Besluit van 21 november 2012 houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven per 1 januari 2013

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 oktober 2012, 2012-0000587136, CZW/S&B;

Gelet op artikel 7, eerste en derde lid, van de Paspoortwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 7 november 2012, nr. W04.12.0428/I/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15 november 2012, nr. 2012-0000652569 CZW/S&B;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit paspoortgelden wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel f vervalt «en bijschrijvingsstickers».

2. Onder verlettering van de onderdelen h en i tot g en h vervalt onderdeel g.

3. In onderdeel g (nieuw) vervalt «of een bijschrijvingssticker».

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «of een bijschrijvingssticker».

2. In het vierde lid wordt «artikel 6, eerste lid, onderdelen d en e» vervangen door «artikel 6, eerste lid, onderdeel d,» en vervalt «of bijschrijvingsstickers».

C

In artikel 3, derde lid, onderdeel a, vervalt «of bijschrijvingsstickers».

D

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

  • 1. De aan het Rijk verschuldigde kosten bedragen:

    • a. voor een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen, een reisdocument voor vreemdelingen, een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat (zakenpaspoort) of een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort)

      20,80

      USD

      26,00

      ANG

      46,55

      AWG

      46,55;

    • b. voor een Nederlandse identiteitskaart, ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt

      15,35;

    • c. voor een Nederlandse identiteitskaart, ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt

      5,30;

    • d. voor de spoedlevering van een reisdocument als bedoeld in de onderdelen a tot en met c, zijnde een toeslag op de in die onderdelen genoemde bedragen

      46,60;

  • 2. De van de aanvrager op grond van de toepasselijke gemeentelijke verordening of eilandsverordening ten hoogste te heffen rechten bedragen:

    • a. voor een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen, een reisdocument voor vreemdelingen of een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld

      50,35 in een gemeentelijke verordening

      USD

      91,05 in een eilandsverordening;

    • b. voor een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat dan een nationaal paspoort als bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort)

      50,35 in een gemeentelijke verordening

      USD

      114,30 in een eilandsverordening;

    • c. voor een Nederlandse identiteitskaart

      41,90;

    • d. voor een Nederlandse identiteitskaart, ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt

      31,85;

    • e. voor de versnelde uitreiking van een reisdocument als bedoeld in de onderdelen a tot en met d, zijnde een toeslag op de in die onderdelen genoemde bedragen

      46,60.

2. In het derde lid wordt «in plaats van de bedragen, genoemd in het tweede lid, onder a, b en c, als ten hoogste te heffen rechten, de bedragen, genoemd in artikel 12, eerste lid, onder a, respectievelijk c» vervangen door: in plaats van de bedragen, genoemd in het tweede lid, onder a, b, c en d, als ten hoogste te heffen rechten de bedragen, genoemd in artikel 12, tweede lid, onder respectievelijk a, b of c.

E

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De rechten die ten bate van het Rijk van een aanvrager binnen het Koninkrijk kunnen worden geheven, bedragen:

    • a. voor de verstrekking van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen, een reisdocument voor vreemdelingen, een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat (zakenpaspoort), een diplomatiek paspoort, een dienstpaspoort of een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort)

      60,33

      ANG

      135,00

      AWG

      135,00;

    • b. voor de verstrekking van een noodpaspoort of een laissez-passer

      46,15

      USD

      57,70

      ANG

      103,25

      AWG

      103,25;

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot het derde tot en met vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De rechten die ten bate van het Rijk van een aanvrager buiten het Koninkrijk kunnen worden geheven, bedragen:

    • a. voor de verstrekking van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen, een reisdocument voor vreemdelingen, een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat (zakenpaspoort) of een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort)

      84,80;

    • b. voor de verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart

      79,35;

    • c. voor de verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart, ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt

      69,30;

    • d. voor de verstrekking van een noodpaspoort of een laissez-passer

      46,15.

2. In het derde en vierde lid (nieuw) wordt «De in het eerste lid genoemde rechten» vervangen door: De in het eerste en tweede lid genoemde rechten.

3. In het vierde lid (nieuw) vervalt «onderscheidenlijk de bijschrijving».

4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «Het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde recht» vervangen door: Het in het eerste lid, onderdeel a, dan wel tweede lid, onderdeel a, genoemde recht.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 21 november 2012

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R. H. A. Plasterk

Uitgegeven de achtentwintigste november 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

De onderhavige wijziging van het Besluit paspoortgelden betreft een aanpassing van de op basis van artikel 7 van de Paspoortwet vast te stellen kosten voor reisdocumenten. Het gaat daarbij om:

  • de in artikel 7, eerste lid, onder a, van die wet bedoelde kosten die een gemeente, de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dan wel Aruba, Curaçao en Sint Maarten aan het Rijk zijn verschuldigd voor de productie van reisdocumenten;

  • de in artikel 7, eerste lid, onder b, van die wet genoemde rechten die een aanvrager aan het Rijk moet voldoen; en

  • de maximumtarieven die een gemeente of openbaar lichaam ingevolge artikel 7, derde lid, van die wet ten hoogste aan een aanvrager van een reisdocument in rekening mag brengen.

Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om verwijzingen naar bijschrijvingen, alsmede de tarieven die betrekking hadden op bijschrijvingen, te schrappen uit het Besluit paspoortgelden. De bijschrijvingen zijn vervallen met ingang van 26 juni 2012 op grond van Verordening (EG) 444/2009 van het Europees parlement en de Raad van 28 mei 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2252/2004 van de Raad betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten (PbEU 2009, L 142).

Vanwege het belang van invoering van de nieuwe tarieven per 1 januari 2013, mede gelet op het belang van de kostendekkendheid van de tarieven, is de invoeringstermijn van het onderhavige besluit na publicatie korter dan drie maanden.

2. Berekening van de bedragen

De in artikel 6 onderscheidenlijk artikel 12 vermelde tarieven zijn voor 2013 als volgt berekend.

De aan het Rijk verschuldigde kosten, bedoeld in artikel 6, eerste lid, zijn samengesteld uit de productiekosten van de reisdocumenten en de kosten die het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in verband met de uitgifte van die documenten in 2013 maakt. De per document door de uitgevende instanties aan het Rijk verschuldigde kosten zijn onder meer in verband met de vervanging van de reisdocumenten aanvraag- en archiefstations ten opzichte van 2012 gestegen. De door gemeenten en openbare lichamen aan het Rijk af te dragen kosten per document zijn daarom herberekend en verhoogd.

Ook de maximumtarieven die aan een aanvrager in rekening mogen worden gebracht op grond van artikel 6, tweede lid, zijn verhoogd. Deze tarieven bestaan uit twee componenten. De eerste component betreft de aan het Rijk af te dragen kosten, bedoeld in artikel 6, eerste lid. De tweede component heeft betrekking op de kosten die de uitgevende instanties zelf maken. De kosten in de tweede component zijn voor zover het de gemeenten betreft geïndexeerd met het indexcijfer voor de prijsmutatie van de overheidsconsumptie zoals dat door het Centraal Planbureau (CPB) is gepubliceerd in het Centraal economisch plan 2012. Dit indexcijfer bedraagt 1,5%. Het CPB stelt echter geen indexcijfer vast voor de prijsmutatie van de overheidsconsumptie op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Voor de in de openbare lichamen uitgegeven reisdocumenten wordt daarom uitgegaan van de consumentenprijsindex Caribisch Nederland voor het jaar 2011 zoals gepubliceerd door het CBS.1. Voor elk van de openbare lichamen publiceert het CBS een indexcijfer. Omdat het maximaal te heffen rechten zijn, wordt voor alle drie openbare lichamen uitgegaan van het hoogste van de drie indexcijfers. Dat bedraagt 9,9%. De gemeenten mogen derhalve voor een nationaal paspoort maximaal € 50,352 (thans € 48,73) en voor een Nederlandse identiteitskaart maximaal € 41,90 (thans € 40,05) bij de burger in rekening brengen. Bij een openbaar lichaam mag voor een paspoort ten hoogste USD 91,05 (thans USD 87,34) in rekening worden gebracht.

Het nieuwe tarief voor de jeugd-NIK aangevraagd bij een gemeente (artikel 6, tweede lid, onder d), bedraagt € 31,85. Hiermee blijft de bestaande korting van € 10,05 die sinds 2012 wordt gegeven, gehandhaafd. Tot 2012 was de prijs van jeugd-NIK gelijk aan de prijs van de toen nog bestaande kinderbijschrijving. In 2012 is prijs van een jeugd-NIK vastgesteld op € 30,00. Daarbij is er abusievelijk aan voorbij gegaan dat dit tot gevolg had dat op bij een consulaat of een zogenoemde aangewezen gemeente3 aangevraagde jeugd-NIK een hogere korting wordt gegeven dan bij een gemeente, te weten € 19,60 in plaats van € 10,05. Dit wordt veroorzaakt doordat het tarief van een «reguliere» NIK bij een consulaat hoger is. Voor een dergelijk verschil in korting ontbreekt echter een afdoende onderbouwing. Om deze reden gaat de korting voor een jeugd-NIK aangevraagd bij een consulaat of aangewezen gemeente ook € 10,05 bedragen. Het nieuwe tarief voor een jeugd-NIK op bij een consulaat of aangewezen gemeente bedraagt daardoor € 69,30 en voor een «gewone» NIK € 79,35. De daling van de korting bij de aangewezen gemeenten leidt ertoe dat de redactie van artikel 6, eerste lid, onder c, is gewijzigd. Dit omdat de aangewezen gemeenten ter dekking van hun kosten niet langer een bedrag van het Rijk hoeven te ontvangen voor iedere door hen afgegeven jeugd-NIK.

De tarieven, genoemd in artikel 12, eerste lid, voor de door de commandanten van de Koninklijke Marechaussee en de Gouverneurs op Sint Maarten, Aruba en Curaçao uitgegeven reisdocumenten zijn op dezelfde wijze berekend als voor de gemeenten en met hetzelfde indexcijfer. Deze tarieven bedragen voor een paspoort € 60,33 (thans € 58,55) en voor een noodpaspoort of laissez-passer € 46,15 (thans € 46,00). Tevens is opgenomen dat de tarieven ook van toepassing zijn op faciliteitenpaspoorten (artikel 12, eerste lid, onder a). Gouverneurs zijn bevoegd deze te verstrekken. Ten onrecht was – anders dan voor de gemeenten – in het besluit geen tarief opgenomen dat de gouverneur voor een faciliteitenpaspoort in rekening mag brengen. Deze omissie is hersteld.

Voor reisdocumenten die worden verstrekt door de hoofden van de consulaire posten in het buitenland komen aparte tarieven te gelden. Die tarieven worden sterker verhoogd dan de tarieven die op grond van artikel 12, eerste lid, worden geheven door de Koninklijke Marechaussee en de Gouverneurs op Sint Maarten, Aruba en Curaçao. Daartoe is in artikel 12 een nieuw tweede lid ingevoegd. De achtergrond hiervan is dat uit onderzoek, uitgevoerd in opdracht van de Minister van Buitenlandse Zaken,4 naar voren is gekomen dat de tarieven die worden geheven bij de consulaten niet kostendekkend zijn. Dit onderzoek is aangekondigd in de brief van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer, van 30 juni 2011.5 Dit onderzoek concludeert dat de kosten € 104,00 per uitgegeven document bedragen. Daarbij komt nog het bedrag van het document zelf (zie art. 6, eerste lid). Dit zou er toe moeten leiden dat in 2013 het tarief voor een paspoort € 124,80 en voor een Nederlandse identiteitskaart € 119,35 bedraagt.

Een gelijksoortig onderzoek naar de kosten is ook uitgevoerd ten behoeve van de aangewezen gemeenten die reisdocumenten mogen verstrekken aan Nederlanders die in het buitenland wonen. Dit omdat de aangewezen gemeenten hetzelfde bedrag in rekening mogen brengen als de consulaten. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat de kosten voor de aangewezen gemeenten € 64,00 per document bedragen, ook hier komen de kosten van het document nog bij.6 De (maximum) te heffen leges in 2013 zouden € 84,80 voor een paspoort en € 79,35 voor een NIK dienen te bedragen.

De prijs van het paspoort en voor de NIK gaat met ingang van 1 januari 2013 bij zowel de consulaten als de aangewezen gemeenten € 84,80 respectievelijk € 79,35 bedragen. Om de stijging van de tarieven bij de consulaten voor nu te beperken, zal een volledig kostendekkend tarief op een later moment worden ingevoerd. Artikel 12, tweede lid, bevat geen tarief voor diplomatieke paspoorten en dienstpaspoorten, omdat die reisdocumenten alleen binnen het Koninkrijk kunnen worden aangevraagd en niet vanuit het buitenland.

Voor de nooddocumenten wordt een uitzondering gemaakt. Dit omdat consulaten een nooddocument vaak aan vakantiegangers verstrekken die slachtoffer zijn van diefstal of beroving. Het tarief van de nooddocumenten wordt daarom uitsluitend geïndexeerd en is daarmee gelijk aan dat van de nooddocumenten die worden afgegeven door de Gouverneurs en de Koninklijke Marechaussee.

Personen jonger dan 16 jaar die bij een consulaat of gouverneur een paspoort aanvragen ontvingen in voorgaande jaren een korting. Deze korting bedroeg in 2012 € 16,30. Van oudsher wordt deze korting gegeven. Dit is nooit herzien, ook niet toen aangewezen gemeenten reisdocumenten mochten verstrekken aan niet- ingezetenen. Gemeenten geven een dergelijke korting niet. Er wordt – juist vanuit het oogpunt de tarieven meer kostendekkend te maken – niet voldoende reden gezien om deze korting voor personen onder de zestien jaar te handhaven.

Alle bedragen in euro’s zijn, waar van toepassing, omgerekend naar Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse munt aan de hand van de administratiekoers van het ministerie van Buitenlandse Zaken zoals deze gold op 1 augustus 2012. Deze bedroeg toen € 0,447 voor één Antilliaanse gulden onderscheidenlijk Arubaanse florin. De aldus berekende bedragen zijn op 5/100 afgerond. Hoewel de bedragen in euro stijgen, leidt de wisselkoers van de euro ten opzichte van de Antilliaanse gulden onderscheidenlijk Arubaanse florin ertoe dat de bedragen, uitgedrukt in laatstgenoemde valuta, in artikel 6, eerste lid, en in artikel 12, eerste lid, iets dalen.

De aan het Rijk verschuldigde bedragen in USD voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden op dezelfde wijze als in het Rijksbesluit aanpassing rijksbesluiten aan de oprichting van de nieuwe landen7 berekend door de in Antilliaanse guldens luidende bedragen te delen door 1,790 en vervolgens rekenkundig af te ronden op twee cijfers achter de komma. De waarde van 1,790 sluit aan bij de sinds 1971 geldende vaste wisselkoers tussen de Antilliaanse gulden en de US-dollar (USD 1,00 = ANG 1,790).8

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R. H. A. Plasterk


X Noot
1

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=81122ned&D1=0-2&D2 =0&D3 =a&D4 =a&HDR= T&STB=G1,G2,G3&VW=T.

X Noot
2

48,73 (max. rechten 2012) – 19,60 (afdracht Rijk 2012) = 29,13 (max. component gemeente 2012) x 1,5% (index) = 29.55 (max. component gemeente 2013) + 20.80 (afdracht Rijk 2013) = 50,35 (max. rechten 2013).

X Noot
3

Een gemeente die door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is aangewezen tot het verstrekken van reisdocumenten aan Nederlanders die in het buitenland wonen. De (thans) aangewezen gemeenten zijn: Den Haag, Enschede, Maastricht, Echt-Susteren, Oldambt en Bergen op Zoom.

X Noot
4

Kostenonderzoek verstrekking reisdocumenten in het Buitenland; onderzoek bij Nederlandse ambassades en consulaten. Cebeon, februari 2012.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2010–2011, 32 734, nr. 9.

X Noot
6

Kostenonderzoek verstrekking reisdocumenten aan niet-ingezetenen door grensgemeenten. Cebeon, mei 2012.

X Noot
7

Besluit van 20 augustus 2010 tot wijziging van verschillende algemene maatregelen van rijksbestuur in verband met de verkrijging van de hoedanigheid van land binnen het Koninkrijk door Curaçao en Sint Maarten en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederlandse staatsbestel (Stb. 2010, 343).

X Noot
8

Landsbesluit van 24 december 1971, no. 14, houdende vaststelling van de verhouding van de Nederlands-Antilliaanse gulden ten opzichte van de dollar van de Verenigde Staten van Amerika (PB 1971, 192).

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven