Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 3 april 2017, nr. VO/1091439, houdende regels voor het verstrekken van subsidie voor zij-instromers in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs om hun onderwijsbevoegdheid te halen (Regeling subsidie zij-instroom 2017)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en artikel 1.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bekwaamheidsonderzoek:

bekwaamheidsonderzoek als bedoeld in artikel 176f van de Wet op het primair onderwijs, artikel 118o van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 162i van de Wet op de expertisecentra;

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, artikel 1.1.1, onder w, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, of instellingsbestuur als bedoeld in artikel 1.1, onder j, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

geschiktheidsonderzoek:

geschiktheidsonderzoek als bedoeld in artikel 176c van de Wet op het primair onderwijs, artikel 118l van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 162f van de Wet op de expertisecentra;

geschiktheidsverklaring:

geschiktheidsverklaring als bedoeld in artikel 176b van de Wet op het primair onderwijs, artikel 118k van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 162e van de Wet op de expertisecentra of artikel 4.2.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

leraar:

persoon, die voldoet aan de bevoegdheidseisen die worden gesteld in artikel 3 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 3 van de Wet op de expertisecentra of artikel XI van de Wet op de beroepen in het onderwijs, dan wel wordt benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming als bedoeld in artikel 33 van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 4.2.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, of die lesgeeft in het hoger beroepsonderwijs;

lerarenopleiding:

opleiding die leidt tot het verkrijgen van een bevoegdheid om les te geven in het voortgezet onderwijs;

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

zij-instromer:

persoon die niet voldoet aan de bevoegdheidseisen die aan een leraar worden gesteld, voor zover het althans de bevoegdheidseisen op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs of de Wet educatie en beroepsonderwijs betreft, en wordt benoemd of wordt tewerkgesteld zonder benoeming als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, onder 3°, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 33, eerste lid, onder b, onder 3°, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 3, eerste lid, onder b, onder 3°, van de Wet op de expertisecentra of artikel 4.2.1, tweede lid, onder c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 2. Te subsidiëren activiteiten

  • 1. De minister kan aan het bevoegd gezag subsidie verstrekken voor de kosten van een zij-instromer, waaronder wordt verstaan het laten volgen van scholing. Daarnaast kunnen de kosten voor de volgende activiteiten worden aangemerkt als kosten van een zij-instromer:

    • a. het laten uitvoeren van een geschiktheidsonderzoek van een zij-instromer;

    • b. het afgeven van een geschiktheidsverklaring aan een zij-instromer;

    • c. het geven van verlof aan een zij-instromer;

    • d. het begeleiden van een zij-instromer; of

    • e. het laten uitvoeren van het bekwaamheidsonderzoek van een zij-instromer.

  • 2. Met uitzondering van het bedrag, bedoeld in artikel 4, tweede lid, wordt geen subsidie verstrekt aan het bevoegd gezag, indien de betreffende zij-instromer staat ingeschreven of in de twee jaren voorafgaand aan de subsidieaanvraag ingeschreven heeft gestaan als student aan een lerarenopleiding of aan de opleiding Pedagogische academie voor leraren in het basisonderwijs.

Artikel 3. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Artikel 4. Subsidieplafond en verdeling

  • 1. Voor het kalenderjaar 2017 zijn voor het verstrekken van de subsidie voor zij-instroom ten hoogste de volgende bedragen beschikbaar voor:

    • a. zij-instromers in het primair onderwijs: € 800.000;

    • b. zij-instromers in het voortgezet onderwijs: € 3.520.000;

    • c. zij-instromers in het middelbaar beroepsonderwijs: € 3.680.000.

  • 2. Van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onder b, kan een bedrag worden aangewend voor het verstrekken van subsidie voor zij-instromers die in het kader van scholing en begeleiding zijn toegelaten tot een door de minister aangewezen verdiepend trainingsprogramma. In dat geval maakt de minister dat bedrag bekend in de Staatscourant. Indien dit bedrag niet wordt bereikt, dan wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het bedrag voor het verstrekken van subsidie voor de overige zij-instromers in het voortgezet onderwijs.

  • 3. Vanaf het kalenderjaar 2018 worden de subsidieplafonds jaarlijks bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 4. Indien één van de bedragen, bedoeld in het eerste lid, na toepassing van het tweede lid niet volledig wordt benut, wordt het resterende bedrag naar evenredigheid verdeeld over en toegevoegd aan de overige bedragen, bedoeld in het eerste lid.

  • 5. De minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 5. Bedrag zij-instroomsubsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste € 20.000 per zij-instromer.

Artikel 6. Aanvraag zij-instroomsubsidie

  • 1. Het bevoegd gezag dient de aanvraag in met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat op de website van de Dienst Uitvoering Onderwijs beschikbaar wordt gesteld.

  • 2. Een subsidieaanvraag kan worden ingediend vanaf het moment waarop de scholing, bedoeld in artikel 2, onder c, is aangevangen tot en met 15 oktober van het daaropvolgende kalenderjaar.

Artikel 7. Subsidieverstrekking, betaling en besteding

  • 1. De subsidie wordt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag direct vastgesteld.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de subsidie, indien de aanvraag is ingediend in de periode van 16 oktober tot en met 31 december van het jaar waarin de scholing is aangevangen, uiterlijk vóór 1 maart van het daaropvolgende kalenderjaar direct vastgesteld.

  • 3. De minister betaalt het subsidiebedrag binnen vier weken na de vaststelling.

  • 4. Indien de zij-instromer het zij-instroomtraject met goed gevolg afrondt, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

  • 5. De subsidieontvanger maakt er bij de minister melding van, indien de zij-instromer het zij-instroomtraject beëindigt of dat niet met goed gevolg afrondt. In dat geval kan de minister de subsidie lager vaststellen.

  • 6. De subsidieontvanger maakt er bij de minister melding van, indien de zij-instromer het zij-instroomtraject voortzet in dienst van een ander bevoegd gezag. In dat geval kan de minister de subsidie lager vaststellen en het resterende subsidiebedrag verstrekken aan het bevoegd gezag waarbij de zij-instromer het zij-instroomtraject voortzet.

Artikel 8. Verantwoording

  • 1. De verantwoording geschiedt overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs in de jaarverslaggeving.

  • 2. De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden.

Artikel 9. Hardheidsclausule

De minister kan deze regeling in bijzondere gevallen buiten toepassing verklaren of daarvan afwijken, voor zover de toepassing, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, tot een onbillijkheid van overwegende aard zal leiden.

Artikel 10. Wijziging Regeling lerarenbeurs

In de Regeling lerarenbeurs voor scholing, zij-instroom en bewegingsonderwijs 2009–2017 vervalt hoofdstuk 3.

Artikel 11. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2022.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling subsidie zij-instroom 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

TOELICHTING

Algemene toelichting

De Regeling subsidie zij-instroom 2017 (de regeling) is een voortzetting van wat voorheen hoofdstuk 3 van de Regeling lerarenbeurs voor scholing, zij-instroom en bewegingsonderwijs 2009–2017 (de oude regeling) was. De subsidies die in de oude regeling waren neergelegd, waaronder de subsidie voor zij-instroom, worden in afzonderlijke regelingen voortgezet.

De subsidie voor zij-instroom komt voort uit het actieplan ‘LeerKracht van Nederland’, dat eind 2008 aan de Tweede Kamer werd aangeboden (Kamerstukken II 2007/08, 27 923, nr. 45). Het actieplan bevat maatregelen om het lerarentekort te bestrijden en de kwaliteit en de positie van de leraar binnen het beroep te verbeteren. De subsidie voor zij-instroom maakt daarvan onderdeel uit. Sinds die periode is meer ervaring opgedaan met de subsidie voor zij-instroom, waar in de praktijk grote behoefte aan blijkt te zijn bij schoolbesturen en leraren. Onderzoek laat zien dat zij-instromers een aanwinst zijn voor het onderwijs en na afronding van het zij-instroomtraject doorgaans ook als leraar in het onderwijs blijven werken. Daarom is besloten om door te gaan met de subsidie voor zij-instroom voor de kalenderjaren 2017–2021.

Nieuw in de regeling is dat ook pabo-gediplomeerden die in het voortgezet (vo) of middelbaar beroepsonderwijs (mbo) willen werken in aanmerking komen voor de subsidie. Verder is per onderwijssector een subsidieplafond ingesteld om ruimte te bieden aan deze nieuwe doelgroep en te waarborgen dat alle sectoren naar verwachte behoefte aanspraak kunnen maken op het beschikbare zij-instroom budget.

Traject zij-instroom in het beroep

Het traject zij-instroom in het beroep (het zij-instroomtraject) vindt zijn oorsprong in de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs die van 26 juli 2000 tot 1 augustus 2006 van kracht was. Per 1 augustus 2006 zijn de zij-instroomregels door de Wet op de beroepen in het onderwijs (Wet BIO) verwerkt in de Wet op het primair onderwijs (WPO), de wet op de expertisecentra (WEC), de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO), de Wet Educatie en beroepsonderwijs (WEB) en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).

Een zij-instroomtraject maakt het mogelijk om leraar te worden zonder dat men hiervoor de reguliere lerarenopleiding volgt. Het gaat om een maatwerktraject, afgestemd op eerdere opleidings- en werkervaring. Het traject is korter dan een reguliere voltijd, deeltijd of duale lerarenopleiding en leidt relatief snel tot een bevoegdheid. Uitgangspunt hierbij is dat de zij-instromer tegelijkertijd als leraar aan de slag gaat. Het traject leidt mensen met werkervaring op voor het leraarschap in het primair onderwijs (po), vo of mbo. Voor scholen is het aantrekkelijk om zij-instromers voor de klas te zetten, omdat zij waardevolle kennis en werkervaring van (vaak) buiten het onderwijs meebrengen. Bovendien zijn zij al tijdens het opleidingstraject naar een lesbevoegdheid (voor het vo) of hun pedagogisch-didactisch getuigschrift (voor het mbo) inzetbaar. Dit is een groot voordeel, gezien de huidige en verwachte lerarentekorten in de verschillende sectoren.

Een zij-instroom traject bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Van de kandidaten wordt eerst de geschiktheid vastgesteld door middel van een geschiktheidsonderzoek. Uit de aanvraag voor het geschiktheidsonderzoek moet blijken dat de betrokkene in het bezit is van een diploma van een middenkaderopleiding, specialistenopleiding of vakopleiding (voor zover de betrokkene voornemens is onderwijs te geven in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen beroepsgerichte vakken als bedoeld in de WVO) of een hbo of wo getuigschrift, of een erkenning van een buitenlandse variant hiervan.

  • Kandidaten die voldoende geschikt worden geacht voor het beroep van leraar en naar verwachting binnen twee jaar met goed gevolg het opleidingstraject kunnen doorlopen ontvangen een geschiktheidsverklaring.

  • Het schoolbestuur waar de zij-instromer in dienst is, de zij-instromer zelf en de lerarenopleiding sluiten vervolgens een tripartiete scholings- en begeleidingsovereenkomst af waarna de zij-instromer van start gaat met de scholing. Hierbij is maatwerk, in de zin van scholing en begeleiding gericht op de kennis en vaardigheden die de individuele zij-instromer nog mist, het uitgangspunt. Zij-instromers in het mbo volgen een pedagogisch-didactische cursus. De vakinhoudelijke bekwaamheid voor deze groep is reeds met het afgeven van een geschiktheidsverklaring vastgesteld.

  • Tot slot ondergaan zij-instromers in het po en vo aan het eind van het scholingstraject een bekwaamheidsonderzoek. Wanneer dit onderzoek met goed gevolg wordt afgesloten ontvangen zij een getuigschrift. Dit getuigschrift leidt tot hetzelfde civiel effect als het overeenkomstige bachelor- of masterdiploma maar leidt niet tot dezelfde titulatuur omdat het doorlopen zij-instroomtraject geen bachelor- of masteropleiding betreft. Zij-instromers in het mbo ontvangen een pedagogisch-didactisch getuigschrift (artikel 7a 4 van de WHW) waarmee de zij-instromer bewijst te voldoen aan de bekwaamheidseisen voor het mbo.

Subsidie zij-instroom

In 2009 werd de subsidie voor zij-instroomtrajecten in de oude regeling geïntroduceerd waarmee werd geregeld dat de subsidie enkel aangevraagd kon worden voor zij-instroomtrajecten in het vo en mbo, omdat men vooral in deze sectoren kampte met tekorten. In 2013 werd de oude regeling uitgebreid waardoor men ook in het po weer aanspraak kon maken op de subsidie. De subsidie dient ter bekostiging van het zij-instroomtraject en wordt verleend aan de werkgever van de zij-instromer.

Het bevoegd gezag vraagt als werkgever van de zij-instromer de subsidie aan. Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor het in staat stellen van de zij-instromer om de vereiste scholing te volgen, zorg te dragen voor voldoende begeleiding en het verschaffen van voldoende studieverlof.

Trainingsprogramma’s

In de oude regeling werd jaarlijks een deel van het zij-instroombudget gereserveerd voor zij-instromers die op een vo-school werden aangesteld en gelijktijdig deelnamen aan de tijdelijke trainingsprogramma’s ‘Eerst de Klas’ en ‘Onderwijstraineeship’. Omdat intensieve begeleiding de onderwijskwaliteit verbetert en uitval van startende leraren voorkomt is besloten om deze reservering binnen het subsidieplafond voor vo voort te zetten ten behoeve van deelnemers aan trainingsprogramma’s die de hiervoor genoemde tijdelijke trainingsprogramma’s opvolgen.

Samenhang Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (de Kaderregeling) is van toepassing op subsidies die op grond van deze regeling aan het bevoegd gezag worden verstrekt. De Kaderregeling kan worden gezien als algemene subsidieregeling, terwijl in deze regeling bijzondere regels staan die specifiek voor de zij-instroomsubsidie gelden. Er wordt bovendien nadrukkelijk van een aantal bepalingen van de Kaderregeling afgeweken.

Volledigheidshalve zij hier vermeld dat in hoofdstuk 5 van de Kaderregeling de subsidieverplichtingen zijn neergelegd, waaraan subsidieontvangers moeten voldoen.

Caribisch Nederland

De regeling is niet van toepassing op Caribisch Nederland. De reden daarvoor is dat de wettelijke bepaling voor de zij-instroom (artikel 89 van de WVO BES) daar nog niet in werking is getreden.

Administratieve lasten

De met de regeling gemoeide administratieve lasten voor het bevoegd gezag zijn beperkt en blijven gelijk ten opzichte van de oude regeling. De uitvoering van de regeling ligt bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

Vaste verandermomenten en inwerkingtreding

De regeling treedt in werking op de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van het uitgangspunt dat de regeling ten minste twee maanden voor inwerkingtreding wordt gepubliceerd. De reden hiervoor is dat pabo-gediplomeerden nog in het studiejaar 2017–2018 in aanmerking moesten kunnen komen voor de subsidie voor zij-instroom. Omdat die mogelijkheid in de oude regeling nog niet bestond, was spoed geboden bij de publicatie. Aangezien de regeling voorts een bestaande subsidiestroom voortzet, heeft de inwerkingtreding geen merkbare gevolgen voor de praktijk.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen. De meeste begrippen sluiten aan op de onderwijssectorwetten. Ten opzichte van de oude regeling is het begrip ‘zij-instromer’ gewijzigd. Onder een zij-instromer wordt hier begrepen: degene die werkzaam is in het onderwijs, geschikt is bevonden om onderwijs te geven en niet beschikt over een eerste- of tweedegraads onderwijsbevoegdheid. In tegenstelling tot leraren met een eerste- of tweedegraads bevoegdheid, komen leraren met een bevoegdheid voor het po wel in aanmerking voor de zij-instroomsubsidie.

