Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 7 oktober 2014, kenmerk 673097-126988-WJZ, houdende gegevensoverdracht in verband met de invoering van de Jeugdwet

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 10.4, tweede en zevende lid, Jeugdwet;

Besluiten:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

CAK:

CAK, genoemd in artikel 48, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

Crolox:

Crolox B.V., gevestigd te Hengelo;

bureau jeugdzorg:

bureau jeugdzorg als bedoeld in de Wet op de jeugdzorg;

jeugdzorg:

jeugdzorg als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg;

minister:

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

tijdelijke voorzieningen:

tijdelijke voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

Wet op de jeugdzorg:

Wet op de jeugdzorg, zoals die wet luidt of luidde op de dag voorafgaand aan de dag van de inwerkingtreding van artikel 11.7, eerste lid, van de Jeugdwet;

zorg:

zorg als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

zorgkantoor:

verbindingskantoor als bedoeld in artikel 1, onder c, van het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering.

§ 2. Tijdelijke voorzieningen

Artikel 2

  • 1. Het CAK en Crolox worden aangewezen als tijdelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 10.4, zevende lid, van de Jeugdwet, waaraan de gegevens, bedoeld in artikel 10.4, tweede en derde lid, van die wet worden verstrekt en worden verwerkt ten behoeve van de uitvoering van de doeleinden, genoemd in het eerste lid van dat artikel.

  • 2. De minister is de verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens op grond van artikel 10.4 van de Jeugdwet door de tijdelijke voorzieningen en draagt zorg voor de inrichting en het beheer van de daarvoor noodzakelijke infrastructuur.

Artikel 3

  • 1. De minister treft de noodzakelijke maatregelen ter waarborging van de veiligheid en zorgvuldigheid van de aansluiting op de tijdelijke voorzieningen en de wijze waarop de persoonsgegevens worden verwerkt door de tijdelijke voorzieningen.

  • 2. De tijdelijke voorzieningen treffen passende technische en organisatorische maatregelen die onnodige en onzorgvuldige verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze regeling tegengaan.

§ 3. Verwerkingen inzake persoonsgebonden budget

Artikel 4

  • 1. Het zorgkantoor verstrekt over jeugdigen met een aanspraak op zorg als bedoeld in artikel 10.1, tweede of derde lid, dan wel artikel 10.2, derde of vierde lid, van de Jeugdwet ten aanzien van wie een persoonsgebonden budget is toegekend, persoonsgegevens, waaronder bijzondere persoonsgegevens, aan het college van de gemeente waar de betreffende jeugdige zijn woonplaats heeft.

  • 2. De verstrekking van persoonsgegevens, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats door verstrekking van de gegevens door het zorgkantoor aan het CAK, dat de gegevens vervolgens zo spoedig mogelijk beschikbaar stelt aan het college van de betreffende gemeente.

Artikel 5

De verstrekking van persoonsgegevens, bedoeld in artikel 4, betreft de volgende gegevens over de jeugdige, voor zover van toepassing en de verstrekker daarover beschikt:

  • zijn burgerservicenummer;

  • de aanduiding van de gemeente waar de ouders of andere wettelijke vertegenwoordigers van de jeugdige wonen;

  • indien de gemeente waar zijn ouders of andere wettelijke vertegenwoordigers van de jeugdige wonen onbekend is: de aanduiding van de gemeente waar hij woont;

  • de aanduiding van het zorgkantoor;

  • de prestatiecodes van de geïndiceerde zorg;

  • de ingangsdatum van het toegekende persoonsgebonden budget;

  • de geïndiceerde einddatum van de zorg;

  • de hoogte van het toegekende persoonsgebonden budget.

Artikel 6

De verstrekking van persoonsgegevens, bedoeld in artikel 4, vindt driemaal plaats. De eerste verstrekking vindt plaats zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van deze regeling. De tweede verstrekking vindt plaats in december 2014. De derde verstrekking vindt plaats uiterlijk op 28 februari 2015.

§ 4. Verwerkingen inzake nog niet aangevangen zorgverlening

Artikel 7

  • 1. De zorgaanbieder, bedoeld in artikel 1 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de persoon of rechtspersoon die zorg op grond van de Zorgverzekeringswet aanbiedt en de zorgaanbieder, bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg, verstrekken over jeugdigen ten aanzien van wie reeds is vastgesteld dat een aanspraak bestaat op zorg als bedoeld in artikel 10.1, tweede of derde lid, of artikel 10.2, derde of vierde lid, van de Jeugdwet dan wel jeugdzorg als bedoeld in artikel 10.3, derde lid, van de Jeugdwet waarvoor de verlening van zorg of jeugdzorg nog niet is aangevangen, persoonsgegevens, waaronder bijzondere persoonsgegevens, aan het college van de gemeente waar de betreffende jeugdige zijn woonplaats heeft.

  • 2. De verstrekking van persoonsgegevens, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats door verstrekking van de gegevens aan Crolox dat die gegevens vervolgens zo spoedig mogelijk beschikbaar stelt aan het college van de betreffende gemeente.

Artikel 8

De verstrekking van persoonsgegevens, bedoeld in artikel 7, betreft de volgende gegevens over de jeugdige, voor zover van toepassing en de verstrekker daarover beschikt:

  • zijn burgerservicenummer;

  • de aanduiding van de gemeente waar de ouders of andere wettelijke vertegenwoordigers van de jeugdige wonen;

  • indien de gemeente waar zijn ouders of andere wettelijke vertegenwoordigers van de jeugdige wonen onbekend is: de aanduiding van de gemeente waar hij woont;

  • de aanduiding van het zorgkantoor dat de zorg heeft toegewezen of het bureau jeugdzorg dat de indicatie heeft afgegeven;

  • de aanduiding van de zorgaanbieder waar de jeugdige op de wachtlijst staat;

  • de prestatiecodes van de geïndiceerde zorg, voor zover het zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten betreft, of van de geïndiceerde jeugdzorg;

  • de geïndiceerde ingangsdatum van de zorg of jeugdzorg;

  • de geïndiceerde einddatum van de zorg of jeugdzorg.

Artikel 9

De verstrekking van persoonsgegevens, bedoeld in artikel 7, vindt plaats zo spoedig mogelijk na 1 januari 2015 doch uiterlijk op 28 februari 2015.

§ 5. Verwerkingen ten behoeve van bekostiging van te continueren zorg

Artikel 10

  • 1. De zorgaanbieder, bedoeld in artikel 1 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de persoon of rechtspersoon die zorg op grond van de Zorgverzekeringswet aanbiedt en de zorgaanbieder in wiens accommodatie op grond van artikel 29k van de Wet op de jeugdzorg een machtiging gesloten jeugdzorg ten uitvoer gelegd kan worden als bedoeld in hoofdstuk IVb van de Wet op de jeugdzorg, verstrekken over jeugdigen aan wie zij zorg als bedoeld in artikel 10.1, tweede of derde lid, of artikel 10.2, derde of vierde lid, van de Jeugdwet dan wel jeugdzorg als bedoeld in artikel 10.3, derde lid, van de Jeugdwet verlenen, persoonsgegevens, waaronder bijzondere persoonsgegevens, aan het college van de gemeente waar de betreffende jeugdige zijn woonplaats heeft.

  • 2. De verstrekkingen, bedoeld in het eerste lid, vinden slechts plaats voor zover de betreffende verlening van zorg:

    • start of is gestart voor 1 januari 2015;

    • in 2015 op individueel niveau bekostigd wordt.

  • 3. De verstrekking van persoonsgegevens, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats door verstrekking van de gegevens aan Crolox dat de gegevens vervolgens zo spoedig mogelijk beschikbaar stelt aan het college van de betreffende gemeente.

Artikel 11

De verstrekking van persoonsgegevens, bedoeld in artikel 10, betreft de volgende gegevens over de jeugdige, voor zover van toepassing en de verstrekker daarover beschikt:

  • zijn burgerservicenummer;

  • de aanduiding van de gemeente waar de ouders of andere wettelijke vertegenwoordigers van de jeugdige wonen;

  • indien de gemeente waar zijn ouders of andere wettelijke vertegenwoordigers van de jeugdige wonen onbekend is: de aanduiding van de gemeente waar hij woont;

  • de aanduiding van de betreffende zorgaanbieder;

  • de aanduiding van het betreffende zorgkantoor, de betreffende zorgverzekeraar of het betreffende bureau jeugdzorg;

  • een vermelding of sprake is van zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Zorgverzekeringswet of jeugdzorg op grond van de Wet op de jeugdzorg;

  • de prestatiecodes van de geïndiceerde zorg, voor zover sprake is van zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, of van de geïndiceerde jeugdzorg;

  • de omvang van de zorg, voor zover sprake is van zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, of de jeugdzorg, waarop een aanspraak bestaat;

  • de geïndiceerde ingangsdatum van de zorg of jeugdzorg;

  • de geïndiceerde einddatum van de zorg of jeugdzorg.

Artikel 12

De verstrekking van persoonsgegevens, bedoeld in artikel 10, vindt uiterlijk op 28 februari 2015 plaats.

§ 6. Overige bepalingen

Artikel 13

Het college wijst een ambtenaar aan voor de ontvangst van de persoonsgegevens, bedoeld in de artikelen 4, 7 en 10. Het college is er verantwoordelijk voor dat de gegevens geverifieerd worden met de basisregistratie personen en het gezagsregister.

Artikel 14

Het bericht, bedoeld in artikel 10.4, vierde lid, van de Jeugdwet bevat de persoonsgegevens, waaronder bijzondere persoonsgegevens, die door het ontvangende college zijn ontvangen van de verstrekker, de datum waarop die gegevens zijn ontvangen en de naam van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft naar het oordeel van het ontvangende college.

Artikel 15

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 16

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gegevensoverdracht in verband met de invoering van de Jeugdwet.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

TOELICHTING

Inleiding

Vanaf 1 januari 2015 worden de gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Welke gemeente een voorziening op het gebied van jeugdhulp, een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering dient te bekostigen, wordt vastgesteld aan de hand van de definitie van het begrip woonplaats in artikel 1.1 van de Jeugdwet (ook wel: het woonplaatsbeginsel). Voor het eerste jaar na invoering van het nieuwe jeugdstelsel geldt op grond van de artikelen 10.1, 10.2 en 10.3 van de Jeugdwet een overgangsregime, waarbij de op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet op de jeugdzorg gevestigde aanspraken blijven bestaan tot uiterlijk 31 december 2015. Een uitzondering daarop is de pleegzorg die ook na dat eerste jaar voortduurt op basis van de bestaande aanspraken. Daarnaast geldt dat bij de voortzetting van jeugdhulp, die jeugdhulp verleend blijft worden door dezelfde aanbieder, voor zover redelijkerwijs mogelijk. De continuïteit van hulp zou immers onvoldoende verzekerd zijn wanneer jeugdigen en ouders bij de invoering daarvan geconfronteerd zouden worden met een andere aanbieder, enkel om redenen van een stelselwijziging en een ander bekostigingsmodel.

Deze regeling stelt nadere regels over de gegevensoverdracht die noodzakelijk is voor het treffen van voorzieningen in het kader van het overgangsregime op grond van de artikelen 10.1, 10.2 en 10.3 van de Jeugdwet. De gemeenten wordt hiermee in staat gesteld zich voor te bereiden op de verantwoordelijkheid die zij hebben na inwerkingtreding van de Jeugdwet voor de continuïteit van de jeugdhulp en de daarvoor noodzakelijke infrastructuur (zie ook artikel 10.4, eerste lid, onder a, van de Jeugdwet).

Gemeenten zullen het elektronische declaratieverkeer met de jeugdhulpaanbieders moeten voorbereiden. Gemeenten moeten daarvoor weten welke declaraties, die betrekking hebben op jeugdhulp die individuele cliënten hebben ontvangen, zij in 2015 kunnen verwachten. Daarom ontvangen de gemeenten ook informatie over deze cliënten: de initiële vulling.

De te verwerken persoonsgegevens

Gebaseerd op de bestaande ervaringen zal ongeveer de helft van de jeugdigen die op 1 januari van een bepaald jaar jeugdhulp ontvangen, in datzelfde jaar ook weer uitstromen. Het is van groot belang dat de decentralisatie van de verschillende vormen van jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering zo zorgvuldig mogelijk plaatsvindt. De continuïteit van zorg voor de jeugdige en zijn ouders is daarbij een centraal aandachtspunt. Daartoe is het noodzakelijk dat de gemeenten tijdig de beschikking krijgen over gegevens van jeugdigen en ouders ten aanzien van wie vóór 2015 is vastgesteld dat zij recht hebben op een vorm van jeugdhulp en waarvoor op grond van het genoemde overgangsregime geldt dat die jeugdigen en ouders dat recht per 1 januari 2015 hebben jegens de gemeente waarbinnen de jeugdige zijn woonplaats heeft. Over deze gegevensoverdracht is een Privacy Impact Assessment (PIA) uitgevoerd. Dit leverde vijftien aanbevelingen op, die alle overgenomen zijn.1 Naar aanleiding van de PIA is onder meer nader bekeken voor welke cliëntgroepen de gegevensoverdracht echt noodzakelijk is. Bij brief van 10 juli 2014 is de Tweede Kamer daarover nader geïnformeerd.2 Wij zijn tot de conclusie gekomen dat de noodzaak tot overdracht van persoonsgegevens aan de gemeenten slechts bestaat voor zover het gaat om jeugdigen ten aanzien van wie:

  • 1. een persoonsgebonden budget voor de verlening van jeugdhulp is vastgesteld (§ 3 van deze regeling),

  • 2. reeds een aanspraak of een recht op een vorm van jeugdhulp is vastgesteld, maar waarbij de verlening van die jeugdhulp nog niet is aangevangen (§ 4 van deze regeling),

  • 3. gemeenten op grond van het genoemde overgangsregime in 2015 facturen dienen te voldoen voor de verlening van jeugdhulp (§ 5 van deze regeling).

Bij deze levering zal in alle gevallen het burgerservicenummer van de betreffende jeugdige worden verstrekt. Daarnaast wordt de zogeheten gemeentecode verstrekt van de gemeente waar degene woont die het gezag heeft over de jeugdige. Mocht de verstrekker daar niet over beschikken, dan verstrekt hij de gemeentecode van de gemeente waar de jeugdige woont. Verder krijgt de betreffende gemeente informatie over de instantie die de aanspraak op de jeugdhulp heeft gevestigd, over de vorm van jeugdhulp en over de begin- en einddatum van het toegekende persoonsgebonden budget of de geïndiceerde zorg of jeugdzorg.

