Regeling van de Minister van Economische Zaken van 22 februari 2017, nr. WJZ/16184159, tot wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies in verband met de verlenging van de subsidiemodules van de Topsector energieprojecten en Indirecte emissiekosten ETS en openstelling van de subsidiemodule Indirecte emissiekosten ETS

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 2, tweede lid, en artikel 16 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4.2.7 komt te luiden:

Artikel 4.2.7. Vervaltermijn

  • 1. De paragrafen 4.2.2, 4.2.4, 4.2.6, 4.2.7, 4.2.9, 4.2.10, 4.2.11, 4.2.12, 4.2.13, 4.2.16 en 4.2.17, en de bijlagen 4.2.1, 4.2.3, 4.2.5, 4.2.6, 4.2.8, 4.2.9, 4.2.10, 4.2.11, 4.2.12, 4.2.15 en 4.2.16, vervallen met ingang van 1 juli 2022, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op subsidies die voor die datum zijn verleend.

  • 2. Paragraaf 4.2.3 en bijlage 4.2.2 vervallen met ingang van 31 december 2020, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op subsidies die voor die datum zijn verleend.

B

In artikel 4.4.13 wordt ‘1 juli 2017’ vervangen door: 31 december 2021.

ARTIKEL II

De tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de rij met betrekking tot titel 3.16, Vroegefasefinanciering, artikelen 3.16.2 en 3.16.7 van de Regeling nationale EZ-subsidies, MKB-ondernemer en innovatieve starter, wordt in kolom 5 ‘28-02-2017’ vervangen door: 31-12-2017.

B

Boven de rij van Titel 4.5 wordt een rij ingevoegd, luidende:

Titel 4.4: Indirecte emissiekosten ETS

     

01-03-2017 t/m 15-04-2017

€ 62.000.000

ARTIKEL III

  • 1. Artikel I treedt in werking met ingang van 1 juli 2017.

  • 2. Artikel II treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 22 februari 2017

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

1. Aanleiding

Deze wijzigingsregeling voorziet in de verlenging van de vervaldatum voor de titels 4.2 (Topsector energieprojecten) en 4.4 (Indirecte emissiekosten ETS) van de Regeling nationale EZ-subsidies, openstelling van titel 4.4 (Indirecte emissiekosten ETS) per 1 maart 2017 en correctie van de sluitingsdatum van de openstelling van de subsidiemodule Vroegefasefinanciering.

2. Verlenging vervaldatum titel 4.2 (Topsector energieprojecten) en 4.4 (Indirecte emissiekosten ETS) Regeling nationale EZ-subsidies

In artikel 24a, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 is bepaald dat subsidieregelingen een vervaltermijn van maximaal vijf jaren bevatten. Artikel 24a, zevende lid, van de Comptabiliteitswet 2001 bepaalt dat subsidieregelingen die op 1 juli 2014 al bestonden maximaal tot 1 juli 2017 mogen doorlopen. De titels 4.2 (Topsector energieprojecten) en 4.4 (Indirecte emissiekosten ETS) van de Regeling nationale EZ-subsidies (hierna: RNES) hebben derhalve een vervaldatum van 1 juli 2017. Om hieronder vermelde redenen is besloten deze vervaldatum voor deze subsidiemodules te verlengen. Op grond van artikel 24a, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 is het ontwerp van deze wijzigingsregeling op 22 december 2016 aan de Tweede Kamer overgelegd1. Dit ontwerp is aan de orde gekomen in het plenaire debat over toekomstig energiebeleid van 7 februari 2017. Dit heeft niet geleid tot wijzigingen in het ontwerp.

2.1 Subsidiemodules inzake Energie-innovatie

In titel 4.2 (Topsector energieprojecten) van de RNES is een aantal subsidiemodules opgenomen die betrekking hebben op energie-innovatie. De subsidiemodules die zich in deze titel bevinden, zijn opgenomen in verschillende paragrafen met één gemeenschappelijke horizonbepaling (zie artikel 4.2.7 van de RNES).

Deze titel voorziet in subsidiëring van een aantal verschillende soorten energieprojecten binnen de volgende thema’s: bio-energie, wind op zee, smart grids, zonne-energie, energiebesparing in de gebouwde omgeving, gas en energiebesparing in de industrie. De bijbehorende programmalijnen zijn in de bijlagen bij de RNES uitgewerkt.

De subsidiemodules uit titel 4.2 van de RNES dragen bij aan de doelen van de energietransitie. Investeringen in innovatie zijn noodzakelijk om een kostenefficiënte transitie naar een CO2-arme economie mogelijk te maken. Er heeft nog geen formele evaluatie van deze subsidiemodules plaatsgevonden, omdat de verschillende subsidiemodules op dit moment pas 2,5 tot 4 jaar lopen. Deze evaluatie staat gepland voor 2017. Omdat het met het oog op stabiel overheidsbeleid en continuering van de inzet voor de energietransitie onwenselijk is dat de subsidiemodules tijdens de evaluatie niet opengesteld zouden kunnen worden, is de horizonbepaling van de subsidiemodules uit titel 4.2 van de RNES verlengd, voordat deze evaluatie heeft plaatsgevonden. Indien uit de evaluatie in 2017 blijkt dat aanpassing van de subsidiemodules noodzakelijk is, zullen deze aanpassingen worden doorgevoerd. Tot dusverre zijn er vanuit de doelgroep en de uitvoering geen signalen gekomen waaruit zou volgen dat het doel van deze subsidiemodules bij ongewijzigde voortzetting niet zou worden bereikt. De aanvullende gronden om de horizonbepaling van deze subsidiemodules te verlengen worden hierna in de paragrafen 2.1, 2.2 en 2.3 toegelicht waarin achtereenvolgens de subsidiemodules inzake de Topsector Energie, Hernieuwbare energie en Demonstratie Energie-innovatie (DEI) behandeld worden.

2.1.1 Subsidiemodules Topsector Energie

Via de subsidiemodules voor de Topsector Energie worden de programmalijnen van de ’Topconsortia voor Kennis en Innovatie (hierna: TKI’s) en de doorsnijdende thema’s van de Topsector Energie ondersteund. Het betreft specifiek de subsidiemodules Biobased Economy en Groen Gas: Innovatieprojecten, Maatschappelijk Verantwoord Innoveren Energie, Upstream Gas, LNG, Urban Energy, Systeemintegratie, Energie en industrie: joint industrie projects, Wind op zee: R&D-projecten, Energie en industrie: early adopterprojecten en Systeemintegratiestudies die zijn opgenomen in de paragrafen 4.2.2. 4.2.4, 4.2.6, 4.2.7, 4.2.9, 4.2.11, 4.2.12, 4.2.13, 4.2.16 en 4.2.17 van de RNES. Elke subsidiemodule kent een bijlage met een beschrijving van de programmalijnen waarop projecten worden gezocht.

Uit de jaarlijkse vooruitblik en evaluaties van de TKI’s blijkt dat voortzetting van deze subsidiemodules gewenst is. Uit de evaluaties volgt dat de TKI’s binnen de Topsector Energie zich de afgelopen periode (2012–2015) met name hebben gericht op de afspraken uit het Energieakkoord voor Duurzame Groei2 (hierna: het Energieakkoord), omdat het Energieakkoord de meest concrete doelstellingen bevat rond de energietransitie. Ook volgt uit deze evaluaties dat de Topsector Energie een belangrijk innovatieportfolio onder haar hoede heeft en daarnaast een grote rol speelt op het gebied van organiserend vermogen. Zo is het aantal deelnemers van de Topsector Energie gegroeid (van 365 deelnemers in 2012 tot ruim 1500 deelnemers in 2016). Bovendien is het aantal MKB-ondernemers dat gebruik maakt van onderhavige subsidiemodules gegroeid van 47 procent in 2012 tot 53 procent in 2016. MKB-ondernemers maken dus steeds meer gebruik van deze subsidiemodules. Daarnaast is er in 2014 door CE Delft, een onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau, een review uitgevoerd van de Topsector Energie dat uit twee deelonderzoeken bestond3. Het eerste deelonderzoek richtte zich op een totaalbeeld van de bijdragen aan CO2-reductie en de toekomstige bijdrage aan de economische ontwikkeling vanuit de TKI’s en programmalijnen. Het tweede deelonderzoek beantwoordde de vraag of de Topsector Energie zich richt op de juiste thema’s en of de manier waarop dit gebeurt optimaal is. Een van de conclusies daaruit was dat het huidige portfolio van de Topsector Energie over de hele linie goed aansluit bij de competitieve voordelen van Nederland en de doelstellingen van het Energieakkoord. De horizonbepaling voor deze modules is dan ook verlengd tot 1 juli 2022.

2.1.2 Hernieuwbare energie

In paragraaf 4.2.3 van de RNES is de subsidiemodule Hernieuwbare energie opgenomen. Het doel van deze subsidiemodule is om 16% hernieuwbare energie in 2023 kosteneffectiever te realiseren. Dit gebeurt door middel van het subsidiëren van innovatieve projecten die leiden tot (additionele) duurzame energieproductie in 2023 en die leiden tot een besparing op de uitgaven aan subsidies in de toekomst die groter is dan de subsidie die voor het project aangevraagd wordt. Deze subsidiemodule geeft uitvoering aan de afspraken uit het Energieakkoord uit 2012. In het Energieakkoord is opgenomen, dat voor demonstratieprojecten die bijdragen aan een reductie van de kosten voor hernieuwbare energie, en daarmee aan het kosteneffectiever realiseren van de doelstelling van 16% hernieuwbare energie, gericht subsidie wordt ingezet. De manier waarop en de mate waarin subsidie wordt ingezet, zijn vervolgens nader uitgewerkt en gepresenteerd in 2014. Het resultaat van deze uitwerking was onder meer dat sinds 2015 alle hernieuwbare energieprojecten (ook de projecten die niet binnen de programmalijnen van de TKI’s passen) voor subsidie in aanmerking kunnen komen, indien deze voldoen aan de in deze subsidiemodule vermelde voorwaarden.

Deze subsidiemodule is verlengd tot 31 december 2020. Op deze wijze kunnen alle projecten ondersteund worden die kunnen bijdragen aan een kosteneffectiever doelbereik in 2023. De projecten waarvoor in 2020 nog subsidie verleend wordt, zullen (gezien de gemiddelde looptijd hiervan) waarschijnlijk in 2023 afgerond zijn. Daarbij sluit de vervaldatum (van 31 december) aan op de gangbare openstellingsperiode van deze subsidiemodule. De subsidiemodule wordt in het voorjaar van het desbetreffende kalenderjaar opengesteld. Om de subsidieaanvragen te kunnen beoordelen en de subsidie vervolgens te kunnen verlenen, zal de horizonbepaling ruim na de zomer (op 31 december 2020) moeten eindigen.

2.1.3 Demonstratie energie-innovatie (DEI)

In paragraaf 4.2.10 van de RNES is de subsidiemodule Demonstratie energie-innovatie (DEI) opgenomen. De DEI komt voort uit een afspraak uit het Energieakkoord. Hierin is opgenomen dat overheidsmiddelen beschikbaar zouden komen voor een innovatieprogramma voor demonstratieprojecten die gericht zijn op versnelling van commercialisering vanuit de Topsector Energie ten behoeve van de export. De doelstelling van de DEI is om in Nederland een ‘etalage’ van energie-innovaties te creëren waardoor Nederlandse bedrijven gemakkelijker de sprong naar internationaal succes kunnen maken met producten, processen of diensten die zij ontwikkeld hebben. Voor Nederland nieuwe (toepassingen van) apparaten, systemen of technieken, die energie besparen of die het gebruik van hernieuwbare energiebronnen bevorderen, worden door het bedrijfsleven in de praktijk toegepast. De subsidie betreft investeringssteun voor de partij die de desbetreffende innovatie gaat toepassen in de praktijk. Voor energiebesparingsprojecten in de industrie mag het project ook een pilot betreffen. De DEI is een generieke subsidiemodule die beoogt energietechnologieprojecten te ondersteunen die zich bevinden in de demonstratiefase, voordat opschaling van het productievolume plaatsvindt. De te ondersteunen energietechnologieën of de toepassing ervan zijn nieuw voor Nederland en hebben de potentie bij te dragen aan de Nederlandse economie, aan energiebesparing en/of aan verduurzaming van de energievoorziening. DEI ondersteunt de marktintroductie van technologieën die binnen de Topsector Energie zijn ontwikkeld en sluit in die zin aan op de overige subsidiemodules voor Topsector Energieprojecten uit titel 4.2 van de RNES. Daarnaast ondersteunt de DEI ook energietechnologieën die buiten de Topsector Energie tot ontwikkeling zijn gekomen.

Deze subsidiemodule is voor het eerst in 2014 opengesteld. Om het doel van deze subsidiemodule daadwerkelijk te kunnen realiseren, alsook afspraken uit het Energieakkoord na te komen, zal deze subsidiemodule nog meerdere malen opengesteld moeten worden. Om die reden is de horizontermijn van deze subsidiemodule dan ook verlengd tot 1 juli 2022.

2.2 Indirecte emissiekosten ETS

In titel 4.4 van de RNES is de subsidiemodule Indirecte emissiekosten ETS (hierna: subsidiemodule ETS) opgenomen. Op grond van deze subsidiemodule wordt subsidie verleend aan bedrijven die hogere elektriciteitskosten hebben als gevolg van emissiehandel. De handel in emissierechten (‘emissiehandel’) is de handel in emissieruimte: het recht om een bepaalde hoeveelheid broeikasgassen uit te stoten. Doordat vragers en aanbieders handelen in emissierechten, krijgt broeikasgasuitstoot een prijs.

Europese elektriciteitsproducenten zijn op grond van de ETS-richtlijn4 verplicht om deel te nemen aan het Europese systeem van handel in broeikasgasemissierechten (hierna: ETS). Onder het ETS zijn zij verplicht om voor hun CO2-uitstoot emissierechten aan te kopen. De kosten hiervan worden doorberekend in de elektriciteitstarieven van de afnemers van de desbetreffende elektriciteitsproducenten. Ondernemingen die hierdoor te maken krijgen met hogere elektriciteitskosten kunnen een concurrentienadeel ondervinden, omdat concurrerende ondernemingen uit andere landen geen hogere elektriciteitsprijzen betalen door CO2-reductiebeleid. Vijftien bedrijfstakken waarvoor deze indirecte kosten relatief groot zijn, komen dan ook in aanmerking voor subsidie. Dit zijn onder andere producenten uit de aluminium-, staal-, kunstmest-, papier- en kunststoffensector.

Via deze wijzigingsregeling is de horizonbepaling van de subsidiemodule ETS verlengd.

De subsidiemodule ETS is voor het eerst opengesteld in 2014 en wordt in 2017 geëvalueerd. Er is niet voor gekozen deze subsidiemodule op een eerder moment te evalueren, omdat dit te vroeg is om alle effecten van deze subsidiemodule te kunnen bezien, alsook om de reactie van de Europese Commissie op de eerste rapportage over deze subsidiemodule hierin mee te nemen. De subsidiemodule zal aangepast worden, indien uit de evaluatie in 2017 of de praktijk blijkt dat dit noodzakelijk mocht zijn. Tot dusverre zijn er echter vanuit de doelgroep en de uitvoering geen signalen gekomen die er op wijzen dat de regeling onvoldoende bij de doelgroep aansluit en/of dat structurele wijzigingen noodzakelijk zouden zijn om de beoogde doelen te kunnen behalen. Om die reden is ervoor gekozen de horizonbepaling van deze subsidiemodule te verlengen. Daarbij is van belang dat in het Energieakkoord is afgesproken dat de subsidieverlening betrekking dient te hebben op de compensatie van de kosten die in de periode 2013 tot en met 2020 gemaakt worden. Omdat voor de kosten die de subsidieaanvrager in 2020 gemaakt heeft de subsidieverlening plaatsvindt in 2021 is de horizonbepaling van deze subsidiemodule verlengd tot en met 31 december 2021. Ook sluit de vervaldatum (van 31 december) aan op de gangbare openstellingsperiode van deze subsidiemodule. De subsidiemodule wordt in het voorjaar van het desbetreffende kalenderjaar opengesteld. Om de subsidieaanvragen en benodigde voortgangsrapportages te kunnen beoordelen en de subsidie vervolgens te kunnen verlenen, zal de horizonbepaling ruim na de zomer (op 31 december 2021) eindigen.

3. Openstelling van de subsidiemodule ETS en correctie subsidiemodule Vroegefasefinanciering

In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 is aangegeven in welke periode de diverse subsidiemodules van de RNES worden opengesteld en wat het subsidieplafond bedraagt.

Voor de subsidiemodule ETS loopt de openstellingsperiode van 1 maart 2017 tot en met 15 april 2017. Het subsidieplafond bedraagt € 62.000.000.

Per abuis was de subsidiemodule Vroegefasefinanciering, MKB-ondernemer en innovatieve starter, opengesteld tot en met 28 februari 2017 in plaats van 31 december 2017. Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om deze omissie te herstellen.

4. Staatssteun

De subsidiemodules voor de Topsector Energie bevatten staatssteun die wordt gerechtvaardigd door de artikelen 25, 38, 41 en 49 van de algemene groepsvrijstellingsverordening5 (zie de artikelen 4.2.14a, 4.2.28a, 4.2.42a, 4.2.49a, 4.2.63a, 4.2.77a, 4.2.84a, 4.2.91a, 4.2.111b en 4.2.119 van de RNES).

De subsidiemodule Hernieuwbare energie, met uitzondering van de subsidie voor zover deze betrekking heeft op niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties, bevat staatssteun die wordt gerechtvaardigd door artikelen 25 en 41 van de algemene groepsvrijstellingsverordening (zie artikel 4.2.21 van de RNES).

De subsidiemodule DEI bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door de artikelen 25, 38 en 41 van de algemene groepsvrijstellingsverordening (zie artikel 4.2.70a van de RNES).

De subsidiemodule ETS bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door Het besluit van de Europese Commissie van 16 oktober 2013 inzake steunmaatregel SA.37084 (2013/N) (hierna: steunmaatregel SA.37084 (2013/N)) (zie artikel 4.4.12 van de RNES).

De verlenging van de horizonbepalingen, alsook de openstelling van de subsidiemodule ETS en de correctie van de sluitingsdatum van de subsidiemodule Vroegefasefinanciering, brengen geen verandering in de staatssteunaspecten, omdat de voorwaarden van deze subsidiemodules ongewijzigd blijven. De data van de verlengde horizonbepaling van de subsidiemodules Topsector Energie en DEI liggen na de datum waarop de looptijd van de algemene groepsvrijstellingsverordening verstrijkt. Voor de subsidiemodule ETS geldt dat de datum van de verlengde horizonbepaling na de einddatum, genoemd in steunmaatregel SA.37084 (2013/N) ligt. Behoudens het geval waarin de algemene groepsvrijstellingsverordening of steunmaatregel SA.37084 (2013/N) verlengd wordt, zal de desbetreffende subsidiemodule alleen na die datum (voor beide is dat 31 december 2020) worden opengesteld, indien hiervoor in het staatssteunrecht een (andere of nieuwe) rechtvaardigingsgrond gevonden kan worden. Alsdan zal de desbetreffende subsidiemodule hier ook op worden aangepast door de andere of nieuwe rechtvaardigingsgrond te noemen en zo nodig inhoudelijke wijzigingen als gevolg van de nieuwe kaders aan te brengen. De subsidiemodule Hernieuwbare energie loopt tot 31 december 2020. Omdat dit dezelfde datum is waarop het toepasselijke Europese staatssteunkader, de algemene groepsvrijstellingsverordening, afloopt, zal de subsidieverlening gedurende deze hele looptijd door dit Europese steunkader gerechtvaardigd worden.

5. Regeldruk

De wijziging van de vervaltermijnen, alsook de openstelling van de subsidiemodule ETS, leidt niet tot het wijzigen van informatieverplichtingen en derhalve ook niet tot een toe- of afname van de regeldruk bij de gebruikers van de subsidiemodules.

6. Vaste verandermomenten

Artikel I van deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2017. Artikel II treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt gepubliceerd.

Met de bekendmaking en inwerkingtreding van artikel I van deze regeling op 1 juli 2017 wordt aangesloten bij de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en er minimaal twee maanden moeten zitten tussen het moment van publicatie en de inwerkingtreding van de regeling.

Met de datum van inwerkingtreding van artikel II wordt afgeweken van de systematiek van vaste verandermomenten. Voor dit artikel, dat ziet op de openstelling van de subsidiemodule ETS en een correctie van de subsidiemodule Vroegefasefinanciering, kan dat in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding.

Voor wat betreft de Vroegefasefinanciering is het in het belang van de doelgroep om zo spoedig mogelijk te weten dat aanvragen langer kunnen worden ingediend.

Voor de subsidiemodule ETS betekent dit dat op deze wijze de doelgroep spoedig voor de hogere elektriciteitskosten uit 2016 gecompenseerd kan worden die deze als gevolg van emissiehandel gemaakt heeft. Vasthouden aan de genoemde systematiek zou hebben betekend dat subsidieaanvragen pas zouden kunnen worden ingediend vanaf het eerstvolgende vaste verandermoment van 1 juli 2017. Omdat de subsidiemodule ETS ongewijzigd wordt opengesteld, alsook de openstellingsperiode pas op 15 april 2017 zal eindigen, zal de doelgroep ook voldoende tijd hebben om subsidieaanvragen voor te bereiden en in te dienen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Kamerstukken II 2016/17, 30 196, nr. 500.

X Noot
2

Kamerstukken II 2012/13, 30 196, nr. 202.

X Noot
4

Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PBEU 2003, L 275)

X Noot
5

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187).

Naar boven