Het begrip ‘lerarenopleiding’ is wettelijk niet gedefinieerd, maar kent wel een bestendig gebruik in de WEB, de WHW (zie bijvoorbeeld de artikelen 7.4a, derde lid, en 7.4b, vierde lid), de WPO en de WVO. In artikel 1 is op dit gebruik aangesloten.

Artikel 2

Instellingen in po, vo en mbo kunnen subsidie aanvragen om een zij-instromer aan te trekken. De subsidie wordt verleend aan het bevoegd gezag van een instelling. Het bevoegd gezag dient het subsidiebedrag in elk geval te besteden aan de begeleiding van de zij-instromer. Daarnaast kan het bevoegd gezag het subsidiebedrag gebruiken voor de kosten die verbonden zijn aan het geschiktheidsonderzoek en geschiktheidsverklaring om vast te stellen of de zij-instromer geschikt is, de opleidingskosten, vervangingskosten en de kosten voor het bekwaamheidsonderzoek.

Gelet op artikel 6 kan de aanvraag pas worden ingediend op het moment dat de zij-instromer met de scholing begint. Vanaf dat moment komen de kosten voor het geschiktheidsonderzoek en de geschiktheidsverklaring in aanmerking voor de subsidie voor zij-instroom.

In het tweede lid is geregeld dat studenten die een lerarenopleiding volgen of dit hebben gedaan in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag, niet voor subsidie in aanmerking komen. Het beschikbaar stellen van subsidie aan deze groep sluit niet aan bij het doel van de regeling om een overstap naar het onderwijs aantrekkelijk te maken voor mensen die buiten het onderwijs werkzaam zijn. Dit leidt tot verlies aan efficiëntie van de regeling en niet tot extra leraren. Bovendien zijn er negatieve bekostigingsgevolgen voor de hogeronderwijsinstelling (uitval uit de opleiding). Ook zij-instromers met een pabo-diploma moeten aan dit criterium voldoen. Ook hieraan ligt efficiëntie van de regeling en de negatieve bekostigingsgevolgen voor de hogeronderwijsinstelling aan ten grondslag. De zij-instroomsubsidie is hoofdzakelijk bedoeld voor pabo-gediplomeerden die reeds in het vo of mbo werkzaam zijn zonder te beschikken over de juiste bevoegdheid. Voor recent afgestudeerde pabo-gediplomeerden die graag in het vo of mbo willen werken is een reguliere lerarenopleiding de aangewezen route. DUO controleert of de aanvrager niet ingeschreven staat of heeft gestaan bij een lerarenopleiding in de twee jaren voor de aanvraag.

Artikel 3

Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de algemene toelichting.

Artikel 4

In 2017 is er een subsidieplafond van € 8 miljoen beschikbaar. Voor de jaren 2018 – 2021 wordt het subsidieplafond in de Staatscourant bekendgemaakt.

Het beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld per onderwijssector. Deze verdeling is gebaseerd op het potentieel aantal aanvragers per sector. Jaarlijks wordt op 15 oktober vastgesteld of er sprake is van niet volledige benutting van het budget per sector. Als er sprake is van resterend budget in één van de sectoren wordt dit naar evenredigheid verdeeld over de sectoren waar aanvragen zijn afgewezen in verband met het bereiken van het subsidieplafond.

Het in het tweede lid bedoelde bedrag is bedoeld om een deel van het bedrag voor zij-instromers in het vo te reserveren voor deelnemers aan een verdiepend trainingsprogramma. Indien dit deel niet wordt uitgeput, worden de resterende middelen alsnog terug overgeheveld. Voor de toelichting op de subcategorie wordt verwezen naar de algemene toelichting.

De aanvragen worden op datum van binnenkomst behandeld. Hiervoor geldt het moment dat de aanvraag is ingediend. Als een aanvraag onvolledig wordt ingediend, kan deze binnen twee weken worden aangevuld. Als de aanvraag binnen die twee weken voldoende is aangevuld, geldt de dag waarop de aanvraag is aangevuld op grond van artikel 6, eerste lid, onder a, van de Kaderregeling als datum van ontvangst. Indien de aanvraag niet binnen de termijn is aangevuld, wordt deze niet in behandeling genomen.

Artikel 5

Het subsidiebedrag is ten hoogste € 20.000 per zij-instromer. Indien het bevoegd gezag verwacht minder hoge kosten te maken, kan het een lager bedrag aanvragen.

Artikel 6

Het bevoegd gezag kan de subsidie aanvragen via het aanvraagformulier op de website van DUO. Het is mogelijk om subsidie aan te vragen vanaf het moment dat de zij-instromer met de scholing aanvangt tot 15 oktober van het jaar volgend op het jaar waarin die scholing is aangevangen. Het budget voor de zij-instroomsubsidie wordt per begrotingsjaar vastgesteld. Door de uiterste indiendatum op 15 oktober te stellen kan de daaruit voortvloeiende verplichting ook in datzelfde jaar worden aangegaan. Aanvragen die in de periode van 16 oktober tot en met 31 december van het jaar waarin de scholing is aangevangen, worden ingediend, worden op grond van artikel 7, tweede lid, pas in februari van het jaar erop vastgesteld. De aanvrager ontvangt in dat geval een ontvangstbevestiging, waarin de opgeschorte behandeling wordt medegedeeld. De opschorting is noodzakelijk in verband met de vaststelling van de verdeling van het subsidieplafond (zie de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4). Om de aanvrager niet teveel belasten, is ervoor gekozen de aanvraag op te schorten in plaats van niet-ontvankelijk te verklaren.

Artikel 7

De aanvraag wordt binnen acht weken direct (dat wil zeggen zonder voorafgaande verlening) vastgesteld. Dit betekent dat de aanvrager geen vaststellingsverzoek meer hoeft in te dienen bij de minister. Voor de toelichting op het tweede wordt naar de artikelsgewijze toelichting op respectievelijk artikel 6 en 7 verwezen.

In het vierde lid is bepaald dat het bevoegd gezag de resterende middelen vrij mag besteden aan activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt, mits de gesubsidieerde activiteiten volledig zijn verricht en aan alle verplichtingen is voldaan. In het vijfde lid is daarentegen bepaald dat als de zij-instromer het traject niet afrondt, het bevoegd gezag daarvan onverwijld melding moet maken. In dat geval wordt de subsidie met toepassing van artikel 4:49, eerste lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht lager vastgesteld op basis van de opgave die het bevoegd gezag maakt van de kosten die op het moment van de melding zijn gemaakt ten behoeve van de zij-instromer. Het overige bedrag wordt teruggevorderd.

Omdat de zij-instroomsubsidie persoonsgebonden is, is in het zesde lid geregeld dat de subsidie kan worden ‘meegenomen’, indien een zij-instromer tijdens het zij-instroomtraject op een andere school gaat werken. In dat geval kan de minister de subsidiebeschikking wijzigen ten gunste van het nieuwe bevoegd gezag. Het subsidiebedrag wordt lager vastgesteld op basis van de kosten die het oorspronkelijke bevoegd gezag tot het moment van overdracht heeft gemaakt voor de zij-instromer.

Artikel 9

De hardheidsclausule is opgenomen om de minister de mogelijkheid te geven om in individuele gevallen van de regeling af te wijken. Om voor toepassing van de hardheidsclausule in aanmerking te komen, moet de toepassing van de regeling zelf in de eerste plaats tot een onbillijkheid van overwegende aard leiden. In de tweede plaats moet de toepassing van de hardheidsclausule het doel van de regeling dienen.

Toepassing van de hardheidsclausule betreft een discretionaire bevoegdheid, waar zeer terughoudend gebruik van wordt gemaakt. De verzoeker zal in ieder geval moeten aantonen dat zijn situatie zich onderscheidt van die van anderen. Er moet dus sprake zijn van bijzondere persoonlijke omstandigheden.

Artikelen 10 en 11

Hoofdstuk 3 van de oude regeling komt te vervallen. Op grond van het rechtzekerheidsbeginsel blijven de vervallen voorschriften de grondslag bieden voor het rechtmatig afhandelen van gevestigde afspraken en voor verantwoording conform de vervallen voorschriften.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven