TOELICHTING
Algemeen deel
1. Inleiding
De Archiefwet 1995 (Aw) en het Archiefbesluit 1995 (Ab) zijn per 1 januari 2013 aangepast.
De hier relevante wijziging van de Aw hangt samen met de Wet revitalisering generiek
toezicht. Op grond van artikel 7 van de Aw is de zorgdrager bevoegd archiefbescheiden
te vervangen door reproducties, teneinde de aldus vervangen bescheiden te vernietigen.
Artikel 7 bevatte het voorschrift dat voor vervanging van te bewaren archiefbescheiden
een machtiging nodig was, van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
of, in het geval van gemeenten en waterschappen, van gedeputeerde staten. Dit machtigingsvereiste
is komen te vervallen bij de Wet revitalisering generiek toezicht. De machtiging is
aangemerkt als een niet bij de herpositionering van het generiek toezicht passende
vorm van specifiek toezicht.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van het Ab besluit de zorgdrager slechts tot vervanging
van archiefbescheiden door reproducties indien de vervanging geschiedt met de juiste
en volledige weergave van de gegevens die in de te vervangen archiefbescheiden voorkomen.
Deze bepaling geeft een tamelijk open norm. Technische en procedureel gedetailleerde
invulling hiervan werd gegeven in beleidsregels over het gebruik van de machtigingsbevoegdheid.
Met het vervallen van de machtigingsbevoegdheid, zijn ook de beleidsregels vervallen.
Ten behoeve van het ondersteunen van de kwaliteit en de eenvormigheid van de vervangingspraktijk
werd nadere regelgeving wenselijk geacht. Voor het stellen van nadere regels is in
artikel 6, derde lid, van het Ab een delegatiegrondslag opgenomen. Daarvan is met
de onderhavige ministeriële regeling gebruik gemaakt.
2. Hoofdlijnen van de regeling
Zoals het vervallen machtigingsvereiste alleen zag op vervanging van te bewaren archiefbescheiden,
ziet ook de onderhavige nadere regeling alleen op vervanging van archiefbescheiden
die ingevolge een selectielijst voor bewaring in aanmerking komen.
Het is niet mogelijk op een zinvolle manier minimum technische specificaties voor
vervanging vast te stellen. Daarvoor is de diversiteit van de wijzen waarop vervanging
kan plaatsvinden te groot en gaan de technische ontwikkelingen te snel. Wat betreft
de diversiteit: vervanging kan gebeuren van papier naar digitaal, van papier naar
film, van film naar digitaal, etcetera. Daarnaast verschilt wat nodig is voor ‘juiste
en volledige weergave’ per type document: zo brengen formulieren andere eisen met
zich mee dan brieven of notities, waarbij de vormgeving per stuk verschillend kan
zijn.
Voor de onderhavige nadere regeling is daarom de keuze gemaakt om voorschriften te
geven niet voor de vervanging zelf maar voor het besluit tot vervanging. In dat besluit
dienen de procedure en de gemaakte keuzes ten aanzien van de techniek van vervanging
te worden vastgelegd en verantwoord. Daarnaast geldt overigens 6, tweede lid, van
het Ab, dat bepaalt dat bij bekendmaking van het besluit tot vervanging melding wordt
gemaakt van de wijze waarop toepassing is gegeven aan artikel 2, eerste lid, onderdelen
c en d, van het Ab. Het gaat daarbij om de waarde van de archiefbescheiden als bestanddeel
van het cultureel erfgoed (c) en het belang van de in de archiefbescheiden voorkomende
gegevens voor overheidsorganen, voor recht- of bewijszoekenden en voor historisch
onderzoek (d).
Voor de reproducties, die de originele te bewaren archiefbescheiden vervangen, gelden
de normen van het Ab en de Ar ten aanzien van duurzaamheid en geordende en toegankelijke
staat. Deze normen werpen in zekere zin hun schaduw vooruit op het vervangingsproces.
Het heeft immers weinig zin archiefbescheiden te vervangen door reproducties die na
de vervanging niet kunnen voldoen aan de vereisten ten aanzien van de duurzaamheid
en geordende en toegankelijke staat. Al bij het vervangen van de archiefbescheiden
zal met die normen rekening moeten worden gehouden.
3. Consultatie
Door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de beroepsorganisaties van archiefinstellingen
en archivarissen is aangedrongen op het in de ministeriële regeling voorschrijven
van advisering over vervanging door een gediplomeerd archivaris. Dit is niet overgenomen,
enerzijds vanwege het in de Aw vastgelegde optionele karakter van de benoeming van
een archivaris bij de decentrale overheden, en anderzijds omdat een dergelijk voorschrift
weer een verplichting zou toevoegen, wat niet zou passen bij de inzet van het doen
vervallen van de machtiging bij de Wet revitalisering generiek toezicht. Naar aanleiding
van een opmerking van de Raad voor cultuur over het belang van met name de cultuurhistorische
waarde van te vervangen archiefbescheiden is in het algemeen deel van de toelichting
hierover (onder punt 2) een verduidelijking opgenomen.
4. Financiële gevolgen
De regeling heeft geen gevolgen voor de rijksbegroting.
5. Uitvoeringsgevolgen
Het Nationaal Archief en de Erfgoedinspectie achten de regeling uitvoerbaar.
6. Administratieve lasten
De (gunstige) gevolgen voor de administratieve lasten vloeien voort uit keuzes die
zijn gemaakt in het kader van de Wet revitalisering generiek toezicht: de machtiging
op grond van artikel 7 van de Aw is immers vervallen bij de Wet revitalisering generiek
toezicht. Aldaar is ook toegelicht dat met inwerkingtreding van de desbetreffende
bepaling werd gewacht tot nadere regels over de vervanging zouden zijn gesteld (Kamerstukken
II 2010/11, 32 389, nr. 8, blz. 30).
Artikelsgewijs deel
Artikel I, onderdeel A (artikel 25 van de Ar)
Conversie en migratie zijn oplossingen voor het behoud van de geordende en toegankelijke
staat van digitale archiefbescheiden. Conversie en migratie zijn geen vervanging in
de zin van de Aw. Dat zij niet als vervanging zijn aangemerkt, is mede ingegeven door
de wens tot beperking van de lasten die voor zorgdragers zijn verbonden aan de vervanging
van archiefbescheiden. Dat is – nog steeds – de noodzaak tot het nemen van een besluit,
en dat was daarnaast het machtigingsvereiste voor vervanging van te bewaren archiefbescheiden.
In artikel 25, tweede lid, van de Ar was bepaald dat als de conversie of migratie
niet kon voldoen aan de eisen van de Ar ten aanzien van de geordende en toegankelijke
staat, er sprake moest zijn van vervanging. Dat voorschrift was te zien een uitwijkmogelijkheid,
met als procedurele waarborg de externe toets van het toegepaste proces door middel
van het machtigingsvereiste. Nu er geen sprake meer is van deze externe toets, kan
deze bepaling vervallen.
Artikel I, onderdeel B (artikelen 26a en 26b van de Ar)
Artikel 26a
In dit artikel wordt duidelijk gemaakt dat het nieuwe hoofdstuk 3A niet over conversie,
migratie of emulatie gaat.
Artikel 26b
Dit artikel bepaalt in welke aspecten van het vervangingsproces door de zorgdrager
inzicht wordt verschaft in het besluit tot vervanging, bedoeld in artikel 6, eerste
lid, van het Ab, voor zover dit besluit archiefbescheiden betreft die ingevolge een
selectielijst voor bewaring in aanmerking komen.
Het aspect onder a betreft de reikwijdte van de vervanging. De bedoeling is dat een
zorgdrager aangeeft of de vervanging voor de gehele organisatie of voor een deel daarvan
zal gelden. Ook moet worden aangegeven welke categorieën archiefbescheiden uit welke
perioden worden vervangen. Duidelijk moet zijn of het gaat om retrospectieve vervanging,
dat wil zeggen vervanging van archiefbescheiden die zijn ontvangen of opgemaakt in
een periode voorafgaand aan het besluit tot vervanging, of routinematige vervanging,
dat wil zeggen vervanging van archiefbescheiden door digitale reproducties als onderdeel
van de digitalisering van de gehele informatiehuishouding.
Het aspect onder b betreft de zogenoemde hardware. Daarbij gaat het om zaken als het
gebruik van een of meer apparaten in een organisatie, de parameters waarop de apparatuur
is ingesteld (bijvoorbeeld documentgrootte, uitvoer in zwart/wit, grijstinten of kleur,
instellingen voor beeldverwerking) en de gebruikte randapparatuur.
Onder c moet worden beschreven welke software wordt gebruikt alsmede welke versie
daarvan.
Het aspect onder d geeft weer welke criteria worden gebruikt als er een keuze is tussen
vervanging in zwart/wit, grijstinten of kleur.
De aspecten onder e, de keuze van de formaten, en de bewerkingen in de vervanging,
alsmede de metagegevens zijn cruciaal voor de blijvende toegankelijkheid van de archiefbescheiden.
Met bewerkingen wordt onder meer gedoeld op compressietechnieken bij digitale vervanging.
Een ander belangrijk aspect is de beschrijving van de metagegevens die aan de vervangen
archiefbescheiden worden gekoppeld.
Het aspect onder f gaat over het voorkomen en herstellen van fouten bij het vervangen.
Voor een juiste en volledige weergave is, naast de andere in dit artikel genoemde
aspecten, ook de wijze waarop fouten opgespoord en hersteld kunnen worden van belang.
Het zal hierbij vaak gaan om de visuele controle van reproducties. Daarmee kunnen
fouten in het proces worden opgespoord die de leesbaarheid van reproducties belemmeren,
zoals achtergebleven nietjes, vouwen, hapering bij de doorvoer. Het besluit moet inzicht
geven in de wijze waarop controle en herstel zijn georganiseerd.
Het aspect onder g betreft het proces van vernietiging. Hiermee wordt gedoeld op de
frequentie en de wijze van vernietiging.
Het laatste aspect, onder h, betreft de kwaliteitsprocedures voor de vervanging. Daarin
wordt beschreven op welke manier de continue kwaliteit van het vervangingsproces wordt
geborgd door bijvoorbeeld kalibreren, wat de criteria zijn voor en de frequentie is
van interne controles en hoe deze zijn ingebouwd in het gehele proces.
Artikel I, onderdeel C (artikel 59b van de Ar)
Deze bepaling stelt buiten twijfel dat de bij deze regeling gestelde voorschriften
voor het besluit tot vervanging niet gelden voor besluiten die zijn genomen voorafgaand
aan 1 januari 2013.
Artikel II (Inwerkingtreding)
Inwerkingtredingsdatum van de onderhavige regeling is 1 januari 2013. Dit betekent
dat het kabinetsbeleid van de vaste verandermomenten niet is nageleefd op het punt
van de minimumtermijn tussen publicatie en inwerkingtreding. Echter, de voorgestelde
wijziging van de Ar hangt samen met wijzigingen van de Aw en het Ab met inwerkingtredingsdatum
1 januari 2013. Vertraging bij wijziging van de Ar zou leiden tot complicerende ongelijktijdige
inwerkingtreding van onderdelen van het regelgevingscomplex. Daarbij is mede in aanmerking
genomen dat het aantal aanvragen om machtiging gering is en dat het mogelijk is om
de zorgdragers goed te informeren.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. Bussemaker