zodra de vergunning verkregen is, alsnog haar rechtsvorm kan aanpassen.

Sinds 2013 wordt de regel dat de aanvrager een rechtspersoon dient te zijn in beginsel in veilingregelingen opgenomen. Op grond van artikel 9, tweede lid, onder a, van het Fb kan die eis ook gesteld worden. Deze eis draagt bij aan het selecteren van een bestendige vergunninghouder. Dit betekent dat mede door het stellen van deze eis er zorg voor wordt gedragen dat alleen die aanvragers een vergunning kunnen verkrijgen die ook daadwerkelijk in staat zullen zijn een vergunning in gebruik te nemen en te houden. Bovendien kunnen op grond van deze bepaling eisen worden gesteld voor de toelating tot de veiling. Daaruit volgt dat voorafgaande aan de (toelating tot) de veiling getoetst moet worden of aan deze eisen wordt voldaan. De mogelijkheid om een natuurlijk persoon als aanvrager tot de veiling toe te laten onder de voorwaarden dat na afloop alsnog een rechtspersoon wordt opgericht is daarmee niet in overeenstemming.

In de consultatie is specifiek gevraagd of respondenten zich kunnen vinden in het uitgangspunt dat er in de regeling wordt uitgegaan van een zekere mate van substitueerbaarheid (onderlinge vervangbaarheid) tussen de vergunningen in de verschillende allotments. Deze vraag heeft te maken met de wijze waarop de noodzaak tot veilen wordt vastgesteld, zoals in paragraaf 2.2. nader is toegelicht. Een aantal respondenten heeft deze vraag blijkbaar aldus begrepen dat er na de veiling een mogelijkheid moet zijn tot het ruilen van verkregen vergunningen. Een aantal respondenten heeft in dit kader naar voren gebracht dat het ongewenst is dat na de veiling onderling kavels kunnen worden geruild, of dat een partij een monopolie kan doen ontstaan. Dat is echter niet hetgeen in de regeling is geregeld, of waarnaar gevraagd is tijdens de consultatie. Ten overvloede wordt gewezen op artikel 3.20 van de Tw waarin het kader aangaande overdracht van vergunningen is opgenomen. Daarin is bepaald dat een vergunning op aanvraag van de houder van die vergunning kan worden overgedragen met toestemming van Onze Minister, voor zover de overdracht in overeenstemming is met de daarvoor geldende regels. Dit regime is ook hier van toepassing.

Voor zover de reactie betrekking heeft op verhuur van frequentieruimte wordt voorts nog opgemerkt dat verhuur van frequentieruimte verboden is. Uitgangspunt van de wet is dat de vergunninghouder zelf verantwoordelijk is voor het gebruik van de frequentieruimte.

5. Regeldruk

De aanvrager dient bij zijn aanvraag de nodige gegevens te overleggen. Deze gegevens dienen ertoe om te toetsen of de aanvrager voldoet aan de in de regeling gestelde eisen. Het verstrekken van deze gegevens brengt administratieve lasten voor de aanvrager met zich mee. Een algemeen geldend uitgangspunt voor regelgeving is dat de uit regelgeving voortvloeiende administratieve lasten voor het bedrijfsleven zo beperkt mogelijk moeten worden gehouden. Tegen deze achtergrond is de in deze regeling vastgelegde verdeel-procedure zodanig vormgegeven dat voor de aanvragers een minimum aan administratieve lasten resulteert, onder andere door in de bijlagen van deze regeling een modelvergunningaanvraag, een modelbankgarantie en modelverklaringen ten behoeve van de aanvrager, bank en notaris op te nemen.

Wat de zekerheidsstelling betreft wordt voorts opgemerkt dat de aanvrager deze kan voldoen in de vorm van een waarborgsom of een bankgarantie. In het geval de aanvrager voor de waarborgsom kiest, leidt dit niet tot een verzwaring van de administratieve lasten. De kosten van een bankgarantie gelden daarentegen als administratieve last. Voor zover een aanvrager dus kiest om de zekerheidstelling te voldoen in de vorm van een bankgarantie, leidt dit tot een verzwaring van de administratieve lasten. De keuze is aan de aanvrager. Hij heeft daarmee op dit punt zelf invloed op de administratieve lasten die hij maakt.

Daarnaast kan, vooral door de keuze voor een veiling, de opstelling van een bedrijfsplan achterwege blijven. Alleen indien daartoe een concrete aanleiding is, zal de aanvrager worden verzocht aanvullende gegevens of bescheiden te overleggen.

Het is slechts mogelijk een zeer globale kwantificering van de administratieve lasten te geven, aangezien dit afhankelijk is van het aantal aanvragen en van de wijze en omvang van de zekerheidstelling. Voor de kwantificering is er van uitgegaan dat 20 belangstellenden een aanvraag zullen indienen voor het verkrijgen van één of meerdere van de te veilen vergunningen. Naar verwachting bedragen de totale administratieve lasten voor de veiling van de vergunningen maximaal € 40.000.,–. Het gaat hier om eenmalige administratieve lasten.

6. Datum van inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de regeling wordt gepubliceerd. De te verdelen vergunningen voor digitale radio-omroep in laag 4 zullen worden verleend tot en met 31 augustus 2022. Deze datum waarop de vergunningen eindigen, is gelijk aan de vergunningen voor digitale radio-omroep die zijn gekoppeld aan de vergunningen voor niet-landelijke commerciële omroep die per 1 september 2017 voor vijf jaar worden verlengd. Zowel deze gekoppelde vergunningen voor digitale radio-omroep als de op grond van deze regeling te verdelen vergunningen voor digitale radio-omroep in laag 4 betreffen 1/18e deel van een multiplex. Een vergunninghouder dient met de andere vergunninghouders binnen deze multiplex samen te werken. Daartoe dienen zij gezamenlijk een samenwerkingsovereenkomst te sluiten en gezamenlijk in digitalisering te investeren. In dit kader is het niet wenselijk dat een nieuwe houder van een digitale vergunning geruime tijd na de andere vergunninghouders binnen de multiplex aansluit bij de samenwerkingsovereenkomst en start met de nodige investeringen (zwaardere uitrolverplichting). De uitkomsten van de verdeling van het extra digitale spectrum in het zogenoemde bovenregionale kavel dienen dan ook zo snel mogelijk na de verlenging van de analoge vergunningen en de verlening van de daaraan gekoppelde digitale vergunningen, die ingaan op 1 september 2017, bekend te zijn.

Op deze afwijking van het beleid ten aanzien van de vaste verandermomenten is de uitzonderingsgrond (hoge c.q. buitensporige) private of publieke voor- of nadelen van vertragingen of vervroeging van invoering van toepassing.

II. Artikelsgewijs

Artikel 2

In dit artikel wordt bepaald welke vergunningen voor verdeling door middel van een veiling beschikbaar zijn. Voor de omschrijving van deze vergunningen wordt verwezen naar het Bekendmakingsbesluit dat strekt tot de keuze van het verdeelinstrument, met inbegrip van de vaststelling van de aan de vergunningen verbonden voorschriften en beperkingen. Dit besluit wordt afzonderlijk in de Staatscourant gepubliceerd.

Artikel 3

Aanvragers kunnen blijkens het tweede lid van 3 juli 2017 tot 14 augustus 2017 voor 16:00 uur een aanvraag indienen. In vergelijking tot andere veilingen van analoog of digitaal spectrum is deze periode twee weken langer. Daarvoor is gekozen omdat een deel van deze periode is gelegen in de zomervakanties.

De aanvraag moet blijkens het zevende lid worden gedaan met gebruikmaking van het voorgeschreven model en moet vergezeld gaan van de in dit model bedoelde gegevens en bescheiden.

Zo dient in onderdeel C van het aanvraagformulier, overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid, te worden vermeld voor welk aantal van de te verdelen vergunningen voor digitale radio-omroep de aanvrager in aanmerking wenst te komen. Dit aantal is onder meer van belang voor het aantal activiteitspunten waarover de deelnemer aan het begin van de veiling kan beschikken. Aangezien elke vergunning voor digitale radio-omroep overeenkomt met een activiteitspunt, komt dit activiteitsniveau overeen met het aantal vergunningen voor digitale radio-omroep waarvoor de aanvrager in aanmerking wenst te komen. Het aantal vergunningen voor digitale radio-omroep waarvoor de aanvrager in aanmerking wenst te komen is eveneens van belang voor de omvang van de zekerstelling, bedoeld in artikel 5, en de omvang van de financiële draagkracht, bedoeld in artikel 7, waarover de aanvrager dient te beschikken.

Benadrukt wordt dat de in onderdeel C van het aanvraagformulier te vermelden voorkeuren, uitsluitend van belang zijn voor het bepalen van de noodzaak tot veilen. De aangegeven voorkeuren zijn volstrekt niet bepalend voor de mate waarin wel of niet op een vergunning kan worden geboden tijdens de veiling. Zie in dit kader ook paragraaf 2.2 van het algemeen deel van de toelichting. Om de schaarste goed te kunnen beoordelen dient het aantal opgegeven voorkeuren overeen te komen met het totaal aantal vergunningen waar de aanvraag betrekking op heeft.

De aanvraag dient ingevolge het achtste lid in het Nederlands gesteld te zijn. De gegevens en bescheiden bij de aanvraag, met uitzondering van de voorgeschreven modellen, mogen op grond van het tiende lid zijn gesteld in een van de officiële talen van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte. In dat geval dient er wel een Nederlandse vertaling van die documenten te worden bijgevoegd door de aanvrager.

De bij de aanvraag te voegen bescheiden betreffen onder meer de statuten, relevante uittreksels uit het handelsregister en een kopie van de toestemming van het Commissariaat voor de Media. Tevens dienen in de aanvraag de namen te worden vermeld van natuurlijke personen die bevoegd zijn om namens de aanvrager handelingen te verrichten tijdens de veiling, zoals het uitbrengen van een bod.

Overigens is de aanvrager op grond van het elfde lid gehouden de minister onmiddellijk te informeren over wijzigingen na indiening van de aanvraag inzake gegevens, opgenomen in de aanvraag of de bijlagen daarbij. Hiervan is bijvoorbeeld sprake in geval van een aan de aanvrager verleende of door hem aangevraagde surseance van betaling. De aanvrager moet de minister over dergelijke wijzigingen informeren, en wel per aangetekende brief, te versturen naar het in het tweede lid genoemde adres of op dat adres te bezorgen. Blijkt informatie uit de aanvraag onvolledig of onjuist te zijn, dan kan dat reden zijn de gevraagde vergunning (gedeeltelijk) te weigeren of de verleende vergunning in te trekken.

Artikel 4

Als een vergunningaanvraag niet op tijd, op het verkeerde adres of niet op de juiste wijze is ontvangen zoals beschreven in artikel 3 wordt de aanvraag afgewezen. Een dergelijk verzuim kan dus niet worden hersteld. Er geldt een fatale termijn.

Benadrukt wordt voorts dat de in deze regeling opgenomen eisen aan de aanvraag en de aanvrager, de in artikel 3.18 van de Tw opgenomen weigeringsgronden onverlet laten.

Artikel 5

Het stellen van een zekerheidsstelling of een waarborg heeft tot doel te borgen dat serieuze partijen een aanvraag indienen. Partijen die ook daadwerkelijk in staat zijn om de door hun gedane biedingen te betalen. Anderzijds moet het hanteren van een zekerheidsstelling of een waarborgsom geen onnodige drempel opwerpen voor partijen die meerdere vergunningen wil aanvragen. Om dit te bewerkstelligen is gekozen voor het gebruik van een staffel. Er is gekozen om boven een bepaald aantal aangevraagde vergunningen met een bedrag ineens te werken. De kosten voor de aanvragen nemen dan niet evenredig toe, terwijl de zekerheidstelling wel een hoger bedrag omvat naarmate zij (een bepaald aantal) meer vergunningen aanvragen. Op deze wijze wordt er recht gedaan aan enerzijds het uitgangspunt dat alleen serieuze aanvragers worden toegelaten tot de veiling, en anderzijds aan het uitgangspunt dat er ook (of met name) kleinere partijen deelnemen aan de veiling. De kosten voor een zekerheidsstelling lopen dan niet zodanig op dat kleinere partijen met interesse voor meerdere vergunningen onevenredig belemmerd worden.

In geval de aanvraag betrekking heeft op maximaal negen vergunningen, bedraagt de zekerheidsstelling € 10.000 per vergunning. De zekerheidsstelling bedraagt dan dus minimaal € 10.000 (in geval de aanvraag betrekking heeft op 1 vergunning) en maximaal € 90.000 (in geval de aanvraag betrekking heeft op 9 vergunningen). In geval de aanvraag betrekking heeft op meer dan 9 vergunningen, is niet langer sprake van een zekerheidsstelling per vergunning. Voor de aantallen 10 tot en met 15, 16 tot en met 20, 21 tot en met 25 en 26 tot en met 31 vergunningen is telkens een vast bedrag voor de zekerheidsstelling vastgesteld.

De zekerheidstelling dient uiterlijk aan het einde van de aanvraagtermijn ontvangen te zijn. Als de waarborgsom of bankgarantie, eventueel na herstel, niet of niet tijdig ontvangen is, kan de aanvraag ingevolge artikel 6, vijfde lid, buiten behandeling worden gesteld.

Artikel 6

Indien de aanvraag tijdig, op het goede adres en op de juiste wijze is ontvangen, wordt normaal gesproken eerst bezien of de aanvraag aan de overige formele eisen voldoet. Het betreft de vereisten inzake het vermelden van het aantal vergunningen waar de aanvraag betrekking op heeft (artikel 3, vierde lid), het vermelden van het allotment of de allotments waar de voorkeur van de aanvrager naar uit gaat (artikel 3, vijfde lid), de gemachtigde personen (artikel 3, zesde lid) het gebruik van het model voor de aanvraag en de bijvoeging van gegevens en bescheiden (artikel 3, zevende lid), het gebruik van de Nederlandse taal (artikel 3, achtste lid), het – waar nodig – verschaffen van een Nederlandse vertaling (artikel 3, tiende lid) en inzake de zekerheidstelling (artikel 5). Voor wat betreft het zevende lid wordt nog opgemerkt dat bijlage I naar de bijlagen III en IV verwijst. Indien bij een aanvraag bijvoorbeeld bijlage III niet is bijgevoegd, dan geldt daarvoor ook verzuimherstel. Indien aan één of meer van deze eisen niet is voldaan, wordt de aanvrager op grond van artikel 6 in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen binnen een periode van tien werkdagen.

