Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 13 april 2017, nr. WJZ/17015021, tot wijziging van de Regeling diervoeders 2012 voor het maximeren van het fosforgehalte in mengvoeder voor runderen

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 10.1, eerste lid, van de Wet dieren en artikel 3.8, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit diervoeders 2012;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling diervoeders 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden, onder vervanging van de punt door een puntkomma, drie begripsomschrijvingen toegevoegd, luidende:

houder:

houder als bedoeld in artikel 1 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van runderen;

rund:

vrouwelijk rund van 0 tot 1 jaar, vrouwelijk rund van 1 jaar of ouder dat niet heeft gekalfd of rund dat ten minste eenmaal heeft gekalfd, waarbij onder rund wordt verstaan een dier als bedoeld in artikel 1, onderdeel n, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, met uitzondering van runderen die behoren tot de soorten Bison bison en Bubalus bubalus, en dat is geregistreerd in het I&R-systeem;

I&R-systeem:

I&R-systeem rund als bedoeld in artikel 14, onderdeel a, van de Regeling identificatie en registratie van dieren.

2. het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Deze regeling berust op de artikelen 6.2, eerste lid, 6.4, 7.1, 9.1 en 10.1 van de Wet dieren, de artikelen 2.1, 2.3, 2.4 en 3.8, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit diervoeders 2012 en artikel 8.5 van het Besluit diergeneesmiddelen.

B

Na artikel 57 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 57a

  • 1. Het verbod van artikel 2.17, eerste lid, van de Wet dieren is van overeenkomstige toepassing op de houder die producent is van koemelk bestemd voor consumptie of verwerking, voor het ontvangen van mengvoeder voor runderen dat gemiddeld tussen 15 mei 2017 en 1 januari 2018 meer dan 4,3 gram bruto fosfor per kilogram mengvoeder bevat en waarvan de verhouding tussen het fosfor en ruw eiwit hoger dan 2,2 is.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien gemiddeld over het jaar 2017 in het totale rantsoen aantoonbaar minder dan 3,5 gram bruto fosfor per kilogram droge stof aan runderen is vervoederd.

  • 3. Aantonen dat in 2017 minder dan 3,5 gram bruto fosfor per kilogram droge stof aan runderen is vervoederd, is uitsluitend mogelijk indien:

    • a. de houder zich voor 1 september 2017 bij de minister meldt;

    • b. de houder de minister machtigt voor inzage en gebruik van gegevens van de houder over het jaar 2017, die zijn opgenomen in de database Kringloopwijzer;

    • c. de database Kringloopwijzer kuilanalyses van de houder bevat van het bruto fosforgehalte van het ruwvoer dat in 2017 op het bedrijf aanwezig was, die via geautomatiseerde datakoppelingen door een laboratorium zijn ingelezen;

    • d. de gegevens in de database Kringloopwijzer over de hoeveelheden en het bruto fosforgehalte van voeders voor runderen, enkelvoudige voeders, vochtrijke voeders en ruwvoeders, geautomatiseerd worden aangeleverd via datakoppelingen met leveranciers. Indien datakoppelingen niet aanwezig zijn dient een jaaroverzicht van het betreffende geleverde voedermiddel te kunnen worden overlegd om de in de database Kringloopwijzer opgenomen waarden te kunnen onderbouwen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 mei 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 april 2017

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

TOELICHTING

1. Doel en aanleiding

De Europese Commissie heeft aan Nederland voor de periode van het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn (2014–2017) een zogenoemde derogatiebeschikking afgegeven die het voor landbouwers mogelijk maakt om, onder voorwaarden, meer dierlijke mest toe te dienen dan de norm van 170 kilogram stikstof per hectare uit de Nitraatrichtlijn.1 Aan deze derogatie is de voorwaarde verbonden dat de mestproductie in Nederland – in termen van stikstof en fosfaat – het niveau van 2002 niet mag overstijgen, het zogenaamde mestproductieplafond.

Een wettelijk instrumentarium ter beheersing van de mestproductie door melkvee is noodzakelijk gebleken nadat, mede naar aanleiding van het vervallen van de Europese melkquotering per 1 april 2015, de mestproductie in de melkveehouderij fors is toegenomen. Deze toename heeft er in geresulteerd dat Nederland, op basis van cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, in 2015 het mestproductieplafond heeft overschreden. Om te borgen dat de Nederlandse veehouderij op een zo kort mogelijke termijn, alsmede voor de toekomst, onder het productieplafond produceert, zijn productiebegrenzende maatregelen voor de melkveehouderij noodzakelijk. Fosfaatrechten dienen aan deze opgave invulling te geven, maar de introductie daarvan is vooralsnog gestuit op staatssteunbezwaren (Kamerstukken 34 532). Nederland dient in 2017 via andere instrumenten te borgen dat de fosfaatproductie binnen de uit hoofde van de Nitraatrichtlijn gestelde milieurandvoorwaarden blijft, voordat de Europese Commissie kan instemmen met de introductie van fosfaatrechten.

Op 18 november 2016 is in een brief aan de Tweede Kamer uiteengezet met welke instrumenten de fosfaatproductie door de melkveehouderij moet worden gereduceerd. Eén van de maatregelen betreft het zogenoemde voerspoor. In dit kader wordt gewerkt aan het verlagen van het fosforgehalte van het mengvoer. Nevedi, LTO, VLB en NZO hebben afgesproken de bestaande overeenkomst ‘verbeteren mineralenefficiency op melkveebedrijven via kringloopwijzer’ aan te scherpen en te verlengen. De afspraken hebben tot doel dat mengvoeder voor runderen dat in Nederland aan ondernemers wordt geleverd, gemiddeld over alle voerleveranciers samen niet meer dan 4,3 gram fosfor per kilogram mengvoer bevat. Individuele mengvoerleveranciers leveren hun bijdrage door gemiddeld deze maximum hoeveelheid aan te houden of door gemiddeld de fosfor-ruw eiwitverhouding niet hoger te laten zijn dan 2,2. Als gevolg van deze afspraak wordt een reductie van de productie van fosfaat met 1,7 miljoen kilogram voorzien.

Ter borging van het voerspoor wordt ook publiekrechtelijk het maximale fosforgehalte en de fosfor-ruw eiwitverhouding in mengvoeder voor runderen vastgelegd. Deze regeling bepaalt wat het gemiddelde fosforgehalte per kilogram mengvoer mag zijn dat tussen 15 mei 2017 en 31 december 2017 op een bedrijf met melkvee ontvangen mag worden of wat de maximale verhouding tussen fosfor en het bruto eiwit mag zijn. Concreet betekent dit dat het verbod van artikel 2.17, eerste lid, van de Wet dieren van toepassing is op mengvoeders die beide waarden overschrijden. Als het mengvoer minder dan 4,3 gram fosfor per kilogram mengvoer bevat of indien de fosfor/ruw eiwitverhouding niet hoger is dan 2,2 dan is het verbod niet van toepassing.

Het verbod richt zich nadrukkelijk op bedrijven die melk leveren. De hoogte van de eisen is afgestemd op bedrijven waarop zich melkgevend vee bevindt. Bedrijven met alleen jongvee bestemd voor melkvee kunnen met lagere waardes in het rantsoen toe. Omdat de eisen voor deze bedrijven niet sturend zijn is afgezien van het onder deze regeling brengen van deze bedrijven, ondanks het feit dat deze bedrijven ook melkvee hebben. Dit is gedaan om onnodige administratieve lasten en uitvoeringslasten te voorkomen. Voor het begrippenkader wordt aangesloten bij een aantal begrippen die reeds in het kader van de Regeling fosfaatreductieplan 2017 worden gebruikt. Het gaat daarbij om het begrip ‘houder’, ‘rund’ en ‘I&R-systeem’.

Als gevolg van de door de sectorpartijen gemaakte afspraak is de verwachting dat bedrijven met melkvee in 2017 worden gestimuleerd mengvoer aan te schaffen waarmee de fosfaatproductie binnen de bandbreedtes blijft die ook door de onderhavige regeling wordt verzekerd. Vanaf 15 mei 2017 zijn bedrijven dit op basis van deze regeling verplicht. Deze regeling zal echter niet in werking treden indien voor 15 mei 2017 uit monitoring, zoals vastgelegd in het monitoringsplan dat deel uitmaakt van het fosfaatreductieplan 2017, blijkt dat de gemaakte afspraken worden nagekomen. In dat geval zal deze regeling worden ingetrokken.

2. Sturing op het bruto fosforgehalte of de fosfor / ruw eiwit verhouding in mengvoeder

Fosfor is een waardevol mineraal dat cruciaal is voor de landbouw en het leven in het algemeen. In het belang van het milieu, met name voor de waterkwaliteit, is het echter noodzakelijk het gebruik van fosfor en de productie van fosfaat door bedrijven met melkvee te beperken. Daarbij is fosfor dus geen mineraal dat in het algemeen een schadelijke stof is, het dient in Nederland echter in het belang van het milieu wel zo efficiënt mogelijk te worden benut. De voorschriften die in deze regeling zijn neergelegd dragen daar aan bij.

Het grootste deel van het rantsoen voor melkvee bestaat uit ruwvoeder, waarbij mais en gras de belangrijkste componenten zijn. Het gemiddelde rantsoen bij de gemiddelde melkveehouder bevat ongeveer 20% mengvoeder. Overige enkelvoudige en vochtrijke voedermiddelen maken gemiddeld 5 tot 10 procent van het rantsoen uit. Onderhavige regeling ziet alleen op mengvoeder en houdt rekening met de behoefte van dieren aan fosforhoudend diervoeder. De behoefte aan fosforhoudend diervoeder voor de verschillende categorieën melkvee in gram per kilogram droge stof is als volgt:2

Melkveecategorie

Behoeftenorm (g/kg ds)

Jongvee ca. 4 maanden

3,4

Jongvee ca. 9 maanden

2,3

Jongvee ca. 16 maanden

1,8

Melkvee droogstaand

2,0

Melkvee productie 20 kg/ dag

2,5

Melkvee met productie 50 kg/dag

3,5

De waarden zoals deze in de regeling zijn opgenomen zijn zodanig vastgesteld dat dieren in combinatie met gangbaar ruwvoer nog boven de behoeftenorm worden gevoerd. Ondernemers met relatief veel mais in het rantsoen zullen beter uit de voeten kunnen met het maximale fosfor/ruw eiwitgehalte van 2,2, omdat deze ondernemers veel eiwit in het mengvoeder nodig hebben en hiermee ook veel fosfor meekomt. Ondernemers met relatief veel gras in het rantsoen kunnen beter uit de voeten met de eis van maximaal 4,3 gram fosfor per kilogram mengvoer. Gras bevat van nature veel eiwit. Het toevoegen van extra eiwit via het mengvoer is niet gewenst uit oogpunt van diergezondheid en kostenoverwegingen.

De waarden sluiten aan bij de afgesproken waarden in het vrijwillige voerspoor dat onderdeel uitmaakt van het fosfaatpakket 2017. De eisen zullen iets strenger uitpakken omdat ze voor alle melkveehouders afzonderlijk gelden en niet, zoals bij het vrijwillige spoor, gemiddeld over alle melkveehouders. Uitschieters in positieve en negatieve zin kunnen elkaar daarom niet meer uitmiddelen. Dit is ook gewenst, omdat deze regeling dient als terugvaloptie indien het vrijwillige spoor onvoldoende resultaat oplevert.

Of een ondernemer aan een van deze eisen voldoet kan worden afgeleid uit de voerjaaroverzichten die leveranciers van mengvoeders elk jaar reeds bij RVO.nl aanleveren. Bij het indienen bij RVO.nl van de gegevens over deze voeders wordt door voerleveranciers voercode 55 gebruikt. De verwachting is dat een ruime meerderheid van de melkveehouders zonder noemenswaardige inspanningen en tegen beperkte extra kosten aan een van beide bovengenoemde eisen kan voldoen.

Voor bedrijven die met beide voorgenoemde mogelijkheden niet uit de voeten kunnen vanwege te lage fosforwaarden in het gehele rantsoen, bijvoorbeeld door een zeer groot aandeel mais, is er de mogelijkheid om aan te tonen dat het totale rantsoen daadwerkelijk weinig fosfor bevat. Voor deze ondernemers is de eis dat het gehele rantsoen over 2017 niet meer dan 3,5 gram bruto fosfor per kilogram droge stof bevat. Dit is het gewogen gemiddelde van het geanalyseerde gemiddelde bruto fosforgehalte in ieder bestanddeel van het rantsoen.

Deze eis kan niet gecontroleerd worden met gegevens die standaard worden aangeleverd bij RVO.nl. Het grootste deel van de melkveehouders heeft echter de database Kringloopwijzer gevuld met eigen gegevens als gevolg van een verplichting hiertoe via de leveringsvoorwaarden van zuivelondernemingen. Het kengetal bruto fosfor in gram per kilogram droge stof in het totale rantsoen maakt wel deel uit van de database Kringloopwijzer, net als gegevens over alle voedermiddelen die op het bedrijf zijn gebruikt. Ondernemers worden in staat gesteld deze gegevens te gebruiken om het nodige bewijs te leveren. Op deze manier worden administratieve lasten en uitvoeringslasten beperkt en wordt toch voorzien in de noodzakelijke flexibiliteit in de voederkeuze van voedermiddelen.

Aan het gebruiken van database Kringloopwijzer om het bruto gehalte fosfor in het rantsoen te kunnen bewijzen zijn een aantal eisen verbonden om ervoor te zorgen dat de gegenereerde gegevens betrouwbaar zijn. Zo dient het bruto fosforgehalte van mengvoeders, enkelvoudige voeders, vochtrijke voeders en ruwvoeders geautomatiseerd te zijn aangeleverd via datakoppelingen met leveranciers. Indien de datakoppelingen niet aanwezig zijn dient een jaaroverzicht van het betreffende bestanddeel van het rantsoen overlegd te kunnen worden om de in de database Kringloopwijzer opgenomen waarden te kunnen staven. Ook dienen betrouwbare gegevens van de kuil beschikbaar te zijn. Concreet dient het bruto fosforgehalte van eigen ruwvoeders via datakoppelingen door een laboratorium geautomatiseerd te worden ingelezen. Voor de geautomatiseerde koppeling van mengvoer en kuilanalyse dienen dus machtigingen te zijn verleend.

Een bedrijf dat gebruik wil maken van de mogelijkheid om aan te tonen dat niet meer dan 3,5 gram bruto fosfor per kilogram droge stof aan runderen wordt vervoederd dient zich voor 1 september 2017 melden bij RVO.nl en een machtiging af te geven aan RVO.nl om de Kringloopwijzer database in te zien en te gebruiken. Er worden geen beschikkingen verstuurd na de melding, wel krijgt een bedrijf een bevestiging dat de melding is binnengekomen.

3. Bedrijfseffecten

De kostenstijging van het mengvoer voor melkveehouders als gevolg van deze regeling bedraagt 0 tot 800 euro per jaar voor een bedrijf met 100 stuks melkvee. De hoogte van dit bedrag voor een individuele melkveehouder is afhankelijk van het huidige rantsoen van de melkveehouder, de samenstelling en omvang van zijn veestapel en de beschikbaarheid en prijs van grondstoffen voor mengvoeder.

4. Regeldruk

De stijging van de administratieve lasten bedraagt voor alle melkveehouders samen ongeveer € 810.000,–.

Deze lasten bestaan uit het zich verdiepen in het effect van de regeling op de bedrijfsvoering van het bedrijf, het zich melden indien een bedrijf gebruik wil maken van de uitzondering waarbij bewijs geleverd moet worden via de database KringloopWijzer, het insturen van aanvullende gegevens indien een bedrijf gecontroleerd wordt, het kennisnemen van de bevindingen indien men gecontroleerd is en het doorlopen van een mogelijke procedure indien een ondernemer bezwaar wil aantekenen tegen de eventuele beslissing dat een ondernemer niet aan de voorwaarden van deze regeling voldoet.

5. Uitvoering, toezicht en handhaving

RVO.nl zal de meldingen ontvangen van de ondernemers die gebruik willen maken van de mogelijkheid om aan te tonen dat het totale rantsoen maximaal 3,5 gram bruto fosfor bevat. Daarnaast zal RVO.nl in 2018 in samenwerking met de NVWA de nalevingcontroles uitvoeren. RVO.nl zal ook zorgdragen voor de communicatie met ondernemers met vragen over deze regeling.

Het toezicht op de naleving van de verplichting die met deze regeling wordt geïntroduceerd zal – zoals nu ook het geval is voor reeds bestaande verplichtingen die bij of krachtens de Wet dieren zijn voorgeschreven – geschieden door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De NVWA is daarvoor op grond van artikel 8.1 van de Wet dieren bevoegd. In artikel 8 van de Wet dieren staan de bevoegdheden die in dit kader ter beschikking staat. Voor het overtreden van het voorschrift kan een boete worden opgelegd van € 5000,– die kan worden verhoogd tot een boete van de 5e categorie (€ 76.000) indien het naar verwachting te behalen economisch voordeel dit rechtvaardigt. Zie voor de grondslag voor de boete de artikelen 8.6 tot en met 8.8 van de Wet dieren, artikel 2.2 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren en de bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.

De handhaving zal kunnen plaatsvinden na afloop van het kalenderjaar. Op dat moment kan op basis van het geleverde mengvoeder worden bepaald of een bedrijf aan de gestelde regels heeft voldaan. De handhaving zal de gegevens die diervoederbedrijven leveren uit hoofde van artikel 45, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet gebruiken om te beoordelen of aan de krachtens deze gestelde voorschriften is voldaan. Artikel 52 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet bepaalt dat bedrijven die diervoeder leveren aan een bedrijf met staldieren of runderen voor 1 februari gegevens over de leveranties kenbaar maken. Deze gegevens zien onder meer op de hoeveelheid mengvoeder voor rundvee die geleverd is. De uitvoeringslasten nemen als gevolg van de opgenomen verplichting toe met € 466.000 in 2017 en € 1.218.000 in 2018. In totaal € 1,684.000.

6. Overige effecten

De eisen die zijn gesteld aan de mengvoeders zijn zo gekozen dat deze geen significant effect hebben op andere duurzaamheidsthema’s. De gestelde eisen staan bijvoorbeeld weidegang of het gebruik van minder gebruikelijke ruwvoerbronnen niet in de weg.

7. Juridisch kader

7.1. Wettelijk kader

Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (PbEG 2002, L 140) (hierna: Richtlijn diervoeders) geeft het Europese kader voor stoffen in diervoeders. De richtlijn is geïmplementeerd in de Wet dieren. Artikel 2.17, eerste lid, van de Wet dieren verbiedt in strijd met een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor de uitvoering van een EU-richtlijn vastgesteld voorschrift, een handeling te verrichten die ertoe strekt diervoeders te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verpakken, te etiketteren, in de handel te brengen, in of buiten Nederland te brengen, te vervoeren of aan te bieden, aan te prijzen, af te leveren, te ontvangen, voorhanden of in voorraad te hebben: [...] die een gevaar opleveren voor [...] het milieu, indien niet correct gebruikt [...]. Het tweede lid verklaart het eerste lid van overeenkomstige toepassing op andere stoffen of producten die bestemd zijn voor het voederen van dieren en geeft daarmee ook ruimte voor het reguleren van stoffen of producten in diervoeder die niet in een EU-richtlijn zijn vastgesteld.

In artikel 3.2 van het Besluit diervoeders 2012 is nadere invulling gegeven aan artikel 2.17, eerste lid, van de Wet dieren. In artikel 3.2 is bepaald dat diervoeder de in bijlage I bij de Richtlijn diervoeders vastgestelde gehalte aan ongewenste stoffen niet mag overschrijden. In artikel 3.8, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit diervoeders 2012 is voorts de mogelijkheid opgenomen ‘wegens gevaar voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, indien nieuwe gegevens beschikbaar zijn gekomen of een nieuwe beoordeling van bestaande gegevens is uitgevoerd: [...] b. een maximumgehalte vast te stellen voor een ongewenste stof die niet is genoemd in bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG.’ Deze grondslag is het resultaat van artikel 7 van de Richtlijn diervoeders, dat onder de beschreven omstandigheden aan een lidstaat ruimte laat voor het stellen van additionele voorschriften. Indien een lidstaat gebruik maakt van deze bevoegdheid dient het de andere lidstaten alsmede de Europese Commissie hiervan op de hoogte te stellen.

Op dit moment is er aanleiding om van de grondslag zoals beschreven in artikel 3.8, eerste lid, onderdeel b, gebruik te maken. Nederland produceert op dit moment meer fosfaat dan wordt toegestaan door de geldende milieurandvoorwaarden. Hoewel fosfaat in zijn algemeenheid een belangrijke stof is voor de landbouw, vormt een te hoge productie risico´s voor de Nederlandse waterkwaliteit en de normen die daaraan uit hoofde van de Nitraatrichtlijn worden gesteld. In de huidige omstandigheden dienen dan ook op korte termijn maatregelen te worden getroffen die leiden tot beperking van de fosfaatproductie. Het maximeren van de fosforgehalten in diervoeder is één van de maatregelen die daaraan kan bijdragen.

Door gebruik te maken van artikel 3.8, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit diervoeders 2012 is artikel 2.17, eerste lid, van de Wet dieren integraal van toepassing op diervoeder dat niet aan de gestelde fosfornorm voldoet. Zoals uiteengezet verbiedt artikel 2.17, eerste lid, van de Wet dieren een groot aantal handelingen met diervoeder dat niet aan de bij of krachtens dat artikel gestelde eisen voldoet. Het gaat daarbij ook om meer handelingen dan noodzakelijk is om het milieu te beschermen tegen overmatige fosfaatproductie door de melkveehouderij. Voor dat doel is het enkel noodzakelijk het verbod te richten op het ontvangen van diervoeder met een te hoog fosforgehalte door bedrijven die runderen houden voor het leveren van koemelk voor consumptie of verwerking. Het Europese handelsverkeer zou onnodig worden beperkt indien het verbod een grotere reikwijdte zou kennen. Deze regeling wordt dan ook gedeeltelijk gebaseerd op artikel 10.1 van de Wet dieren dat de mogelijkheid biedt vrijstelling te verlenen van het bij krachtens de Wet dieren bepaalde. De voorwaarden waaronder artikel 10.1 van de Wet dieren toegepast kunnen worden verzetten zich hier niet tegen.3

7.2. Notificatie

Artikel 7 van de Richtlijn diervoeders en artikel 3.8, tweede lid, van het Besluit diervoeders 2012 schrijven voor dat overige lidstaten van de Europese Unie en de Europese Commissie, onmiddellijk op de hoogte worden gesteld van een besluit nadere eisen aan diervoeder te stellen. Dit geschiedt simultaan met de publicatie van dit besluit. In Europees verband zal worden bezien of als gevolg van de notificatie bijlage I en II van de Richtlijn diervoeders moet worden aangepast. Zolang over deze aanpassing niet is besloten, kan Nederland het voorschrift handhaven.

7.3. Eigendomsrecht

Deze regeling heeft geen gevolgen voor mengvoer dat reeds voor de inwerkingtreding van deze regeling is aangevoerd. De regeling maakt dan ook geen inbreuk op de rechten van een bedrijf om dit reeds verkregen voer te benutten. Voor mengvoer dat na inwerkingtreding van deze regeling wordt verkregen ligt dit anders. Omdat mengvoer gemiddeld genomen maandelijks wordt geleverd betekent dit dat bedrijven naar verwachting binnen deze periode rekening zullen moeten houden met de fosforwaarden die met deze regeling worden vastgesteld. Dit voorschrift beperkt als gevolg daarvan het ongestoord genot van eigendommen waarover een melkveebedrijf beschikt. Deze inmenging op het eigendomsrecht wordt echter formeel geregeld, is in het belang van het milieu en wordt ook proportioneel geacht. Er is dan ook geen aanleiding om te veronderstellen dat het eigendomsrecht zoals dat onder meer door artikel 1 van het eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden zich tegen de inmenging verzet.

8. Vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 mei 2017. Hiermee wordt afgeweken van het beleid inzake de vaste verandermomenten. Afwijking is in dit geval gerechtvaardigd, omdat vervroegde inwerkingtreding aanmerkelijk publieke en private nadelen voorkomt (Ar 174). Deze regeling is immers noodzakelijk om recht te doen aan de huidige derogatiebeschikking en zicht te houden op verlenging daarvan.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 16 mei 2014 tot verlening van een door Nederland gevraagde derogatie op grond van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEU 2014, L 148).

X Noot
2

(Zie: Krimpen, M.a. van, R.M.A. Goselink, J. Heeres, A. M. Jongbloed (2012), Fosforbehoefte van melkvee, vleesvee, varkens en pluimvee: een literatuurstudie, Wageningen Livestock Research, rapport 574, p.6; COMV (2005), Handleiding mineralenvoorziening rundvee, schapen en geiten, CVB, Lelystad, pp. 51–59)

X Noot
3

Het gaat hierbij om de voorwaarde dat het belang van de gezondheid van de mens, dieren of planten, het belang van het welzijn van dieren of het belang van het milieu zich niet mag verzetten tegen de vrijstelling.

Naar boven