Provinciaal blad van Fryslân
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Fryslân | Provinciaal blad 2017, 4789 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Fryslân | Provinciaal blad 2017, 4789 | Beleidsregels |
De Fryske Guozzenoanpak 2017-2020
Fryslân zet tot 2020 fors in op de reductie van de ganzenschade. Nadat eind 2012 het landelijke G7-akkoord alsnog vastliep, kon elke provincie vervolgens aan de slag met een eigen aanpak. In 2014 zijn de onderhandelingspartners in Fryslân niet tot een akkoord gekomen en heeft de provincie een eigen beleidslijn vastgesteld. Dit heeft geleid tot de onderhavige uitvoeringsnotitie ‘De Fryske Guozzenoanpak 2014’. De beleidsnotitie ‘Gans in Balans’, waarmee de Staten in april 2013 hebben ingestemd, is daarbij aangepast d.m.v. een erratum. De Fryske Guozzeoanpak (uitvoeringsnota) loopt tot 2020 en afgesproken is om dit beleid na 2 jaar (2016) te evalueren. Bij de evaluatie van 2016 is geconstateerd dat er op dat moment te weinig (basis)gegevens voorhanden waren om gerichte conclusies te kunnen trekken en aanbevelingen te formuleren, het uitvoeringskader is daarom met één jaar verlengd. In de evaluatie van 2017 is geconcludeerd dat de schade in kg droge stof fors is toegenomen. De schade in euro's is echter niet toegenomen omdat de grasprijs op dat moment laag was. Om de schade naar beneden te brengen zijn aanvullende maatregelen nodig.
Uit de uitgevoerde evaluatie blijkt dat de schade in Fryslân aan landbouwgewassen ten gevolge van ganzenvraat steeds verder toeneemt, vooral ten gevolge van vraat door winterganzen. De balans tussen enerzijds de bescherming van deze internationale populaties winterganzen en anderzijds de overlast ten gevolge van deze populaties winterganzen is zoek.
Deze schade wordt met name veroorzaakt door de populaties van de brand- en grauwe gans, die jaarlijks met zo’n 6 à 7 % groeien Ook de Kolgans komt in de provincie in grote aantallen voor, hoewel deze soort wat groei betreft, stabiliseert. De Fryske Guozzenoanpak is er dan ook op gericht om de schade te laten afnemen door een stevige aanpak van de bovengenoemde drie soorten.
Uit een kolganzenonderzoek van 2013 blijkt dat de hier verblijvende kolganzen niet steeds dezelfde ganzen zijn. De kolganzen die hier op enig moment zitten, kunnen de week daarvoor in Noord Duitsland hebben verbleven. Op een internationale ganzenbijeenkomst is ook gebleken dat alle landen in de flyway's (op de trekroutes tussen broedgebied en overwinterringsgebied) van de verschillende ganzensoorten veel overlast ervaren van de toenemende populaties. The African-Eurasian Migratory Waterbird Agreement (AEWA) is het internationale platform waarbinnen deze problematiek is opgepakt. Fryslân trekt er hard aan, ook binnen Nederland, om hier een aanpak voor de brandgans en grauwe gans af te spreken. In juni 2017 zullen hier in Kopenhagen verdere afspraken over worden gemaakt en moet blijken of de financiering van deze aanpak rond komt. De AEWA aanpak kan dan in het seizoen van 2019/2020 van start gaan.
De Fryske Guozzeoanpak 2017-2020 (uitvoeringskader) is een aanpak om gedurende deze periode primair acties uit te voeren waardoor de schade reduceert. Waar mogelijk zullen ganzen worden geschoten maar gezien de grote aantallen ganzen in het noordelijk deel van de wereld en het transitiegedrag van de ganzen is dit geen pasklare oplossing voor de provincie Fryslân alleen. Het uitvoeringskader zal daarom een samenhangend pakket maatregelen moeten bevatten, gericht op schadebestrijding, dat door alle betrokken partijen (zie ook pagina 6, punt 4) wordt opgepakt en waar ieder zijn verantwoordelijkheid neemt.
De ganzenpopulaties doen het in algemene zin erg goed in, Azië en Europa. Al zijn er ook uitzonderingen. De groei van de populaties ganzen wordt in hoofdlijn veroorzaakt door uitbreiding van de broedgebieden in het Arctische gebied (als gevolg van de opwarming van de aarde) en de uitstekende voedselsituatie in de overwinteringsgebieden (waaronder Fryslân). De uitstekende voedselsituatie vloeit voort uit huidige landbouwmethoden, waarbij de weilanden zijn ingezaaid met eiwitrijk gras.
Fryslân is als overwinteringsgebied erg belangrijk voor de winterganzen. Er is veel open water waar ze kunnen slapen en rondom de slaapplekken zijn uitstekende foerageergelegenheden. Door dit 'ideale plaatje' herbergt Fryslân binnen Nederland het grootste aandeel winterganzen (40% van de Nederlandse schade zit in onze provincie). Uit de evaluatie 2017 blijkt dat de schade toeneemt. Hoewel niet exact is te duiden wat hier de oorzaak van is, wordt in algemene zin wel gedeeld dat dit vooral schade in de maanden april en mei zal zijn, veroorzaakt door de steeds later vertrekkende brandganzen. Ook het moment van taxeren en andere factoren kunnen echter invloed hebben. Uit onderzoek van Alterra blijkt dat de keus tussen biologisch gras of het op dit moment gebruikelijke eiwitrijke en voor ganzen makkelijk verteerbare ‘turbogras’ geen invloed heeft op het foerageergedrag van de ganzen.
Doelstelling van het beleid is om vraatschade door met name winterganzen jaarlijks te verlagen met 5 - 10%, om te komen tot een maatschappelijk geaccepteerde schadehoogte. Daarbij houden we rekening met de duurzame instandhouding van de internationaal beschermde ganzenpopulaties.
Via zorgvuldige monitoring en jaarlijkse (korte) evaluaties wordt het beleid getoetst aan de doelstelling. Indien de doelstelling niet wordt bereikt, worden aanvullende maatregelen getroffen in overleg met betrokken organisaties.
De Fryske Guozzeoanpak van 2014 was gebaseerd op het niet vastgestelde en oorspronkelijke G7 akkoord. De afwijkingen van het G7 akkoord zijn benoemd in de Fryske Guozzenoanpak 2014. Verder wordt er naar gestreefd om het ganzenbeleid landelijk af te stemmen, zodat er zoveel mogelijk een landelijke eenduidigheid ontstaat. Fryslân wijkt qua problematiek echter wel sterk af van de andere provincies. In Fryslân wordt de schade vooral veroorzaakt door de Arctische (winter) ganzen, waar elders in Nederland vooral de zomerganzen de schade veroorzaken. Verder treedt ca. 40% van de landelijke schade op in Fryslân. Fryslân is wat betreft het uitvoeringsbeleid vaak leidend.
In de figuur hieronder is per maand aangegeven in welke mate bestrijding mogelijk is.
Tabel 1: Bescherming/bestrijding schade door ganzen
Het voorgestane beleid loopt in ieder geval tot en met het winterseizoen van 2019/2020.
Overleg met de uitvoerende partijen
Vanaf de zomer van 2016 is met de uitvoerende organisaties overleg gevoerd over de evaluatie van de afgelopen jaren. Dit heeft geresulteerd in een door alle partijen geaccepteerd evaluatierapport (evaluatie 2017). De hoofdconclusie van deze evaluatie is dat de schade is toegenomen terwijl het aantal ganzen en het beschadigde oppervlakte vrijwel gelijk is gebleven.
Vervolgens is met de partijen gesproken over de aanpassingen in de uitvoering van de Fryske Guozzeoanpak. De heeft niet geleid tot een unaniem voorstel. Twee van drie Terreinbeherende Organisaties kunnen zich niet vinden in het compromisvoorstel. De andere partijen steunen het compromisvoorstel, maar hebben nog wel suggesties voor aanpassingen gedaan. De provincie heeft het compromis voorstel uitgewerkt in (het voorliggende) Fryske Guozzeoanpak en waar dat mogelijk was de suggesties overgenomen..
In Fryslân komen in de winterperiode veel winterganzen voor. De totale populatie winterganzen heeft zich fors ontwikkeld en veroorzaakt dientengevolge (vooral in het voorjaar) veel schade aan de gewassen. De ganzensituatie in Fryslân wijkt sterk af van de situatie elders in Nederland: buiten Fryslân zijn het vooral de overzomerende ganzen (of standganzen) die de schade veroorzaken, terwijl in Fryslân vooral de winterganzen schade veroorzaken. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat vooral in Fryslân sprake is van grotere meren en plassen in combinatie met veel agrarische percelen met gras. De ganzen slapen ’s nachts op open water en foerageren gewoonlijk binnen een straal van 5 km van de slaapplaats op graspercelen.
Eerder is geprobeerd tot landelijke afspraken te komen om ganzenschade aan te pakken. Op 6 december 2012 zijn in het document: ‘Akkoord uitvoering ganzenbeleid tussen IPO/provincies en de Ganzen 7’ de resultaten van de onderhandelingen vastgelegd.
In de beleidsnotitie ‘Gans in Balans’ (waarmee op 24 april 2013 is ingestemd door PS), heeft de provincie haar taken en rollen uitgewerkt, die voortvloeien uit dit landelijke ganzenakkoord.
Op 2 december 2013 is het landelijke ganzenakkoord alsnog uiteen gevallen. Naar aanleiding daarvan is afgesproken om provinciaal tot een uitwerking te komen. In Fryslân is dat opgepakt door met alle betrokken partijen te proberen om tot een provinciaal akkoord te komen. Dit zoveel mogelijk gebaseerd op de onderdelen van het document van 6 december 2012 (de landelijke afspraken). In dat document gaat het vooral om:
Begin 2014 is in Fryslân gestart met de onderhandelingen. Op 8 mei 2014 bleek dat partijen op twee onderdelen het niet eens konden worden, de bestrijding van de Brandgans en de overgang na twee seizoenen van 2 maanden winterrust naar 4 maanden winterrust.
In vervolg daarop heeft de provincie haar verantwoordelijkheid genomen en een eigen Fryske oanpak opgesteld, ‘De Fryske Guozzeoanpak 2014’. Het beleid, zoals neergelegd in de beleidsnotitie ‘Gans in Balans’ (bijlage 4) is daarbij aangepast.
Ganzenprobleem is internationaal probleem
Op een internationale ganzenbijeenkomst in Denemarken in 2015, is gebleken dat alle landen die in de vluchtroutes liggen tussen het broedgebied en de overwinteringsgebieden (de zogenaamde ‘flyway’) veel overlast ervaren van de toenemende populaties van de verschillende ganzensoorten. The African-Eurasian Migratory Waterbird Agreement (AEWA) is het internationale platform waar deze problematiek is opgepakt. Fryslân trekt er hard aan, ook binnen Nederland, om hier een aanpak voor de brandgans en grauwe gans af te spreken. In juni 2017 zullen hierover in Kopenhagen verdere afspraken worden gemaakt en moet blijken of de financiering rond komt. De AEWA aanpak kan dan in 2019/2020 van start gaan. Uit een kolganzenonderzoek van 2013 blijkt dat de hier verblijvende kolganzen niet steeds dezelfde ganzen zijn. De kolganzen die hier op enig moment zitten, kunnen de week daarvoor in Noord Duitsland hebben verbleven. Dit geeft overduidelijk aan dat de ganzenoverlast niet een typische Frysk probleem is, maar onderdeel van een internationaal probleem. Het probleem van Fryslân is wel dat in onze provincie het grootste deel van de in Nederland overwinterende ganzen verblijven in de wintermaanden (zie ook hierna bij het kopje ‘Oorzaken en acties’.
Dit Uitvoeringskader ( De Fryske Guozzeoanpak 2017-2020) is een aanpak om gedurende de periode 2017-2020, in afwachting van de internationale aanpak, vooral die acties uit te voeren waardoor de schade reduceert. Gezien de grote aantallen ganzen in het noordelijk deel van de wereld en het transitiegedrag van de ganzen is er geen pasklare oplossing voor Fryslân. Het zal een samenhangend pakket maatregelen moeten zijn, gericht op schadebestrijding, dat door alle betrokkenen wordt opgepakt en waar ieder zijn verantwoordelijkheid neemt.
De ganzenpopulaties doen het in algemene zin erg goed in Afrika, Azië en Europa. De groei van de populaties ganzen wordt in hoofdlijn veroorzaakt door uitbreiding van de broedgebieden in het Arctische gebied (als gevolg van de opwarming van de aarde) en de uitstekende voedselsituatie in de overwinteringsgebieden (waaronder Fryslân). De uitstekende voedselsituatie vloeit voort uit huidige landbouwmethoden (eiwitrijk gras).
Fryslân is als overwinteringsgebied erg belangrijk voor de winterganzen. Er is veel open water waar ze kunnen slapen en rondom de slaapplekken zijn uitstekende foerageergelegenheden. Door dit 'ideale plaatje' herbergt Fryslân binnen Nederland de grootste aantallen winterganzen (40% van de Nederlandse schade wordt veroorzaakt in onze provincie). Uit de evaluatie 2017 blijkt dat de schade toeneemt als deze wordt uitgedrukt in kg droge stof.
Een duidelijke verklaring voor de toename van de schade in kg droge stof is er (nog) niet. Waarschijnlijk liggen hier een aantal, elkaar overlappende, verklaringen aan ten grondslag. Heel duidelijk is dat de brandgans steeds langer én in steeds grotere aantallen blijft in de maanden maart, april en mei. Juist in deze maanden ontstaat de grootste schade omdat de eerste snede gras wordt opgegeten door de ganzen. Tegelijkertijd eet eenzelfde aantal ganzen niet meer gras, omdat ze met redelijk vaste energiereserves door de winter komen en aan de voorjaarstrek beginnen. Wel is de soortsamenstelling in de Friese overwinterende ganzenpopulaties sinds de winter van 2009/10 aan het veranderen met geleidelijke toename bij de brandganzen en een afname bij de kolganzen. Dat zou van invloed kunnen zijn op de schadecijfers. Ook is meer schade binnen de (soortspecifieke) foerageergebieden vastgesteld. Deze schade wordt niet per maand geregistreerd en ook kan de schade niet aan de ganzensoorten worden gekoppeld. Hierdoor moet deze conclusie met de nodige voorzichtigheid worden beschouwd.
Nog minder duidelijk in de verklaring is dat de automatische taxaties een rol kunnen spelen, immers alle schade wordt geregistreerd. Hier pleit echter tegen dat dit automatisme ook in de referentiejaren is uitgevoerd. Vanwege de lage melkprijs speelt waarschijnlijk ook een rol dat de grondgebruikers scherper zijn geworden in het tijdstip van melden.
Uit onderzoek van Alterra blijkt dat de keus tussen biologisch gras of het op dit moment gebruikelijke, eiwitrijke en voor ganzen goed verteerbare ‘turbogras’ geen invloed heeft op het foerageren van de ganzen. Alleen als er een sterke verruiging optreedt met heesters en houtachtige gewassen zullen ganzen ander foerageergebied zoeken.
In Fryslân zijn in 2017 de volgende organisaties betrokken bij (de uitvoering van) de Friese ganzenaanpak (verder: betrokken partijen): ·
De volgende doelstelling en overwegingen liggen ten grondslag aan de Friese aanpak.
De vraatschade aan landbouwgewassen door met name winterganzen daalt jaarlijks met 5 – 10%, tot er sprake is van een maatschappelijk aanvaardbare schadehoogte (richtingevend is de schade in 2005). Daarbij wordt de duurzame instandhouding van de internationaal beschermde ganzenpopulaties gegarandeerd.
Overwegingen bij de Friese aanpak zijn:
Er komt een internationale aanpak voor de brandgans en grauwe gans. Vanuit de AEWA worden voor beide ganzensoorten managementplannen opgesteld. Doel van deze aanpak in om door middel van een internationaal afgestemde aanpak tot een reductie van de schade te komen en de overlast van ganzen te verminderen.
Foerageergebieden dienen als toevluchtsoord voor internationaal beschermde winterganzen; daarnaast zijn die gebieden ook nodig, om te voorkomen dat verjaging niet alleen maar leidt tot extra schade; voortdurende verjaging zonder rust leidt nl. tot extra energiebehoefte bij de ganzen en dus tot meer vraatschade;
De basis voor de Friese aanpak is het document ‘Akkoord uitvoering ganzenbeleid tussen IPO/provincies en de Ganzen 7’ d.d. 6 december 2012 (bijlage 3) 1 . In de beleidsnotitie ‘Gans in Balans’ (vastgesteld door GS op 26 februari 2013; bijlage 4) is dit in beleid verwoord.
De duur van het beleid. Op basis van het beschikbare budget en afgezien van tussentijdse wijzigingen naar aanleiding van de evaluatie geldt de Friese aanpak tot en met het winterseizoen van 2019/2020. Vanaf het winterseizoen 2017/2018 wordt de Fryske Guozzeoanpak aangepast omdat de beschikbare budgetten vanaf 2017 wijzigen en uit de evalautie van 2017 blijkt dat de schade in kg droge stof toeneemt.
Monitoring. Alle aspecten, welke van invloed (kunnen) zijn op de doelstelling van het beleid worden gemonitord door het meten van de volgende parameters:
schade (in termen van kilogram droge stof aan opbrengstverlies per oppervlakte-eenheid), aantal schadehectares en hoogte van de uitgekeerde tegemoetkomingen; in euro’s en gecorrigeerd naar de droge stof-prijs van 2013 2 - bron Faunafonds;
aantallen ganzen per soort in Fryslân en de trend van de aantallen (seizoensgemiddelden en gerelateerd aan de weersomstandigheden in Nederland, in het broedgebied en langs de trekroute, als mogelijke verklaring van wijzigingen van aantallen, moment van aankomst en daarmee wijzigingen in de hoogte van de schade) - bron: Sovon;
De provincie verzamelt de gegevens genoemd onder de punten a. t/m h, en verwerkt de gegevens vervolgens jaarlijks tot een monitoringsrapportage.
Evaluatie. De Fbe brengt advies uit aan de provincie en betrokken partijen over de evaluatie. Verder komen betrokken partijen minimaal eenmaal per jaar bij elkaar om, onder meer aan de hand van de resultaten van de monitoring, de effectiviteit van het beleid in termen van behaalde schadereductie en de voortgang tot dusverre te bespreken. De wijze van schadebestrijding wordt zo nodig aangepast op basis van de uitkomsten van de monitoring en de besprekingen om zodoende de effectiviteit van het beleid te vergroten. Daarbij is het van belang, gezien het dynamisch karakter van de problematiek, dat snel en adequaat wordt geopereerd. In overleg met de betrokken partijen zal steeds worden gezocht naar de meest effectieve aanpassingen, bijvoorbeeld via het uitvoeren van pilots.
Begrenzing en omvang. Vanaf het seizoen 2017/2018 wordt een nieuwe begrenzing vastgesteld voor de foerageergebieden met een omvang van ca. 20.700 ha (90% van de 23.000 ha 3 die minimaal aanwezig waren in de jaren 14/15 en 15/16). Leidraad bij de vaststelling is het (gemiddelde) schadeoverzicht in de periode 2014-2016 en de begrenzing zoals die in de periode 2014-2016 is vastgesteld. Op basis van de vrijwillige aanmelding, de (geconcentreerde en aaneengesloten) ligging rondom de slaapplekken wordt de begrenzing vastgesteld. De overeenkomsten worden aangegaan voor de periode 2017-2020, derhalve voor drie jaar.
Soortspecifieke foerageergebieden. De Brandgans is de ganzensoort die op dit moment als wintergans de meeste schade veroorzaakt aan landbouwgewassen, doordat deze in het voorjaar lang blijft en de populatie sterk in omvang toeneemt. Het is daarom van groot belang om de schade door deze ganzensoort te reduceren. Onder het kopje ‘Schadebestrijding’ wordt aangegeven dat om te voorkomen dat de brandgans teveel schade aanricht, deze soort nog intensiever dan in 2014 is voorgesteld, zal moeten worden verjaagd. De brandganzen zijn echter strikt beschermd en daarom moet tegelijk voldoende bescherming worden geboden, tot deze soort vertrekt naar de broedgebieden. Geconstateerd wordt echter dat de schade tot 2017 is toegenomen en de soort op flyway niveau nog steeds fors in aantallen toeneemt. Daarom wordt de oppervlakte (soortspecifiek)foerageergebied van 1 april tot en met 31 mei begrensd maar is de omvang van het gebied t.o.v. de Fryske Guozzeoanpak 2014 gereduceerd, tot maximaal 5.000 ha. Ook de andere ganzensoorten wordt bescherming geboden in deze gebieden. De soortspecifieke foerageergebieden worden begrensd binnen de volgende gebieden:
Er is geen winterrust periode. Op basis van de evaluatie 2017 wordt geconstateerd dat een aangesloten periode met robuuste en goed functionerende foerageergebieden eenduidiger is en bij goed functioneren meer rust en bescherming biedt en voorwaarden in zich heeft om de ganzen te conditioneren in de foerageergebieden te eten.
Met ingang van het winterseizoen 2017/2018 kan vanaf 1 november tot 1 juni, buiten de (soortspecifieke)foerageergebieden bestrijding van schade plaatsvinden, die wordt veroorzaakt door de grauwe gans, brandgans en kolgans. Schadebestrijding mag op alle gewassen plaatsvinden, door verjaging met ondersteunend afschot.
Onder aansturing van de FBE maken de jagersverenigingen en TBO’s afspraken dat er op de nachtelijke slaapplaatsen 4 niet verjaagd, noch verontrust wordt, noch ondersteunend afschot wordt toegepast. Deze afspraken worden in maatwerkafspraken per slaapplek waar meer dan 1000 ganzen overnachten, vastgelegd.
De totale kosten van het beleid (uitbetaling van deelnemerspremies en schadebedragen, gevoegd bij de andere toegerekende kosten) zijn nooit hoger dan het maximaal beschikbare budget bij de provincie. Indien de totale kosten hoger dreigen te worden dan het budget, worden aanvullende maatregelen genomen om de schade te reduceren. Als dit niet resulteert tot overeenstemming wordt het schadebedrag binnen en buiten de foerageergebieden verlaagt tot het schadebedrag past binnen het budget.
Schadevergoeding binnen foerageergebieden
De schade in de (soortspecifieke)foerageergebieden wordt voor 100% vergoed, volgens de geldende taxatie en beleidsregels (zie het hierna volgende punt nr. 17). Alleen op de Waddeneilanden wordt er een redelijke schadevergoeding gegeven voor schade als gevolg van ganzenvraat op de zeedijken en schade aan groenbemesters. De schade wordt automatische getaxeerd, d.w.z. de grondgebruiker hoeft de schade niet zelf te melden, de taxateurs van het BIJ12-Faunafonds nemen zelf initiatief en/of contact op met de grondgebruikers in het foerageergebied en het soortspecifieke foerageergebied om de schade vast te stellen. Er wordt geen behandelbedrag in rekening gebracht bij de grondgebruikers binnen de (soortspecifieke) foergeergebieden voor schade die is ontstaan binnen de foerageergebieden in de periode dat deze als foerageergebied functioneren;
Om voor schadevergoeding in aanmerking te komen, dient de grondgebruiker gedurende de periode dat de (soortspecifieke) foerageergebieden functioneren, te voldoen aan de subsidievoorwaarden voor de deelnemerspremie (rust, ruimte en voedsel). De schadevergoeding van 100% loopt door tot de ingebruikname van het perceel door de grondgebruiker mits deze, zodra de periode van het functioneren van de foerageergebieden is afgelopen, aantoont dat er zo veel mogelijk is gedaan om de faunaschade te voorkomen en te beperken. Dit houdt o.a. in dat BIJ12/Faunafonds toetst of er een verleende ontheffing is afgegeven om de schade te bestrijden en of deze adequaat is ingezet. Dit houdt in dat de ontheffing minimaal op twee verschillende dagen per week is gebruikt om schade te bestrijden door middel van afschot van enkele van de schadeveroorzakende ganzensoorten. Bejaagacties moeten op datum van uitvoering worden geregistreerd, zo mogelijk in het Faunaregistratiesysteem (FRS) en de bejaagacties moeten zijn verricht op, of in een buffer van 200 meter rond het schadeperceel. Indien er niet in het FRS wordt geregistreerd dienen de bejaagacties te worden ondertekent met de verklaring dat de gegevens naar waarheid zijn ingevuld. Alleen dan tellen deze acties mee in de beoordeling van het adequaat gebruik van de ontheffing. Ook afschotpogingen waarbij geen dieren zijn gedood, tellen mee voor het adequaat gebruik en moeten worden geregistreerd. Indien de jager aanwezig is geweest, maar geen schadeveroorzakende dieren heeft aangetroffen, kan dit apart worden vermeld. Van belang is dat concreet de geleverde inspanning én het resultaat per datum van uitvoering wordt vermeld. Een mededeling dat “twee keer per week gebruik is gemaakt van de ontheffing” is onvoldoende en wordt niet geaccepteerd bij de beoordeling. Verjaagacties, bijvoorbeeld met een vogelafweerpistool, kunnen wel worden ingezet maar tellen niet mee voor het adequaat gebruik van de ontheffing. In het kader van de procedure waarbij de schade wordt vastgesteld, vraagt BIJ12/Faunafonds gegevens op bij de grondgebruiker. Als de jager de gegevens heeft geregistreerd in FRS, worden deze gegevens automatisch gebruikt. Indien er onvoldoende inzage is gegeven in de mate waarin gebruik is gemaakt van de ontheffing of indien er te weinig gebruik is gemaakt van de ontheffing, wordt de schadevergoeding niet toegekend.
Uitzonderingen: In een aantal gevallen wordt niet getoetst op adequaat gebruik van de ontheffing om voor schadevergoeding in aanmerking te komen:
BIJ12/Faunafonds heeft toegang tot een aantal gegevens uit FRS, namelijk: alle in FRS geregistreerde bejaagacties binnen een bepaalde straal om het schadeperceel. BIJ12/Faunafonds heeft geen inzicht in wie de bejaagacties heeft uitgevoerd. Het maakt niet uit wie de bejaagactie heeft uitgevoerd, als het maar binnen een buffer van 200 meter van het schadeperceel heeft plaatsgevonden en in FRS is geregistreerd. Daarbij is het belangrijk dat bejaagacties niet dubbel worden ingevoerd.
Bijvoorbeeld: Voor vier aan elkaar grenzende percelen is een tegemoetkomingsaanvraag ingediend. Op elk perceel zit een andere grondgebruiker én een andere jager. Slechts op één perceel, maar wel binnen een buffer van 200 meter van de overige drie percelen, zijn bejaagacties uitgevoerd. Deze bejaagacties worden meegenomen in de toetsing op adequaat gebruik van alle vier de tegemoetkomingsaanvragen. Het is van belang dat jagers de “stippen” daar plaatsen waar de bejaagactie heeft plaatsgevonden. Hierdoor wordt voorkomen dat er een onjuist beeld ontstaat. FRS- gebruikers verklaren immers de gegevens naar waarheid in te vullen
Deelnemerspremie. In de foerageergebieden wordt geen deelnemerspremie betaald. Dit is een wijziging t.o.v. 2014 en dit kan omdat de schadevergoeding buiten de foerageergebieden is verlaagd t.o.v. 2014. De deelnemerspremie is in 2014 ingevoerd omdat het verschil in schadevergoeding binnen en buiten de foerageergebieden slechts 5 % was waardoor er geen animo was om deel te nemen aan de foerageergebieden waar beperkende regels gelden.
Aan de grondeigenaren in de soorspecifieke foerageergebieden wordt een deelnemerspremie betaald van € 16,66 per maand mits de schadeuitbetaling voldoet aan de voorwaarden genoemd in het hierna volgende punt 17a (de oude beleidsregels van BIJ12/Faunafonds) en er een minimale getaxeerde schade is van € 600, -/ha. Deze deelnemerspremie is ter compensatie van de extra maatregelen die de grondgebruikers moeten treffen om als soortspecifiek foerageergebied te functioneren en ter compensatie van het feit dat op de percelen voorkomende ganzen met rust moeten worden gelaten, terwijl dit juist de periode is dat het kwalitatief beste gras groeit.
Ten behoeve van de deelnemerspremie maakt de provincie een subsidieregeling, waarbij de de-minimis 5 voor landbouwproductie het staatssteunkader vormt. Dat wil zeggen dat er gedurende drie opeenvolgende belastingjaren niet meer dan € 15.000,- kan worden verstrekt per onderneming.
Schadevergoeding buiten de foerageergebieden
Buiten de foerageergebieden wordt de schade in het seizoen 2017/2018 voor 80% vergoed. Als de schade niet met 5-10% reduceert (overeenkomstig de Fryske Guozzeoanpak) ten opzichte van het gemiddelde van de voorgaande twee jaren, wordt de schadevergoeding voor de daarop volgende jaren (t/m 2019/2020) verlaagd tot 50%. Dit wordt bepaald op het niveau van WBE’s. Grondeigenaren kunnen dan wel het percentage schadevergoeding weer verhogen bij een reductie van de schade volgens de verrekensystematiek in onderstaande tabel. Indien een bepaald percentage schadereductie wordt bereikt binnen de WBE krijgen de individuele grondeigenaren binnen de WBE de hogere vergoeding uitgekeerd.
Indien de schadereductie van 5-10% voor het winterseizoen 2017/2018 en de daarop volgende jaren wel bereikt wordt, dan loopt de 80% schadevergoeding door. Verder wordt het behandelbedrag van € 300, - in rekening wordt gebracht voor het in behandeling nemen van een verzoekschrift Faunaschade. Dit conform het landelijk afgesproken beleid.
In de maanden april en mei wordt fors ingezet op de schadebestrijding. In deze maanden ontstaat het grootste deel van de schade. In deze twee maanden is er alleen in het gebied ten westen van het Lauwersmeergebied, particuliere percelen van de buitendijkse delen - Workemerbinnenwaard & omgeving, Fryslan buitendijks) en op de Waddeneilanden nog soortspecifiek foerageergebied.
Ecologische en juridische aandachtspunten
De instandhoudingsdoelen van de brandganzen, kolganzen en grauwe ganzen zijn niet in het geding. In ecologische termen wordt dit ‘gunstig’ genoemd. Om schade te bestrijden en daarbij geschermde ganzen te doden moet, in het kader van de beschermingsplicht die bij de provincie rust, een zorgvuldige afweging gemaakt worden tussen enerzijds de noodzakelijke intensievere schadebestrijding en anderzijds de bescherming van de soorten. In afwachting van de management plannen van de AEWA (verwacht in 2019-2020) wordt vooruitlopend daarop verder geïntensiveerd op het terugdringen van de schade. Daarbij is in ogenschouw genomen dat de maatregelen die in 2014 zijn vastgesteld onvoldoende effect hebben gehad, integendeel; de schade is toegenomen (evaluatie 2017).De aanscherping van de aanpak in de onderhavige Fryske Guozzeoanpak 2017 is gebaseerd op het ruimtelijk beheer (verjagen naar de foerageergebieden). Parallel aan het ruimtelijk beheer worden de (provinciaal bepaalde) beperkende maatregelen voor het verjagen met ondersteunend afschot opgeheven. Buiten de foerageergebieden worden de bepalingen in de Wet natuurbescherming leidend.
Om te voorkomen dat het aantal gedode ganzen zo groot is dat de instandhoudingsdoelen in het geding komen, moet er een maximum worden vastgesteld (jurisprudentie - Rb Midden-Nederland 12 april 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:2129 over afschot grauwe ganzen-). Voor zo ver bekend is er, behoudens de AEWA managementplannen, geen methodiek bekend hoe om kan worden gegaan met het vaststellen van de maximum aantallen. Idealiter zou de AEWA aanpak worden afgewacht en wordt een zeer terughoudende aanpak voorgesteld. De omstandigheden zijn echter niet ideaal. De schade neemt toe en is maatschappelijk niet meer aanvaardbaar en niet meer te bekostigen. In afwachting van de ecologisch onderbouwde AEWA aanpak wordt het maximaal aantal te doden ganzen beleidsmatig vastgesteld. Het maximaal te doden aantal ganzen wordt vastgesteld met een berekeningssystematiek, inclusief ingebouwde veiligheden, in de Fryske Guozzeoanpak 2017-2020.
Op grond van de afschotcijfers van de afgelopen jaren is het ecologisch te motiveren om uit te gaan van een bepaald maximaal te doden ganzen waarbij de hoogste afschotcijfers als uitgangspunt worden genomen. Als hiervan wordt uitgegaan kan dat inhouden dat halverwege het seizoen gestopt moet worden met verjagen met ondersteunend afschot omdat het maximaal aantal te doden ganzen is bereikt waarmee ook het ruimtelijke beleid wordt ondergraven (verjagen naar de foerageergebieden). De schade zal dan verder toenemen. Tevens wordt bij deze systematiek uitgegaan van de op dit moment aanwezige aantallen ganzen en wordt onvoldoende rekening gehouden met de sterke stijging van de totale populatie en de verschuivingen binnen Fryslân, de stijging van de schade en de totale maatschappelijke context. Beleidsmatig worden de maximaal te doden ganzen om die reden hoger gesteld, dan de hoogste afschotcijfers van enig jaar, zodat de schade daadwerkelijk kan worden gereduceerd en tegemoet wordt gekomen aan het feit dat de toenemende schade maatschappelijk niet meer wordt geaccepteerd.
Bij het beleidsmatig vaststellen van de maximale aantallen te doden ganzen wordt rekening gehouden met het belang van Fryslân als winterse verblijfslocatie voor de internationale populaties ganzen. Om die reden wordt in de aanpak voor de komende 3 jaar een aantal veiligheidsmarges ingebouwd. Tegenover de maximaal te doden ganzen staan daardoor maatregelen waardoor de instandhouding van de soort niet in het geding komt. De eerste veiligheidsmarge is dat de Nederlandse doelstelling gehanteerd wordt als absolute ondergrens. Door deze landelijke aantallen te vertalen naar Fryslân is een ruime marge (marge 1) ingebouwd. Verder wordt bij deze landelijke doelstelling vermeld dat deze nog enige mate mag dalen (marge 2). Het maximaal te doden ganzen, per soort, per jaar wordt jaarlijks bepaald door de aantallen vast te stellen volgens onderstaande rekensystematiek (marge 3).
Het maximaal aantal te doden ganzen wordt jaarlijks bepaald met de rekenformule: A + L < F. Daarbij is:
A: het maximale jaarlijkse vast te stellen afschot voor de betreffende soort.
L: is de landelijke doelstelling voor de betreffende soort.
F: is de laatste, door de provincie vastgestelde, bekende telling van het maximale aantal ganzen in Fryslân.
De landelijke doelstelling is vastgesteld voor de betreffende soort. De factor A (maximale afschot) is daarmee direct afhankelijk van de laatst bekende aanwezige aantallen (factor F). Daalt het maximaal aantal aanwezige ganzen in enig jaar tot onder de som van de aantallen volgens de landelijke doelstelling en het vastgestelde maximale afschot, dan zal dit laatste aantal naar beneden worden bijgesteld.
Als dit wordt doorgerekend voor het winterseizoen 2017/2018 voor de brandgans, dan resulteert dit in het volgende overzicht
Conclusie: het maximaal aantal te doden ganzen van 100.000 is mogelijk voor het seizoen 2017/2018.
Maximaal aantal te doden ganzen. Een maximaal aantal te doden ganzen per jaar per soort. Hiermee wordt voorkomen dat er in één jaar te veel ganzen gedood worden en de daling van het aantal te snel gaat. Dit maximale aantal wordt jaarlijks in september geëvalueerd, daarbij worden ook de maximale aantallen voor het komende winterseizoen vastgesteld (door Gedeputeerde Staten);
Een waarschuwingsgrens gerelateerd aan het maximaal aantal te doden ganzen per jaar per soort. Deze waarschuwingsgrens wordt jaarlijks vastgesteld bij de evaluatie in september. De waarschuwingsgrens is als 85% van de maximale aantallen is bereikt. Als het aantal gedode ganzen deze grens bereikt wordt er door de FBE melding gemaakt bij de provincie. Verjaging naar de foerageergebieden kan nog door gaan;
Een beschermingsgrens, gebaseerd op de aantallen volgens de landelijke doelstelling. Er is een landelijke doelstelling (gebaseerd op periode 1999-2003) vastgesteld voor de aanwezige ganzen waarbij wordt opgemerkt dat enige afname van die aantallen acceptabel is. Door deze landelijke doelstelling aan te houden als absolute ondergrens voor Fryslân wordt bewerkstelligd dat er een harde, maar ook veilige ondergrens is. Hiermee wordt voorkomen dat de instandhoudingsdoelen in het geding komen. Omdat de aantallen ganzen na 1999-2003 fors zijn gestegen is er een forse vrije ruimte. Als de maximaal aanwezige aantallen ganzen (per soort) onder de beschermingsgrens komt/komen word het ondersteunend afschot beëindigd voor deze soort/soorten.
Lijn V. Deze grens kan nooit onderschreden worden door factor A, omdat factor A dan wordt aangepast en wel zodanig dat factor A boven lijn V valt. Lijn V toont grafisch aan dat factor F nooit onder de beschermingsgrens (factor L) kan komen in het betreffende jaar als gevolg van te veel afschot. Factor F kan maximaal samenvallen met factor L.
De provincie Fryslân is vanuit de Nederlandse provincies trekker in de AEWA aanpak. Er is daardoor direct contact met de andere provincies en met de landen die zich in de flyway van de verschillende soorten bevinden. Minimaal eenmaal per jaar komen deze landen bij elkaar. Elk jaar wordt, voordat de jaarlijkse maximale aantallen worden vastgesteld, bij de Nederlandse provincies met de grotere aantallen winterganzen geinventariseerd of er beleidswijzigingen zijn waardoor er grotere wijzigingen in het afschot zijn te verwachten. Dit wordt ook bij de landen geinventariseerd die zich in de flyway bevinden. Hierdoor kan vroegtijdig geanticipeerd worden op verwachte wijzigingen.
Een belangrijk aandachtpunten bij de uitvoering van de Fryske Guozzeoanpak is de ruimte die de jagers krijgen om de schade te bestrijden met ondersteunend afschot. De jagers krijgen meer mogelijkheden en mogen lokmiddelen inzetten. Dit betekent ook een verantwoordelijkheid om hier zorgvuldig mee om te gaan.
De in april en mei aanwezige ganzen worden meer dan in het verleden verjaagd naar de buitendijkse gebieden en de Waddeneilanden. De ganzendruk in deze gebieden zal hoger worden. Om die reden zal bij de uitwerking gekeken worden naar: de schade op de Waddeneilanden die ontstaat aan groenbemesters – deze worden volledig weggevreten-, de kosten van de aanvoer van (biologisch) gras en de schade aan het gras op de zeedijken;
Fryslân streeft er naar om landelijke afgestemde afspraken te maken in het IPO (tussen de provincies zijn gemaakt). Fryslân heeft echter een bijzondere positie omdat Fryslân ver uit het grootste aandeel van de schade heeft en afwijkt van de andere provincies omdat het daar veel meer om een zomerganzen probleem gaat. Fryslân is veelal ook initiatiefnemer voor het invoeren van nieuwe kaders.
Communicatie en andere aandachtspunten
De ganzenproblematiek staat volop in de belangstelling. Agrariërs en grondgebruikers ondervinden in toenemende mate schade door ganzen. Maatschappelijk is er steeds meer aandacht voor het ganzenprobleem en ontstaat er ook draagvlak voor het nuttig inzetten van de geschoten ganzen. Anderszijds is er bij een belangrijk deel van de maatschappij weerstand tegen het schieten van ganzen. Daarom is het van groot belang de nieuwe Fryske Guozzenoanpak goed te communiceren. Primair is elke partij zelf verantwoordelijk voor de communicatie naar de acterban. De provincie zal waar dat kan, ondersteuning leveren
De onderhandelingen om te proberen tot een Fries akkoord te komen, hebben de nodige tijd gevergd. De periode tussen april 2017 en oktober 2017 gebruikt worden om de aangescherpte aanpak verder uit te werken zodat er in november 2017 mee gestart kan worden. Op deelonderwerpen zal een verdere uitwerking volgen, zonodig in overleg met partijen.
Met het IPO en de andere provincies en de betrokken partijen en organisaties als Dierenbescherming wordt uitleg gegeven over de nieuwe Friese aanpak en de uit-werking daarvan. De coördinatie van de communicatie ligt bij de provincie; dat zal afhankelijk van de voortgang per onderdeel moeten worden uitgewerkt. Hiervoor is een goede communicatiestrategie essentieel. Dit zal nader uitgewerkt worden en is onderdeel van de implementatie.
Landelijke doelstelling 6 |
|||||||||||
Landelijke maximale aantallen 7 |
|||||||||||
Seizoensgemiddelden voor Fryslân 10 |
5.197 (SG) 11 |
||||||||||
Seizoensmaxima voor Fryslân 12 |
|||||||||||
Seizoensmaxima voor Fryslan 13 |
|||||||||||
Maximale jaarlijks afschot 14 |
|||||||||||
140.900 15 |
22.000 16 |
||||||||||
De beschermingsgrens is de ondergrens, gebaseerd op de landelijke doelstelling. Beneden deze waarde is er geen verjaging met ondersteunend afschot. Het gebied tussen de beschermingsgrens en de huidige aantallen is neutraal. Binnen dit gebied zijn verjagingsmaatregelen gewenst en reducerende maatregelen mogelijk. Het maximaal afschot is het aantal per jaar per soort te doden aantal ganzen, De waarschuwingsgrens is het moment dat de provincie door de FBE gewaarschuwd wordt. |
|||||||||||
Aantallen ganzen volgens de beheerplannen voor de N2000 gebieden |
|||||||||||
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2017-4789.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.