34 444 Raming der voor de Tweede Kamer in 2017 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Nr. 17 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 12 juli 2016

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 27 juni 2016 overleg gevoerd met de Voorzitter van de Tweede Kamer over:

  • de brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 6 april 2016 houdende de Raming der voor de Tweede Kamer in 2017 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten (Kamerstuk 34 444).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, P. Dijkstra

De griffier van de commissie, Van der Leeden

Voorzitter: Pia Dijkstra

Griffier: Hendrickx

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Bontes, Pia Dijkstra, Fokke, Koşer Kaya, Neppérus, Van Nispen, Öztürk en Schouten,

alsmede mevrouw Arib, Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de heer Bosma, lid van het presidium, de heer Elias, lid van het presidium, de heer Knops, lid van het presidium, mevrouw Van Veldhoven, lid van het presidium, mevrouw Vermeij, lid van het presidium, de heer Voordewind, lid van het presidium en mevrouw Voss, Griffier.

Aanvang 11.01 uur.

De voorzitter:

Ik heet iedereen van harte welkom. Dit is een bijzonder wetgevingsoverleg, omdat er niet wordt overlegd met een bewindspersoon maar met het presidium van de Tweede Kamer. Ik heet het presidium dan ook van harte welkom evenals de Kamerleden die het woord voeren. Ook feliciteer ik de heer Amhaouch van harte met zijn verjaardag.

De heer Öztürk is ook net aangeschoven. Hij is geen lid van de commissie, maar wil wel graag het woord voeren. Ik stel vast dat daartegen geen bezwaar is. Ik heet de heer Öztürk van harte welkom.

Er zijn veel sprekers. De spreektijd is ongeveer vijf minuten per fractie. Ik stel voor dat mevrouw Neppérus begint.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Eens per jaar spreken we over onszelf. Dat is altijd een bijzonder moment; het is ook goed dat we dat doen.

Kernpunt voor mij en de VVD is dat de Kamerorganisatie open en transparant moet werken, want het gaat om geld van de burger dat we uitgeven. Daarbij speelt een ambtelijke organisatie – er wordt hard gewerkt door de mensen die voor de Kamer werken – een grote rol. Bijna twee jaar geleden is er een rapport verschenen van de Algemene Bestuursdienst, de ABD, met daarin aanbevelingen voor verdere professionalisering van de Kamerorganisatie. We zijn nu bijna twee jaar verder. Hoe ver is men met de uitvoering ervan? Worden er meetpunten aan het presidium gerapporteerd? De voortgangsrapportages zijn namelijk nog altijd wat summier. Hoe kan een burger echt zien hoe zijn geld wordt besteed? Welke stappen zijn er dus gezet ten behoeve van een verdere professionalisering? In het rapport staat dat het efficiënter kan. Welke stappen zijn er genomen en op welke wijze zal er verder worden gerapporteerd aan het presidium? Voor ons is dat een belangrijk punt, dus ik overweeg een motie daarover in te dienen. We moeten namelijk verdere stappen zetten. Er zijn stappen gezet, maar nog lang niet alles is uitgevoerd.

Dan het positieve punt. Ik ben dol op appen. Ik zal me hier beheersen, maar het is toch mooi dat er nu een app Debat Direct is waarop je plenaire debatten kunt volgen. Wellicht moeten we daarin nog meer stappen zetten, maar dan is het ook goed.

Een heel ander punt is de rol van de Tweede Kamer bij de kabinetsformatie. Die is de laatste keer op een nieuwe wijze gegaan en daarover is een rapport van de commissie-Bovend'Eert verschenen. Het is goed dat er ook door staatsrechtelijk deskundigen naar wordt gekeken, maar één punt in het rapport viel mij op. Hoe zit het tijdens de kabinetsformatie met de informatievoorziening aan de Koning? Dat is voor de VVD een belangrijk punt. Onder andere wordt er een punt gemaakt van het protocol. Hoe voorzie je de Koning steeds van informatie? En waar blijft dat protocol? Dat is namelijk echt van belang.

Ik heb vorige week uitgebreid gesproken over afsplitsingen. Daarover is pas ook het rapport van de commissie-Bisschop verschenen. Ik ben vorig jaar namens de VVD kritisch geweest over afsplitsingen. In het rapport staan gelukkig voorstellen om de financiering en de spreektijd te beperken. Ik begrijp dat het presidium erover gaat praten. Daar wil ik best op wachten, maar kan ik erop vertrouwen dat dat snel gaat gebeuren? De VVD vindt het namelijk noodzakelijk dat er op dit punt stappen worden gezet.

De Kamer heeft natuurlijk een controlerende taak. Dat geldt voor alle Kamerleden, van links tot rechts.

De voorzitter:

De heer Öztürk heeft nog een vraag over het vorige punt.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Mevrouw Neppérus zei dat de VVD het noodzakelijk vindt om kleine fracties en fracties die zijn afgescheiden, te beperken. Ik vraag mij af wat de noodzaak daarvan is.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Vorig jaar hebben we dat hier ook besproken. Ik heb toen gezegd dat het wel heel gemakkelijk is om je af te splitsen. Je kunt je van de ene op de andere dag afsplitsen en je krijgt dan ook nog budget en spreektijd mee, terwijl je niet gekozen bent. Ik zeg het altijd als volgt: wij zijn allemaal aan de jaspanden van onze lijsttrekkers in de Kamer gekozen. Laten we het ook gewoon zuiver houden: debatten kunnen nu eindeloos duren en de organisatie op dat punt kan een stuk efficiënter.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik heb de woordvoerder van de VVD niet horen zeggen wat de noodzaak daarvan is. Het is gewoon een kwestie van macht. Als grote partij wil de VVD de kleine partijen monddood maken en zo tweederangs-Kamerleden kweken. Hoe kan mevrouw Neppérus beweren dat Kamerleden achter de lijsttrekker gekozen worden? Er zijn Kamerleden die hier met voorkeurstemmen zijn binnengekomen en die gewoon zijn gekozen. Hoe kan zij dat beweren? Zo creëer je toch kleine dictatortjes in dit huis?

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk, mijnheer Öztürk.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Er zijn kleine partijen die gewoon zelf zijn gekozen, zoals de Partij voor de Dieren. Die partijen hebben terecht een basisbudget en alle rechten waarop Kamerfracties recht hebben. Ook de SGP, met drie zetels, is zelf gekozen. Daar zult u mij niet over horen; de VVD begrijpt dat. In het geval van die partijen heeft de kiezer gesproken. Bij de andere partijen heeft niemand de kiesdeler gehaald en is men gewoon achter een succesvolle lijsttrekker gekozen. Laat de fractie die gekozen is, dan gewoon het werk doen. Dat afsplitsen wil ik beperken. Punt.

De voorzitter:

Mijnheer Öztürk, u kunt een laatste opmerking maken of u kunt uw tweede interruptie gebruiken.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik heb een feitelijk punt. Mevrouw Neppérus zei iets wat niet klopt. Zij zei dat niemand de kiesdeler heeft gehaald en op die manier is gekozen, maar de heer Kuzu heeft de kiesdeler gehaald en is wel op die manier gekozen.

De voorzitter:

Dat feit is vastgesteld.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik stel vast dat hij met voorkeurstemmen gekozen is.

Ik kom op een heel ander punt. Controleren is de kerntaak van de Kamer. Wat ook ons politieke gedachtegoed is, wij vinden dat allemaal van groot belang, van rechts tot links. Daarin kunnen nog meer stappen worden gezet. Vorig jaar is al besloten om de Kamer daartoe meer mogelijkheden te geven door haar niet alleen te laten kijken naar de cijfers maar ook naar de vraag hoe het kabinet is omgegaan met het door hem beloofde en aangekondigde beleid. In sommige commissies, bijvoorbeeld de Kamercommissie voor OCW, is dat de vaste wijze van controleren geworden en heeft men die stappen gezet om het beleid verder te kunnen controleren. Dat is goed, want daardoor kan de Kamer haar werk nog beter doen. Het is nu vrijblijvend. Kamercommissies kunnen het doen met steun van het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven (BOR) – laat ik die steun vooral noemen – maar ik vind eigenlijk dat elke Kamercommissie dat zou moeten doen. Dan zit je immers allemaal in een vergelijkbare positie en juist dan kunnen de commissies en de Kamer als geheel hun werk beter gaan doen. Daarvoor moet het Reglement van Orde worden gewijzigd. Ik hoor graag of de Kamervoorzitter daartoe bereid is. Is het presidium bereid om met voorstellen daartoe te komen? Dat zal ons als Kamer verder brengen en daar gaat het ons toch om in dit huis.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Als wij het hebben over de begroting en de werkwijze van de Tweede Kamer, dan vind ik het gepast om het allereerst over het personeel te hebben. Al die mensen die dag in, dag uit voor ons klaarstaan, verdienen een heel groot compliment. De mensen van de beveiliging en van het restaurantbedrijf, de bodes, de mensen van de postkamer, alle stafmedewerkers en medewerkers van andere diensten en iedereen die ik nog niet genoemd heb, doen allemaal goed werk en zorgen ervoor dat het hier goed loopt. Dat is echt goud waard. Daardoor kunnen Kamerleden en hun medewerkers zich zo veel mogelijk concentreren op hun primaire taak: het volk vertegenwoordigen, medewetgeven en de regering controleren. Dat verdient dus een heel groot compliment. Dat is heel goed. Zo hoort het ook. Tevens geef ik de Voorzitter een compliment over de wijze waarop de debatten worden geleid. Dat valt niet altijd mee met eigenwijze Kamerleden. Dat mag ook weleens gezegd worden.

Ik steun het voorstel dat de ChristenUnie in de schriftelijke ronde deed om op stemmingslijsten ook bij amendementen in één zin een omschrijving te geven waarover we stemmen. Dat doen we al bij moties, dus bij amendementen moet dat ook kunnen. Ik vind het een goed voorstel.

Misschien gaan de ministeries erover, maar waarom staat er boven aan een brief van een ministerie aan de Kamer niet altijd een onderwerpregel waarin in één woord of één zin staat vermeld waar de brief over gaat? Het zou toch voor de hand liggen om dat wel te doen.

Klopt het dat het Reglement van Orde niet meer up-to-date is en dat er een grondige herziening zou moeten komen?

Over het personeel heb ik nog enkele vragen. Hoe gaat het met het personeel? Vragen we niet te veel van hen? Wat is de stand van zaken bij de uitvoering van het ABD-rapport? Mag ik vooral benadrukken dat we het personeel moeten blijven betrekken bij de veranderingen die er zijn en nog komen, bijvoorbeeld rondom de plannen om het personeel te flexibiliseren? Daarmee wordt gelukkig niet bedoeld dat we de medewerkers een flexibel contract geven, want dan zouden we een heel andere discussie hebben. Blijf vooral het personeel betrekken bij de veranderingen die komen gaan.

Ik kom te spreken over het onderhoud en de arbeidsomstandigheden. Vanaf 2020 begint de grote verbouwing van de Tweede Kamer. Een reden voor die grote verbouwing, waarvoor de parlementariërs jarenlang uit het parlement moeten, is dat onderhoud jarenlang niet of onvoldoende is gepleegd. Hoe gaan we tot 2020 om met dit gebouw en zorgen we voor voldoende onderhoud, zodat medewerkers hier de komende jaren goed en veilig hun werk kunnen blijven doen?

In het verlengde hiervan vraag ik aandacht voor de omstandigheden waarin mensen hun werk moeten doen. Vrijwel iedereen hier heeft zittend werk. Dat is al heel slecht. Zitten wordt ook wel «het nieuwe roken» genoemd. Laten we dan wel zorgen voor goede stoelen en ten minste voor de mogelijkheid voor wie dat wil om staand te werken, misschien niet tijdens debatten – dat zou wat overdreven zijn – maar in ieder geval wel op de eigen werkkamers. Dat moet toch gewoon kunnen? Nu krijg je pas als er een verklaring van een arts ligt, misschien de gelegenheid om een hoog-laagbureau te krijgen. Ik heb zelf maar een statafeltje aangeschaft – dat is allemaal prima – maar een kenmerk van preventie is volgens mij dat je niet wacht totdat iemand omvalt van ellende, maar dat je die ellende voor bent. Dat is het kenmerk van preventie. Waarom doen we dat niet? Waar we nu mee bezig zijn, is toch een beetje ouderwets?

Aan het vragenuur op dinsdag beleven volgens mij weinig mensen echt vreugde. Het sprankelt niet en moet beter kunnen. De SP vindt dat al langer. Eerder heeft zij daarom voorgesteld om het vragenuur aantrekkelijker te maken door fractievoorzitters in staat te stellen om de Minister-President vragen te stellen. Daarover is ook een motie aangenomen. Achter de schermen schijnen fracties zich hier toch tegen verzet te hebben, naar verluidt omdat Kamerleden graag zelf in de spotlights staan. Tja. Echt goede redenen om deze motie niet uit te voeren heb ik nog nooit gehoord. Dus, waarom wordt de motie niet uitgevoerd? Graag een reactie. Laten we eens beginnen door de Minister-President te vragen, in principe beschikbaar te zijn op de dinsdagmiddag, tenzij er echt een bijzondere verplichting is. Als een fractievoorzitter een vraag aanmeldt voor de premier, dan komt de premier ook gewoon. Die vraag gaat dan in principe gewoon door. Mag ik een reactie op dit voorstel? Waarom zouden we dit niet een poosje proberen?

Mevrouw Neppérus (VVD):

De heer Van Nispen spreekt over de motie over het vragenuur. Die motie is mij niet onbekend, want mijn naam stond er ook onder. Er zat echter nog een verzoek in de motie, namelijk om te bekijken of er niet iets gedaan moet worden aan het aantal debatten. Heeft de heer Van Nispen ook een gedachte over dat punt, namelijk om het aantal benodigde leden voor een debat van 30 naar 50 te verhogen? Stelt hij ook dat voor of gaat zijn vraag alleen over het vragenuur?