De wijze van verstrekking

Deze verstrekking van gegevens dient op een zo zorgvuldig, veilig, effectief en efficiënt mogelijke wijze te gebeuren en met zo weinig mogelijk administratieve lasten. Artikel 10.4 van de Jeugdwet is daarvoor de wettelijke grondslag en op grond van het zevende lid van dat artikel worden in deze regeling nadere regels gesteld over de verwerking van persoonsgegevens. Voor een nadere toelichting op artikel 10.4 van de Jeugdwet wordt verwezen naar de toelichting bij de eerste nota van wijziging.3

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is verantwoordelijk voor de overdracht van de eerste twee categorieën persoonsgegevens: de 'eenmalige gegevensoverdracht', met als doel het garanderen van de continuïteit van zorg (artikel 10.4 Jeugdwet). De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is verantwoordelijk voor de overdracht van de derde categorie persoonsgegevens: de 'initiële vulling', met als doel het treffen van voorbereidingen door gemeenten om de bestaande wijzen van het op individueel niveau declareren voort te zetten(artikel 12.4, eerste lid, onder b, Jeugdwet).

Informatie aan jeugdigen en ouders

Er wordt voor de gegevensuitwisseling geen uitdrukkelijke toestemming van betrokkenen gevraagd. Wel informeren de jeugdhulpaanbieders en de zorgkantoren de jeugdige en ouders zo mogelijk over de voorgenomen overdracht van hun persoonsgegevens naar gemeenten.

Bescherming van de privacy

Voor de overdracht van deze persoonsgegevens worden twee tijdelijke voorzieningen aangewezen, namelijk het CAK en Crolox (zie artikel 2). De bescherming van de persoonsgegevens wordt gewaarborgd op de volgende manieren:

  • selectie en bewerking van gegevens vindt zoveel mogelijk bij de bron plaats, dus voordat ze verstrekt worden;

  • gegevens worden versleuteld voordat ze worden overgedragen (encryptie);

  • gebruik van een volledig beveiligd dataportaal voor overdracht aan gemeenten (SSL-verbinding, camerabewaking dataserver, firewalls, toegang webservice via https-poort);

  • geautoriseerde en gevalideerde toegang tot het dataportaal;

  • 1-op-1 overdracht (gemeenten kunnen alleen bij hun eigen gegevens);

  • leesbaar maken van de gegevens via een unieke sleutel die alleen in het bezit is van de geautoriseerde medewerker.

Hoe gaat de gegevensoverdracht in zijn werk?

De gegevensverstrekkingen aan de tijdelijke voorzieningen vinden plaats op verschillende momenten in een periode van oktober 2014 tot en met uiterlijk 28 februari 2015. De gemeenten kunnen vervolgens steeds de voor hen bestemde gegevens in het eerdergenoemde beveiligde portaal raadplegen. Hieronder zijn de verschillende momenten van de gegevensoverdracht weergegeven:

Gegevens inzake persoonsgebonden budget:

  • oktober 2014;

  • begin december 2014;

  • begin februari 2015.

Gegevens inzake nog niet aangevangen zorgverlening:

  • januari 2015.

Initiële vulling:

  • vanaf november 2014 tot uiterlijk februari 2015.

Partijen die de basisgegevens leveren of ontvangen, zijn zelf verantwoordelijk zijn voor de volledigheid en kwaliteit van de betreffende persoonsgegevens. Gemeenten moeten rekening houden met de mogelijkheid dat niet in alle gevallen de aangeleverde gegevens volledig en correct zijn en dat er dus aanvullende acties nodig zijn, zoals het verifiëren met de basisregistratie personen en het gezagsregister.

Voordat tot de gegevensoverdracht wordt overgegaan, moeten zowel de organisaties die gegevens leveren als de gemeenten die ze ontvangen een aantal voorbereidingen treffen.

Voor de leverende partijen geldt dat:

  • zij in staat moeten zijn om de juiste gegevens uit hun administratie te halen;

  • de in hun administratie opgenomen persoonsgegevens actueel moeten zijn;

  • zij de desbetreffende cliënten moeten informeren over de gegevensoverdracht;

  • de gegevens tot aan de ontvangst door de tijdelijke voorziening goed beveiligd moeten zijn.

Voor gemeenten geldt dat:

  • de persoonsgegevens veilig moeten worden ontvangen;

  • de gegevens alleen mogen worden opgenomen in de bestaande registratiesystemen als dat voor de uitvoering van de gemeentelijke taak nodig is;

  • een ambtenaar aangewezen moet worden voor de ontvangst van de persoonsgegevens (vergelijkbaar met de wijze waarop het beheer van de basisregistratie personen en de registratie van identiteitsdocumenten is belegd);

  • de persoonsgegevens alleen geraadpleegd mogen worden door daartoe geautoriseerde gebruikers;

  • persoonsgegevens worden vernietigd zodra er geen noodzaak meer bestaat ze te bewaren voor het doel waarvoor ze zijn verkregen.

Bewaren en vernietigen

De laatste leveringen op grond van deze regeling dienen uiterlijk 28 februari 2015 te geschieden. Op grond van artikel 10 van de Wet bescherming persoonsgegevens mogen persoonsgegevens niet langer bewaard worden in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkene te identificeren, dan noodzakelijk is voor de verwerkelijking van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt. De tijdelijke voorzieningen zullen de persoonsgegevens die zij op grond van deze regeling verwerken daarom binnen een redelijke tijd na de laatste verstrekking moeten vernietigen.

Voor de duidelijkheid zij vermeld dat in artikel 10.4, zesde lid, van de Jeugdwet reeds is geregeld dat gemeenten de ontvangen bestanden uiterlijk 31 januari 2016 dienen te vernietigen, tenzij de gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een aansluitende voorziening op het gebied van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering of ter voldoening aan een wettelijk voorschrift bewaard dienen te blijven.

Artikelsgewijs

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

De gegevensoverdracht op grond van deze ministeriële regeling zal ook nog plaatsvinden na de intrekking van de Wet op de jeugdzorg. Daarom regelt artikel 1 dat onder de Wet op de jeugdzorg in deze regeling wordt verstaan de Wet op de jeugdzorg zoals die wet luidt of luidde op de dag voorafgaand aan de intrekking van die wet. Daarnaast wordt onder jeugdzorg en bureau jeugdzorg in deze regeling verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan op grond van de Wet op de jeugdzorg.

§ 2. Tijdelijke voorziening

Artikel 2
Eerste lid

Op grond van artikel 10.4, zevende lid, van de Jeugdwet worden het CAK en Crolox aangewezen als tijdelijke voorzieningen ten behoeve van de verwerking van persoonsgegevens op grond van artikel 10.4 van de Jeugdwet.

Het CAK wordt als tijdelijke voorziening gebruikt voor het beschikbaar stellen aan gemeenten van de door de zorgkantoren aan te leveren gegevens over de zorg waarvoor een persoonsgebonden budget is toegekend (zie paragraaf 3). De reden hiervoor is dat het CAK reeds een beveiligde verbinding heeft met alle gemeenten, namelijk het dataportaal ‘Porta’. Het is efficiënt en betrouwbaar om gebruik te maken van die bestaande verbinding. Deze gegevensoverdracht vertoont samenhang met de gegevensoverdracht inzake toegekende persoonsgebonden budgetten die ook door het CAK wordt uitgevoerd in het kader van de invoering van de Wmo 2015.

Het bleek niet mogelijk om het CAK daarnaast, in dezelfde periode, ook nog als tijdelijke voorziening te gebruiken voor het beschikbaar stellen van persoonsgegevens aan gemeenten over nog niet aangevangen jeugdhulpverlening waarvoor al wel een indicatie bestaat vóór 1 januari 2015. Daarom is hiervoor een andere tijdelijke voorziening aangewezen, namelijk Crolox (zie paragraaf 4). Crolox wordt als tijdelijke voorziening daarnaast gebruikt voor de initiële vulling (zie paragraaf 5). Met het oog op een veilige en zorgvuldige verwerking van de persoonsgegevens, maken de zorgaanbieders en gemeenten daarbij gebruik van de module ‘Veilige Bestandsoverdracht’ van Crolox B.V. Crolox stelt de gegevens die het ontvangt van de zorgaanbieders in een beveiligde omgeving beschikbaar aan de betreffende gemeenten.

Tweede lid

De Minister van VWS wordt in het tweede lid aangewezen als de verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens voor de verwerking van de persoonsgegevens door het CAK en door Crolox in het kader van artikel 10.4 van de Jeugdwet. De verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens is de persoon of de rechtspersoon die of het bestuursorgaan dat het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt. De verantwoordelijke bepaalt de doeleinden van de verwerking en beslist over het gebruik van de persoonsgegevens, de verstrekking aan derden, de duur van de opslag van gegevens, etc.

Voor de gegevensverwerking die de zorgkantoren in het kader van deze regeling verrichten in verband met de verstrekking van gegevens over persoonsgebonden budgetten, geldt dat zorgverzekeraars die als concessiehouders fungeren als zorgkantoren, de verantwoordelijke zijn als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens. Deze verwerking wordt door Vektis als bewerker uitgevoerd in opdracht van de zorgkantoren.

Artikel 3

De verantwoordelijke die een bewerker inschakelt, is op grond van artikel 14, tweede lid, Wet bescherming persoonsgegevens verplicht een overeenkomst met de bewerker aan te gaan. Hiermee wordt invulling gegeven aan de in het eerste lid bedoelde verplichting om maatregelen te treffen ter waarborgen van de veiligheid en zorgvuldigheid van de aansluiting op de tijdelijke voorzieningen en de wijze waarop de persoonsgegevens worden verwerkt door de tijdelijke voorzieningen te waarborgen. Met de bewerkersovereenkomst kunnen de details van de verwerkingswijze worden overgelaten aan de bewerker zonder dat deze daardoor verantwoordelijke of medeverantwoordelijke wordt. De bewerker beperkt zich tot het verwerken van persoonsgegevens zonder zeggenschap te hebben over het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens.

De bewerkersovereenkomst die met het CAK en met Crolox gesloten wordt, heeft met name betrekking op de technische vereisten waaraan de gebruikers dienen te voldoen bij aansluiting op de tijdelijke voorzieningen. Zo zullen de gebruikers zorg dienen te dragen voor een adequate informatiebeveiliging. Waar mogelijk zal daarbij aangesloten worden bij reeds bestaande voorwaarden en procedures. Met de overeenkomst wordt gewaarborgd dat de gegevens veilig en zorgvuldig door de tijdelijke voorzieningen worden ontvangen en vervolgens beschikbaar worden gesteld aan de betreffende gemeenten.

§ 3. Verwerkingen inzake persoonsgebonden budget

Artikel 4

Gemeenten zijn op grond van het overgangsrecht van de Jeugdwet verantwoordelijk voor de voortzetting van de verlening van jeugdhulp waarvan vóór 1 januari 2015 al is vastgesteld dat daarop een aanspraak bestaat en waarvan de aanspraak doorloopt in 2015. Wanneer het jeugdhulp betreft waarvoor een persoonsgebonden budget is verstrekt, zullen gemeenten gegevens nodig hebben om te kunnen waarborgen dat de betreffende jeugdhulp wordt voortgezet en om te overleggen of in hoeverre zorg in natura geboden zou kunnen worden. Gemeenten zullen daarover met de betreffende jeugdigen en ouders in overleg treden.

Het zorgkantoor bepaalt of aan iemand een persoonsgebonden budget wordt verleend, op grond van de Regeling subsidies AWBZ, ook als het zorg betreft waarvoor een bureau jeugdzorg een indicatiebesluit heeft afgegeven. Het zorgkantoor beschikt dus over de gegevens omtrent de persoonsgebonden budgetten voor jeugdhulp, die gemeenten nodig hebben om te voorzien in de voortzetting van de betreffende zorg.

Tweede lid

Deze bepaling schrijft voor hoe de verwerking van de persoonsgegevens plaats dient te vinden. De zorgkantoren maken voor de AWBZ-brede zorgregistratie (AZR), een systematiek voor het digitaal uitwisselen van gegevens tussen diverse organisaties in de keten van de AWBZ, reeds gebruik van de diensten van Vektis en zullen ook voor de onderhavige gegevensverwerking Vektis inzetten. De betreffende gegevens worden namens de zorgkantoren door Vektis verstrekt aan het CAK, dat de bestanden per gemeente in het reeds bestaande beveiligde dataportaal ‘Porta’ aanbiedt aan de gemeenten. Het CAK heeft geen inhoudelijke verantwoordelijkheid bij deze verzendingen. Dit betekent dat er geen inhoudelijke bewerkingen door het CAK plaatsvinden.

Artikel 5

In dit artikel zijn de gegevens opgesomd die door de zorgkantoren, via het CAK, verstrekt dienen te worden aan de gemeenten. Voor de duidelijkheid zij vermeld dat uit de prestatiecodes onder andere duidelijk wordt of sprake is van extramurale zorg of intramurale zorg.

De ingangsdatum van het toegekende persoonsgebonden budget hoeft in de praktijk niet samen te vallen met het starttijdstip van de feitelijke zorgverlening. Zo komt het bijvoorbeeld voor dat de geïndiceerde zorg in eerste instantie wordt geleverd in natura, maar dat in een later stadium op verzoek van de cliënt voor de geïndiceerde zorg alsnog een persoonsgebonden budget wordt toegekend. In aanloop naar het nieuwe jeugdstelsel kennen de zorgkantoren persoonsgebonden budgetten maximaal toe tot en met 31 december 2014. Daardoor valt de einddatum van het toegekende budget niet samen met de einddatum van de geïndiceerde, te continueren zorg. Daarom wordt de einddatum van de geïndiceerde zorg verstrekt en niet die van het toegekende budget.

De gegevens waarover het zorgkantoor beschikt en die dus verstrekt kunnen worden, betreffen louter de ingangsdatum en de einddatum van de periode waarover het persoonsgebonden budget is toegekend.

Artikel 6

Gemeenten dienen zo snel mogelijk te beschikken over een eerste set gegevens. Na de inwerkingtreding van deze regeling kan daarom zo snel mogelijk gestart worden met de eerste overdracht van gegevens aan de gemeenten. Omdat in de loop van de tijd nieuwe besluiten worden genomen over de verlening van persoonsgebonden budgetten, zullen op een later tijdstip aanvullende verstrekkingen moeten plaatsvinden. Vanwege de overgang van alle vormen van jeugdhulp naar de gemeenten vanaf 1 januari 2015, zullen de zorgkantoren geen persoonsgebonden budgetten meer verlenen vanaf 1 januari 2015. Daarom zal in begin februari 2015 een laatste verstrekking van gegevens plaatsvinden, waarmee de informatie over de persoonsgebonden budgetten van lopende zorgtrajecten bij gemeenten gecompleteerd wordt.

§ 4. Verwerkingen inzake nog niet aangevangen zorgverlening

Artikel 7

Gemeenten zijn op grond van het overgangsrecht van de Jeugdwet verantwoordelijk voor de verlening van jeugdhulp waarvan vóór 1 januari 2015 al is vastgesteld dat daarop een aanspraak bestaat. Als de daadwerkelijke verlening van jeugdhulp nog niet is aangevangen, zullen gemeenten gegevens nodig hebben om te kunnen waarborgen dat de betreffende jeugdhulp wordt ingezet. De zorgaanbieders en in een aantal gevallen de bureaus jeugdzorg beschikken over de benodigde gegevens.

Indien het een aanspraak op zorg betreft op grond van de AWBZ, heeft het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) of een bureau jeugdzorg daarover een indicatiebesluit genomen. Naar aanleiding van dat besluit wordt het zorgkantoor ingeschakeld. Als bij de aanvraag een voorkeur voor een zorgaanbieder is aangegeven, verstrekt het zorgkantoor de benodigde gegevens aan die zorgaanbieder. Als geen voorkeur voor een aanbieder bekend is, wordt contact opgenomen met de cliënt teneinde een keuze te maken voor een zorgaanbieder. Daarna ontvangt die zorgaanbieder ook de benodigde gegevens.

Indien het een aanspraak op zorg betreft op grond van de Zvw, staat de betreffende jeugdige op de wachtlijst bij de (rechts)persoon die de zorg zal gaan leveren.

Indien het een aanspraak betreft op grond van de Wet op de jeugdzorg, heeft een bureau jeugdzorg daarover een indicatiebesluit genomen en verstrekt het naar aanleiding daarvan de benodigde gegevens aan de zorgaanbieder.

Deze gegevens dienen op grond van dit artikel beschikbaar te worden gesteld aan de betreffende gemeente indien deze zorg of jeugdzorg als jeugdhulp in de zin van de Jeugdwet kan worden aangemerkt.

In afwachting van de zorg of jeugdzorg waarvoor het indicatiebesluit is genomen, wordt in sommige gevallen vervangende zorg of overbruggingszorg ingezet. Ook dit betreft zorg of jeugdzorg waarop aanspraak bestaat en ook daarover zullen gegevens verstrekt worden (zie paragraaf 5).

Overigens regelt artikel 10.4a, vierde lid, van de Jeugdwet de noodzakelijke gegevensoverdracht in de situatie dat een aanvraag voor de inwerkingtreding van de Jeugdwet is ingediend maar nog geen besluit op de aanvraag is genomen.

Tweede lid

Voor deze verstrekkingen wordt gebruik gemaakt van de diensten van Crolox. Met het oog op een veilige en zorgvuldige verwerking van de persoonsgegevens, maken de zorgaanbieders gebruik van de module ‘Veilige Bestandsoverdracht’ van Crolox B.V. Crolox stelt de bestanden vervolgens in een beveiligde omgeving beschikbaar aan de betreffende gemeenten.

Artikel 8

Het onderhavige artikel regelt welke gegevens worden verstrekt. Aan de hand van deze gegevens kan de gemeente ervoor kiezen de benodigde jeugdhulp te laten leveren door de aanbieder waar de jeugdige reeds op de wachtlijst staat en waarvan de gegevens zijn ontvangen, maar de gemeenten kan er ook voor kiezen om de jeugdhulp te laten verlenen door een andere, vergelijkbare aanbieder, bijvoorbeeld omdat een andere aanbieder passender wordt geacht of omdat met de ene aanbieder een contract is gesloten en met de andere niet. Gemeente zijn daarbij vanzelfsprekend gehouden aan hetgeen de Jeugdwet regelt over de inzet van jeugdhulp. Met name artikel 2.3, vijfde lid, van de Jeugdwet is daarbij van belang, aangezien daar is geregeld dat voor zover redelijkerwijs mogelijk, de jeugdige en zijn ouders keuzevrijheid wordt geboden met betrekking tot de activiteiten van jeugdhulp.

Ten aanzien van de prestatiecodes zij opgemerkt dat deze wel verstrekt worden bij AWBZzorg en jeugdzorg, maar niet bij Zvw-zorg. Bij Zvw-zorg zou het gaan om informatie over de diagnosebehandelcombinaties (DBC’s) en daarmee zou bovenmatig veel medische informatie verstrekt worden over de betreffende jeugdigen.

Artikel 9

Zodra het nieuwe jeugdstelsel is ingevoerd, dienen gemeenten zo snel mogelijk de beschikking te krijgen over de betreffende gegevens van jeugdigen die op grond van een reeds bestaande aanspraak recht hebben op een vorm van jeugdhulp maar die nog op een wachtlijst staan. Dit artikel regelt dat dit uiterlijk op 28 februari 2015 dient te geschieden.

§ 5. Verwerkingen ten behoeve van bekostiging te continueren zorg

Artikel 10

Gemeenten dienen zich tijdig en adequaat voor te bereiden op het nieuwe jeugdstelsel. Artikel 12.4 van de Jeugdwet schrijft dat expliciet voor en bepaalt onder meer dat in het bijzonder de continuïteit van de verlening van jeugdhulp en de daarvoor noodzakelijke infrastructuur gewaarborgd moeten zijn. Met het oog daarop wordt met onderhavige artikel geregeld dat zorgaanbieders na een daartoe dienend verzoek van gemeenten persoonsgegevens dienen te verstrekken aan gemeenten over reeds aangevangen zorg en gesloten jeugdzorg die door gemeenten op grond van de Jeugdwet gecontinueerd dient te worden, voor zover deze op individueel niveau wordt bekostigd. Dit is in het belang van de jeugdhulpaanbieders, omdat het bijdraagt aan een snelle betaling van de facturen aan de betreffende aanbieders. Daarnaast biedt het de gemeente de mogelijkheid om tijdig te controleren of zij inderdaad gemeente is waar de betreffende jeugdige zijn woonplaats heeft; indien dat niet het geval is, dient de gemeente de gegevens zo spoedig mogelijk aan de juiste gemeente door te zenden (artikel 13 van deze regeling, artikel 10.4, vierde lid, van de Jeugdwet).

Derde lid

Evenals de verstrekkingen inzake de nog niet aangevangen zorgverlening (artikel 7, tweede lid), geschiedt ook deze levering aan gemeenten met gebruikmaking van de module ‘Veilige Bestandsoverdracht’ van Crolox. Crolox stelt de bestanden in een beveiligde omgeving beschikbaar aan de betreffende gemeenten.

Artikel 11

Het onderhavige artikel regelt welke gegevens worden verstrekt. Deze gegevens kan de gemeente gebruiken als basisvulling van hun declaratiesysteem, wat bijdraagt aan een tijdige betaling van de facturen van de aanbieders. Ook kan een gemeente ervoor kiezen om over de betreffende cliënten een ‘zorgtoewijzingsbericht’ naar de betreffende zorgaanbieders te sturen, zodat die zeker weten dat de factuur naar de juiste gemeente wordt verstuurd.

De aanduiding van het zorgkantoor (de zorgkantoorcode) dat met een indicatiebesluit de aanspraak op zorg heeft gevestigd en de aanduiding van de zorgverzekeraar (het UZOVI-nummer) bij wie de jeugdige tot en met 31 december 2014 verzekerd was voor de betreffende vorm van zorg en de aanduiding van het bureau jeugdzorg dat de in het kader van gesloten jeugdzorg de indicatie heeft afgegeven, stelt gemeenten in staat om indien noodzakelijk de betreffende aanspraak op jeugdhulp te verifiëren.

Indien de AWBZ-zorg gedurende een dagdeel in een instelling wordt geleverd, omvat de zorg tevens het vervoer naar en van de instelling indien daarvoor een medische noodzaak bestaat.

Artikel 12

Ook deze verwerking van persoonsgegevens zal slechts in een beperkt tijdvak mogen plaatsvinden, namelijk tot uiterlijk 28 februari 2015.

§ 6. Overige bepalingen

Artikel 13

Met het oog op de zorgvuldige en veilige verwerking van persoonsgegevens door gemeenten, dient het college van iedere gemeente een specifieke ambtenaar aan te wijzen die de betreffende persoonsgegevens in ontvangst mag nemen. De gemeente dient vervolgens zorg te dragen voor een vergelijking van de gegevens met de basisregistratie personen. Indien de gemeente tot de conclusie komt dat op grond van de Jeugdwet een andere gemeente verantwoordelijk is voor de verlening van de betreffende jeugdhulp, bestaat op grond van artikel 10.4, vierde lid, van de Jeugdwet de verplichting om de ontvangen gegevens door te zenden aan het college van de gemeente dat naar het oordeel van het ontvangende college aangemerkt dient te worden als het college van de gemeente waarbinnen de jeugdige zijn woonplaats heeft.

Daarnaast dient het college ervoor te zorgen dat aan de hand van het gezagsregister wordt bekeken wie het gezag heeft over de betreffende jeugdige. Met het oog op te maken keuzes over de voortzetting van de zorg dient bij een minderjarige immers contact opgenomen te worden met degene die het gezag heeft of hebben over de jeugdige.

Artikel 14

Mocht een gemeente van oordeel zijn dat op grond van de Jeugdwet een andere gemeente verantwoordelijk is voor de inzet van jeugdhulp ten behoeve een specifieke jeugdige, dan dient die gemeente op grond van artikel 10.4, vierde lid, van de Jeugdwet de ontvangen gegevens door te zenden naar de juiste gemeente. De onderhavige bepaling schrijft voor welke gegevens in dat bericht opgenomen dienen te worden.

Artikel 15

Deze regeling treedt in werking op de dag na de publicatie in de Staatscourant, opdat zo spoedig mogelijk gestart kan worden met de eerste verstrekkingen van persoonsgegevens op grond van deze regeling.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Zie de brief aan de Tweede Kamer van 13 december 2013, Kamerstukken II 2013/14, 31 839, nr. 334.

X Noot
2

Kamerstukken II 2013/14, 31 839, 403.

X Noot
3

Kamerstukken II 2013/14, 33 684, nr. 11.

Naar boven