Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 22 augustus 2014, nummer 552432, tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderddertigste wijziging)

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 24, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 3.34ja wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.34jb

In afwijking van de tarieftabel in artikel 3.34, rij a, de tarieftabel in artikel 3.34a, rij a tot en met c, en de artikelen 3.34c, tweede lid, 3.34g, eerste lid, en 3.34j, tweede en vijfde lid, is de minderjarige vreemdeling een bedrag van € 53 verschuldigd.

B

Na artikel 3.43d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.43e

In afwijking van de artikelen 3.43b, eerste lid, en 3.43c, eerste en tweede lid, is de minderjarige vreemdeling een bedrag van € 53 verschuldigd.

C

Na artikel 3.52a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.52b

In afwijking van artikel 3.51, eerste lid, is de minderjarige vreemdeling een bedrag van € 53 verschuldigd.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2014, en werkt terug tot en met 17 juni 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 augustus 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

TOELICHTING

Deze regeling tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 bevat een aanpassing van een aantal legestarieven naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juni 2014 (201401261/1/V1).

De uitspraak geeft aanleiding om de legestarieven voor minderjarige vreemdelingen in het kader van aanvragen om een verblijfsvergunning op grond van de richtlijn gezinshereniging (richtlijn 2003/86) of de richtlijn langdurig ingezetenen (richtlijn 2003/109) te verlagen naar € 53.

De inwerkingtreding is niet op een Vast Verandermoment en de invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee maanden. Hiermee wordt afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze afwijking is toegestaan omdat de doelgroepen gebaat zijn bij spoedige inwerkingtreding (Aanwijzing 174, vierde lid, onder a, Aanwijzingen voor de regelgeving).

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven