Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken

Considerans

Voor u ligt het Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken.

Dit procesreglement vindt zijn oorsprong in een initiatief van het Project procesreglementen, dat onderdeel uitmaakt van het Programma Civiele Sectoren. Het procesreglement is ontwikkeld door een door dit project geïnitieerde en door het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Civiele sectoren van de rechtbanken (LOVC) in samenwerking met het Recofa gefaciliteerde werkgroep, in samenspraak met de Nederlandse Orde van Advocaten en de Raad voor Rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch. Op 5 november 2012 heeft het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Civiele sectoren en kantonsectoren van de rechtbanken (LOVCK) de tweede versie van het procesreglement goedgekeurd, waarna – na akkoord van de presidentenvergadering – alle rechtbanken het procesreglement als eigen reglement hebben vastgesteld. Het reglement is gepubliceerd in de Staatscourant.

Het procesreglement is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 1 bevat regels betreffende verzoekschriftprocedures die strekken tot faillietverklaring en valt uiteen in drie onderdelen: het faillissement op verzoek van een schuldeiser, het faillissement op eigen aangifte en het verzet tegen faillietverklaring. In Hoofdstuk 2 zijn regels opgenomen met betrekking tot verzoekschriftprocedures die strekken tot het verlenen van surseance van betaling. Hoofdstuk 3 ten slotte bevat regels voor verzoekschriftprocedures die strekken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en is onderverdeeld in een Algemeen deel waarin regels zijn opgenomen met betrekking tot de schuldsaneringsprocedure in het algemeen, en in een Bijzonder deel dat regels bevat die betrekking hebben op een aantal bijzondere procedures (de omzetting van faillissement in schuldsanering, de voorlopige voorzieningen, het dwangakkoord en het moratorium).

In het procesreglement zijn onder andere verwerkt de onderdelen van de Recofa-Richtlijnen voor faillissementen en surseance van betaling en van de Recofa-Richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen die betrekking hebben op de procedure tot en met het uitspreken van het faillissement, het verlenen van de surseance van betaling of het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling. De Recofa-Richtlijnen voor faillissementen en surseance van betaling en de Recofa-Richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen zullen in afgeslankte vorm blijven voortbestaan.

Met het ontwikkelen van het procesreglement is beoogd een verdere bijdrage te leveren aan het harmoniseren van de werkwijze en werkprocessen van de verschillende rechtbanken in verzoekschriftprocedures in insolventiezaken. Hierbij is het belang van de justitiabele vooropgesteld. Daarnaast is gestreefd naar een zo goed mogelijke interne werkbaarheid.

Mocht u de gedrukte uitgave van het procesreglement raadplegen, dan maken wij u erop attent dat dit niet het brondocument is. Vanwege de wijzigingen die met enige regelmaat in de tekst worden aangebracht, is het brondocument, behalve in de Staatscourant, te vinden op de website http://www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/Sector-civiel-recht/Pages/default.aspx. Op de website staat altijd de meest recente versie van dit reglement, inclusief de inhoud van de hyperlinks die in de gedrukte versie niet is weergegeven.

Tweede versie, 1 januari 2013

1 FAILLISSEMENT

1.1 FAILLISSEMENT OP VERZOEK VAN EEN SCHULDEISER

1.1.1 Algemene bepalingen
1.1.1.1 Strekking

Dit hoofdstuk bevat regels voor de behandeling van verzoekschriftprocedures die strekken tot faillietverklaring op verzoek van een schuldeiser en die worden behandeld bij de rechtbank.

1.1.1.2 Indiening van stukken

Indiening van het verzoekschrift, het verweerschrift en de overige stukken geschiedt als volgt:

  • door toezending per post aan de bevoegde rechtbank, ter attentie van de insolventiegriffie;

  • door afgifte aan de Centrale Balie van de bevoegde rechtbank, ter attentie van de insolventiegriffie.

Aanhoudingsverzoeken (zie artikel 1.1.2.7), intrekkingen (zie artikel 1.1.4.10) en verweerschriften (zie onderdeel 1.1.3) kunnen ook per telefax worden gedaan, mits het faxbericht niet meer dan in totaal 20 pagina’s omvat.

De griffie is op werkdagen telefonisch bereikbaar van 8.30 tot 17.00 uur, zie Bijlage I .

Voor spoedeisende gevallen gelden piketregelingen, zie Bijlage II.

1.1.1.3 Vermelding zaak- en rekestnummer

Op alle correspondentie met en van de rechtbank wordt het zaak- en rekestnummer vermeld.

1.1.1.4 Toevoeging

Indien een voor de zaak geldende toevoeging is verleend, wordt de toevoeging bij het verzoek- of verweerschrift gevoegd.

Indien een toevoeging is aangevraagd maar nog niet of nog niet definitief is verleend, wordt een kopie van de aanvraag bij het verzoek- of verweerschrift gevoegd en wordt in de kop daarvan vermeld dat een toevoeging is aangevraagd.

1.1.1.5 Afwijken reglement

De rechtbank kan, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, afwijken van dit hoofdstuk.

1.1.2 Verzoek tot faillietverklaring
1.1.2.1 Indiening

Een verzoek wordt schriftelijk gedaan, tenzij de wet anders bepaalt.

Het verzoekschrift wordt ingediend en ondertekend door een advocaat.

1.1.2.2 Aantal in te dienen exemplaren

Het verzoekschrift en de bijgevoegde stukken worden in meervoud ingediend: twee exemplaren voor de rechtbank en twee exemplaren voor iedere verweerder.

Indien de faillietverklaring van een vennootschap onder firma of van een commanditaire vennootschap wordt verzocht, worden twee extra exemplaren van het verzoekschrift en de bijgevoegde stukken voor iedere vennoot ingediend.

1.1.2.3 Griffierecht

De verzoeker is bij indiening van een verzoekschrift griffierecht verschuldigd, tenzij anders bepaald in de Wet griffierechten burgerlijke zaken.

Indien het verzoek na indiening wordt inge¬trokken, blijft de verzoeker griffierecht verschuldigd.

1.1.2.4 Inhoud verzoekschrift

Het verzoekschrift vermeldt:

  • voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verzoeker, alsmede

  • naam, adres en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van iedere verweerder en iedere andere belanghebbende, voor zover bij de verzoeker bekend, alsmede

  • een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust, waaronder de gronden voor de relatieve bevoegdheid van de rechter, alsmede

  • de naam en het telefoonnummer van de behandelend advocaat, alsmede

  • in welke lidstaat van de Europese Unie het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar is gelegen (artikel 3 van de EU-insolventieverordening) en, indien dit niet in Nederland is gelegen, of de schuldenaar een vestiging als bedoeld in artikel 2 aanhef en onder h. EU-insolventieverordening binnen Nederland heeft.

In de kop van het verzoekschrift wordt de aard van het verzoek vermeld en de wetsbepaling waarop het berust.

1.1.2.5 Bijvoeging stukken

Bij het verzoekschrift worden de volgende uittreksels gevoegd die niet ouder mogen zijn dan één maand:

  • a. indien de faillietverklaring wordt verzocht van een natuurlijke persoon zonder onderneming, een origineel uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie;

  • b. indien de faillietverklaring wordt verzocht van een natuurlijke persoon met onderneming:

    • een origineel uittreksel uit het handelsregister;

    • een origineel uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie;

  • c. indien de faillietverklaring wordt verzocht van een vennootschap onder firma of van een commanditaire vennootschap:

    • een origineel uittreksel uit het handelsregister;

    • een origineel uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie per vennoot;

    • indien één of meer vennoten van de vennootschap waarvan de faillietverklaring wordt verzocht een rechtspersoon is, een origineel uittreksel uit het handelsregister van deze rechtspersoon, en van de eventuele rechtspersonen die deze rechtspersoon besturen, totdat een natuurlijk persoon als bestuurder wordt genoemd;

  • d. indien de faillietverklaring wordt verzocht van een naamloze vennootschap (NV), een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BV), een coöperatieve vereniging of een buitenlandse rechtspersoon:

    • een origineel uittreksel uit het handelsregister;

    • indien de vennootschap ook een of meer buitenlandse vestigingen in de zin van onzelfstandige filialen heeft, zo mogelijk ook een origineel uittreksel uit het handelsregister van die vestiging(en);

    • indien de bestuurder van de vennootschap waarvan de faillietverklaring wordt verzocht een rechtspersoon is, een origineel uittreksel uit het handelsregister van deze rechtspersoon, en van de eventuele rechtspersonen die deze rechtspersoon besturen, totdat een natuurlijk persoon als bestuurder wordt genoemd;

  • e. indien de faillietverklaring wordt verzocht van een vereniging of stichting:

    • een origineel uittreksel uit het verenigingen- respectievelijk stichtingenregister;

    • indien de bestuurder van de vereniging of stichting waarvan de faillietverklaring wordt verzocht een rechtspersoon is, een origineel uittreksel uit het handelsregister van deze rechtspersoon, en van de eventuele rechtspersonen die deze rechtspersoon besturen, totdat een natuurlijk persoon als bestuurder wordt genoemd.

Als het verzoekschrift een bijlage of bijlagen bevat, wordt daarnaar in het verzoekschrift uitdrukkelijk verwezen.

De bijlagen worden genummerd. In een eventueel volgend processtuk van een partij wordt bij de nummering van de bijlagen uit het vorige processtuk van die partij aangesloten. Indien het gaat om 10 of meer bijlagen wordt bovendien een overzicht bijgevoegd.

De rechtbank kan om toezending van aanvullende stukken verzoeken.

1.1.2.6 Zaak- en rekestnummer

Het verzoekschrift wordt ter griffie ingeschreven. Hieraan wordt een zaak- en rekestnummer toegekend.

1.1.2.7 Intrekking verzoek

Het verzoek kan worden ingetrokken:

  • per telefax uiterlijk op de dag van de zitting tot 8.30 uur, met gebruikmaking van een intrekkingsformulier, of

  • mondeling op de zitting.

Het verzoek wordt als ingetrokken beschouwd, indien geen verzoek tot aanhouding van de behandeling is gedaan en de verzoeker niet op de zitting verschijnt.

1.1.3 Verweer
1.1.3.1 Aantal in te dienen exemplaren

Een verweerschrift wordt in meervoud ingediend: twee exemplaren voor de rechtbank en één exemplaar voor iedere verzoeker en iedere andere belanghebbende.

Indien het verweerschrift een bijlage of bijlagen bevat, wordt daarnaar in het verweerschrift uitdrukkelijk verwezen. De bijlagen worden genummerd. In een eventueel volgend processtuk van een partij wordt bij de nummering van de bijlagen uit het vorige processtuk van die partij aangesloten. Indien het gaat om 10 of meer bijlagen, wordt bovendien een overzicht bijgevoegd.

1.1.3.2 Mondeling verweer

Een verweerder die natuurlijk persoon is, kan in persoon of bij gevolmachtigde ter zitting verschijnen. Een rechtspersoon wordt vertegenwoordigd door een bestuurder, een andere daartoe in de statuten aangewezen persoon of een daartoe gevolmachtigde. Indien alleen de gevolmachtigde verschijnt, worden de originele volmacht en het legitimatiebewijs van de gevolmachtigde getoond.

Bij mondeling verweer kunnen bewijsstukken worden toegestuurd of overgelegd ter ondersteuning van dit verweer.

Bewijsstukken worden in meervoud overgelegd: twee exemplaren voor de rechtbank en één exemplaar voor alle overige partijen.

1.1.4 Behandeling van het verzoek
1.1.4.1 Afdoening zonder zitting

De rechtbank kan zonder dat hiertoe een zitting wordt bepaald op het verzoek beslissen, indien de verzoeker en de verweerder de rechtbank schriftelijk hebben laten weten hiermee in te stemmen.

1.1.4.2 Vaste zittingsdag

De faillissementszitting (in dit reglement ook: de zitting) wordt gehouden op de dinsdag. Voor aanvangstijdstip faillissementszitting zie Bijlage III.

1.1.4.3 Oproeping

Indien het verzoek op de zitting wordt behandeld, wordt de oproeping voor de behandeling van het verzoek als volgt gedaan:

  • door de rechtbank: aan de verzoeker bij gewone brief en aan de verweerder zowel bij aangetekende brief als bij gewone brief, of

  • door de verzoeker nadát de rechtbank hem heeft medegedeeld tegen welke datum, welk tijdstip en op welke wijze de verweerder moet worden opgeroepen.

Een verweerder die een natuurlijke persoon is, wordt in de oproeping erop gewezen dat hij binnen een termijn van 14 dagen na de oproeping een verzoek kan doen om tot de schuldsaneringsregeling te worden toegelaten.

1.1.4.4 Zittingsduur

Een partij die voorziet dat meer dan de gebruikelijke tijd voor de behandeling van de zaak nodig is, kan in het inleidende verzoekschrift of, indien om aanhouding wordt verzocht, uiterlijk in het verzoek om aanhouding, gemotiveerd om een langere behandeltijd verzoeken.

1.1.4.5 Indiening nadere stukken

Bewijs- en andere stukken waarop partijen zich tijdens de zitting willen beroepen worden zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op de dag van de zitting in meervoud ingediend: twee exemplaren voor de rechtbank en één exemplaar voor iedere overige partij.

1.1.4.6 Behandeling met gesloten deuren

De behandeling van het verzoek vindt plaats met gesloten deuren.

1.1.4.7 Pleitnotities

Partijen kunnen ter zitting een korte pleitnotitie voordragen en overleggen.

1.1.4.8 Meerdere verzoeken tot faillietverklaring van dezelfde verweerder

Indien op een zitting meer dan één verzoek tot faillietverklaring van dezelfde verweerder wordt behandeld, wordt het faillissement uitgesproken op het oudste verzoek dat aan de wettelijke eisen voldoet. In dat geval wordt de behandeling van andere verzoeken tot faillietverklaring van deze verweerder ambtshalve aangehouden in verband met het verstrijken van de termijnen van verzet en hoger beroep tegen die uitspraak.

Indien de uitspraak tot faillietverklaring van de verweerder onherroepelijk is geworden, worden andere verzoeken tot faillietverklaring van deze verweerder als ingetrokken beschouwd. Dit wordt aan de desbetreffende verzoeker medegedeeld.

Indien de uitspraak tot faillietverklaring van de verweerder wordt vernietigd, worden andere verzoeken tot faillietverklaring van deze verweerder behandeld en beoordeeld, met inachtneming van de eerste zin van dit artikel.

1.1.4.9 Samenloop verzoek faillietverklaring met verzoek toepassing schuldsaneringsregeling

Indien de verweerder een verzoek indient om tot de schuldsaneringsregeling te worden toegelaten, is de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring geschorst totdat bij onherroepelijke uitspraak op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is beslist.

Door de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling vervalt het verzoek tot faillietverklaring. Dit wordt aan degene die dit verzoek heeft ingediend, medegedeeld.

Indien het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling bij onherroepelijke uitspraak is afgewezen, wordt de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring hervat. In dat geval worden partijen voor de behandeling van laatstgenoemd verzoek opnieuw opgeroepen, tenzij de behandeling hun al is aangezegd.

1.1.4.10 Verzoek om aanhouding van de behandeling

Een verzoek om aanhouding van de behandeling kan op de volgende wijze worden gedaan:

  • door de verzoeker: per telefax uiterlijk op de dag voorafgaande aan de zitting tot 12.00 uur, met gebruikmaking van een aanhoudingsformulier, of

  • door partijen: mondeling op de zitting.

Een door de verzoeker tijdig gedaan verzoek tot aanhouding van de behandeling wordt in beginsel gehonoreerd. Aanhouding vindt in beginsel niet vaker plaats dan vier keer en niet langer dan in totaal acht weken.

1.1.4.11 Aanzegging of oproeping na aanhouding van de behandeling

Indien op een zitting waarop de verweerder is verschenen, aanhouding van de behandeling is gevraagd en verleend, worden de dag en het uur waarop de behandeling wordt voortgezet aan de verweerder aangezegd.

In alle andere gevallen roept de verzoeker de verweerder op tegen de dag en het uur waarop de behandeling wordt voortgezet. De oproeping geschiedt bij deurwaardersexploot. Indien moet worden aangenomen dat de verweerder de eerste oproeping heeft ontvangen, kan deze oproeping ook worden gedaan bij aangetekende brief.

Indien de oproeping van de verweerder niet behoorlijk is geschied, wordt de behandeling tenminste twee weken aangehouden, teneinde de verzoeker in de gelegenheid te stellen de verweerder alsnog naar behoren op te roepen. Bevindt de verweerder zich buiten Nederland, dan wordt de behandeling tenminste vier weken aangehouden.

1.1.5 Uitspraak en publicatie
1.1.5.1 Uitspraak

De uitspraak wordt op de zitting gedaan of, indien dit niet mogelijk is, zo spoedig mogelijk daarna.

Indien de uitspraak niet op de zitting wordt gedaan, wordt ter zitting medegedeeld op welke datum en op welk tijdstip telefonisch naar de uitspraak kan worden geïnformeerd, zie Bijlage V.

1.1.5.2 Verstrekken afschrift uitspraak

Een afschrift van de uitspraak wordt zo spoedig mogelijk aan de verzoeker, de verweerder en, indien het faillissement wordt uitgesproken, aan de door de rechtbank benoemde curator verstrekt.

1.1.5.3 Publicatie van de uitspraak

De griffier van de rechtbank draagt zorg voor publicatie van alle door de Faillissementswet voorgeschreven uitspraken in de Staatscourant en in het Centraal Insolventie Register (CIR), welk register openbaar toegankelijk is via {http://insolventies.rechtspraak.nl/}.

1.2 FAILLISSEMENT OP EIGEN AANGIFTE

1.2.1 Algemene bepalingen
1.2.1.1 Strekking

Dit hoofdstuk bevat regels voor de behandeling van verzoekschriftprocedures die strekken tot faillietverklaring op eigen verzoek (hierna: de eigen aangifte) en die worden behandeld bij de rechtbank.

1.2.1.2 Indiening van stukken

Indiening van het verzoekschrift en de overige stukken geschiedt als volgt:

  • door toezending per post aan de bevoegde rechtbank, ter attentie van de insolventiegriffie;

  • door afgifte aan de Centrale Balie van de bevoegde rechtbank, ter attentie van de insolventiegriffie.

Intrekkingen (zie artikel 1.2.2.8) en aanhoudingsverzoeken kunnen ook per telefax worden gedaan, mits het faxbericht niet meer dan in totaal 20 pagina’s omvat.

De griffie is op werkdagen telefonisch bereikbaar van 8.30 tot 17.00 uur, zie Bijlage I.

Voor spoedeisende gevallen gelden piketregelingen, zie Bijlage II.

1.2.1.3 Vermelding zaak- en rekestnummer

Op alle correspondentie met en van de rechtbank wordt het zaak- en rekestnummer vermeld.

1.2.1.4 Afwijken reglement

De rechtbank kan, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, afwijken van dit hoofdstuk.

1.2.2 Eigen aangifte faillissement
1.2.2.1 Indiening

Een eigen aangifte tot faillietverklaring wordt als volgt gedaan:

  • mondeling bij de Centrale Balie of de griffie van de rechtbank, met gebruikmaking van een formulier eigen aangifte,

  • schriftelijk, met gebruikmaking van een formulier eigen aangifte, of

  • bij verzoekschrift, dat is ondertekend en wordt ingediend door een advocaat.

1.2.2.2 Medeondertekening door (huwelijks)partner, vennoten en curator
  • Indien de faillietverklaring van een natuurlijke persoon, van een vennootschap onder firma of van een commanditaire vennootschap wordt verzocht en de verzoeker of één of meer van de vennoten of beherend vennoten in enige gemeenschap van goederen is (zijn) gehuwd of in enige gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is (zijn) aangegaan, wordt de eigen aangifte tevens door de (huwelijks)partner(s) ondertekend.

  • Indien de faillietverklaring van een vennootschap onder firma of van een commanditaire vennootschap wordt verzocht, wordt de eigen aangifte bovendien door ieder van de vennoten respectievelijk ieder van de beherend vennoten getekend.

  • Indien de verzoeker onder curatele is gesteld, wordt het verzoek tevens door de curator ondertekend

1.2.2.3 Aantal in te dienen exemplaren

De eigen aangifte en de bijgevoegde stukken worden in tweevoud ingediend.

Indien de faillietverklaring van een vennootschap onder firma of van een commanditaire vennootschap wordt verzocht, wordt één extra exemplaar van de eigen aangifte en de bijgevoegde stukken voor iedere vennoot ingediend.

1.2.2.4 Griffierecht

De verzoeker is geen griffierecht verschuldigd.

1.2.2.5 Inhoud eigen aangifte

De eigen aangifte vermeldt:

  • voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verzoeker, alsmede

  • een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust, waaronder de gronden voor de relatieve bevoegdheid van de rechtbank, alsmede

  • indien van toepassing, de naam en het telefoonnummer van de behandelend advocaat, alsmede

  • in welke lidstaat van de Europese Unie het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar is gelegen (artikel 3 van de EU-insolventieverordening) en, indien dit niet in Nederland is gelegen, of de schuldenaar een vestiging als bedoeld in artikel 2 aanhef en onder h. EU-insolventieverordening binnen Nederland heeft.

In de kop van de eigen aangifte wordt de aard van het verzoek vermeld en de wetsbepaling waarop het berust.

1.2.2.6 Bijvoeging stukken

Bij de eigen aangifte worden de volgende stukken en de volgende uittreksels die niet ouder mogen zijn dan één maand gevoegd:

  • a. een kopie van een geldig legitimatiebewijs:

    • van de verzoeker of, indien de verzoeker een rechtspersoon is, van de vertegenwoordiger van de verzoeker die de eigen aangifte doet, en

    • van de (huwelijks)partner, indien de verzoeker in enige gemeenschap van goederen is gehuwd of in enige gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is aangegaan;

  • b. een overzicht van baten en schulden, een lijst van crediteuren met hun namen en hun vorderingen en een lijst van debiteuren met hun namen en hun vorderingen;

  • c. indien de eigen aangifte wordt gedaan door een natuurlijke persoon zonder onderneming:

    • een origineel uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie;

    • indien de verzoeker is gehuwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan en huwelijkse voorwaarden zijn opgemaakt, een kopie van de akte huwelijkse voorwaarden;

  • d. indien de eigen aangifte wordt gedaan door een natuurlijke persoon met onderneming:

    • een origineel uittreksel uit het handelsregister;

    • een origineel uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie;

    • indien de verzoeker is gehuwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan en huwelijkse voorwaarden zijn opgemaakt, een kopie van de akte huwelijkse voorwaarden;

  • e. indien de eigen aangifte wordt gedaan door een vennootschap onder firma of van een commanditaire vennootschap:

    • een origineel uittreksel uit het handelsregister;

    • een origineel uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie per vennoot;

    • indien één of meer vennoten is gehuwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan en huwelijkse voorwaarden zijn opgemaakt, een kopie van de akte huwelijkse voorwaarden;

    • indien één of meer vennoten van de vennootschap waarvan de faillietverklaring wordt verzocht een rechtspersoon is, een origineel uittreksel uit het handelsregister van deze rechtspersoon, en van de eventuele rechtspersonen die deze rechtspersoon besturen, totdat een natuurlijk persoon als bestuurder wordt genoemd;

  • f. indien de eigen aangifte wordt gedaan door een naamloze vennootschap (NV), een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BV), een coöperatieve vereniging of een buitenlandse rechtspersoon:

    • een origineel uittreksel uit het handelsregister;

    • een gewaarmerkt kopie van de statuten;

    • het originele aandeelhoudersregister of een gewaarmerkt kopie daarvan;

    • de originele notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders waaruit blijkt van de opdracht van deze vergadering aan het bestuur tot het aanvragen van het faillissement van de vennootschap, als bedoeld in artikel 2:136 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor de NV en artikel 2:246 BW voor de BV;

    • indien degene die de eigen aangifte doet een gevolmachtigde is en niet de bevoegde bestuurder, de door het bestuur verstrekte volmacht aan deze persoon;

    • indien de vennootschap een raad van commissarissen heeft, de originele notulen van de raad van commissarissen waaruit blijkt van zijn goedkeuring van het besluit van het bestuur van de vennootschap tot het aanvragen van het faillissement van de vennootschap, als bedoeld in artikel 2:164 lid 1, aanhef en onder i BW voor de NV en artikel 2:274 BW lid 1, aanhef en onder i BW voor de BV;

    • indien de vennootschap ook een of meer buitenlandse vestigingen in de zin van onzelfstandige filialen heeft, zo mogelijk ook een origineel uittreksel uit het handelsregister van die vestiging(en);

    • indien de bestuurder van de vennootschap waarvan de faillietverklaring wordt verzocht een rechtspersoon is, een origineel uittreksel uit het handelsregister van deze rechtspersoon, en van de eventuele rechtspersonen die deze rechtspersoon besturen, totdat een natuurlijk persoon als bestuurder wordt genoemd;

    • indien de bestuurder van de aandeelhouder(s) van de vennootschap waarvan de faillietverklaring wordt verzocht een rechtspersoon is, een origineel uittreksel uit het handelsregister van deze rechtspersoon, en van de eventuele rechtspersonen die deze rechtspersoon besturen, totdat een natuurlijke persoon als bestuurder wordt genoemd;

  • g. indien de eigen aangifte wordt gedaan door een vereniging of stichting:

    • een origineel uittreksel uit het verenigingen- respectievelijk stichtingenregister;

    • indien degene die de eigen aangifte doet een gevolmachtigde is en niet de bevoegde bestuurder, de door het bestuur verstrekte volmacht aan deze persoon;

    • indien de bestuurder van de vereniging of stichting waarvan de faillietverklaring wordt verzocht een rechtspersoon is, een origineel uittreksel uit het handelsregister van deze rechtspersoon, en van de eventuele rechtspersonen die deze rechtspersoon besturen, totdat een natuurlijk persoon als bestuurder wordt genoemd.

Als het verzoekschrift een bijlage of bijlagen bevat, wordt daarnaar in het verzoekschrift uitdrukkelijk verwezen.

De bijlagen worden genummerd. In een eventueel volgend processtuk van een partij wordt bij de nummering van de bijlagen uit het vorige processtuk van die partij aangesloten. Indien het gaat om 10 of meer bijlagen wordt bovendien een overzicht bijgevoegd.

De rechtbank kan om toezending van aanvullende stukken verzoeken.

1.2.2.7 Zaak- en rekestnummer

De eigen aangifte wordt ter griffie ingeschreven. Hieraan wordt een zaak- en rekestnummer toegekend.

1.2.2.8 Intrekking verzoek

De eigen aangifte kan worden ingetrokken:

  • per telefax uiterlijk op de dag van de zitting tot 8.30 uur, met gebruikmaking van een intrekkingsformulier, of

  • mondeling op de zitting.

De eigen aangifte wordt als ingetrokken beschouwd, indien geen verzoek tot aanhouding van de behandeling is gedaan en de verzoeker niet op de zitting verschijnt.

1.2.3 Behandeling van de eigen aangifte
1.2.3.1 Afdoening zonder zitting

De rechtbank kan zonder dat hiertoe een zitting wordt bepaald op de eigen aangifte beslissen, indien de verzoeker schriftelijk heeft laten weten hiermee in te stemmen.

1.2.3.2 Vaste zittingsdag

De faillissementszitting (in dit reglement ook: de zitting) wordt gehouden op de dinsdag. Voor aanvangstijdstip faillissementszitting zie Bijlage III.

1.2.3.3 Mededeling dag en tijdstip van de behandeling

Indien het verzoek op de zitting wordt behandeld, deelt de rechtbank de dag en het tijdstip van de behandeling telefonisch of schriftelijk aan de verzoeker mee.

Indien de eigen aangifte wordt gedaan door een natuurlijke persoon, wijst de rechtbank hem erop dat hij een verzoek kan doen om tot de schuldsaneringsregeling te worden toegelaten. Indien de verzoeker laat weten dat een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zal worden ingediend, wordt de eigen aangifte als ingetrokken beschouwd.

1.2.3.4 Verschijning in persoon

De verzoeker verschijnt in persoon ter zitting.

Indien het faillissement is aangevaagd van een natuurlijke persoon die in enige gemeenschap van goederen is gehuwd of in enige gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is aangegaan, verschijnen beide (huwelijks)partners ter zitting of wordt een originele volmacht overgelegd van de niet ter zitting verschenen (huwelijks)partner.

Indien de faillietverklaring van een vennootschap onder firma of van een commanditaire vennootschap wordt verzocht, verschijnen de vennoten respectievelijk de beherend vennoten in persoon ter zitting of wordt een originele volmacht overgelegd van de niet ter zitting verschenen vennoten.

1.2.3.5 Behandeling met gesloten deuren

De behandeling van de eigen aangifte vindt plaats met gesloten deuren.

1.2.4 Uitspraak en publicatie
1.2.4.1 Uitspraak

De uitspraak wordt op de zitting gedaan of, indien dit niet mogelijk is, zo spoedig mogelijk daarna.

Indien de uitspraak niet op de zitting wordt gedaan, wordt medegedeeld op welke datum en op welk tijdstip telefonisch naar de uitspraak kan worden geïnformeerd, zie Bijlage V.

1.2.4.2 Verstrekken afschrift uitspraak

Een afschrift van de uitspraak wordt zo spoedig mogelijk aan de verzoeker en, indien het faillissement wordt uitgesproken, aan de door de rechtbank benoemde curator verstrekt.

1.2.4.3 Publicatie van de uitspraak

De griffier van de rechtbank draagt zorg voor publicatie van alle door de Faillissementswet voorgeschreven uitspraken in de Staatscourant en in het Centraal Insolventie Register (CIR), welk register openbaar toegankelijk is via {http://insolventies.rechtspraak.nl/}.

1.3 VERZET TEGEN FAILLIETVERKLARING

1.3.1 Algemene bepalingen
1.3.1.1 Strekking

Dit hoofdstuk bevat regels voor de behandeling van het verzet door de gefailleerde of door een derde tegen een uitspraak tot faillietverklaring, dat wordt behandeld bij de rechtbank.

1.3.1.2 Indiening van stukken

Indiening van het verzetrekest en de overige stukken geschiedt als volgt:

  • door toezending per post aan de bevoegde rechtbank, ter attentie van de insolventiegriffie;

  • afgifte aan de Centrale Balie van de bevoegde rechtbank, ter attentie van de insolventiegriffie.

Intrekkingen (zie artikel 1.3.2.6) en aanhoudingsverzoeken kunnen ook per telefax worden gedaan, mits het faxbericht niet meer dan in totaal 20 pagina’s omvat.

De griffie is op werkdagen telefonisch bereikbaar van 8.30 tot 17.00 uur, zie Bijlage I.

Voor spoedeisende gevallen gelden piketregelingen, zie Bijlage II.

1.3.1.3 Vermelding zaak-, rekest- en insolventienummer

Op alle correspondentie met en van de rechtbank wordt het zaaksnummer, het rekestnummer en het insolventienummer vermeld.

1.3.1.4 Toevoeging

Indien een voor de zaak geldende toevoeging is verleend, wordt de toevoeging bij het verzoek- of verweerschrift gevoegd.

Indien een toevoeging is aangevraagd maar nog niet of nog niet definitief is verleend, wordt een kopie van de aanvraag bij het verzoek- of verweerschrift gevoegd en wordt in de kop daarvan vermeld dat een toevoeging is aangevraagd.

1.3.1.5 Afwijken reglement

De rechtbank kan, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, afwijken van dit hoofdstuk.

1.3.2 Verzetrekest
1.3.2.1 Indiening

Een verzet wordt schriftelijk gedaan.

Het verzetrekest wordt ingediend en ondertekend door een advocaat.

1.3.2.2 Aantal in te dienen exemplaren

Een verzetrekest en de bijgevoegde stukken worden in meervoud ingediend: drie exemplaren voor de rechtbank en één exemplaar voor de geopposeerde en iedere andere belanghebbende, onder wie de curator.

Indien het verzetrekest een bijlage of bijlagen bevat, wordt daarnaar in het verzetrekest uitdrukkelijk verwezen. De bijlagen worden genummerd. In een eventueel volgend processtuk van een partij wordt bij de nummering van de bijlagen uit het vorige processtuk van die partij aangesloten. Indien het gaat om 10 of meer bijlagen, wordt bovendien een overzicht bijgevoegd.

1.3.2.3 Griffierecht

De opposant is bij indiening van een verzetrekest griffierecht verschuldigd, tenzij anders bepaald in de Wet griffierechten burgerlijke zaken.

Indien het verzetrekest na indiening wordt inge¬trokken, blijft de opposant griffierecht verschuldigd.

1.3.2.4 Inhoud verzetrekest

Het verzetrekest vermeldt:

  • voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de opposant, alsmede

  • naam, adres en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de geopposeerde en van iedere andere belanghebbende, voor zover bij de opposant bekend, en het telefoonnummer van de curator, alsmede

  • een duidelijke omschrijving van de gronden waarop het verzet berust, alsmede

  • de naam en het telefoonnummer van de behandelend advocaat, alsmede

  • de datum van de uitspraak tot faillietverklaring en het insolventienummer.

In de kop van het verzetrekest wordt vermeld dat het gaat om een verzetrekest en wordt de wetsbepaling vermeld waarop het rekest berust.

1.3.2.5 Zaak- en rekestnummer

Het verzetrekest wordt ter griffie ingeschreven. Hieraan wordt een zaak- en rekestnummer toegekend.

1.3.2.6 Intrekking verzet

Het verzet kan worden ingetrokken:

  • per telefax uiterlijk op de dag van de zitting tot 8.30 uur, of

  • mondeling op de zitting.

Het verzet wordt als ingetrokken beschouwd, indien geen verzoek tot aanhouding van de behandeling is gedaan en de opposant niet op de zitting verschijnt.

1.3.3 Verweer
1.3.3.1 Aantal in te dienen exemplaren

Een verweerschrift wordt in meervoud ingediend: twee exemplaren voor de rechtbank en één exemplaar voor iedere opposant en iedere andere belanghebbende.

Indien het verweerschrift een bijlage of bijlagen bevat, wordt daarnaar in het verweerschrift uitdrukkelijk verwezen. De bijlagen worden genummerd. In een eventueel volgend processtuk van een partij wordt bij de nummering van de bijlagen uit het vorige processtuk van die partij aangesloten. Indien het gaat om 10 of meer bijlagen, wordt bovendien een overzicht bijgevoegd.

1.3.3.2 Mondeling verweer

Een geopposeerde die natuurlijk persoon is, kan in persoon of bij gevolmachtigde ter zitting verschijnen. Een rechtspersoon wordt vertegenwoordigd door een bestuurder, een andere daartoe in de statuten aangewezen persoon of een daartoe gevolmachtigde. Indien alleen de gevolmachtigde verschijnt, worden de originele volmacht en het legitimatiebewijs van de gevolmachtigde getoond.

Bij mondeling verweer kunnen bewijsstukken worden toegestuurd of overgelegd ter ondersteuning van dit verweer.

Bewijsstukken worden in meervoud overgelegd: twee exemplaren voor de rechtbank en één exemplaar voor alle overige partijen.

1.3.4 Behandeling van het verzet
1.3.4.1 Afdoening zonder zitting

De rechtbank kan zonder dat hiertoe een zitting wordt bepaald op het verzet beslissen, indien de opposant, de geopposeerde, de curator en, in geval van derdenverzet, ook de gefailleerde de rechtbank schriftelijk hebben laten weten hiermee in te stemmen.

1.3.4.2 Dagbepaling zitting

Indien het verzet op de zitting wordt behandeld, wordt zo spoedig mogelijk na de indiening van het verzetrekest een zitting bepaald waarop het verzetrekest wordt behandeld.

1.3.4.3 Oproeping

De rechtbank roept de opposant, de geopposeerde, de curator en, in geval van derdenverzet, ook de gefailleerde per brief of per telefax op voor de behandeling van het verzet.

1.3.4.4 Zittingsduur

Een partij die voorziet dat meer dan de gebruikelijke tijd voor de behandeling van de zaak nodig is, kan in het inleidende verzoekschrift of, indien om aanhouding wordt verzocht, uiterlijk in het verzoek om aanhouding, gemotiveerd om een langere behandeltijd verzoeken.

1.3.4.5 Indiening nadere stukken

Bewijs- en andere stukken waarop partijen zich tijdens de zitting willen beroepen worden zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op de dag van de zitting in meervoud ingediend: drie exemplaren voor de rechtbank en één exemplaar voor iedere overige partij.

1.3.4.6 Behandeling ter openbare terechtzitting

De behandeling van het verzet vindt plaats ter openbare terechtzitting.

1.3.4.7 Pleitnotities

Partijen kunnen ter zitting een korte pleitnotitie voordragen en overleggen.

1.3.5 Uitspraak en publicatie
1.3.5.1 Uitspraak

De uitspraak wordt op de zitting gedaan of, indien dit niet mogelijk is, zo spoedig mogelijk daarna.

Indien de uitspraak niet op de zitting wordt gedaan, wordt medegedeeld op welke datum en op welk tijdstip telefonisch naar de uitspraak kan worden geïnformeerd, zie Bijlage V.

1.3.5.2 Verstrekken afschrift uitspraak

Een afschrift van de uitspraak wordt zo spoedig mogelijk aan de opposant, aan de geopposeerde, aan de curator en aan de overige belanghebbenden verstrekt.

1.3.5.3 Publicatie van de uitspraak

De griffier van de rechtbank draagt zorg voor publicatie van alle door de Faillissementswet voorgeschreven uitspraken in de Staatscourant, in de dagbladen en in het Centraal Insolventie Register (CIR), welk register openbaar toegankelijk is via {http://insolventies.rechtspraak.nl/}.

2 SURSEANCE VAN BETALING

2.1 ALGEMENE BEPALINGEN

2.1.1 Strekking

Dit hoofdstuk bevat regels voor de behandeling van verzoekschriftprocedures die strekken tot het verlenen van surseance van betaling en die worden behandeld bij de rechtbank.

2.1.2 Indiening van stukken

Indiening van het verzoekschrift en de overige stukken geschiedt als volgt:

  • door toezending per post aan de bevoegde rechtbank, ter attentie van de insolventiegriffi;

  • door afgifte aan de Centrale Balie van de bevoegde rechtbank, ter attentie van de insolventiegriffie.

Intrekkingen en aanhoudingsverzoeken kunnen ook per telefax worden gedaan, mits het faxbericht niet meer dan in totaal 20 pagina’s omvat.

De griffie is op werkdagen telefonisch bereikbaar van 8.30 tot 17.00 uur, zie Bijlage I.

Voor spoedeisende gevallen gelden piketregelingen, zie Bijlage II.

2.1.3 Vermelding zaak- en rekestnummer

Op alle correspondentie met en van de rechtbank wordt het zaak- en rekestnummer vermeld.

2.1.4 Toevoeging

Indien een voor de zaak geldende toevoeging is verleend, wordt de toevoeging bij het verzoekschrift gevoegd.

Indien een toevoeging is aangevraagd maar nog niet of nog niet definitief is verleend, wordt een kopie van de aanvraag bij het verzoekschrift gevoegd en wordt in de kop daarvan vermeld dat een toevoeging is aangevraagd.

2.1.5 Afwijken reglement

De rechtbank kan, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, afwijken van dit hoofdstuk.

2.2 VERZOEK TOT VERLENEN SURSEANCE VAN BETALING

2.2.1 Indiening

Een verzoek wordt schriftelijk gedaan, tenzij de wet anders bepaalt.

Het verzoekschrift wordt ingediend en ondertekend door een advocaat. Het wordt tevens ondertekend door de verzoeker.

2.2.2 Medeondertekening door (huwelijks)partner en vennoten

Indien de surseance van betaling van een natuurlijke persoon met onderneming, van een vennootschap onder firma of van een commanditaire vennootschap wordt aangevraagd en de verzoeker of één of meer van de vennoten of beherend vennoten in enige gemeenschap van goederen is (zijn) gehuwd of in enige gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is (zijn) aangegaan, wordt het verzoek tevens door de (huwelijks)partner ondertekend.

Indien de surseance van betaling van een vennootschap onder firma of van een commanditaire vennootschap wordt aangevraagd, wordt het verzoekschrift bovendien door ieder van de vennoten respectievelijk ieder van de beherend vennoten getekend.

2.2.3 Aantal in te dienen exemplaren

Het verzoekschrift en de bijgevoegde stukken worden drievoud ingediend.

2.2.4 Griffierecht

De verzoeker is bij indiening van een verzoekschrift griffierecht verschuldigd, tenzij anders bepaald in de Wet griffierechten burgerlijke zaken.

Indien het verzoek na indiening wordt inge¬trokken, blijft de verzoeker griffierecht verschuldigd.

2.2.5 Inhoud verzoekschrift

Het verzoekschrift vermeldt:

  • voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verzoeker, alsmede

  • een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust, waaronder de gronden voor de relatieve bevoegdheid van de rechter, alsmede

  • de naam en het telefoonnummer van de behandelend advocaat, alsmede

  • in welke lidstaat van de Europese Unie het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar is gelegen (artikel 3 van de EU-insolventieverordening) en, indien dit niet in Nederland is gelegen, of de schuldenaar een vestiging als bedoeld in artikel 2 aanhef en onder h EU-insolventieverordening binnen Nederland heeft.

In de kop van het verzoekschrift wordt de aard van het verzoek vermeld en de wetsbepaling waarop het berust.

2.2.6 Bijvoeging stukken

Bij het verzoekschrift worden de volgende stukken en de volgende uittreksels die niet ouder mogen zijn dan één maand gevoegd:

  • a. een kopie van een geldig legitimatiebewijs:

    • van de verzoeker, en

    • van de (huwelijks)partner, indien de verzoeker in enige gemeenschap van goederen is gehuwd of in enige gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is aangegaan;

  • b. een overzicht van baten en schulden, een lijst van crediteuren met hun namen en hun vorderingen en een lijst van debiteuren met hun namen en hun vorderingen;

  • c. indien de surseance van betaling wordt aangevraagd van een natuurlijke persoon met onderneming:

    • een origineel uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie en uit het handelsregister;

    • indien de verzoeker is gehuwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan en huwelijkse voorwaarden zijn opgemaakt, een kopie van de akte huwelijkse voorwaarden;

  • d. indien de surseance van betaling wordt aangevraagd van een vennootschap onder firma of van een commanditaire vennootschap:

    • een origineel uittreksel uit het handelsregister;

    • een origineel uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie per vennoot;

    • indien één of meer vennoten is gehuwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan en huwelijkse voorwaarden zijn opgemaakt, een kopie van de akte huwelijkse voorwaarden;

    • indien één of meer vennoten van de vennootschap waarvan de surseance van betaling is aangevraagd een rechtspersoon is, een origineel uittreksel uit het handelsregister van deze rechtspersoon, en van de eventuele rechtspersonen die deze rechtspersoon besturen, totdat een natuurlijk persoon als bestuurder wordt genoemd;

  • e. indien de surseance van betaling wordt aangevraagd van een naamloze vennootschap (NV), een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BV), een coöperatieve vereniging of een buitenlandse rechtspersoon:

    • een origineel uittreksel uit het handelsregister;

    • een gewaarmerkt kopie van de statuten;

    • indien degene die de surseance van betaling aanvraagt een gevolmachtigde is en niet de bevoegde bestuurder, de door het bestuur verstrekte volmacht aan deze persoon;

    • indien de vennootschap een raad van commissarissen heeft, de originele notulen van de raad van commissarissen waaruit blijkt van zijn goedkeuring van het besluit van het bestuur van de vennootschap tot het aanvragen van de surseance van betaling van de vennootschap, als bedoeld in artikel 2:164 lid 1, aanhef en onder i BW voor de NV en artikel 2:274 BW lid 1, aanhef en onder i BW voor de BV;

    • indien de vennootschap ook een of meer buitenlandse vestigingen in de zin van onzelfstandige filialen in de zin van onzelfstandige filialen heeft, zo mogelijk ook een origineel uittreksel uit het handelsregister van die vestiging(en);

    • indien de bestuurder van de vennootschap waarvan de surseance van betaling is aangevraagd een rechtspersoon is, een origineel uittreksel uit het handelsregister van deze rechtspersoon, en van de eventuele rechtspersonen die deze rechtspersoon besturen, totdat een natuurlijk persoon als bestuurder wordt genoemd;

  • f. indien de surseance van betaling wordt aangevraagd van een vereniging of een stichting:

    • een origineel uittreksel uit het verenigingen- respectievelijk stichtingenregister;

    • indien degene die de surseance van betaling aanvraagt een gevolmachtigde is en niet de bevoegde bestuurder, de door het bestuur verstrekte volmacht aan deze persoon;

    • indien de bestuurder van de vereniging of stichting waarvan de surseance van betaling is aangevraagd een rechtspersoon is, een origineel uittreksel uit het handelsregister van deze rechtspersoon, en van de eventuele rechtspersonen die deze rechtspersoon besturen, totdat een natuurlijk persoon als bestuurder wordt genoemd.

Als het verzoekschrift een bijlage of bijlagen bevat, wordt daarnaar in het verzoekschrift uitdrukkelijk verwezen.

De bijlagen worden genummerd. In een eventueel volgend processtuk van een partij wordt bij de nummering van de bijlagen uit het vorige processtuk van die partij aangesloten. Indien het gaat om 10 of meer bijlagen wordt bovendien een overzicht bijgevoegd.

De rechtbank kan om toezending van aanvullende stukken verzoeken.

2.2.7 Zaak- en rekestnummer

Het verzoekschrift wordt ter griffie ingeschreven. Hieraan wordt een zaak- en rekestnummer toegekend.

2.3 BEHANDELING VAN HET VERZOEK

2.3.1 Verlening voorlopige surseance van betaling

Indien het verzoek aan de in de wet en dit reglement gestelde eisen voldoet, wordt de gevraagde surseance van betaling, zonder dat hiertoe een zitting wordt bepaald, onverwijld voorlopig verleend.

In de beschikking waarin de surseance van betaling voorlopig wordt verleend, wordt in verband met de definitieve verlening van de surseance van betaling op een termijn van twee tot vier maanden een zitting bepaald.

2.3.2 Verlening definitieve surseance van betaling

Tenminste twee weken voorafgaande aan de dag van de zitting waarop zal worden beslist of definitief surseance van betaling wordt verleend, deelt de bewindvoerder de rechter-commissaris mee of deze zitting doorgang dient te vinden.

Indien de zitting doorgang vindt, verstrekt de bewindvoerder aan de rechtbank een recente bijgewerkte genummerde crediteurenlijst met namen en volledige adressen en postcodes, alsmede – zo mogelijk – adresstickers, aan de hand waarvan de rechtbank voor verzending van de stukken zal zorgdragen. Indien deze stukken niet worden verstrekt, zal de rechtbank ervan uitgaan dat de verzoeker zelf zorg zal dragen voor de verzending van de vereiste stukken.

De behandeling van het verzoek vindt plaats met gesloten deuren.

2.3.3 Samenloop verzoek tot het verlenen van surseance van betaling en één of meer verzoeken tot faillietverklaring

Indien bij de rechtbank een verzoek tot het verlenen van surseance van betaling en één of meer verzoeken van een schuldeiser tot faillietverklaring van de verzoeker aanhangig zijn, wordt het verzoek tot het verlenen van surseance van betaling het eerst behandeld.

Indien de uitspraak tot het verlenen van definitieve surseance van betaling van de verzoeker onherroepelijk is geworden, worden de verzoeken tot faillietverklaring van de verzoeker als ingetrokken beschouwd. Dit wordt aan de desbetreffende verzoeker medegedeeld.

Indien de surseance van betaling niet definitief wordt verleend of de uitspraak tot het verlenen van definitieve surseance van betaling van de verweerder wordt vernietigd, worden de verzoekschriften tot faillietverklaring van de verzoeker behandeld en beoordeeld, met inachtneming van de eerste zin van artikel 1.1.4.8.

2.4 UITSPRAAK EN PUBLICATIE

2.4.1 Uitspraak

De gevraagde surseance van betaling wordt onverwijld voorlopig verleend.

De uitspraak inzake de definitieve surseance van betaling wordt op de zitting gedaan of, indien dit niet mogelijk is, zo spoedig mogelijk daarna.

Naar de beslissing kan telefonisch worden geïnformeerd, zie Bijlage V.

2.4.2 Verstrekken afschrift uitspraak

Een afschrift van de uitspraak wordt zo spoedig mogelijk aan de verzoeker en, indien de surseance van betaling wordt verleend, aan de door de rechtbank benoemde bewindvoerder verstrekt.

2.4.3 Publicatie van de uitspraak

De griffier van de rechtbank draagt zorg voor publicatie van alle door de Faillissementswet voorgeschreven uitspraken in de Staatscourant en in het Centraal Insolventie Register (CIR), welk register openbaar toegankelijk is via {http://insolventies.rechtspraak.nl/}.

3 SCHULDSANERINGSREGELING

3.1 ALGEMEEN DEEL

3.1.1 Algemene bepalingen
3.1.1.1 Strekking

Dit hoofdstuk bevat regels voor verzoekschriftprocedures die strekken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en die worden behandeld bij de rechtbank.

Voor meer informatie zie ook: {www.wsnp.rvr.org}.

3.1.1.2 Indiening van stukken

Indiening van het verzoekschrift en de overige stukken geschiedt als volgt:

  • door toezending per post aan de bevoegde rechtbank, ter attentie van de insolventiegriffie;

  • door afgifte aan de Centrale Balie van de bevoegde rechtbank, ter attentie van de insolventiegriffie.

Intrekkingen en aanhoudingsverzoeken kunnen ook per telefax worden gedaan.

De griffie is op werkdagen telefonisch bereikbaar van 8.30 tot 17.00 uur, zie Bijlage I.

3.1.1.3 Vermelding zaak- en rekestnummer

Op alle correspondentie met en van de rechtbank wordt het zaak- en rekestnummer vermeld.

3.1.1.4 Afwijken reglement

De rechtbank kan, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, afwijken van dit reglement.

3.1.2 Verzoek tot toepassing schuldsaneringsregeling
3.1.2.1 Indiening

Het verzoekschrift wordt ingediend en ondertekend door de verzoeker of door een schriftelijk gevolmachtigde.

Voor meer informatie en voor een model van het verzoekschrift zie ook:.

3.1.2.2 Medeondertekening door (huwelijks)partner en door curator
  • Indien de verzoeker in enige gemeenschap van goederen is gehuwd of in enige gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is aangegaan, wordt het verzoekschrift tevens door de (huwelijks)partner ondertekend.

De rechtbank wijst de verzoeker die in gemeenschap van goederen is gehuwd of in enige gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is aangegaan, erop dat het raadzaam is dat de (huwelijks)partner tevens een verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling indient.

  • Indien de verzoeker onder curatele is gesteld, wordt het verzoek tevens door de curator ondertekend.

3.1.2.3 Aantal in te dienen exemplaren

Het verzoekschrift en de bijgevoegde stukken worden in tweevoud ingediend.

3.1.2.4 Griffierecht

De verzoeker is geen griffierecht verschuldigd.

3.1.2.5 Inhoud verzoekschrift

Het verzoekschrift vermeldt of bevat:

  • voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verzoeker, alsmede

  • een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust, alsmede

  • indien de verzoeker in het buitenland is gehuwd en de echtgenoten in het buitenland hun eerste gezamenlijke woonplaats hebben gehad, de mededeling of zij hun huwelijksgoederenregime hebben laten inschrijven in het huwelijksgoederenregister te ’s-Gravenhage, als bedoeld in artikel 5 Wet conflictenrecht huwelijksvermogensregime.

In de kop van het verzoekschrift wordt de aard van het verzoek vermeld en de wetsbepaling waarop het berust.

3.1.2.6 Bijvoeging stukken

Bij het verzoekschrift worden de volgende stukken en de volgende uittreksels die niet ouder mogen zijn dan één maand gevoegd:

  • a. een kopie van een geldig legitimatiebewijs (paspoort/rijbewijs/identiteitskaart) en, indien van toepassing, een kopie van een geldig verblijfsdocument:

    • van de verzoeker, en

    • van de (huwelijks)partner, indien de verzoeker in enige gemeenschap van goederen is gehuwd of in enige gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is aangegaan;

  • b. indien het verzoekschrift is ondertekend door een gevolmachtigde die niet als advocaat is ingeschreven, een geschrift waaruit de volmacht blijkt;

  • c. een origineel uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie van de verzoeker met vermelding van zijn burgerlijke staat;

  • d. een verklaring, met bijlagen, als bedoeld in artikel 285 lid 1 aanhef en onder f van de Faillissementswet (Fw), afgegeven door of namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de verzoeker woont of verblijf houdt, en opgemaakt volgens het in overleg tussen de Raad voor Rechtsbijstand (RvR), de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) meest actueel vastgestelde model;

  • e. een recente loonstrook of uitkeringsspecificatie;

  • f. indien de verzoeker is gehuwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan en huwelijkse voorwaarden zijn opgemaakt, een kopie van de akte huwelijkse voorwaarden;

  • g. indien sprake is van schulden aan (een) uitkeringsinstantie(s) of aan de Belastingdienst, (telkens) een specificatie en, indien aanwezig, een terug- c.q. invorderingsbesluit daarvan;

  • h. indien de verzoeker een bedrijf heeft of heeft gehad, een origineel uittreksel uit het handelsregister en, indien deze zijn opgemaakt, de jaarstukken van de laatste drie jaar;

  • i. indien sprake is van schulden bij het CJIB, een opgave van het CJIB waarin deze schulden worden gespecificeerd;

  • j. indien sprake is van schulden die samenhangen met een strafrechtelijke veroordeling en/of tot schadevergoeding aan een benadeelde wegens het plegen van een misdrijf, een specificatie van deze schulden en een kopie van het strafvonnis;

  • k. indien de schulden zijn veroorzaakt door verslaving of psychische problemen, een recente verklaring van de daarop betrekking hebbende hulpverlening over het verloop van de behandeling.

Als het verzoekschrift een bijlage of bijlagen bevat, wordt daarnaar in het verzoekschrift uitdrukkelijk verwezen. De bijlagen worden genummerd.

De rechtbank kan om toezending van aanvullende stukken verzoeken.

3.1.2.7 Herstel verzuim

Indien het verzoek onvolledig is of onvoldoende is onderbouwd, kan de rechtbank de verzoeker een termijn van één maand gunnen om de ontbrekende gegevens te verstrekken.

De rechtbank brengt het orgaan of de persoon die de verklaring als bedoeld in artikel 285 lid 1 aanhef en onder f Fw heeft opgesteld, hiervan onverwijld op de hoogte.

Indien na afloop van deze termijn nog steeds gegevens ontbreken, wordt de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.

3.1.2.8 Zaak- en rekestnummer

Het verzoekschrift wordt ter griffie ingeschreven. Hieraan wordt een zaak- en rekestnummer toegekend.

3.1.3 Behandeling van het verzoek
3.1.3.1 Afdoening zonder zitting

De rechtbank kan zonder dat hiertoe een zitting wordt bepaald op het verzoek beslissen.

3.1.3.2 Oproeping

Indien het verzoek op de zitting wordt behandeld, bepaalt de rechtbank een datum en tijdstip waarop het verzoek zal worden behandeld.

De rechtbank roept de verzoeker voor de behandeling van het verzoek op per gewone brief op het door de verzoeker opgegeven adres.

Indien de verzoeker ter zitting niet verschijnt, wordt hij nogmaals opgeroepen. In de tweede oproepingsbrief wordt hij erop gewezen dat het verzoek zal worden afgewezen, indien hij opnieuw niet verschijnt.

3.1.3.3 Indiening nadere stukken

Bewijs- en andere stukken waarop de verzoeker zich tijdens de zitting wil beroepen worden zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op de dag van de zitting in tweevoud overgelegd.

3.1.3.4 Verschijning in persoon

De verzoeker verschijnt in persoon ter zitting.

Indien de verzoeker de Nederlandse taal niet (voldoende) machtig is, draagt hij zorg voor een tolk.

Indien de verzoeker in enige gemeenschap van goederen is gehuwd of in enige gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is aangegaan, verschijnen beide (huwelijks)partners ter zitting of wordt een originele volmacht overgelegd van de niet ter zitting verschenen (huwelijks)partner.

Indien de verzoeker onder curatele is gesteld of op hem beschermingsbewind van toepassing is, verschijnt ook de curator respectievelijk de bewindvoerder ter zitting.

3.1.3.5 Beoordeling van het verzoek: landelijk uniforme beoordelingscriteria

De beoordeling van het verzoek vindt plaats aan de hand van de landelijk uniforme beoordelingscriteria voor toelating tot de schuldsaneringsregeling zoals vermeld in Bijlage IV.

3.1.4 Uitspraak en publicatie
3.1.4.1 Uitspraak

De uitspraak wordt op de zitting gedaan of, indien dit niet mogelijk is, zo spoedig mogelijk daarna.

Indien de uitspraak niet op de zitting wordt gedaan, wordt medegedeeld op welke datum en op welk tijdstip telefonisch naar de uitspraak kan worden geïnformeerd, zie Bijlage V.

3.1.4.2 Verstrekken afschrift uitspraak

Een afschrift van de uitspraak wordt zo spoedig mogelijk aan de verzoeker en, indien de verzoeker tot de schuldsaneringsregeling wordt toegelaten, aan de door de rechtbank benoemde bewindvoerder verstrekt.

3.1.4.3 Publicatie van de uitspraak

De griffier van de rechtbank draagt zorg voor publicatie van alle door de Faillissementswet voorgeschreven uitspraken in de Staatscourant, in het Centraal Insolventie Register (CIR), welk register openbaar toegankelijk is via {http://insolventies.rechtspraak.nl/}.

Zie voor publicaties ook:}.

3.2 BIJZONDER DEEL

3.2.1 Omzetting faillissement in schuldsaneringsregeling (artikel 15bFw)
3.2.1.1 Strekking

Onderdeel 3.2.1 van dit reglement bevat regels voor de behandeling een verzoekschrift van een gefailleerde tot opheffing van het faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling (ook wel genoemd: de omzetting van een faillissement in de schuldsaneringsregeling).

Op dit verzoek is hetgeen in onderdeel 3.1 is bepaald van toepassing, met uitzondering van hetgeen is bepaald in de artikelen 3.1.2.2, 3.1.2.3, 3.1.2.5 tot en met 3.1.2.8 en 3.1.3.5.

Daarnaast gelden voor dit verzoek de navolgende regels.

3.2.1.2 Bijvoeging van stukken

In plaats van de in artikel 3.1.2.6 genoemde stukken, wordt het voor schuldeisers openbare verslag van de curator overgelegd, aangevuld met zijn schriftelijk advies over de omzetting.

3.2.1.3 Behandeling van het verzoek

De rechtbank beschikt bij de behandeling van het verzoek over het faillissementsdossier.

3.2.2 Voorlopige voorziening bij voorraad (artikel 287 lid 4 Fw)
3.2.2.1 Strekking

In het verzoekschrift tot toelating tot de schuldsaneringsregeling of, indien dit al is ingediend, bij afzonderlijk verzoekschrift kan (tevens) een verzoek tot het geven van een voorlopige voorziening bij voorraad worden gedaan, als bedoeld in artikel 287 lid 4 Fw.

In aanvulling op dan wel in afwijking van hetgeen in onderdeel 3.1 is bepaald, gelden voor dit verzoek de navolgende regels.

Voor meer informatie en voor een model van het verzoekschrift zie ook:.

3.2.2.2 Inhoud verzoekschrift

Behalve hetgeen staat vermeld in artikel 3.1.2.5, bevat het verzoekschrift bovendien:

  • een omschrijving van de voorziening die wordt gevraagd, alsmede

  • de naam, het adres en het faxnummer van de schuldeiser(s) tegen wie het verzoek zich richt, alsmede

  • indien van toepassing, de naam, het adres en het faxnummer van de betrokken deurwaarder.

3.2.2.3 Bijvoeging van stukken

Bij het verzoekschrift wordt gevoegd een compleet verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling met de in artikel 3.1.2.6 vermelde bijlagen, alsmede schriftelijke bewijsstukken die de noodzaak van de voorlopige voorziening kunnen aantonen.

3.2.3 Dwangakkoord (artikel 287a Fw)
3.2.3.1 Strekking

Het verzoekschrift tot toelating tot de schuldsaneringsregeling kan tevens bevatten een verzoek om één of meer schuldeisers die weigert of weigeren mee te werken aan een door de verzoeker vóór indiening van het verzoekschrift aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze regeling, als bedoeld in artikel 287a Fw.

In aanvulling op dan wel in afwijking van hetgeen in onderdeel 3.1 is bepaald, gelden voor dit verzoek de navolgende regels.

Voor meer informatie en voor een model van het verzoekschrift zie ook:

3.2.3.2 Aantal in te dienen exemplaren

Het verzoekschrift en de bijgevoegde stukken worden in meervoud ingediend: twee exemplaren voor de rechtbank en één exemplaar voor iedere verweerder.

3.2.3.3 Inhoud verzoekschrift

Behalve hetgeen staat vermeld in artikel 3.1.2.5, vermeldt het verzoekschrift bovendien:

  • naam, adres en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van iedere schuldeiser die niet met de aangeboden schuldregeling kan instemmen, alsmede

  • de reden van weigering tot instemming.

3.2.3.4 Bijvoeging van stukken

Bij het verzoekschrift wordt gevoegd een compleet verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling met de in artikel 3.1.2.6 vermelde bijlagen.

Bij het verzoekschrift worden bovendien gevoegd:

  • een overzicht van de aangeboden schuldregeling, alsmede

  • een overzicht van de namen, adressen en faxnummers van de schuldeisers die niet akkoord gaan, alsmede

  • de met iedere schuldeiser die niet met de aangeboden schuldregeling kan instemmen, gevoerde correspondentie over de aangeboden schuldregeling, alsmede

  • een overzicht van de crediteuren die wel hebben ingestemd met de aangeboden schuldregeling, alsmede

  • een berekening van het vrij te laten bedrag gemaakt met de calculator die via het internet beschikbaar is op, alsmede

  • een overzicht van de mogelijkheden van de verzoeker tot nakoming van de aangeboden schuldregeling.

3.2.3.5 Oproeping voor de behandeling van het verzoek

De rechtbank roept partijen op de volgende wijze op voor de behandeling van het verzoek:

  • de verzoeker bij gewone brief, en

  • de desbetreffende schuldeiser(s), zowel per gewone post als bij aangetekende brief, onder toezending van een afschrift van het verzoek.

3.2.3.6 Handhaving verzoek toelating schuldsanering indien verzoek dwangakkoord afgewezen

De verzoeker laat uiterlijk ter zitting weten of hij zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wenst te handhaven, indien zijn verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord wordt afgewezen.

3.2.4 Voorlopige voorziening: moratorium (artikel 287b Fw)
3.2.4.1 Strekking

Indien sprake is van een bedreigende situatie als bedoeld in artikel 287b Fw, kan een verzoekschrift tot toelating tot de schuldsaneringsregeling tevens een verzoek bevatten tot het geven van een voorlopige voorziening die strekt tot het van toepassing verklaren van de artikelen 304 en 305 Fw en tot het verbod tot het opzeggen of ontbinden van de zorgverzekering (hierna: het moratorium).

In aanvulling op dan wel in afwijking van hetgeen in onderdeel 3.1 is bepaald, gelden voor dit verzoek de navolgende regels.

Voor meer informatie en voor een model van het verzoekschrift zie ook:.

3.2.4.2 Bedreigende situatie

Onder een bedreigende situatie als bedoeld in artikel 3.2.4.1 wordt verstaan gedwongen woningontruiming, beëindiging van de levering van gas, elektra of water of opzegging dan wel ontbinding van de zorgverzekering.

3.2.4.3 Aantal in te dienen exemplaren

Het verzoekschrift en de bijgevoegde stukken worden in meervoud ingediend: twee exemplaren voor de rechtbank en één exemplaar voor iedere verweerder.

3.2.4.4 Inhoud verzoekschrift

Behalve hetgeen staat vermeld in artikel 3.1.2.5, vermeldt het verzoekschrift bovendien:

  • de naam, het adres en het faxnummer van de schuldeiser(s) tegen wie het verzoek zich richt, zoals de verhuurder, het nutsbedrijf of de zorgverzekeraar, alsmede

  • indien van toepassing, de naam, het adres en het faxnummer van de betrokken deurwaarder.

3.2.4.5 Bijvoeging van stukken

Bij het verzoek wordt gevoegd een compleet verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling met de in artikel 3.1.2.6 vermelde bijlagen, met uitzondering van de in artikel 3.1.2.6 aanhef en onder d. genoemde verklaring.

Bij het verzoekschrift wordt bovendien gevoegd schriftelijke bewijsstukken die de noodzaak van het moratorium aantonen.

3.2.4.6 Oproeping voor de behandeling van het verzoek

De rechtbank roept partijen op de volgende wijze op voor de behandeling van het verzoek:

  • de verzoeker bij gewone brief, en

  • de desbetreffende schuldeiser(s), zowel per gewone post als bij aangetekende brief, onder toezending van een afschrift van het verzoek.

3.2.4.7 Verslag over het verloop van het moratorium

Een gemeentelijke kredietbank als bedoeld in de Wet financiële dienstverlening of een krachtens artikel 48 lid 1 Wet op het consumentenkrediet aangewezen natuurlijke persoon of rechtspersoon, die namens de schuldenaar de buitengerechtelijke schuldregeling uitvoert, brengt uiterlijk vier weken vóór het aflopen van het moratorium verslag uit aan de rechtbank.

4 SLOTBEPALING

4.1 Vaststelling en inwerkingtreding

Dit reglement is door de Recofa en het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Civiele sectoren en Kantonsectoren van de rechtbanken (LOVCK) op 17 september 2012 respectievelijk 5 november 2012 goedgekeurd en treedt in werking op 1 januari 2013.

4.2 Overgangsbepaling

Het reglement is van toepassing op alle proceshandelingen die na 1 januari 2013 worden verricht.

4.3 Vervanging

Dit reglement vervangt de bestaande reglementen.

5. BIJLAGEN

De bijlagen bevatten contactgegevens van de insolventiegriffies, piketregelingen en informatie over zittingsdagen en -tijden. De bijlagen worden gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.

Bijlage 5.4: landelijk uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling

5.4.1 Toelating tot de schuldsaneringsregeling indien de Nederlandse taal niet wordt beheerst

Indien de verzoeker zelf de Nederlandse taal niet of niet voldoende beheerst om de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling te kunnen naleven, wordt hij slechts toegelaten tot de schuldsaneringsregeling indien hij zich heeft voorzien van hulp bij vertaling van correspondentie.

5.4.2 Toelating tot de schuldsaneringsregeling ingeval van verslavingsproblematiek

Een verzoeker met verslavingsproblemen wordt in beginsel alleen toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, indien aannemelijk is dat de verslaving al enige tijd onder controle is, in die zin dat de verzoeker al enige tijd geen drugs of alcohol meer gebruikt en/of al enige tijd niet meer gokt.

De periode waarover de verslaving onder controle dient te zijn bedraagt in beginsel één jaar. Deze periode kan korter of langer zijn afhankelijk van, onder meer, de ernst en de duur van de verslaving.

Dat de verslaving onder controle is, dient te worden bevestigd door een hulpverlener of door een hulpverlenende instantie.

5.4.3 Toelating tot de schuldsaneringsregeling ingeval van psychosociale problematiek

Een verzoeker met psychosociale problemen wordt in beginsel alleen toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, indien aannemelijk is dat deze problemen al enige tijd beheersbaar zijn, in die zin dat de verzoeker zich in maatschappelijk opzicht staande weet te houden en voldoende hulp of een voldoende sociaal vangnet aanwezig is.

Dat de psychosociale problemen beheersbaar zijn, dient te worden bevestigd door een hulpverlener of door een hulpverlenende instantie.

5.4.4 Afwijzing verzoek: schulden niet te goeder trouw (artikel 288, eerste lid, aanhef en onder b Fw)

Van een situatie als bedoeld in artikel 288, eerste lid, aanhef en onder b Fw is in beginsel geen sprake, indien in de in dit artikel genoemde periode van vijf jaar:

  • schulden zijn aangegaan terwijl, gelet op het inkomen en/of vermogen van de verzoeker, redelijkerwijs geen uitzicht bestond op aflossing daarvan;

  • recent nieuwe schulden van substantiële omvang of substantiële aard zijn aangegaan;

  • schulden zijn aangegaan die voortvloeien uit een verslaving aan bijvoorbeeld gokken, alcohol en/of drugs;

  • de verzoeker een eigen onderneming (eenmanszaak) heeft gevoerd en (nagenoeg) geen boekhouding heeft bijgehouden en beschikbaar is;

  • de verzoeker schulden heeft aan het UWV of de Belastingdienst die betrekking hebben op een opgelegde boete, het niet nakomen van aangifteverplichtingen of het niet nakomen van verplichtingen tot afdracht van (omzet)belasting;

  • door de verzoeker genoten uitkeringen wegens fraude zijn teruggevorderd;

  • schulden zijn ontstaan uit misdrijf of overtreding;

  • (substantiële) geldboetes zijn opgelegd ter zake van verkeersovertredingen (Wet Mulder-feiten).

5.4.5 Afwijzing verzoek: geen verblijfsvergunning of geen bron van inkomsten (artikel 288, eerste lid, aanhef en onder c Fw)

Van een situatie als bedoeld in artikel 288, eerste lid, aanhef en onder c Fw is in beginsel geen sprake, indien de verzoeker geen verblijfsvergunning of geen bron van inkomsten heeft.

6. Transponeringstabellen

De transponeringstabellen worden gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.

Naar boven