Indien de gegevens en bescheiden die ten behoeve van het verzuimherstel nodig zijn, niet binnen die termijn op het adres, genoemd in artikel 3, tweede lid, en op de wijze vermeld in artikel 6, derde lid, zijn ontvangen, kan de aanvraag met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling worden gesteld. Voor de wijze waarop van deze bevoegdheid gebruik zal worden gemaakt, is het volgende van belang. Bij een verdeling staan grote commerciële belangen op het spel. Voor toekomstige vergunninghouders en hun investeerders is het van belang dat zij een reële inschatting kunnen maken van de (juridische en commerciële) consequenties van de besluiten van de minister. Wanneer een aanvrager onverhoopt onterecht is toegelaten tot een veiling of onterecht is uitgesloten van een veiling kan dat grote gevolgen hebben. Daarom is het beleid er op gericht om aanvragers één kans te geven tot verzuimherstel. Indien een aanvrager daarna niet (geheel) aan de gestelde eisen voldoet, zal zijn aanvraag in beginsel niet in behandeling worden genomen.

Indien, eventueel na herstel, de aanvraag voldoet aan alle daaraan gestelde eisen, wordt getoetst of de aanvrager voldoet aan de in artikel 9 gestelde eisen ten aanzien van rechtsvorm en financiële positie van de aanvrager. Als de aanvrager bijvoorbeeld een natuurlijk persoon of failliet is, wordt de aanvraag geweigerd. Hiervoor wordt geen verzuimherstel geboden.

Artikel 7

Een multiplex voor digitale etherradio (DAB+) dient door maximaal 18 vergunninghouders gezamenlijk geëxploiteerd te worden. Dit betekent dat de kosten door meerdere vergunninghouders gezamenlijk gedragen worden. Voor een succesvolle digitalisering is het van groot belang dat er enige zekerheid is dat de vergunninghouders financieel in staat zijn om de vereiste investeringen in het DAB+-netwerk te plegen. Uit een evaluatie van het verlengings- en digitaliseringsbeleid en een beoordeling van door commerciële radio-omroepen ingediende digitaliseringsplannen, opgesteld door de Kwink-groep, volgt dat verschillende partijen meer hadden willen investeren, maar hierin zijn geremd door andere partijen die niet (verder) wilden of konden investeren in digitalisering van de etherradio. Met name in allotment 8A heeft dit gespeeld. Om die reden is enige zekerheid gewenst dat de toekomstige vergunninghouders van de bovenregionale kavel daadwerkelijk kunnen investeren in digitale radio, zodat zoveel mogelijk kan worden voorkomen dat onvoldoende draagkrachtige partijen de digitalisering remmen. Daartoe wordt als minimumeis gehanteerd dat de aanvrager – naast de waarborgsom of bankgarantie, bedoeld in artikel 5, die primair bedoeld is voor de betaling van de veilingprijs – beschikt over een startkapitaal om de eerste aanloopkosten voor digitale radio te kunnen dragen. Bij de bepaling van de hoogte van dit bedrag is een balans gevonden om enerzijds serieuze partijen niet te belemmeren en anderzijds te voorkomen dat niet-serieuze partijen de digitalisering remmen door deelname aan de veiling, zonder de beschikking te hebben over de vereiste middelen om te investeren in digitalisering. Het kunnen beschikken over een bedrag van € 15.000,– per vergunning voor digitale radio-omroep wordt hiervoor passend geacht. Dat bedrag komt ongeveer overeen met de kosten voor het exploiteren van 1/18e deel van de capaciteit van een multiplex in laag 4 (de bovenregionale kavel) gedurende het eerste deel van de vergunningsperiode (circa maximaal anderhalf jaar van de looptijd). De kosten voor bijvoorbeeld de programmering komen daar nog bovenop. Door niet alle kosten mee te nemen en alleen naar de aanloopperiode te kijken, worden serieuze aanvragers niet belemmerd. Omdat slechts naar een deel van de kosten wordt gekeken en het doel alleen is om serieuze aanbieders te scheiden van niet-serieuze aanbieders, is er niet voor gekozen om het bedrag te differentiëren bij grotere en kleinere allotments van de bovenregionale kavel. Voor alle allotments geldt dat als een aanvrager niet beschikt over ten minste € 15.000,– beschikbare financiële middelen, er een reëel risico is dat hij geen bestendige vergunninghouder is of wordt.

Het genoemde bedrag van € 15.000,– is het startkapitaal waar een aanvrager per te verwerven vergunning voor digitale radio-omroep over dient te beschikken. Dit betekent dat, in geval de aanvrager over twee vergunningen voor digitale radio-omroep wenst te beschikken, de aanvrager moet onderbouwen dat hij beschikt over een startkapitaal van € 30.000,–. Deze onderbouwing kan middels een bankverklaring overeenkomstig het in bijlage III opgenomen model of middels een kopie van een bankafschrift van de rekening van aanvrager. Het bankafschrift geeft het beschikbare positieve saldo van een zo recent mogelijke datum weer. Deze datum mag niet verder liggen dan vier weken voor het indienen van de aanvraag. Uiteraard moet het een bankrekening betreffen waar de aanvrager over kan beschikken. Dat betekent dat de bankrekening op naam staat van de aanvrager en niet op naam van bijvoorbeeld de directeur of een dochter- of moedermaatschappij.

Artikelen 8 tot en met 10

Deze artikelen bevatten enkele materiële vereisten ten aanzien van de aanvrager en de aanvraag, gebaseerd op artikel 9 van het Frequentiebesluit 2013. Het betreft de toestemming van het Commissariaat voor de Media (artikel 8) en de voor de uitgifte van frequentievergunningen gebruikelijke vereisten ten aanzien van rechtspersoonlijkheid en financiële positie (artikel 9).

Verder bevat artikel 10 een vereiste ter waarborging van een goed verloop van de verdeling vanuit de optiek van mededinging. Indien marktpartijen in de aanvraagfase afspraken maken over hun deelname of biedgedrag of anderszins samenspannen (collusie), heeft dat nadelige gevolgen voor derden en verhindert het de totstandkoming van een realistische veilingopbrengst waardoor de meest efficiënte verdeling niet tot stand komt. Dergelijke mededingingsbeperkende gedragingen zijn in zijn algemeenheid verboden op grond van het in artikel 6 van de Mededingingswet neergelegde kartelverbod. In aanvulling hierop is in artikel 10 van deze regeling bepaald dat de aanvrager moet verklaren dat hij noch andere leden van zijn groep door afspraken of gedragingen afbreuk hebben gedaan of zullen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure en dat een aanvraag kan worden afgewezen, indien aannemelijk is dat toch van dergelijke afspraken of gedragingen sprake is geweest. Het vereiste inzake de verklaring zorgt er voor dat de aanvrager zich bewust is van het belang van eerlijke mededinging en van de (mogelijke) gevolgen van mededingingsbeperkende gedragingen. Een aanvraag van een deelnemer die zich schuldig maakt aan collusie kan worden afgewezen. Het betreft hier een discretionaire bevoegdheid, waarvan bij een ernstige overtreding in beginsel gebruik zal worden gemaakt.

In het geval naderhand blijkt dat dergelijke gedragingen wel hebben plaatsgevonden, kan de aanvraag worden afgewezen of kan de vergunning, indien deze reeds is verleend, worden ingetrokken (artikel 3.19, tweede lid, van de Tw). Dat de verklaring dan ten onrechte is ondertekend, kan overigens een rol spelen in een eventuele civiele procedure van de Staat of een derde om schade te verhalen op de overtreder.

Artikel 11

Nadat de aanvragers zijn getoetst aan de in §3 van de regeling gestelde eisen, wordt op basis van de door deze aanvragers ingediende aanvragen vastgesteld of sprake is van schaarste. Zie hetgeen reeds in paragraaf 2.2 is toegelicht.

Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat ook de aanvragen die op grond van artikel 3.18 van de Tw afgewezen worden, niet bij de vaststelling van de noodzaak tot veilen worden betrokken.

Artikel 12

Indien de te verdelen vergunningen voor digitale radio-omroep op grond van artikel 11 als schaars zijn beoordeeld, vindt een veiling van die vergunningen plaats. Aan de betrokken aanvragers wordt op grond van artikel 12, tweede lid, bekendgemaakt hoeveel deelnemers aan de veiling er in totaal zijn. De identiteit van de andere veilingdeelnemers wordt door de veilingmeester niet bekendgemaakt.

In dezelfde mededeling wordt ook vermeld over welk aantal activiteitspunten de deelnemer aan het begin van de veiling beschikt. Zoals in paragraaf 3.3. is vermeld is aan iedere vergunning voor digitale radio-omroep in de veiling één activiteitspunt gekoppeld. Een deelnemer aan de veiling beschikt dus in beginsel5 voorafgaande aan de eerste ronde van de veiling over het aantal activiteitspunten gelijk aan het aantal vergunningen voor digitale radio-omroep waarvoor hij is toegelaten tot de veiling.

Artikelen 13 en 14

De veiling vindt plaats via internet, met een elektronisch veilingsysteem waarvoor de deelnemers uiterlijk twee weken van tevoren het internetadres, inlogcode en wachtwoord ontvangen. Iedere deelnemer die beschikt over een computer met internetverbinding kan (technisch gezien) deelnemen aan de veiling. Ook de datum, tijdstip en duur van de eerste biedronde, informatie over de benodigde programmatuur, alsmede het telefoonnummer en het e-mailadres waarop het ministerie bereikbaar is, wordt uiterlijk twee weken voor aanvang meegedeeld. Het telefoonnummer is bedoeld om het ministerie te kunnen bereiken voor een ander doel dan het uitbrengen van een bod. Hierbij valt te denken aan de wens van een deelnemer om de biedronden langer te laten duren of het melden van technische storingen.

Artikel 15

Voor het ordelijk verloop van de veiling is het van het grootste belang dat de prijsvorming niet wordt verstoord door deelnemers die tijdens de veiling met elkaar overleg voeren (collusie) of elkaar anderszins beïnvloeden. Het eerste lid van dit artikel verbiedt deelnemers, waaronder degenen die hen ten behoeve van de veiling bijstaan, afspraken te maken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen te verrichten die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure. Afspraken maken over het al dan niet doen van biedingen of de biedingsstrategie delen, is dus uit den boze. Indien een deelnemer handelt in strijd met artikel 15, eerste lid, kan op grond van het derde lid besloten worden de betreffende deelnemer uit te sluiten van (verdere) deelname. Op grond van het tweede lid kan de veiling in zo’n situatie worden stopgezet of opgeschort. Tevens kan besloten worden dat de betrokken deelnemer uitgesloten wordt van verdere deelname aan de veiling en dat zijn bod uit een biedronde of zijn biedingen uit meerdere biedronden ongeldig worden verklaard.

Uit het vierde lid volgt dat de minister tevens kan besluiten dat de uitkomst van een of meer biedronden ongeldig wordt verklaard en dat die biedronde of biedronden opnieuw moeten worden gehouden. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn omdat de ontwikkeling van de prijs anders zou zijn geweest indien de deelnemer, die heeft gehandeld in strijd met het eerste lid van artikel 15, niet zou hebben deelgenomen aan de betreffende biedronden.

Artikel 16

Het is telkens aan de veilingmeester om te bepalen wanneer een biedronde plaatsvindt en wat de duur van deze biedronde is. De veilingmeester kan de duur van een biedronde aanpassen naarmate dit voor een efficiënte veiling wenselijk is. De duur van een biedronde kan de ene keer bijvoorbeeld 15 minuten duren en de volgende keer 30 minuten. Het in het tweede lid bepaalde uitgangspunt is dat een biedronde eindigt zodra de door de veilingmeester vastgestelde duur is verstreken, of zoveel eerder als alle deelnemers, die daartoe nog gerechtigd zijn, een bod hebben uitgebracht. De vast te stellen duur van de biedronde is in zoverre een maximale duur.

Daarnaast biedt het derde lid de mogelijkheid om, in afwijking van dit uitgangspunt van een maximale duur, te bepalen dat de vastgestelde duur volledig dient te verstrijken. Ook als vóór het verstrijken van die vastgestelde duur alle biedingen zijn ingediend. De veilingmeester kan voor het hanteren van deze vaste duur bijvoorbeeld kiezen in geval dit bijdraagt aan het ordentelijk verloop van de veiling of indien alle deelnemers daar om verzoeken of mee instemmen.

De veilingmeester zal de maximale duur of de vaste duur van de biedronde zo kiezen dat deelnemers voldoende tijd krijgen om hun biedingen in te dienen. Na het eindigen van een biedronde kan geen bod meer worden uitgebracht, tenzij de deelnemer nog beschikt over een verlengingsrecht. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 17.

Artikel 17

Indien een deelnemer een biedronde laat verstrijken zonder dat hij een bod uitbrengt, wordt die biedronde voor die deelnemer eenmalig van rechtswege verlengd met een termijn van 30 minuten. Er vindt in ten hoogste twee biedronden verlenging plaats voor een deelnemer; elke deelnemer beschikt dus over twee verlengingsrechten. De biedronden waarvoor op grond van artikel 15, vierde lid, of artikel 18, derde lid is besloten dat deze ongeldig worden verklaard en/of opnieuw moeten worden gehouden, worden niet meegerekend. Dergelijke besluiten kunnen dus geen afbreuk doen aan de verlengingsrechten van een deelnemer. Als bijvoorbeeld voor een deelnemer in een biedronde voor de tweede keer is verlengd en er wordt besloten dat de biedronde vanwege een technische storing opnieuw wordt gehouden, dan kan de biedronde voor de betreffende deelnemer nogmaals verlengd worden.

Uit het derde lid van artikel 18 volgt dat – in geval van bijzondere omstandigheden of technische problemen – niet besloten wordt om de uitgebrachte biedingen te laten vervallen, in geval alle actieve deelnemers ondanks de bijzondere omstandigheden of technische problemen wel in staat zijn gebleken om een bod uit te brengen. In deze situatie kan het zijn dat de technische problemen vlak voor het verstrijken van de reguliere tijd van de biedronde zijn ontstaan, maar in de verlengingstijd weer hersteld zijn, waardoor een deelnemer gedwongen is om gebruik te maken van zijn verlengingsrecht om niet het risico te lopen dat zijn activiteitsniveau in de volgend ronde nul bedraagt en hij dus uitgesloten is van verdere deelname. In dat geval kan de minister op grond van het derde lid van dit artikel, afhankelijk van de omstandigheden, besluiten dat het gebruikte verlengingsrecht weer terug gegeven wordt.

De termijn van een verlenging duurt maximaal 30 minuten, maar kan eerder eindigen als alle deelnemers die gebruik maken van verlengingsrechten hun bod eerder hebben uitgebracht. Dit is vergelijkbaar met het in artikel 16 opgenomen uitgangspunt van de maximale duur.

De verlengingsperiode geldt alleen voor deelnemers die geen bod hebben uitgebracht in de normale rondetijd en over één of meer verlengingsrechten beschikken. Deelnemers die al een bod hebben uitgebracht, kunnen geen verdere actie ondernemen tijdens de verlengingsperiode. Deelnemers wordt meegedeeld dat de ronde verlengd is en dat ze moeten wachten op de aankondiging dat de verlengingsperiode voorbij is. Deelnemers die geen bod hebben uitgebracht tijdens de biedronde en geen verlengingsrechten meer hebben, kunnen geen bod uitbrengen tijdens de verlenging.

Artikel 18

In geval de veiling tijdelijk geen doorgang kan vinden omdat zich bijzondere omstandigheden voordoen buiten de beïnvloedingssfeer van het ministerie of de deelnemers, of als er technische problemen optreden, kan de veiling worden opgeschort. Mochten bij een deelnemer technische problemen optreden, dan kan verlangd worden dat de betreffende deelnemer zijn biedingen uitbrengt op een door het ministerie ter beschikking gestelde computer en locatie. Op die manier kan vertraging van de veiling worden voorkomen. De deelnemers kunnen de kans op technische problemen verkleinen door bijvoorbeeld meerdere computers met internetverbindingen beschikbaar te hebben.

In geval besloten wordt tot opschorting, kan besloten worden dat alle biedingen in de biedronde of biedrondes waarin of waarna bijzondere omstandigheden hebben plaatsgevonden opnieuw moeten worden gehouden.

Artikel 19

Aan elke vergunning voor digitale radio-omroep wordt één activiteitspunt toegekend. Het activiteitsniveau waarover een deelnemer gedurende de veiling beschikt, wordt op grond van dit artikel bepaald. Het werken met activiteitspunten is in paragraaf 3.3 van het algemeen deel van deze toelichting nader uitgelegd.

Het activiteitsniveau bepaalt in welke mate de deelnemer een bieding kan doen in de veiling. Uit het vierde lid, onderdeel a, volgt dat een bod het beschikbare activiteitsniveau niet mag overschrijden. Beschikt een deelnemer over een activiteitsniveau van 3 punten, dan kan hij op maximaal drie vergunningen een bod uitbrengen. In geval de deelnemer er voor kiest om op maar twee vergunningen een bod uit te brengen, dan zal zijn activiteitsniveau in de volgende ronde slechts twee punten bedragen. Deze lijn doortrekkend, zal het activiteitsniveau van een deelnemer die in een biedronde geen bod heeft uitgebracht dus nul punten bedragen. In geval deze deelnemer geen hoogste bod heeft staan, betekent dit dat de deelnemer in de veiling geen bod meer kan uitbrengen en dat zijn aanvraag zal worden afgewezen.

Onderdeel b van het vierde lid bepaalt dat een deelnemer z’n eigen hoogste bod in een volgende ronde niet mag overbieden. Dit is slechts anders in de door de minister aangekondigde laatste biedronde. Zie in dit kader ook paragraaf 3.3 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 20

De prijs van de eerste ronde bedraagt € 0,–, zodat op basis van de voorafgaand aan de veiling geconstateerde schaarste bij de eerste ronde in ieder geval voor iedere vergunning voor digitale radio-omroep een staande hoogste bieder geselecteerd zal worden. Mocht in de eerste biedronde op een vergunning voor digitale radio-omroep niet geboden worden, dan blijft de prijs van deze vergunning op € 0,– staan, totdat er een staande hoogste bieder is. Dit geeft de zekerheid dat in ieder geval alle vergunningen voor digitale radio-omroep verdeeld kunnen worden. In de daarop volgende rondes zal steeds voor die vergunningen waar een nieuwe staande hoogste bieder is de prijs verhoogd worden met een minimaal bedrag of increment. Een bieder heeft de mogelijkheid dit minimale bedrag te overbieden, om bijvoorbeeld de veiling sneller te laten verlopen. De minimale bedragen of incrementen en biedingen van de deelnemers moeten worden ingediend in eenheden van honderd euro. Dit om te voorkomen dat middels biedingen door bieders signalen afgegeven worden aan ander bieders, zoals bijvoorbeeld de identiteit van de bieder. De bieder die staande hoogste bieder is na een ronde is onherroepelijk gebonden aan dit bod, zolang deze in volgende rondes niet overboden wordt door een andere bieder.

Artikel 21

Na iedere ronde wordt de staande hoogste bieder per vergunning voor digitale radio-omroep bepaald. Indien een staande hoogste bieder in een ronde niet overboden wordt, blijft deze de staande hoogste bieder. Indien deze door een bieder overboden wordt, wordt deze laatste bieder de staande hoogste bieder. Indien er twee of meer bieders zijn met ongelijke biedbedragen, dan wordt de bieder met het hoogste bod de staande hoogste bieder. Indien er twee of meer bieders zijn met een gelijk hoogste bod, dan zal met behulp van de veilingsoftware worden geloot en wordt één van de bieders aangewezen als staande hoogste bieder.

Artikel 22

Na het einde van iedere biedronde – met uitzondering van de laatste biedronde, bedoeld in artikel 23 – krijgt elke deelnemer de in het eerste en tweede lid genoemde informatie. Hierbij wordt de identiteit van de overige deelnemers niet bekend gemaakt.

Artikel 23

De biedronden gaan door tot de biedronde waarin geen bod meer wordt uitgebracht. Het hoogste bod in de ronde voorafgaand aan deze laatste biedronde is het winnende bod. De deelnemer die het winnende bod heeft uitgebracht verkrijgt de vergunning voor de prijs van dit hoogste bod.

Het tweede lid bevat de bevoegdheid voor de minister om de laatste biedronde aan te kondigen. Deze bevoegdheid zal zeer terughoudend worden toegepast. Bij voorkeur vindt immers geen geforceerd einde van een veiling plaats. De bevoegdheid moet worden gezien als ultieme maatregel in geval de veiling dusdanig traag verloopt dat de duur van de veiling niet meer redelijk of efficiënt kan worden geacht. Om te verzekeren dat de deelnemers zich zo goed mogelijk voorbereiden op die laatste biedronde, dient een laatste biedronde ten minste tien biedronden van te voren worden aangekondigd.

Artikel 24

De vergunning voor digitale radio-omroep wordt telkens verleend aan de deelnemer die in de veiling voor de betrokken vergunning voor digitale radio-omroep het winnende bod heeft uitgebracht. De overige aanvragen voor deze vergunning voor digitale radio-omroep worden afgewezen.

Indien de deelnemer aan wie een vergunning wordt verleend ter voldoening van het bedrag ter zekerheidstelling een waarborgsom heeft gestort, wordt dit bedrag – al dan niet gedeeltelijk – voor de betaling van het door hem geboden bedrag aangewend. Indien de deelnemer een lager bedrag schuldig is dan de waarborgsom, krijgt die deelnemer het restant teruggestort. Uiteraard zal, indien de deelnemer een hoger bedrag heeft geboden dan het bedrag van zijn waarborgsom, die deelnemer het restant ook moeten betalen binnen twee weken na inwerkingtreding van de te verlenen vergunning en overmaken op de in artikel 5, derde lid, onder a, vermelde bankrekening. Indien de betreffende deelnemer een bankgarantie heeft overgelegd, dient hij eveneens binnen twee weken het door hem geboden bedrag te betalen. Indien de deelnemer niet (tijdig) betaalt, wordt de door hem overgelegde bankgarantie voor betaling aangewend. Het eventuele restant van het verschuldigde bedrag moet dan alsnog door de deelnemer worden betaald. Dit laatste volgt uit de regel dat het verschuldigde bedrag gelijk is aan het winnende bod en dat de winnaar dit verschuldigde bedrag volledig dient te betalen (artikel 24, vierde en vijfde lid).

De rente over het gestorte bedrag komt toe aan de deelnemer tot aan het moment dat de minister aan alle deelnemers heeft meegedeeld aan wie de vergunning wordt verleend. Vanaf dat moment is de rente die betrekking heeft op dat deel van de waarborgsom dat de minister op basis van de toekenning van de vergunning toekomt, voor de minister.

Overigens staat het bedrag dat door de deelnemer moet worden betaald op grond van de veilingregeling los van bijkomende zogenoemde verlenings- en toezichtskosten op grond van artikel 16.1 van de Tw.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Een ontwerp van dit bekendmakingsbesluit is tegelijkertijd met het ontwerp van deze regeling ten behoeve van consultatie ter inzage gelegd.

X Noot
2

Dit ingevolge een wijziging van het Nationaal Frequentieplan 2014. Stcrt. 2016, 45142

X Noot
3

Kamerstukken II, vergaderjaar 2007–2008, 31 412, nr. 3, p. 22.

X Noot
4

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat het aantal activiteitspunten alleen overeenkomt met het aantal vergunningen dat in de aanvraag is aangevraagd, voor zover de aanvraag voldoet aan alle eisen en ook ten behoeve van die vier vergunningen voldoende zekerheid is gesteld en voldoende financiële draagkracht is aangetoond.

X Noot
5

Zie ook voetnoot 4

Naar boven