De heer Van Nispen (SP):

We hebben die motie inderdaad samen ingediend. Het is goed dat mevrouw Neppérus ons daaraan herinnert. Die motie is aangenomen, benadruk ik nogmaals. En daarom vraag ik nogmaals waarom deze niet is uitgevoerd. Ons gaat het vooral om het vragenuur, maar de motie kan ook in haar totaliteit worden gezien. Ik denk wel dat er betere ideeën zijn om het aantal debatten terug te dringen. Een plenair debat zou eigenlijk in een algemeen overleg moeten kunnen worden omgezet. Dat is nu niet mogelijk. Als iemand een plenair debat aanvraagt en jij ook graag over dat onderwerp wilt praten, maar dan wel sneller dan over een jaar, dan moet je eigenlijk dat plenaire debat niet steunen. Dat vind ik heel raar. Ik vind daarom dat een plenair debat moet kunnen worden omgezet in een algemeen overleg. Dat zou ook voor de dertigledendebatten kunnen gelden. Dat zou een goede oplossing kunnen zijn. Laten we daarop een reactie vragen aan het presidium.

Ik kom op de inhuur van externen. We hebben met elkaar een heel goede norm afgesproken voor de hele overheid. Dat is namelijk de Roemernorm: niet meer dan 10% van het personeel mag extern ingehuurd zijn. Wat schetst onze verbazing? De Tweede Kamer geeft niet het goede voorbeeld. Dat is toch raar? Waarom moest de Dienst Automatisering zo nodig uitbesteed worden? De SP begrijpt die beslissing nog steeds niet. Verder blijft onduidelijk wanneer we weer binnen de norm van 10% gaan komen. Hoe kan dit nou? Ik krijg hierop graag een reactie, temeer omdat we vorig jaar een motie (34 183, nr. 19) van de SP en de PvdA hebben aangenomen. We hebben toen precies deze discussie gevoerd: er zou meer dan de afgesproken 10% aan externen worden ingehuurd. Die motie is heel duidelijk. We wilden extra inspanningen om zo snel mogelijk weer binnen die norm te komen en te blijven. Die motie is aangenomen en dus is de vraag gerechtvaardigd welke extra inspanningen hiertoe zijn geleverd. Wat is er met deze aangenomen motie gebeurd?

Ik ga afronden, want de oplossing voor de hoeveelheid debatten heb ik dankzij mevrouw Neppérus al kunnen noemen. Ik heb een laatste vraag daarover. Als er een plenair debat is toegekend, staat er op dinsdag soms een ordinair lange rij in de vergaderzaal om een goede plek op de sprekerslijst te bemachtigen. Dat ziet er eigenlijk niet uit. Is hiervoor geen beter systeem denkbaar? Deze open vraag leg ik zo even neer.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Gezien de verstrekkende gevolgen voor kleinere fracties zal ik bij dit wetgevingsoverleg uitsluitend spreken over het rapport van de werkgroep Fractievorming.

De Tweede Kamer pleegt een ordinaire machtsgreep ten koste van afsplitsers, zo schreef Elseviercolumnist Syp Wynia vorige week. Hij had natuurlijk volkomen gelijk. De voorstellen van de werkgroep zijn in flagrante strijd met de geest van de Grondwet. De meerderheid van de Tweede Kamer lijkt uit op het creëren van tweederangs-Kamerleden. Het is een beschamende strafexpeditie tegen collega-volksvertegenwoordigers die hun grondwettelijke recht uitoefenen. Tweede Kamerleden zijn geen lijfeigenen van fracties of partijen. Ze mogen dat ook nooit worden. Sterker nog: fracties en partijen zijn geen grondwettelijke entiteiten, Tweede Kamerleden wel. Onze Grondwet is duidelijk: een Kamerlid zit zonder last in de Kamer. Maar de werkgroep wil Kamerleden die zich om gegronde redenen onttrekken aan de fractiediscipline, straffen met verlies aan ondersteuning en spreektijd. Kamerleden worden als gevolg hiervan in een keurslijf gedrukt. Het leidt tot ongelimiteerde macht voor fractievoorzitters en fractiebesturen.

Waarom worden deze staatsrechtelijk onzuivere voorstellen eigenlijk gedaan? Afsplitsingen zijn al bijna een eeuw onderdeel van het Nederlandse politieke landschap. De Tweede Kamer heeft altijd prima gefunctioneerd en doet dat nu ook. Sommige afsplitsingen leiden zelfs tot nieuwe politieke partijen. Een relatief recente afsplitsing, de PVV, gedoogde zelfs het vorige kabinet, maar de heer Bosma, lid van de werkgroep, stemt nu in met het keihard aanpakken van afsplitsingen. Hoezo hypocriet?

Sommige Kamerleden kiezen ook helemaal niet voor een afsplitsing. Soms worden zij, zoals ook in mijn geval, uit hun fractie gezet, omdat zij zeer terechte kritiek leveren op het functioneren van de fractie of de fractievoorzitter. De werkgroep probeert die kritiek nu dus onmogelijk te maken.

Laten we eerlijk zijn: afsplitsingen zijn pas een probleem geworden sinds de VVD en de Partij van de Arbeid er deze kabinetsperiode mee te maken kregen. De nadelige gevolgen zullen groot zijn. Als de Tweede Kamer de voorstellen van de werkgroep overneemt, zullen Kamerleden straks geen interne discussies meer op gang durven te brengen. Het leidt tot de ondemocratische situatie van almachtige fractievoorzitters en rechteloze fractieleden. De voorzitter van de PVV-fractie wordt nog dictatorialer dan ooit tevoren. Willen andere partijen dat echt?

Er mag niet getornd worden aan de rechten van Kamerleden. Daarom doen we een beroep op de Kamervoorzitter, het presidium en de rest van de Tweede Kamer. Geef geen navolging aan dit rapport. Hef de gelijkheid van Kamerleden niet op. Snoer hen niet de mond. We leven niet in Turkije, maar in Nederland.

Mevrouw Fokke (PvdA):

Voorzitter. Allereerst bedankt de PvdA alle medewerkers van de Kamer, die dag in, dag uit er toch maar altijd weer voor weten te zorgen dat het werk in de Kamer zo goed mogelijk verloopt. Collega Van Nispen zei dit ook al.

Ik kom nu op de inhoud. In de begeleidende brief bij de raming wordt als speerpunt genoemd: een sterke informatiepositie van de Kamer en transparantie van het parlementaire proces. Dat is een belangrijk onderwerp, waarbij ook wordt gesproken over verheldering van de reikwijdte van de inlichtingenplicht van de regering op grond van artikel 68 van de Grondwet, mede in relatie tot de WOB (Wet openbaarheid van bestuur). Kan de Voorzitter aangeven hoe zij dit onderdeel ziet? Deelt zij de mening van de regering op dit punt? Na bestudering van de brief was de mening van de PvdA dat er niet zo heel veel is veranderd ten opzichte van 2002. Dus hoe denkt de Kamervoorzitter hierover?

Parlis is wat de PvdA betreft een gebruiksonvriendelijk systeem. Er zijn te veel doorklikken nodig en de zoekstructuur is te ingewikkeld. Misschien is het door zijn veelheid aan mogelijkheden wel veel te onoverzichtelijk. We begrijpen dat er aan Parlis wordt gewerkt en dat de fracties bij de verdere verbeteringen van het systeem betrokken blijven. Dat lijkt me heel goed. Wel hoop ik dat de verbeteringen van Parlis plaatsvinden vanuit het gezegde «less is more». Ik geef gelijk maar een tip mee: neem een voorbeeld aan de website van de Eerste Kamer. Daarop kun je heel eenvoudig het gehele verloop van een wetgevingstraject opzoeken, vanaf de indiening bij de Tweede Kamer tot en met de behandeling in de Eerste Kamer. En het wordt op een logische manier gepresenteerd. Waarom zou je zelf het wiel opnieuw uitvinden als het wiel misschien al wel aan de overkant ligt?

In het kader van het 200-jarig bestaan van de Staten-Generaal is er een open dag geweest. Deze dag is uitermate succesvol verlopen. Wat de PvdA betreft krijgt dit gewoon een vervolg en gaan we een à twee keer per jaar een open dag in de Tweede Kamer organiseren. Hoe wordt hierover gedacht?

De Handelingenkamer is een bijzondere plek op het Binnenhof. Alle gesproken teksten zijn daar gebundeld in mooie gebonden boeken. Het is ook een symbolische plek, met een heel bijzondere lege plank. Deze lege plank doet ons keer op keer beseffen dat democratie niet vanzelfsprekend is. Uit de schriftelijke antwoorden begrijpen we dat het de bedoeling is om met de gebonden versies van de Handelingen te stoppen vanwege het digitale tijdperk. Ik ben daar helemaal voor en dat lijkt me ook heel verstandig, maar de vraag is of je voor de Handelingenkamer op dit punt niet een uitzondering moet maken. Graag krijg ik hierop een reactie.

Ik kom op de organisatie, waarover ook collega Neppérus al iets heeft gezegd. Papier is af en toe geduldig. Er is een rapport van ABD uit december 2014. Wat wordt er nu gedaan? In de antwoorden lezen we: we gaan ermee aan de slag. Dat is misschien wel een beetje aan de late kant. Wanneer gaan we aan de slag? En wat gaan we precies doen?

Ik kom nu op een punt waarover ik vorig jaar ook al ben begonnen. Ongeveer tien jaar geleden heeft Mariëtte Hamer laten vastleggen dat in beginsel alleen op dinsdag wordt gestemd. Ik zie nog te vaak dat er ook op andere dagen wordt gestemd. Af en toe is daar misschien een heel goede reden voor, maar af en toe vraag ik me ook af wat de reden is om af te wijken. Ik doe dus nogmaals de oproep om gewoon te stemmen op dinsdag, uitzonderingen daargelaten, bijvoorbeeld als iets echt door moet.

Voor de inhuur van externen heb ik in de schriftelijke vragenronde aandacht gevraagd. Inderdaad hebben we het daar vorig jaar ook over gehad, zoals mijn collega Van Nispen zei. We gaan ook al een aantal jaren ruim boven de Roemernorm uit. Uit de raming blijkt dat die norm ook voor 2017 niet gehaald zal worden. Dat heeft te maken met de reorganisatie bij de Dienst Automatisering. Vaste krachten zijn daardoor voor een deel uit dienst gegaan en door externen vervangen. Ik hoef niet te vertellen wat ik überhaupt vind van het vervangen door externen, want we hebben daarover al vaker moties ingediend. Wij vinden dat meer personeel in dienst van de Kamer zou moeten zijn. Maar dan nog blijft de vraag: wanneer gaan we eens een keer niet over de Roemernorm heen? Als je als parlement zelf een voorbeeld stelt door een motie in te dienen, mag ook verwacht worden dat je een goed voorbeeld geeft. We moeten echter jaar in, jaar uit constateren dat we ons zelf niet aan die afspraak houden.

Tot zover mijn eerste termijn.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik heb de PvdA niet gehoord over de beperking van de rechten van afgesplitste Kamerleden. De PvdA was toch altijd de partij voor minderheden, de stem des volks, de volksvertegenwoordigers? Hoe kan het dat jullie aan die werkgroep hebben deelgenomen en alsnog de rechten van een aantal volksvertegenwoordigers beperken? Terecht is zonet ook aangegeven dat de Grondwet hiermee ...

De voorzitter:

Mijnheer Öztürk, wilt u het kort houden? Dit is bovendien een onderwerp dat niet in de raming zit. Mevrouw Fokke geeft een kort antwoord en daartoe zou ik het willen beperken.

Mevrouw Fokke (PvdA):

Ik snap dat dit de gemoederen bezighoudt. Het is inderdaad geen onderdeel van de raming. Wij hebben een rapport ingediend en het presidium moet nog bekijken hoe we daarmee verder gaan. Volgens mij is dit rapport niet in strijd met de Grondwet. De PvdA is van mening dat je niet hoeft te stimuleren dat fracties zich afsplitsen. En als je vindt dat je dat niet hoeft te stimuleren, kun je bedenken wat de Kamer daaraan kan doen. In het rapport staat dat we iets kunnen doen aan financiën en aan spreektijd en de Partij van de Arbeid staat helemaal achter de uitkomsten van dat rapport. Hoe dat verder wordt opgepakt, zullen we zien.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

U zegt dat het niet in strijd is met de Grondwet. Bent u dan bereid om dat rapport ook naar de Raad van State te sturen voor advies? U bent geen deskundige; laten we het dus aan het hoogste orgaan vragen. Mijn tweede punt is dat de Partij van de Arbeid hiermee laat zien dat zij tweederangs-Tweede Kamerleden wil creëren. Er is ook een tendens aan de gang in Nederland om tweederangsburgers te creëren. U zegt dus, met andere woorden: wij willen de afsplitsers, de klokkenluiders, monddood maken.

Mevrouw Fokke (PvdA):

Misschien moet u de Grondwet iets beter lezen. In de Grondwet staat wat een Kamerlid is en welke bevoegdheden hij heeft. Een andere vraag is of je als Kamer vindt dat je afsplitsingen moet stimuleren; dat is iets waar de Kamer zelf over gaat. De Partij van de Arbeid vindt dat je afsplitsingen niet moet stimuleren. Daar maak je helemaal niemand mee monddood, want we doen helemaal niks aan de Grondwet. Daar kunt u heel heftig op reageren, maar wij gaan als Kamer over onze eigen reglementen. Dit mogen wij vaststellen op basis van de reglementen. Ik snap dat dat bij u heel heftige reacties oproept. Dat is uw mening. Wij tasten de Grondwet niet aan. En wat betreft de Raad van State: volgens mij gaat de Kamer hier zelf over. We kunnen nog 25 deskundigen invliegen. Ik snap dat dit een belangrijk onderwerp is, maar we moeten het vandaag ook over andere belangrijke onderwerpen hebben. We hebben het hier vorig jaar heel uitvoerig over gehad. De werkgroep heeft ook allerlei deskundigen geraadpleegd. Je kunt hier heel veel deskundigen over raadplegen. Het goede en het slechte nieuws over het staatsrecht is dat je vijf deskundigen kunt vinden die zeggen «prima, dit mag», maar dat je er ook vijf kunt vinden die zullen zeggen «dit is uitermate discutabel». Dus ik zeg heel eerlijk dat ik denk dat het rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. Ik voel er niets voor om allerlei instanties hier nogmaals eindeloos naar te vragen. Wat de Partij van de Arbeid betreft gebeurt dat inderdaad niet.

De voorzitter:

Overigens zal er over dit onderwerp nog uitvoerig van gedachten worden gewisseld met de werkgroep.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Net zoals mijn collega's voor mij wil ik alle medewerkers, van bodes en beveiligers tot alle andere ondersteunende medewerkers, danken voor de hulp en de ondersteuning die zij elke dag weer bieden. Ik sta er elke dag versteld van hoe sympathiek en hulpvaardig ze dat doen. Bij dezen de complimenten namens de D66-fractie.

Ik ben er ook ontzettend positief over dat de Voorzitter werk wil maken van de controlerende en medewetgevende taak. Het presidium geeft heel duidelijk aan dat dat veel beter moet plaatsvinden. Ik ga allereerst in op de informatieplicht aan de Kamer. Die is namelijk heel cruciaal. Het gaat mij dan met name om de tijdigheid en het moment. De pers krijgt de stukken immers nog steeds eerder dan de Kamer. Eerst gaat het persbericht eruit en daarna krijgt de Kamer de informatie. Dat zagen wij bijvoorbeeld bij de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv). Dat wetsvoorstel werd eerst ter consultatie ingediend en daarop hebben 160 of meer organisaties en mensen gereageerd. Er kwam een hoop kritiek en vervolgens hoorde je een hele tijd niets. Toen ging het naar de Raad van State en werd er gelijk een persbericht verzonden, maar de inhoud was de Kamer niet bekend. Die kregen wij via de media te horen. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn bij zo'n belangrijke wetgeving. Wat naar de Raad van State gaat, zou ook naar de Kamer moeten komen, zodat de leden van de Kamer daarover kunnen debatteren of zich in ieder geval een mening daarover kunnen vormen en die naar buiten kunnen brengen.

Ik kom op het moment. Mijn fractie noemt dit het «take out the trash»-moment, want vaak komt een hoop informatie over gevoelige onderwerpen pas na zessen of op een dag waarop iets totaal anders belangrijks aan de hand is. Neem nou bijvoorbeeld Prinsjesdag 2015. Toen kwam het rapport over de bezuinigingen op het OM, een ongevraagd advies van de Raad van State. Het gebeurt niet vaak dat de Raad van State een dergelijk advies uitbrengt. De laatste keer was in 1980. De Raad van State bracht advies uit over de rechtsbescherming van burgers bij bestuurlijke boetes. Het kabinet stuurde dit rapport op Prinsjesdag zonder advies naar de Kamer. Dat kan niet. Het moment waarop iets verstuurd wordt, moet dus ook beter gekozen worden. Het mag niet zo zijn dat de Kamer op een dag zoals – in dit geval – Prinsjesdag, waarnaar alle aandacht uitgaat, ontdekt dat er een hoop belangrijke stukken op het bord van de Kamer zijn gelegd. De Kamer kan daar op die dag niet adequaat op reageren, maar pas op een later moment.

We zitten midden in een reorganisatie. Het is belangrijk dat de aanbevelingen van het ABD-rapport goed uitgevoerd worden. Met de nieuwe Voorzitter en de nieuwe top van de Kamerorganisatie is daar ook alle kans toe. Hoe staat het ermee? Er moet misschien een tandje bij gezet worden. Waar zijn al de resultaten? Zijn die al geboekt? Kan de Voorzitter daar iets over zeggen?

Naast Bureau Wetgeving, BOR en straks de staf voor de commissie-Stiekem zou mijn fractie ook prijs stellen op ambtelijke ondersteuning bij het behandelen van verdragen. Vaak zijn die heel belangrijk en zitten daar ook heel veel stukken achter. Een Kamerlid met gemiddeld 1,5 medewerker moet dat allemaal zelf doen, terwijl daar heel veel belangrijke stukken onder liggen. Het zou geweldig zijn als een commissie daar goed naar zou kijken en zou kunnen zeggen waar de problemen precies zitten en daar een toelichting op zou kunnen geven. Het toetsen van de toelichtingen en inschattingen van de regering kan bijzonder nuttig zijn. Is het presidium bereid om hiernaar te kijken en de belangstelling hiervoor te inventariseren?

Dan kom ik op de transparantie van het Kamerwerk. De app voor Debat Direct werkt heel goed, maar wij zouden ook heel graag Debat Gemist voor commissiedebatten willen hebben. Er is een toezegging gedaan dat dit medio juni van start zou kunnen gaan, maar ik heb het nog niet gezien. Wellicht kunnen wij morgen al met die app aan de slag. Hoe ver is het? Is het inmiddels afgerond?

De website van de Eerste Kamer is een heel goed voorbeeld voor onze website. Natuurlijk is deze anders dan die van de Tweede Kamer, omdat het misschien ook wat minder ingewikkeld is, omdat er minder debatten zijn en vanwege allerlei andere zaken die hier een rol spelen. Maar deze zou wel een goed voorbeeld kunnen zijn voor de website van de Tweede Kamer.

Mijn laatste punt betreft duurzaamheid van het inkoopbeleid. Hierover is eerder de motie-Van der Werf/Van Veldhoven (21 501-08, nr. 359) ingediend en aangenomen. Hoe staat het daarmee? Hoe duurzaam is de Tweede Kamer? Weliswaar wordt aangegeven dat dit gebeurt, maar ik kan niet helemaal overzien of de motie in de ware zin des woords opgepakt wordt.

De voorzitter:

Wilt u afronden?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb nog twee korte punten. Het eerste betreft de kringloopeconomie.

De voorzitter:

Heel kort, want u bent al ver over uw tijd.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Straks zitten we in die verbouwing. Wat doen we dan met onze spullen? Gaat dat via een kringloopeconomie? We zouden ook een innovative challenge kunnen uitschrijven. Ik was in Wageningen, waar ze een duurzame invulling gaven aan gebouwen. Misschien kunnen we ook zoiets uitschrijven.

Echt het laatste punt betreft de Fairphone. Ik zou die mogelijkheid ook willen hebben in de Kamer.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Het is een voorrecht om Kamerlid te zijn en om op de verjaardag deze raming te mogen behandelen. Het is voor mij de eerste keer.

Het is een goede gewoonte om de bespreking van de raming te beginnen met een dankwoord. Dank aan alle medewerkers van de Kamer en van de fracties, die ons werk niet alleen mogelijk maar ook aangenaam maken.

Een woord van dank is vandaag ook op zijn plaats aan het adres van ProDemos en in het bijzonder aan Kars Veling, die deze week afscheid neemt als directeur. In Trouw kreeg hij al een mooi compliment: ProDemos is een instituut waarvan niemand op of rond het Binnenhof zich nog kan voorstellen dat het vijf jaar geleden nog niet in bedrijf was. In de stukken las ik dat jaarlijks wel 80.000 scholieren hier een rondleiding krijgen.

De CDA-fractie kan zich uitstekend vinden in de twee speerpunten die centraal staan in de raming die wij vandaag bespreken: een sterke informatiepositie voor de Tweede Kamer en transparantie van het parlementaire proces. Er valt op beide punten nog het nodige te doen. Tevens wil de CDA-fractie een derde speerpunt toevoegen, te weten een voortvarende aanpak van de ABD-aanbevelingen, waar ik later in mijn verhaal op terugkom.

Met betrekking tot het eerste speerpunt, de informatiepositie van de Kamer, heeft de CDA-fractie het gevoel dat de regering zich er weleens te weinig aan gelegen laat liggen. De vele discussies over het niet, niet tijdig of onjuist informeren van de Kamer versterken dit gevoel. Het is dan ook een goede zaak dat de Voorzitter de teugels stevig aantrekt wat betreft de beantwoordingstermijn van de schriftelijke vragen.

De CDA-fractie ziet dit als een goede eerste stap, die wel door andere stappen gevolgd zal moeten worden. Zo denk ik aan het beter rapporteren over de mate waarin moties wel, niet of slechts ten dele worden uitgevoerd. In de stukken staat dat er ongeveer 3.500 moties zijn ingediend, waarvan 30%, dus 1.200 zijn aangenomen. Ik denk dat het belangrijk is dat wij weten of onze moties worden uitgevoerd en wanneer, want dit is een kernproduct van de Tweede Kamer. Ik besef dat wij hierin ook een taak hebben als individuele leden, maar we zouden erbij gebaat zijn als de regering binnen een bepaalde termijn beredeneerd zou aangeven of en hoe zij de uitvoering van een motie ter hand heeft genomen en wat de planning is.

Het tweede speerpunt is transparantie. Op dit gebied is er al veel gebeurd. Ik denk aan de sterk verbeterde website van de Tweede Kamer en de site met Debat Direct en Debat Gemist. Ere wie ere toekomt, daarvoor verdienen het presidium en de betrokken diensten en medewerkers alle lof. Het presidium kondigt aan dat wij binnenkort ook AO's kunnen terugkijken. Is het al bijna zover? Ook hier hebben wij echter nog een lange weg te gaan. De benodigde bouwstenen zijn weliswaar in ontwikkeling, maar tot mijn spijt moet ik hieraan toevoegen dat dit vaak al een geruime tijd zo is. Wanneer kunnen wij bijvoorbeeld profiteren van het voor de transparantie zo belangrijke gegevensmagazijn? Ook voor insiders valt het nog steeds niet mee om de voortgang van parlementaire dossiers via Parlis of de website van de Tweede Kamer op de voet te volgen. Collega Fokke verwees in dezen al naar de Eerste Kamer. Wat wij missen is eigenlijk de ketenaanpak. Hoe kunnen wij de informatiestroom in een keten goed terugvinden? Hoe vinden wij de juiste informatie op de juiste tijd?

In het televisieprogramma Buitenhof van twee weken geleden klonk de verzuchting van enkele wetenschappers dat het buitengewoon moeilijk is om de gegevens die nodig zijn voor het beoordelen van het functioneren van de Kamer aan onze automatiseringssystemen te ontfutselen. Dat is natuurlijk allesbehalve transparant. In zijn bekende boekje, «Tweede Kamer: lam of leeuw?» analyseert Kamervoorzitter Anne Vondeling precies 40 jaar geleden de vele facetten van het complexe samen- en tegenspel van parlement en regering. Ook doet hij daarin uitgebreid verslag van zijn pogingen om de door hem geconstateerde knelpunten aan te pakken. Zo beschrijft hij bijvoorbeeld tot in detail zijn inspanningen om de bewindslieden, die zich ook toen al weinig gelegen lieten liggen aan de termijn voor de beantwoording van Kamervragen, ertoe te bewegen snel antwoord te geven. De CDA-fractie zou het toejuichen als de Kamer en de wetenschap hun krachten zouden bundelen opdat de gegevens die nodig zijn voor het beoordelen van het functioneren van het parlement, permanent onder handbereik zijn.

Bij de verdere ontwikkeling van de ICT-systemen zal de Kamer oog moeten hebben voor transparantie voor professionals en voor het grote publiek. Het presidium stelt dat de Kamer al op vele punten voldoet aan de eisen van de Wet open overheid, die nu bij de Eerste Kamer in behandeling is. De CDA-fractie vreest dat deze wet juist een averechts effect kan hebben. Wij moeten voorkomen dat de informatie waar het echt om gaat, ondergesneeuwd raakt. In dit verband heeft de CDA-fractie met anderen bij de behandeling van de Wet open overheid aandacht gevraagd voor de ideeën van het Montesquieu Instituut over een nieuw informatieconcept, waarbij het actuele antwoord op de belangrijkste vragen over maatschappelijke issues permanent onder handbereik wordt geplaatst. Het betreft de zogenaamde issue points. Het verzoek is om dit te betrekken bij de overwegingen over de ICT-plannen. De CDA-fractie vindt het een goede gedachte dat juist de Kamer een rol kan spelen bij het experimenteren met dit op het eerste gezicht veelbelovende concept. In ieder geval ziet mijn fractie graag dat het presidium dit concept betrekt bij de actuele visie op het gebruik van informatie en ICT die nog dit najaar gereed moet zijn.

Vorig jaar hebben wij in het debat over de raming gesproken over de reikwijdte van artikel 68 van de Grondwet over de inlichtingenplicht van de regering. De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft inmiddels een brief van de Minister ontvangen en daarover een schriftelijk overleg gevoerd. De Minister is erover bezorgd dat Kamerleden worden overladen met informatie. Die zorg is terecht, maar dat is wel een probleem van de Kamer zelf. Daarom is de CDA-fractie blij met de praktische handreiking van de Minister. De Kamer en individuele Kamerleden kunnen aangeven welke digitale hulpmiddelen verder nog kunnen helpen om de beschikbare informatie adequaat te verwerken.

De voorzitter:

Wilt u afronden?

De heer Amhaouch (CDA):

Tot slot, voorzitter, kom ik bij het derde speerpunt, en dat is de voortvarendheid ...

De voorzitter:

Graag heel kort.

De heer Amhaouch (CDA):

... bij het oppakken van de aanbevelingen van de ABD. In 2014 heeft ABDTOPConsult de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer doorgelicht. «Meer verzakelijking en verdere professionalisering» was de titel van het rapport en tegelijk een samenvatting van de aanbevelingen. Als nieuw Kamerlid lees ik dit voor het eerst.

De voorzitter:

Mijnheer Amhaouch, u moet echt afronden. U kunt eventjes deze zin afmaken of een vraag stellen, maar u moet afronden.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik kan geen andere conclusie trekken dan dat hier een forse opgave ligt. Wij hebben het hierbij over het ontbreken van een integrale strategische visie, integrale planning en adequate sturing. Dit rapport is van 2014. Wij constateren eigenlijk dat de organisatie ook hierbij toch wel in een stilstand heeft gestaan. Ik denk dat wij dit rapport voortvarend moeten oppakken en de aanbevelingen moeten uitvoeren. Graag hoor ik hierop een reactie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik kijk even over het presidium heen naar de rij mensen die daarachter zit, want die rij staat voor mij voor alle ambtenaren die elke dag heel hard werken. Zij zijn vaak de stille krachten, maar zonder hen zouden wij ons werk echt niet kunnen doen. Ik zeg dank voor al het werk dat door hen wordt verzet.

Ik sluit mij aan bij de woorden van dank van de heer Amhaouch aan de heer Veling voor al het werk dat hij heeft gedaan voor ProDemos. Ik hoop dat zijn opvolger dat werk voortvarend kan voortzetten. Het mag breed bekend worden wat wij hier in de Kamer doen, zeker ook bij jongeren.

Het eerste punt dat ik aansnijd betreft de fractiekosten. Ik dank de Voorzitter alvast voor de uitgebreide beantwoording van de schriftelijke vragen die wij hebben gesteld. Er blijft echter toch nog steeds sprake van een soort willekeur als het gaat om het wel of niet meedoen aan de ambtenarenvoorzieningen. Dat kan soms weleens tot knelpunten leiden bij de fractiebekostiging, bijvoorbeeld wanneer de pensioenen bij het Rijk op een andere manier worden georganiseerd en wij daarvoor de rekening gepresenteerd krijgen. Ik snap dat dit niet zomaar gedaan is, maar ik zou toch wel graag een onderzoek willen naar het meedoen aan de ambtenarenvoorzieningen, zodat dit soort discussies in de toekomst misschien kunnen worden voorkomen. Is de Voorzitter bereid om daartoe over te gaan?

Een volgend punt betreft de toegankelijkheid en Debat Gemist. De Kamer is op ICT-gebied voortdurend in ontwikkeling. Het is mooi dat via Debat Gemist straks ook AO's en notaoverleggen kunnen worden gevolgd. Ik ben benieuwd op welke termijn dat kan gebeuren. Ik vraag me wel af waarom er copyright rust op deze debatten en wel op zo'n manier dat ze alleen integraal mogen worden gedownload en niet in fragmenten. Ik denk dat het de toegankelijkheid juist zou vergroten als ook fragmenten kunnen worden bekeken en gedownload. Is het presidium bereid om daarnaar te kijken?

De medewerkers van de Dienst Verslag en Redactie leveren elke dag een enorme prestatie, want hoe snel wij ook praten, het staat altijd vrij snel weer keurig op papier. Althans bij plenaire debatten, want bij algemeen overleggen duurt het toch altijd wel iets langer, soms tot wel zo'n twee weken. Dat ligt echt niet aan de inspanningen van de Dienst Verslag en Redactie, maar wel aan de afspraken die wij daarover maken. Is het mogelijk om daarin toch wat versnelling aan te brengen?

Op het punt van de uitbesteding van de ICT heb ik ook een vraag. Wij hebben dit nu uitbesteed aan een externe partij, maar het Rijk heeft een eigen Shared Service Center voor de ICT (SSC-ICT). Dit kan best om gevoelige informatie gaan. Ik wil niet allerlei discussies oprakelen, maar we hebben dit onlangs gezien toen er werd gezocht naar een e-mail van een oud-Kamerlid. Ik was verbaasd dat onze e-mails dus best lang bewaard blijven en dan dus ook nog door externe partijen kunnen worden ingezien, weliswaar op verzoek. Ik vind dat nogal wat. Ik vraag me dus toch af of aansluiting bij het Shared Service Center op dit punt niet beter past bij het karakter van ons werk. Zijn de Voorzitter en het presidium bereid om daarnaar te kijken?

Ik ben ook blij dat de Voorzitter zich zal buigen over onze vraag of er op de stemmingslijst een omschrijving van amendementen kan komen. Er komt nu een soort overleg. Ik vraag me af hoe snel dit kan en of wij dit misschien al met ingang van september kunnen realiseren. Is dat mogelijk of is het te ambitieus?

Op het punt van duurzaamheid kunnen de ambities wat ons betreft toch een stukje hoger, bijvoorbeeld als het gaat om ons papiergebruik. Ik vraag mij altijd weer af waarom wij steeds papieren moties moeten indienen en waarom die allemaal verspreid moeten worden in de zaal. Het is een wat klein detail, maar aangezien wij allemaal een iPad voor ons hebben liggen en de zaken allemaal heel snel op internet staan, vraag ik mij af of dit op een wat papierarmere manier kan worden georganiseerd.

Ik sluit me aan bij de vraag van de heer Amhaouch over het aantal moties en de vraag hoe snel wij weten of de moties wel worden uitgevoerd. Het kabinet kan moties natuurlijk naast zich neer leggen. Dat is zijn recht, maar het is dan wel fijn om te weten wat ermee gebeurt. Dat geldt zelfs ook voor wetgeving. Ik heb pas met de heer Heerma een initiatiefwet moeten indienen om een vijf jaar oud wetsartikel in werking te laten treden. Wij hebben kennelijk wetgeving die wij niet in werking laten treden. Ik vind dat nogal bijzonder. Ik zou willen bezien of wij jaarlijks een overzicht kunnen krijgen van aangenomen wetgeving en moties, met de stand van zaken rond de inwerkingtreding en de motivering waarom iets wel of niet wordt gedaan.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter. Het is de eerste keer dat ik meedoe met dit wetgevingsoverleg over de raming. Ik heb begrepen dat vorig jaar het hoogtepunt was dat de grootste partij, de VVD, bij monde van mevrouw Neppérus heeft gevraagd om bitter lemon toe te voegen aan het assortiment van het Kamerrestaurant. De eerste vraag van mij is dan ook: is dat al gebeurd? Hebben wij al bitter lemon namens de grootste partij? Zo ja, kunnen er ook andere dranken aan worden toegevoegd, in dit geval de Marokkaanse muntthee? Die wordt heel veel gevraagd, zo heb ik begrepen.

Het is bijzonder dat je als Kamerlid mede kunt bepalen wat er in deze Kamer gebeurt. Heel veel medewerkers in het land die bij een bedrijf of bij de overheid werken, kunnen dat niet. Wij kunnen dat met zijn allen wel, gelukkig. Wat een luxe, zou je zeggen, wat een voorrecht en wat een democratie. Tot daaraantoe, want dan komt er een werkgroep bij elkaar om de kleine fracties, de afsplitsers monddood te maken. Dan denk je: zijn wij met zijn allen democratisch bezig? Ik moest een keuze maken om een aantal zaken naar voren te brengen. Ik heb twee keuzes gemaakt: de afsplitsers monddood maken en de beperking van mondelinge vragen van kleine partijen. Ik heb daarover laatst een brief gestuurd. Ik zal mijn betoog in eerste termijn daarover houden.

Een tijdlang sprak een werkgroep over afsplitsingen in onze Kamer. Onlangs kwam deze groep met een rapport met een aantal voorstellen. Fracties worden groepen. Afsplitsingen krijgen geen tegemoetkoming meer op basis van de regeling voor fractiekosten. Afsplitsingen krijgen maar de helft van de spreektijd. De afsplitsingen mogen maar één aanvullende vraag stellen bij het mondelinge vragenuur. Monddood, minder geld, minder ondersteuning; hier worden tweederangs-Kamerleden gecreëerd. In de werkgroep zat ook de heer Bosma. Terecht heeft de heer Bontes gezegd: hoe hypocriet kun je zijn, als je zelf ooit bent ontstaan uit een afsplitsing? Maar goed, ik hoop dat wij daar in tweede termijn antwoord op kunnen krijgen.

De voorgestelde maatregelen uit het rapport zetten een straf op afsplitsingen, terwijl wij ons eigenlijk moeten afvragen of de gevestigde partijen geen straf moeten krijgen. Deze partijen zijn al decennialang niet in staat om minderheidsstandpunten en flanken binnenboord te houden. Zij zijn niet in staat om een representatief verhaal te vertellen, want de fractiediscipline en de macht van partijbesturen is zo groot dat ja knikken voor Kamerleden de enige manier is om een nieuwe termijn in te gaan en niet te worden verguisd. Het verkondigen van een minderheidsstandpunt of het opkomen voor de groep die op jou heeft gestemd wordt zo actief onmogelijk gemaakt. Dat is pas ondermijning van onze representatieve democratie.

De voorstellen die in het rapport staan, zullen dit alleen maar versterken. Door Kamerleden hun financiële ondersteuning af te nemen, neem je mensen in het land hun stem af. Door de spreektijd van Kamerleden te halveren, halveer je de spreektijd van kiezers. Door de vragen die gesteld mogen worden tijdens het vragenuur te verminderen, verminder je ook de vragen die burgers kunnen stellen. Dat is geen representatieve democratie, maar een holle democratie, waarin voet bij stuk wordt gehouden. Hoe kan het nu zijn dat de grote partijen bang zijn voor het geluid van de burger? Bang voor de klokkenluiders, bang om macht te verliezen, bang om leden te verliezen. Vervolgens proberen ze te denken in de trant van: als wij de kleine fracties en de klokkenluiders aanpakken, kunnen wij onze gevestigde positie houden. De gevestigde media doen er gewoon aan mee. Ook zij willen niet zo veel fracties hebben, want dat is lastig. Een gemiddelde journalist, die af en toe lui is, denkt: als wij weinig fracties hebben, krijg ik mijn informatie via een ex-collega die ooit bij ons heeft gewerkt. Dan ga ik daar een leuk verhaal van maken. Vervolgens hebben zij hun werk weer gedaan.

Burgers stemmen niet meer op partijen. Burgers gaan niet meer naar de stembus, puur omdat zij zich niet meer kunnen herkennen. Een Kamerlid dat amper 1.555 stemmen heeft gekregen, stuurt een tweet dat de VVD, de grootste partij, weinig mondelinge vragen stelt. De grootste partijen zouden de meeste vragen moeten kunnen stellen. Het gaat niet meer om het Reglement van Orde, maar om de machtsvraag. Met de machtsvraag kun je geen democratie runnen. Met de machtsvraag krijg je alleen maar dictatoriale, kleine dictatortjes en dat is wat DENK niet wil. Daarom zal ik in mijn tweede termijn twee moties indienen. Een om hetgeen de Voorzitter terecht heeft gezegd over de beoordeling van mondelinge vragen vast te leggen in het Reglement van Orde, en de tweede om de afsplitsingendiscussie naar de Raad van State te brengen. Dan kan de Raad van State bekijken of wat men hier wil doen om afsplitsers en ook klokkenluiders aan te pakken, rechtmatig is en past binnen onze democratie en binnen onze Grondwet.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Over het rapport komen we nog te spreken. Daarom heb ik daar in mijn bijdrage geen woorden aan besteed. Wij zullen onze mening daarover nog laten horen. Ik hoor de heer Öztürk alleen maar zeggen dat hij monddood wordt gemaakt. Vindt hij ook dat hij hier, nu, vandaag monddood wordt gemaakt?

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Vandaag niet, omdat wij op dit moment de Grondwet hanteren en alle afsplitsers alle ruimte geven. De regeling die men wil gaan toepassen, veroorzaakt dat de afsplitsers de helft minder spreektijd zullen hebben, minder geld zullen krijgen om ondersteuning te regelen en minder mondelinge vragen zullen kunnen stellen. Daarmee maak je de klokkenluider monddood. Bovendien zullen dan Kamerleden die in een fractie zitten, naar de fractietop gaan luisteren, omdat ze bang zijn, anders afgestraft te worden.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het ging mij heel specifiek om dit debat. Net kwam de heer Öztürk binnen en gaf de voorzitter al aan dat de heer Öztürk geen lid is van deze commissie. Formeel mag hij dan helemaal niet het woord voeren. Alle collega's zeggen hier: prima, gaat u hier het woord voeren. Ik denk dat dit even benoemd moet worden. De collega's zijn er hier echt niet op uit om partijen monddood te maken. Ik denk dat de heer Öztürk dat ook ruiterlijk kan erkennen. Hij krijgt hier immers gewoon spreektijd, terwijl hij dat formeel helemaal niet heeft.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik ben daar ook erkentelijk voor. Daarom zeg ik: laten we dit vasthouden. Het is het fundament van onze democratie dat we iedere stem in deze arena laten horen. Dat is ook de kracht van onze democratie. Zodra we echter die regeling gaan toepassen, gaat het anders. Daarom uit ik mijn zorgen daarover terecht.

De voorzitter:

Dan zijn wij daarmee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Wij gaan de vergadering voor de lunchpauze schorsen.

De vergadering wordt van 11.55 uur tot 13.00 uur geschorst.

Mevrouw Arib:

Voorzitter. Ik dank alle Kamerleden voor hun inbreng. Niet alleen vandaag, maar ook in de aanloop naar dit debat, in de schriftelijke vragenronde, hebben bijna alle fracties ontzettend relevante vragen gesteld. Ik ben jullie daar zeer dankbaar voor, want die vragen hebben mij getriggerd om mij meer te verdiepen in de organisatie en de werkwijze van de Kamer. Ik ben jullie daar dankbaar voor. Zoals een aantal van jullie ook heeft gezegd, staan wij bij de Raming stil bij de vraag hoe wij als Kamer met publieke middelen omgaan. Welke doelen hebben wij voor ogen en welke resultaten bereiken wij? Tegelijkertijd is de Raming een moment van reflectie op ons eigen handelen: wat hebben wij gedaan en hoe kunnen wij dat beter doen?

In de inbreng van de Kamer zijn drie belangrijke dingen naar voren gekomen waarvoor bijna alle fracties aandacht hebben gevraagd: de informatiepositie van de Kamer, het speerpunt van openheid en transparantie, en de ambtelijke organisatie. Bij mijn verkiezing heb ik de informatiepositie van de Kamer als speerpunt genoemd. Dat speerpunt wordt door het hele presidium gedeeld. Het is voor onze controlerende taak belangrijk dat die informatievoorziening op orde is. Het is van cruciaal belang dat de Kamer goed en tijdig wordt geïnformeerd. Die informatiepositie is vaak goed, ...

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik wil graag een punt van orde maken. Misschien kan de Voorzitter toch ook ingaan op het rapport van de werkgroep Fractievorming. Ik heb in haar inleiding niet gehoord dat zij dat gaat doen, maar misschien kan zij dat bevestigen.

Mevrouw Arib:

Ik begrijp van u en de heer Öztürk daar jullie daar kritiek op hebben. De voorzitter van de commissie heeft ook gezegd dat het onderwerp fractievorming eigenlijk buiten de Raming valt. Dat zijn de afspraken die wij met elkaar hebben gemaakt. Ik was van plan om dat later te zeggen, maar misschien is het goed om dat nu meteen te doen. Er is een werkgroep gevormd waarin de aparte fracties, zoals die van de heer Bontes, de heer Van Vliet enzovoorts, vertegenwoordigd werden door de heer Klein. Die werkgroep heeft onder leiding van de heer Bisschop een rapport opgesteld. Dat rapport zal zo snel mogelijk door het presidium worden behandeld en besproken. Daarna zullen wij de Kamer een voorstel doen voor de wijze waarop wij het willen behandelen. Dat is de stand van zaken. Ik ben de heer Bisschop en alle leden van de werkgroep zeer erkentelijk voor het werk dat zij hebben geleverd. Dat heb ik ze al laten weten, maar ik doe dat hier nog een keer.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik verzoek de Kamervoorzitter toch om er inhoudelijk op in te gaan, want dit onderwerp is door bijna iedereen aangehaald, ook door de VVD-fractie en verschillende andere fracties. Het lijkt mij goed als de Voorzitter er inhoudelijk duiding aan geeft, want zij is ook onze Voorzitter. Ik verwacht van haar dat zij het opneemt voor die fracties. Misschien kan zij alvast een scan geven van hoe zij tegen deze situatie aankijkt.

Mevrouw Arib:

Het rapport is afgelopen woensdag aan mij als Voorzitter van de Kamer aangeboden, omdat het presidium die opdracht heeft gegeven, maar het is nu niet aan mij om daar een oordeel over te geven. Deze zaak gaat eigenlijk de hele Kamer aan. Ik kan wel zeggen dat ik mij niet herken in de opvatting dat de grondwettelijke rechten van Kamerleden worden aangetast. Er wordt een voorstel gedaan over fractievorming na de installatie van de nieuwe Kamer. Er wordt gekeken naar de financiële kant van de zaak en ook naar de spreektijden. Het is uiteindelijk aan de Kamer om daarover een oordeel te vellen. Ik kan mij er dan ook niet in vinden dat de grondwettelijke rechten worden aangetast. Dat mag u vast weten.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Het is toch bijzonder dat de Kamervoorzitter hier uitspraken over doet. Stel dat de Raad van State of de Hoge Raad zegt dat het toch een grondwettelijke casus is, dan bevindt u zich wel in een heel moeilijk parket. U zegt dat u niet inhoudelijk wilt reageren, maar u haalt wel een essentiële zaak aan waar u al een uitspraak over doet. Kunt u uitleggen hoe u tot uw conclusie komt? Uit welk onderzoek of welk advies komt dat of is het uw eigen interpretatie?

Mevrouw Arib:

Ik ga die discussie niet aan. U hebt in uw inbreng grote woorden gebruikt. U hebt gesproken over tweederangs-Kamerleden en u hebt gezegd dat de Kamerleden van afsplitsingen de mond wordt gesnoerd. Ik herken mij daar niet in. Alle Kamerleden hebben het recht om te spreken en te interrumperen. Dat doet u nu ook. Ik wil dat graag rechtzetten. Voor de rest komt het presidium met een voorstel om het rapport verder te behandelen.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

De Kamervoorzitter geeft geen antwoord. Zij zegt dat ik grote woorden heb gebruikt. Zij heeft net grote woorden gebruikt. Zij zegt letterlijk: het mag grondwettelijk. Zij is geen jurist, ze heeft geen advies gevraagd en toch zegt ze als Kamervoorzitter dit soort zaken. Ik wil concreet van haar weten hoe zij daarop komt en of zij bereid is om daar consequenties aan te verbinden op het moment dat de Raad van State of de Europese Hoge Raad zegt dat het wel een grondwettelijke discussie is. Wij gaan dit linksom of rechtsom toch juridisch aanvechten.

Mevrouw Arib:

Ik reageer op de opmerking dat de grondwettelijke rechten van afsplitsingen worden aangetast. Daar herken ik mij niet in. Dat herhaal ik nog een keer. Voor de rest komt de discussie uitgebreid aan de orde.

Ik kom bij de informatiepositie van de Kamer. Ik deel de mening van iedereen die vindt dat de Kamer goed en tijdig moet worden geïnformeerd. Dat is ook de mening van het presidium. Vaak gaat het goed, maar soms gaat het niet goed. Bij een aantal debatten zien we dat Kamerleden vaak om informatie moeten vragen. Het uitgangspunt van het kabinet was tot nu toe: als de Kamer om iets vraagt, sturen we misschien wat informatie. Ik vind dat het kabinet een actieve informatieplicht heeft. Als het kabinet bepaalde onderwerpen aan de orde stelt, moet het de Kamer actief, uit zichzelf informeren en niet alleen wanneer Kamerleden om informatie vragen.

Een ander punt is dat er informatie naar de Kamer wordt gestuurd, zoals we hebben gezien bij het rapport over prof. Maat, waarvan driekwart wordt zwartgelakt of waarop het stempel «vertrouwelijk» wordt gezet. Kamerleden mogen het stuk wel inzien, maar kunnen er verder weinig mee in debatten. Dat zijn allemaal kwesties die de informatiepositie van de Kamer min of meer raken. Ik heb daarover gesprekken gevoerd met de Minister van Binnenlandse Zaken. Ik heb hem gevraagd om opnieuw te kijken naar de informatieplicht van het kabinet richting de Kamer. Er lag een notitie uit 2002 waarin min of meer werd aangegeven wat die actieve informatieplicht richting de Kamer inhield, maar die notitie was verouderd. De Minister van Binnenlandse Zaken heeft de notitie geactualiseerd. Hij heeft die brief op, naar ik meen, 25 april naar de Kamer gestuurd. De commissie van Binnenlandse Zaken heeft die notitie behandeld. Er is nu ook een schriftelijke vragenronde in procedure. Als het goed is, komt het terug. Zelf is het mij een lief ding waard dat die notitie uitmondt in een debat dat ook een beoordelingskader opstelt voor wat wel en wat niet met de Kamer mag worden gedeeld. Ik denk namelijk dat dat op dit moment onduidelijk is. Het zou heel goed zijn om helderheid te verschaffen in een debat over het grijze gebied van wat openbaar en wat niet openbaar is. Daarover moeten duidelijke afspraken worden gemaakt met het kabinet. Ik ben van mening dat de Kamer recht heeft op informatie op grond van artikel 68 van de Grondwet. Ik deel die mening dus en zal erop toezien dat dat in de praktijk gebeurt, ook in contacten met betrokken bewindslieden.

In het kader van de versterking van de informatiepositie van de Kamer heeft het presidium geconstateerd dat er behoefte is aan een onderzoeksbureau. We hebben al het BOR, dat ontzettend veel goed werk doet, maar er is ook behoefte aan een soort onderzoeksbureau naar het voorbeeld van het Europese en het Britse parlement. Daarbij kan het gaan om vragen vanuit de commissies of vragen van individuele Kamerleden. Ter voorbereiding van debatten of overleggen kan er dan heel snel worden geanticipeerd. Dan wordt er ook bekeken welke informatie er op dat moment nodig is. Dat kan uitmonden in korte notities. Als we de kennis daarvoor in huis hebben, doen we het zelf, maar we kunnen ook wetenschappers inschakelen. Zo bouwen we aan een vraaggerichtere, flexibelere en eigentijdsere dienstverlening door de ambtelijk diensten. Dat past ook bij het streven om de informatiepositie van de Kamer te versterken.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Is dat zoiets als het Coreper, zoals dat in Frankrijk heet? Dat is een commissie die voorwerk verricht en de uitkomsten daarvan vervolgens klaarlegt voor de commissie. Verdragen bijvoorbeeld zijn vaak heel ingewikkeld. Daar zitten heel veel stukken onder. Kan zo'n commissie ook dat soort voorbereidend werk doen?

Mevrouw Arib:

Dat van Frankrijk weten we niet, ...

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Het is niet Frankrijk; ik bedoel de Europese Commissie.

Mevrouw Arib:

Dat klopt. Daar is naar gekeken en dat is precies wat wij ook hier willen. Daarmee zijn wij heel voortvarend aan de slag. Op het andere punt kom ik zo terug.

Ook mevrouw Neppérus had een vraag over het rapporteurschap vanuit de commissies. Ik heb daarover meerdere gesprekken gevoerd met de heer Duisenberg, die daarin heel actief is. Dat waardeer ik zeer, omdat het werk is dat vooral achter de schermen plaatsvindt en dat bijdraagt aan het versterken van de controlerende en medewetgevende functie van de Kamer. Ik vind het ontzettend te prijzen dat er Kamerleden zijn die naast hun portefeuille ook dit soort werk doen. Daar is de heer Duisenberg er één van, evenals de heer Van der Staaij.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Gaat de Kamervoorzitter nog verder op dit punt?

Mevrouw Arib:

Dat ga ik zeker doen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Dan wacht ik nog even.

Mevrouw Arib:

Ik vind het een ontzettend goed voorstel. De commissies voor OCW, Sociale Zaken, VWS enzovoorts werken met een rapporteur en zij hebben daar ontzettend goede ervaringen mee. Ik neem het dus zeker mee. Ik zal een voorstel daarover doen. Het gebeurt nu in commissies, maar niet in alle commissies. Het zou mooi zijn als dat standaard in alle commissies plaatsvindt. Ik neem dat dus mee naar het presidium. Als het presidium het ook goedvindt – ik denk wel dat dit het geval is – dan zullen we het voorstel om dat in het Reglement van Orde op te nemen, voorleggen aan de commissie voor de Werkwijze. Ik hoop dat ik de vraag van mevrouw Neppérus hiermee voldoende heb beantwoord.

De voorzitter:

Hebt u geen aanvullende vraag meer, mevrouw Neppérus?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Nee, ik ben tevreden met dit antwoord.

Mevrouw Arib:

Er zijn ook vragen gesteld over transparantie. Dat is het tweede speerpunt van het presidium. Het hoort bij een representatieve democratie om inzicht te geven in wat er in het parlement gebeurt.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Schouten nog een vraag heeft.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Volgens mij hoort mijn vraag over de informatiepositie van de Tweede Kamer en de wijze waarop wordt omgegaan met moties en zelfs met aangenomen wetsbepalingen – de heer Amhaouch heeft daar ook een vraag over gesteld – in het eerste blokje thuis.

Mevrouw Arib:

Ik heb ervoor gekozen om de belangrijkste onderwerpen als eerste te behandelen en om daarna op specifieke vragen, waaronder die van mevrouw Schouten over moties, in te gaan. Als de Kamer het goedvindt, wil ik het op die manier doen.

De voorzitter:

U komt daar zo dus op terug.

Mevrouw Arib:

Ja, daar kom ik zeker op terug.

We zijn het eens op het punt van de transparantie. Onze plenaire zaal is met glas eromheen zo gebouwd dat die naar buiten toe open is en dat je er naar binnen kunt lopen. Daar staat de Kamer voor en dat hoort ook bij een representatieve democratie. Vanaf het prille begin gaat dat al zo. De Handelingen staan in dikke boeken gebonden in de Handelingenkamer. Er is inderdaad een lege plank. Mevrouw Fokke stelde een vraag daarover. Dat gat in de Handelingenkamer staat symbool voor het feit dat er tijdens de Tweede Wereldoorlog niet werd vergaderd. Het is eigenlijk een monument. Ik ben het ermee eens dat dat monument zijn waarde moeten behouden en dat er verder geen lege planken moeten komen. Tegelijkertijd hanteert het presidium het uitgangspunt dat de hoeveelheid informatie op papier wat minder kan. Daarom worden de Handelingen digitaal beschikbaar gesteld via de site Officiële Bekendmakingen. Om de volledige collectie Handelingen toch op papier in de Handelingenkamer beschikbaar te kunnen stellen, is ervoor gekozen om de Handelingen zelfstandig, dus door de Kamer zelf, te laten afdrukken en in te binden. Zo blijft ook de hele collectie op papier compleet. Ik hoop dat ik mevrouw Fokke daarmee gerust heb gesteld.

Er zijn ook vragen gesteld over de instrumenten van de Kamer, zoals schriftelijke en mondelinge vragen. Het past ook in onze werkwijze om transparant te zijn over de mondelinge vragen die worden toegelaten. Voor heel veel mensen was het een soort blackbox wanneer vragen wel of niet worden toegelaten en op basis van welke criteria dat gebeurt. Bij mijn aantreden heb ik gezegd dat die criteria openbaar moeten zijn en dat iedereen die criteria hoort te kennen. Ik heb die criteria in een brief openbaar gemaakt. Er was zelfs een journalist die een keer wilde meelopen om te zien hoe dat gaat. Hij heeft dat ook meegemaakt. Iedereen hoort die criteria eigenlijk te kennen. Ik ben heel lang Kamerlid geweest. Ik kende die criteria, maar ik kondigde toch aan om met mondelinge vragen over mijn portefeuille te komen. Dat blijft dus gebeuren, maar tot nu toe is het prima gegaan. De Voorzitter heeft wel de discretionaire bevoegdheid om een vraag door te laten, hoewel die om allerlei redenen misschien niet wordt goedgekeurd door de griffiers. Dat gebeurt zelden, maar het is weleens voorgekomen en dat blijft ook zo.

Er zijn vragen gesteld over het aantal debatten. Op dit moment staan er 73 of 74 meerderheidsdebatten en meer dan 30 dertigledendebatten op de lijst. De planning wordt bijna niet gehaald. Ik wil gezegd hebben dat soms meerderheidsdebatten worden aangevraagd over rapporten die in opdracht van het kabinet zijn opgesteld, maar waarop nog een reactie moet komen. Toch wordt er vervolgens een debat over aangevraagd. Dat vraagt heel veel tijd. Er wordt dan een debat aangevraagd, waarvoor een aanvrager vervolgens een meerderheid heeft. Maar als we het dan willen plannen, krijgen we te horen dat er nog een reactie of een hoorzitting moet komen. Het is goed als Kamerleden of commissies daar wat kritischer mee omgaan.

In dit verband is het ook belangrijk om te wijzen op het feit dat de Kamer alles probeert openbaar te maken via de website. Daarop is ook de nodige kritiek, zo begreep ik van de Kamerleden, namelijk dat onze website niet zo toegankelijk is als die van de Eerste Kamer. Dat kan. De website wordt rechtstreeks gevuld vanuit Parlis en andere bronsystemen. Dat maakt dat de informatie zeer actueel en uitgebreid is. De keerzijde is dat niet alle zoekvragen van onze zeer diverse doelgroepen even gemakkelijk kunnen worden beantwoord. Een veelgehoorde klacht is inderdaad dat onze website niet echt toegankelijk en overzichtelijk is. De heer Amhaouch en mevrouw Fokke zeiden ook dat de site niet gebruiksvriendelijk is. Op dit moment wordt onderzoek gedaan om de informatieketen achter de website te verbeteren. Ik begrijp dat in september de uitkomst daarvan komt. Het gegevensmagazijn, waarnaar de heer Amhaouch vroeg, wordt ook hierbij betrokken en zal dus aan de orde komen. In goed overleg met de ambtelijk secretarissen en de gebruikers wordt dat straks gedaan. Ik hoop dat dit punt daarmee is behandeld.

Af en toe gaat het mis met Debat Gemist. Het is de afgelopen week ook misgegaan. Misschien hebben de leden het niet gemerkt, maar door een technische fout kon een aantal debatten niet terug worden gekeken. Dat probleem is verholpen.

Er zijn veel vragen gesteld over de uitbreiding van Debat Gemist naar commissievergaderingen. Ik kan melden dat de Raming sowieso teruggekeken kan worden. Volgens mij kan dat vanaf morgen; ik kijk daarbij even naar de mensen die daar veel verstand van hebben. Sinds 14 juni kunnen ook de algemeen overleggen worden teruggekeken. Dat is mooi nieuws. Er is gevraagd om daarbij ook rondetafelgesprekken en hoorzittingen mee te nemen. Het is de bedoeling dat dit gaat gebeuren.

Op 17 mei is de app Debat Direct gelanceerd. Daarover hebben we tot nu toe alleen leuke en positieve verhalen gehoord. Ongeveer 12.000 mensen hebben de app tot nu toe gedownload. Je kunt via Debat Direct precies zien wie in de plenaire vergadering aan het woord is en welke wetsvoorstellen, moties en amendementen aan de orde zijn. Dat wordt allemaal inzichtelijk gemaakt. Dat past in een transparante omgeving als de Tweede Kamer. Daar worden dus goede stappen mee gezet. Ik hoop dat dat zich ook verder ontwikkelt en dat het nog beter kan, maar ik ben daar wel blij mee, moet ik eerlijk zeggen.

In dat verband wijs ik ook op het feit dat de collega's Otwin van Dijk en Voortman in een debat – dat is al een tijdje geleden – over het VN-Verdrag over het toegankelijk maken van voorzieningen voor gehandicapten een motie (33 990, nr. 45) hebben ingediend om ook debatten toegankelijker te maken voor doven en slechthorenden. Die motie is toen aangehouden en is intussen vervallen. Ik heb dat debat toen zelf voorgezeten en ik dacht: met dat signaal moeten we iets doen. Als het goed is, gaan wij vanaf september het mondelinge vragenuur live ondertitelen voor doven en slechthorenden. Als dat goed wordt ontvangen en mensen dat geweldig vinden, kunnen we het, na het eerst geëvalueerd te hebben, misschien ook uitbreiden naar andere debatten.

Ik kom op het ABD-rapport, want ... Ja, mevrouw Koşer Kaya?

De voorzitter:

De Kamervoorzitter valt meteen in haar eigen voorzittersrol!

Mevrouw Arib:

O, sorry!

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Koşer Kaya.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

We hebben het over de plenaire debatten gehad en over de mooie app die we inmiddels hebben, maar mensen willen ook de commissiedebatten kunnen volgen.

Mevrouw Arib:

Ja, dat gaat gebeuren.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Is dat toch al geweest? Oké, sorry.

Mevrouw Arib:

Algemene overleggen kunnen vanaf juni 2016 teruggekeken worden op Debat Gemist.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Op het gevaar af dat de Voorzitter er weer op terugkomt, maar ik had ook nog gevraagd of er in fragmenten teruggekeken kan worden.

Mevrouw Arib:

Ja, dat klopt. Ik zag bij de Raming inderdaad een vraag van de heer Klein hierover. Het antwoord daarop was dat dat niet kon, maar omdat ik weet dat de Groep Kuzu/Öztürk vaak fragmenten uitknipt – ik zeg maar niet welke fragmenten; volgens mij sta ik er ook op – dacht ik: hoezo kan het niet terwijl de Groep Kuzu/Öztürk het wel doet? Toen bleek het wel te mogen. Het kan dus. Fragmenten kunnen inderdaad gebruikt worden.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

«Te mogen» is iets anders dan «te kunnen», maar ik moet kennelijk naar de website van DENK toe om fragmenten terug te zien.

Mevrouw Arib:

Nou, dat hoeft niet.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het gaat mij om de functionaliteit. Wordt het gewoon makkelijk om bepaalde fragmenten terug te gaan kijken?

Mevrouw Arib:

Ja, dat mag toch? Of het kan? Dat is een technische vraag. Er wordt geknikt dat dit ook kan. Ik kom daarop terug in tweede termijn als het niet kan, maar volgens mij kan het.

De voorzitter:

Wellicht is het meer dan een technische vraag. Het is misschien goed als mevrouw Schouten toelicht wat ze precies met haar vraag bedoelt. Wellicht kan mevrouw Schouten het zelf wel doen, maar verwacht zij ook dat er vanuit de Kamer fragmenten beschikbaar worden gesteld? Dan gaat het om de vraag wie die keuze maakt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Laat ik voor de heer Öztürk gaan denken. Hij wil bepaalde fragmenten laten zien.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Belangrijke fragmenten!

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Hij wil die er dus echt uithalen en ze misschien ook op social media delen; dat doen ze daar ook graag. Is dat allemaal mogelijk en kunnen de bezoekers van de website ook bepaalde fragmenten terugzoeken? Het is dus wederkerig, allebei de kanten op: van ons naar buiten en van buiten naar binnen.

Mevrouw Arib:

Het kan, zo begrijp ik. Volgens mij is dat geen enkel probleem. Als dat niet zo is, kom ik daar in de tweede termijn op terug. Maar ik heb tot nu toe begrepen dat het geen enkel probleem is om dat te doen.

Ik kom op de vragen over de ambtelijke organisatie. Ik sluit me aan bij de complimenten van de Kamerleden aan het personeel van de Kamer. Dat zijn mensen, zoals schoonmakers en personeel van de beveiliging en het restaurantbedrijf, die hier jarenlang werken, loyaal zijn en altijd voor ons klaarstaan. Ik ben daar zeer dankbaar voor. Volgens mij is het een breed gedeeld gevoel dat we ons werk niet goed kunnen doen zonder deze mensen.

Tegelijkertijd zien we ook dat de ambtelijke organisatie nodig veranderingen moet ondergaan. Er is veel veranderd in de samenleving. Er is ook veel veranderd in het werk van de Kamerleden. Denk aan de sociale media en de snelheid van de informatievoorziening. Dan moet je ook een organisatie hebben die daar snel op anticipeert. Verder is het belangrijk dat we een moderne, bestendige, efficiënte organisatie hebben die alle Kamervoorzitters en Kamerleden moet kunnen bedienen. Het moet niet zo zijn dat een organisatie functioneert als «Kamerleden komen en gaan en de ambtelijke organisatie blijft», maar eerder andersom: de organisatie moet zo goed zijn dat ze, welke Kamervoorzitter er ook is en welke Kamerleden er ook worden gekozen, iedereen kan bedienen en dienstbaar aan hen kan zijn. Dus los van de complimenten over de loyaliteit en de toewijding van onze medewerkers is het belangrijk om de slag te maken naar die professionele en efficiënte organisatie die we nodig hebben.

Daarbij speelt ook een rol hoe we omgaan met het personeel en met onze middelen. De Kamer vraag alle organisaties en instellingen hoe ze hun publieke middelen besteden, maar die vraag geldt ook voor ons. Alle opmerkingen over de ambtelijke organisatie zie ik als een steun in de rug. Dat geldt niet alleen voor mij. Het presidium zit er echt bovenop. We hebben onlangs een afzonderlijke Presidiumvergadering gewijd aan de stand van zaken betreffende de uitvoering van het ABD-rapport. We willen ook snel voortgang boeken. We laten ook een benchmarkonderzoek – dat klinkt misschien een beetje chic – doen. We hebben zeventien diensten. De ene dienst heeft heel veel mensen, de andere dienst heeft er weinig. Het is ook belangrijk om te kijken waar behoefte is aan ondersteuning. Ik noem een voorbeeld. Wetgeving is heel belangrijk, dus misschien moeten we daar meer mensen inzetten. Ook zijn er misschien diensten die overbemenst zijn. Daar moet je ook naar kunnen kijken. We doen niks zonder goed overleg met het personeel en zeker de ondernemingsraad. Het gaat hen aan; het gaat over hun werksituatie, arbeidsvoorwaarden enzovoorts. In dat geheel is de ondernemingsraad natuurlijk een belangrijke partner.

Dat neemt niet weg dat er op dit moment dingen zijn die anders hadden gemoeten, bijvoorbeeld de inhuur van externen. Dat punt is mij ook opgevallen. Het valt op dat dat te vaak gebeurt en misschien te snel. Daar willen we als presidium dus graag naar kijken. De heer Van Nispen, mevrouw Schouten en mevrouw Fokke noemden de Roemernorm. Het presidium vindt die norm niet vrijblijvend. Wij committeren ons als presidium aan die norm. Zelf betreur ik het ook dat die in de afgelopen jaren niet gehaald is. Het is gegaan zoals het gegaan is, maar het voornemen van het presidium is om hier steviger op te sturen. Er wordt nu inzichtelijk gemaakt hoe de externe inhuur precies is opgebouwd. Ook willen wij een driemaandelijkse rapportage over de voortgang van de uitvoering van de Roemernorm, zodat we er niet opeens bij de Raming mee geconfronteerd worden dat we die niet hebben gehaald en dat we die volgend jaar ook niet gaan halen.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik denk dat het goed is dat we een norm hebben. Die is blijkbaar vastgesteld op 10%. Als ik de historie nakijk, kan ik complimenten geven aan het presidium, want men zat in de afgelopen vier jaar elke keer onder de 10%. Dit jaar is het 13%. Wij vinden het als CDA veel belangrijker dat we een goede motivatie hebben als we ervan afwijken.

Mevrouw Arib:

Ja.

De heer Amhaouch (CDA):

Er moet niet een verkeerde prikkel van uitgaan waardoor we geforceerd onder de Roemernorm gaan zitten omdat we hier elke keer willen vertellen dat we op 9,8% zitten. Als er een goed verhaal achter zit, willen we dat graag horen. Dan kun je ook zeggen: oké, dit is de beste oplossing voor onze organisatie.

Mevrouw Arib:

Daar ben ik het helemaal mee eens. Het gaat erom dat je die norm probeert te halen. Ik denk dat dat mogelijk is, maar soms moet je externen inhuren. Dat wordt ook in de Raming genoemd. Soms kan het niet anders, bijvoorbeeld bij de Dienst Automatisering, als we de kennis niet in huis hebben. Dan moeten we wel onderbouwen waarom het nodig is; dat ben ik helemaal met de heer Amhaouch eens. Het moet echter niet vanzelfsprekend zijn om meteen naar buiten te gaan als iets niet helemaal in huis is, en dat ook andere diensten er gebruik van kunnen maken omdat die ruimte er is. Die vanzelfsprekendheid moet een beetje doorbroken worden.

De heer Van Nispen (SP):

Het is terecht dat de voorzitter hier werk van gaat maken, maar dat was natuurlijk vorig jaar ook al het geval. Toen zat er een andere voorzitter. Wij hebben vorig jaar bij dit debat een motie ingediend waarin stond dat we extra inspanningen wilden zien om wel binnen de norm te blijven, omdat we het zo belangrijk vinden dat we als Kamer het goede voorbeeld geven van iets wat we aan de hele overheid opleggen. Ik wil dus toch graag weten wat er is gedaan met die motie en welke inspanningen er zijn gepleegd om die motie uit te voeren.

Mevrouw Arib:

Die motie moet gewoon worden uitgevoerd. Dat vragen we ook van de regering als moties niet worden uitgevoerd. Het is, zoals ik al zei, belangrijk dat wij daar actief op aansturen. Tot nu toe werd één keer per jaar de mededeling gedaan dat de Roemernorm werd overschreden. Nu gebeurt dat sowieso maandelijks, maar krijgt daarnaast het presidium elke drie maanden een rapportage. Daarin kunnen we precies zien: waar zit het en waarom, en kunnen we wat extern wordt ingehuurd, niet op een andere manier regelen? Dus mijn voornemen is om daarop toe te zien.

De heer Van Nispen (SP):

Dat is mooi. Kan de Voorzitter voor zichzelf of voor het hele presidium een termijn daaraan verbinden? Wanneer denkt ze dat we weer binnen die norm voor de Tweede Kamer kunnen komen? Ik wil daaraan ook de vraag koppelen of het mogelijk is om de Kamer daar vaker dan één keer per jaar over te informeren. Het presidium krijgt een driemaandelijkse rapportage. Is het misschien zinnig om die rapportage naar de Kamer te sturen, zodat wij zicht kunnen houden op hoe verdergaat met het de uitvoering van die motie?

Mevrouw Arib:

Dat kan volgens mij. Het lijkt mij geen enkel probleem om de Kamer te informeren. We hebben het over de openbaarheid van de stukken, dus dat geldt ook voor ons als het nodig is. In het presidium zitten bijna alle fracties, dus de fracties kunnen die informatie tot zich nemen via het presidium. Maar dit moet kunnen. Dat is geen enkel probleem.

De voorzitter:

Mijnheer Van Nispen, niet buiten de microfoon om spreken. Wilt u nog iets vragen?

De heer Van Nispen (SP):

Misschien zit ik ernaast, maar ik wil er zeker van zijn dat het inderdaad openbaar en transparant is. Dat is mijn enige zorg. Als de Voorzitter zegt dat het daarmee openbaar en transparant is, is dat wat mij betreft in orde. Dat vind ik wel belangrijk en daarom stel ik die vraag juist.

Mevrouw Arib:

Ja, neem van mij aan dat dat zo is. Daarvan hebben wij als presidium meteen gezegd: dat gaan wij anders doen. Daar zie ik gewoon op toe. Ik hoop dat de heer Van Nispen dat van mij aanneemt. Ik wilde bijna zeggen «vertrouw me op mijn blauwe ogen», maar die heb ik niet. Ik ga ervan uit dat het goed komt.

Hiermee samenhangend heeft mevrouw Fokke een vraag gesteld over de reorganisatie bij de Dienst Automatisering. Daar maak ik mij inderdaad ook zorgen over. Het presidium heeft aan het managementteam duidelijk gemaakt dat de reorganisatie van de Dienst Automatisering te lang duurt en vertraging oploopt. Het presidium heeft gezegd dat het regelmatig rapportages wil hebben over de manier waarop dat loopt. De reorganisatie moet niet eindeloos duren, maar op een gegeven moment ophouden. Daar gaat het om. Het is de verwachting dat de reorganisatie voor het zomerreces van 2017 zal zijn afgerond. Daarmee hoop ik de vraag van mevrouw Fokke te hebben beantwoord.

Mevrouw Fokke stelde ook een vraag over open dagen. Mensen vinden open dagen ontzettend leuk en belangrijk. Die opvatting deel ik. De open dagen voorzien in een enorme behoefte. Mensen komen uit het hele land. Zij vinden het geweldig om de Kamer te zien. Ik vind dit zelf heel belangrijk, ook in het kader van onze parlementaire democratie. Het is van belang dat de jeugd kennismaakt met het werk van de Kamer. Ook de Handelingenkamer is net genoemd en de geschiedenis van de lege plank. Ik denk dat het heel goed zou zijn om inderdaad twee extra open dagen te houden. Ik zou het zelf heel fijn vinden als die voor alle families worden gehouden, zodat alle generaties door elkaar, dus opa's en oma's, ouders en kinderen, van harte welkom worden geheten en het Kamergebouw kunnen zien. Ik zat zelfs te denken dat we het misschien ook moeten doen in het kader van 5 mei-activiteiten, want die vallen in een schoolvakantie. Dan kunnen we er meer betekenis aan geven dan alleen maar even het gebouw bezichtigen. Dan heeft het ook een bepaalde waarde en dan hebben we een boodschap naar kinderen, grootouders en verzorgers enzovoorts. Die suggestie neem ik graag mee en dan voeren we deze ook uit.

Dan ga ik even snel kijken naar de vragen. Ik zat vaak aan de overkant als bewindspersonen moesten antwoorden en dan dacht ik: hoe doen ze dat? Nu zie ik zelf hoe dat gaat met al die vragen tussendoor en briefjes. Er is nog een vraag van mevrouw Neppérus blijven liggen over de rol van de Tweede Kamer bij de formatie. De heer Bovend'Eert heeft een evaluatie uitgevoerd van de afgelopen formatie. Mevrouw Neppérus heeft daar ook het nodige over gezegd. Wij zijn voor het eerst de formatie anders gaan invullen dan de afgelopen jaren. Uit die evaluatie bleek dat dit eigenlijk prima ging. Er waren geen ongelukken gebeurd, zoals men een beetje had verwacht.

Er is toen ook gezegd dat er een draaiboek moet komen voor hoe dat verder moet worden ingevuld. Het presidium is daarmee bezig. Ik heb dat als Voorzitter opgepakt, omdat ik natuurlijk ook een rol heb in de eerste acht dagen na de verkiezingen. De informatiepositie van de Koning is ook heel belangrijk. Er wordt gewerkt aan een soort draaiboek of een stappenplan. Ter voorbereiding daarvan heb ik een bijeenkomst georganiseerd met mensen die staatsrecht hebben gestudeerd en die ervaring hebben met allerlei formatiedossiers uit het verleden, maar ook met de heer Bovend'Eert zelf. De bedoeling is om op 6 juli dat voorstel in het presidium te bespreken en daarna gaat het naar de Commissie voor de Werkwijze.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik heb specifiek het punt van de informatievoorziening aan de Koning genoemd. Ik neem aan dat dit er ook bij wordt betrokken. Wanneer kunnen we iets verwachten?

Mevrouw Arib:

6 juli staat de formatie op de agenda van het presidium.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Maar dan ook met concrete voorstellen, neem ik aan.

Mevrouw Arib:

Ja.

Mevrouw Neppérus (VVD):

U hoeft ze mij niet te vertellen, maar ze staan dus op de agenda.

Mevrouw Arib:

Jazeker. Dat is de bedoeling.

Voorzitter. De heer Van Nispen vroeg naar de schriftelijke vragen sinds de brief aan het kabinet over het rappel. Voor die brief waren er 48 rappels bij de regeling van werkzaamheden en na die brief waren er 6 rappels, dus dat is een enorm verschil. Ik zeg erbij dat Kamerleden ook heel erg meewerken. Soms is de termijn van drie weken net overschreden, maar dan komt dat niet bij de regeling aan de orde, als er maar gebeld wordt dat die antwoorden komen en als die antwoorden maar komen. Tot mijn grote verbazing zijn de departementen er ook heel tevreden over. Dat gaat tot nu toe gelukkig heel goed.

Mevrouw Schouten heeft ook iets gezegd over de omschrijving van de inhoud van amendementen. Ik noem nu alleen maar nummers, maar het gaat erom dat die beschrijving erbij komt. Dat is ook heel belangrijk voor mensen die debatten volgen. Als het goed is, gaan we daar gelijk na het reces mee beginnen, dus dan komt de omschrijving van het amendement erbij. Ik dacht dat de heer Van Nispen en mevrouw Schouten daarnaar hadden gevraagd.

De heer Van Nispen zei dat ook brieven van bewindspersonen niet van een onderwerp worden voorzien.

De heer Van Nispen (SP):

Soms.

Mevrouw Arib:

O, soms. Dat pak ik op. Dat lijkt mij ook netjes. Als je een brief schrijft, zo heb ik geleerd, dan moet je ook vermelden waar hij over gaat. Kennelijk doet niet iedereen dat. Dat stel ik aan de orde tijdens de overleggen met de bewindspersonen.

De heer Van Nispen vroeg verder of het Reglement van Orde niet aan herziening toe is. Het reglement is inderdaad in 1993 vastgesteld. Steeds als er een wijziging komt, gaat de commissie voor de Werkwijze daarmee aan de slag. Het desbetreffende artikel wordt dan opgenomen of aangepast. De laatste wijziging van de kleine artikelen is van 23 maart; die ging over het overnemen van moties en werd voorgesteld door de heer Van der Staaij. De heer Van Nispen doelt echter denk ik op het tegen het licht houden van het hele Reglement van Orde: is het nog actueel? Het presidium wil graag bekijken op welke manier het dat kan doen: moet dit via de commissie voor de Werkwijze of moet hiervoor een groepje worden samengesteld dat dit eerst voorbereidt? Het is een punt waarnaar mensen van buiten ook hebben gevraagd.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik heb een vraag over de toelichting op de amendementen. De Kamervoorzitter is heel enthousiast en zegt dat dit wordt geregeld. Ik begrijp de vraag op zichzelf ook nog wel. Op de amendementen wordt echter een lap toelichting gegeven. Die moet helemaal door ambtenaren geduid worden. Kan het ambtelijk apparaat dat aan, of leidt dit tot een uitbreiding van het aantal ambtenaren? Als dat laatste het geval is, kunnen wij de situatie misschien beter laten zoals die is.

Mevrouw Arib:

Dat geldt ook voor moties. Vaak hebben zij een lange tekst. Toch weten wij de titel of de kern van zo'n motie wel aan te geven. Hetzelfde geldt voor amendementen. Wij kunnen het onderwerp noemen, zodat mensen die het amendement opzoeken dat weten. Degenen die hebben deelgenomen aan het debat, weten het misschien uit hun hoofd, maar dat geldt niet voor mensen van buiten. Ik denk niet dat dit meer werk met zich brengt.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Dat kan niet anders. Het is een extra taak. Ambtenaren moeten dat allemaal door gaan lezen. Zij moeten dat gaan duiden. Het is dus een extra taak. Mijn vraag is: is daar genoeg capaciteit voor of leidt het tot het aannemen van extra ambtenaren? Want dan kun je het beter niet doen.

Mevrouw Arib:

Ik denk niet dat dit extra werk met zich brengt. Natuurlijk, als men bezig is met het amendement, is het handig indien ook het onderwerp wordt vermeld. Ik vind het dienstverlenend naar buiten. Als blijkt dat hierdoor meer ambtenaren nodig zijn, wat ik trouwens niet geloof, dan kom ik daarop zeker terug. Wij gaan geen extra ambtenaren in dienst nemen om de amendementen te omschrijven. Ik denk dat de Kamer dat ook niet zou willen. Het is echter dienstverlenend naar buiten. In het kader van onze transparante werkwijze is het handig indien mensen bij de stemmingen niet alleen de nummers vernemen, maar ook weten waarover wij stemmen. Ik deel die opvatting dus.

Over de vraag van de heer Van Nispen over het ABD-rapport heb ik al gesproken.

De heer Van Nispen stelde verder een vraag over het onderhoud tot 2023. Ik moet even in mijn papieren kijken. Er is volgens mij een werkgroep samengesteld die kijkt naar het gebouw totdat wij gaan verhuizen. Het is de bedoeling dat wij geen nieuwe investeringen in het gebouw doen. Wij willen allemaal dat wij zuinig omgaan met publieke middelen, maar het is ook van belang dat mensen hier in de tussentijd op een prettige manier kunnen werken. Er is dus een werkgroep samengesteld die bekijkt waar dingen moeten worden aangepast zonder dat er grote investeringen hoeven plaats te vinden. Ook dat soort onderhoud moet plaatsvinden. We gaan niet zeggen dat we toch gaan verhuizen en daarom maar moeten accepteren dat er een probleem is. Intussen zitten we hier toch nog drie, vier jaar, afhankelijk van wat de Kamer straks zal beslissen. Het is dan belangrijk dat de omgeving een prettige omgeving is om in te werken.

Ik kom te spreken over het zittend werken, het nieuwe roken volgens de heer Van Nispen. Het werken aan een hoog-laagbureau, het staand werken, gebeurt wanneer dat nodig is, dus bij medische klachten of wat dan ook. Ik ben het met de heer Van Nispen eens dat het belangrijk is om aandacht te besteden aan preventie. Ik zie dit ook in mijn omgeving. Laatst had een medewerker last van een hernia. Je moet dan van alles regelen zodat er een «staand bureau» kan worden geïnstalleerd. Er wordt nu geïnformeerd naar de kosten, maar ik heb begrepen dat die erg meevallen. Hiernaar zal dus worden gekeken. De behoefte hieraan is groot, niet alleen bij de SP maar Kamerbreed. Qua kosten zal het misschien meevallen, maar dit wordt dus wel opgepakt.

De voorzitter:

Hoe wordt de Kamer daarover verder geïnformeerd?

Mevrouw Arib:

Door het te merken, denk ik in dit geval. Het wordt natuurlijk ook in het presidium aan de orde gesteld. De fractiesecretarissen van alle fracties zullen daarover worden geïnformeerd.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Arib:

De heer Van Nispen heeft gevraagd naar de uitvoering van de motie over het aantrekkelijker maken van het vragenuur. Ik meen dat hij die motie samen met mevrouw Neppérus heeft ingediend. Het klopt dat deze motie is aangenomen, maar er was geen meerderheid te vinden om het op die manier te doen. Ik ben het wel eens met degenen die vinden dat het levendiger kan. Dat proberen we ook. Als er vragen worden gesteld aan de Minister-President – volgens mij is dat nu twee of drie keer voorgekomen – en het is een actueel onderwerp dat ook maatschappelijk leeft, dan komt de Minister-President ook naar de Kamer.

De heer Van Nispen (SP):

Ik dank de Kamervoorzitter voor dit antwoord. Nu was er natuurlijk eerder wel een meerderheid voor, want de motie is aangenomen. Die meerderheid was er voor de schermen en ik heb begrepen dat er achter de schermen geen meerderheid meer voor was. Dat blijf ik toch opmerkelijk vinden, maar de motie is dus aangenomen. De Kamervoorzitter zegt nu dus dat als er een vraag wordt aangemeld door een fractievoorzitter over een actueel onderwerp, de Minister-President in principe ook komt? Mag ik het antwoord zo opvatten? Dat zou al een stap in de goede richting zijn om het vragenuur levendiger en aantrekkelijker te maken.

Mevrouw Arib:

Om een fractievoorzitter een mondelinge vraag te laten aankondigen? Bedoelt de heer Van Nispen dat?

De heer Van Nispen (SP):

Dan even heel precies. Ik bedoel het volgende. Een fractievoorzitter vindt een actueel onderwerp dusdanig relevant dat hij het aanmeldt voor het vragenuur om het te bespreken met de Minister-President. Ik zou het een goed idee vinden om dit toe te voegen aan de criteria die de Voorzitter heeft voor het beoordelen van de mondelinge vragen die doorgaan, dus om dit een zwaarwegende factor te laten zijn. Dat doet toch ook enigszins recht aan de aangenomen motie. Ik zou ook gewoon kunnen zeggen dat we aan die motie vasthouden en dat het altijd zo moet zijn. Nu zeg ik: geef die vragen, dus aangemelde vragen van een fractievoorzitter aan de Minister-President, in principe voorrang om het vragenuur te verlevendigen.

Mevrouw Arib:

Ik noemde het voorbeeld van de afgelopen maanden. Toen is dat volgens mij twee keer voorgekomen. Daarmee zeg ik niet dat fractievoorzitters voorrang zouden krijgen. Het is belangrijk om de bestaande criteria voor mondelinge vragen te handhaven. Het moet gaan om een maatschappelijk belangrijk, actueel en gewichtig onderwerp. Ik zeg niet: de vraag komt van een fractievoorzitter en dus zal die met voorrang worden behandeld. Dat kan ik niet toezeggen. Voor mij zijn alle Kamerleden hetzelfde. Daarmee heb ik volgens mij alle vragen van de heer Van Nispen beantwoord.

Dan kom ik op de inbreng van de heer Bontes. Mijnheer Bontes, uw inbreng ging over de fractievorming. Daarvan heb ik gezegd dat het rapport van de heer Bisschop geen onderdeel uitmaakt van dit wetgevingsoverleg, dus daar komt het presidium op terug. Meer kan ik er niet van maken.

Mevrouw Fokke van de PvdA heeft ook vragen gesteld over artikel 68 van de Grondwet, de informatiepositie van de Kamer. Daar ben ik op ingegaan.

Ik ben ook ingegaan op de opmerking dat Parlis ontoegankelijk is.

De open dag is een mooie suggestie, die ik met beide armen omarm. Dat geld ook voor de Handelingenkamer.

Ik ben ingegaan op het ABD-rapport.

Dan kom ik nu op de motie van Mariëtte Hamer om alleen op dinsdag te stemmen. Daarover is inderdaad tien jaar geleden een motie ingediend en ook aangenomen. Het is niet altijd gelukt, dat zal iedereen wel hebben gemerkt. Of wij wel of niet gaan stemmen heeft ook te maken met wat de meerderheid van de Kamer wil. Als een meerderheid zegt «wij willen morgen over een motie stemmen», dan gebeurt dat. Wij hebben ook allerlei debatten die erom vragen om vooraf te stemmen, zoals het debat over de Eurotop. Dan moeten wij eerder stemmen, voordat de Minister-President naar Brussel gaat. Het geldt ook voor andere Europese raden. Het is aan de Kamer om uiteindelijk te beslissen of wij het wel of niet doen. Ik ben het overigens wel met mevrouw Fokke eens. De komende periode, in de aanloop naar de verkiezingen, vraagt heel veel van Kamerleden: werkbezoeken afleggen, het land ingaan enzovoort. Uiteindelijk is het aan de Kamer om er iets aan te doen.

De vraag over het inhuren van externen heb ik betrokken bij de Roemernorm en bij het antwoord op de vragen van de heer Van Nispen.

Ook mevrouw Koşer Kaya heeft de nodige opmerkingen gemaakt over de informatiepositie van de Kamer. Daar ben ik op ingegaan.

Een vraag van mevrouw Koşer Kaya die is blijven liggen, is de vraag of de Kamer tegelijk met de Raad van State wetsvoorstellen kan krijgen. Dat is niet mogelijk, omdat er in de Wet op de Raad van State staat: de Raad van State wordt gehoord over wetsvoorstellen voordat zij aan de Kamer worden gezonden. Het is dus niet mogelijk om een wetsvoorstel tegelijkertijd naar de Raad van State en de Kamer te sturen. De wet is een uitwerking van wat er in de Grondwet is opgenomen, namelijk dat de Raad van State wordt gehoord over voorstellen van wet.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De vraag was niet zozeer of het gelijktijdig naar de Kamer kon worden gestuurd. De vraag ging over iets anders. Als er een wetsvoorstel naar de Raad van State wordt gezonden, gaat er ook direct een persbericht uit naar de journalisten, vaak met ondershands dat wetsvoorstel. Wij moeten dan uit de krant halen wat er bijvoorbeeld aan dat wetsvoorstel is veranderd. Ik heb als voorbeeld de Wiv genoemd, waarin er een aantal dingen is veranderd nadat de conceptversie ter consultatie was gestuurd. Die aanpassingen moesten wij uit de krant vernemen en ik vind dat niet kunnen. Of je stuurt het direct ook naar de Kamer, of je informeert de Kamer voordat je de krant informeert. Wat ik schets, gebeurt voortdurend, ook op momenten dat je denkt: waarom moet de wijziging van het beleid over de duinen op 31 december naar de kranten worden gestuurd, maar niet naar de Kamer?

Mevrouw Arib:

Het lijkt mij goed om concreet te bekijken waar zich dat voordoet en of het alle bewindspersonen betreft. Ik weet dat niet alle bewindslieden eerst de media informeren en dan pas de Kamer. Met de bewindspersoon die dat wel deed, heb ik daarover een gesprek gehad, waarin ik duidelijk heb gemaakt dat het niet zo hoort. Als blijkt dat er veel informatie over een wetsvoorstel overal ligt behalve bij de Kamer, dan wil ik concreet weten – dat hoeft niet nu meteen te gebeuren – hoe we dat kunnen oppakken. Maar het is dus wel zo dat een wetsvoorstel naar de Raad van State wordt gestuurd en kennelijk wordt dat dan ook naar buiten toe gemeld en soms opgenomen. Dat is de gang van zaken.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb drie voorbeelden die ik zo kan noemen. Computercriminaliteit. Dat voorstel werd een aantal keren per persbericht aangekondigd. Het ligt weliswaar nu bij de Kamer, maar eerst werden er persberichten verzonden zonder dat het wetsvoorstel naar de Kamer kwam. Het duurde heel lang voordat wij het kregen.

Ik noem ook de wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) over de kustlijn. Daarover werd eerst net voor kerst een persbericht verzonden, toen was er een persbericht op 31 december en ik meen dat de brief hierover pas 19 januari naar de Kamer kwam. Ik heb net de Wiv genoemd. Zo zijn er wel meer. Het is niet eenmalig, het komt voortdurend voor. Als de Voorzitter kan toezeggen dat zij eens gaat kijken waar dat allemaal gebeurt en dat zij ons zal melden of het inderdaad vaak voorkomt en wat daarop voor maatregelen kunnen worden genomen, dan ben ik daar heel erg blij mee.

Mevrouw Arib:

Het lijkt mij sowieso heel belangrijk om in de omgang met bewindspersonen zo'n punt wel te agenderen. Er zijn planningsoverleggen, als het goed is, tussen commissies en bewindspersonen, over hoe om te gaan met wetsvoorstellen of moties die niet zijn uitgevoerd of wat dan ook. Dan is het heel erg belangrijk – en dat is ook voor mij een steun in de rug – om als commissie deze concrete voorbeelden ook in dat soort verbanden met elkaar te bespreken. Ik begrijp dat het vooral gaat om V en J. Daar kwamen de meeste wetsvoorstellen vandaan. Het is belangrijk om dat in commissieverband rechtstreeks met de betreffende bewindspersoon te bespreken. Ik zal kijken hoe wij hier iets aan kunnen doen. Mevrouw Koşer Kaya heeft een vraag gesteld over ambtelijke ondersteuning van commissies bij de behandeling van internationale verdragen. Volgens mij heeft D66 daar al eerder naar gevraagd. Het lijkt mij goed om te inventariseren of die behoefte slechts bij één commissie of bij meerdere commissies bestaat. Als hier problemen mee zijn, moeten wij als presidium dit zeker meenemen in het kader van onze informatiepositie, onderzoek enzovoort.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik weet niet of ik het goed uitspreek, maar in Brussel heb je geloof ik het Coreper. Dat werd zojuist ook aangegeven door u, door de Voorzitter ... door mevrouw Arib. Ik moet er ook aan wennen!

De voorzitter:

De Kamervoorzitter.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De voorbereiding van de bespreking van verdragen zou ook kunnen worden meegenomen in de opzet die nu kennelijk analoog aan het Coreper wordt gemaakt, zoals de Voorzitter zojuist zei. Dan zijn we al een stap verder. Ik vraag niet per se om weer een andere commissie; je zou het ook daar kunnen onderbrengen.

Mevrouw Arib:

Dat is geen enkel probleem. Die ondersteuning is nu al mogelijk. Als een vaste commissie vragen heeft over een verdrag, kan zij de staf van de commissie vragen om daarover een notitie op te stellen. Dit punt wordt zeker meegenomen in een nieuw onderzoeksbureau. Dat is geen probleem.

Verder had mevrouw Koşer Kaya een vraag over duurzaamheid. Zij heeft ook over kringlopen en de Fairphone gesproken. Ik vroeg me af wat dat was, maar het schijnt een Max Havelaartelefoon te zijn, heel verantwoord. Alle overtollige goederen worden aangeboden aan de dienst Domeinen Roerende Zaken. Daar komen alle goederen van de rijksoverheid terecht, of het nou computers of andere zaken betreft. Die worden daar op een verantwoorde manier weggezet, heb ik begrepen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb in het kader van duurzaamheid drie dingen genoemd. Allereerst heb ik gevraagd om een kringloopeconomie. Als dat nu al gebeurt, is er niet zo veel aan de hand, maar ik zou het buitengewoon jammer vinden als hier straks een verbouwing plaatsvindt en allerlei spullen die wij hier nu gebruiken, dan niet terechtkomen op plaatsen waar ze opnieuw gebruikt kunnen worden. Daar gaat het om. Als mevrouw Arib zegt dat dit al gebeurt, is er niets aan de hand.

Ten tweede heb ik het gehad over innovatie vanuit de sector bij de verbouwing. Als wij ons gebouw konden innoveren en verduurzamen, zou dat mij een lief ding waard zijn. Ik weet bijvoorbeeld dat Wageningen een onderzoek heeft gedaan hoe je een gebouw duurzamer kunt inrichten. Misschien kan daar navraag naar gedaan worden, want ook naar buiten toe zouden wij hierin een leidersrol kunnen vervullen. Kan de Voorzitter dat toezeggen?

Ten slotte heb ik het gehad over de Fairphone. Onze Nederlandse knullen hebben die naar buiten gebracht. Wij zouden als Kamerlid ook kunnen kiezen voor zo'n telefoon in plaats van de iPhone of de Lumia, die wij nu hebben.

Mevrouw Arib:

Die maakt al onderdeel uit van het assortiment, is mij verteld.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Die is mij niet voorgelegd en ik heb toch een vrij recente telefoon.

Mevrouw Arib:

Dan is er in de communicatie iets niet goed gegaan. Ik begrijp dat die al in het assortiment zit.

Als wij gaan verhuizen, gaan overbodige spullen naar de dienst Domeinen. Voor ons en voor de rijksoverheid is duurzaamheid een van de belangrijkste aandachtspunten. Er wordt ook in de Kamer verschillend over gedacht, maar het presidium probeert er zo veel mogelijk aan te voldoen.

Ik hoop dat ik hiermee de vragen van mevrouw Koşer Kaya heb beantwoord en kom bij de vragen van de heer Amhaouch. Hij is, net als mevrouw Schouten en anderen, de mening toegedaan dat het werk van ProDemos ontzettend belangrijk is. Er is gezegd dat 80.000 scholieren hier worden rondgeleid, maar in totaal maken 160.000 mensen via ProDemos kennis met ons werk. Het presidium waardeert dat zeer. De heer Kars Veling, die helaas donderdag zijn afscheidsfeest heeft, heeft daarin een belangrijke rol gehad. Zijn opvolger zal dat werk zeker voortzetten.

Ook fracties doen heel veel. Ik weet dat Mia Duijvestein – ook zij gaat ons helaas verlaten – een ontzettend actieve rol daarin heeft gehad. Dat geldt ook voor Menno de Bruijne namens de ChristenUnie ... de SGP. Het geldt overigens ook voor de ChristenUnie en alle andere fracties, maar ik kom Menno de Bruijne en Mia Duijvestein bijna elke dag tegen met allemaal groepen. Naast ProDemos doen fracties heel veel aan het rondleiden van groepen. We moeten dat koesteren.

De heer Amhaouch had het over samenwerking met de wetenschap. Dat is zeker de bedoeling. Er is discussie over de vraag hoe je het debat levendig maakt. Het debat is niet altijd saai. Het is vaak levendig, maar de meningen daarover zijn verdeeld, ook binnen de wetenschap. Ik had laatst een besloten bijeenkomst met een aantal historici en politicologen. Daar wordt er ook verschillend over gedacht, maar het is zeker de moeite waard om die discussie altijd te blijven aangaan, ook met mensen van buiten. Zij kijken altijd met een frisse blik naar hoe wij hier opereren. Dat moet je zeker benutten voor ons werk.

Op de vragen over ABD enzovoorts ben ik ingegaan.

De heer Amhaouch (CDA):

Wij hadden ook een vraag over de moties.

Mevrouw Arib:

Daar kom ik zo op.

De heer Amhaouch (CDA):

We zitten op het puntje van de stoel.

Mevrouw Arib:

Ik bouw de spanning op.

Dan de moties. Aan het eind van de begrotingsbehandeling wordt een overzicht gegeven van de moties die zijn aangenomen. Het is lastig voor het presidium om de stand van zaken van de uitvoering van een motie te benoemen, omdat we ons daarmee op politiek terrein zouden begeven. Soms is er verschil van mening over de uitvoering van een motie. Het is dus niet iets waarvan we meteen zeggen dat we dat graag meenemen. Het vraagt veel meer van het presidium dan alleen maar het benoemen van de stand van zaken. Bij wetsvoorstellen speelt hetzelfde. Ik begrijp het dus wel, maar het ligt niet voor de hand dat wij dat gaan doen.

De heer Amhaouch (CDA):

We spreken vandaag juist over de Raming en over de behoefte aan ondersteuning van de Kamer, zodat zij haar werk goed kan doen. Moties zijn een heel belangrijk instrument voor Kamerleden om hun werk te doen. Daarmee kunnen ze het verschil maken en iets veranderen of verbeteren. Het is heel vreemd dat we het kabinet kunnen vragen wanneer de antwoorden op schriftelijke vragen komen, maar dat het kabinet niet kan beantwoorden wanneer, hoe en op welke termijn het moties gaat uitvoeren. Ik geef het presidium mee om daar in overleg met het kabinet een bepaalde systematiek voor te bedenken, zodat we daar meer inzicht in krijgen.

Mevrouw Arib:

Dan heb ik de heer Amhaouch waarschijnlijk niet goed begrepen. Hij wil weten of de motie wordt uitgevoerd en wanneer we daarover informatie krijgen. Natuurlijk geldt daarvoor hetzelfde als voor de schriftelijke vragen. Binnen een bepaalde termijn moet je daar informatie over geven. Wij hebben deze vraag en die van mevrouw Schouten anders begrepen. Ik begreep dat wij de Kamer een jaarlijkse rapportage moeten doen toekomen waarin staat welke moties wel en welke niet zijn uitgevoerd, maar ook een overzicht van wetten die zijn aangenomen maar niet in werking zijn getreden. Dat laatste is vooral de taak van het kabinet zelf. Ik vind het echter geen enkel probleem om aan te geven dat moties die zijn aangenomen ook binnen een bepaalde termijn moeten zijn uitgevoerd.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik sla aan op het punt van de wetsvoorstellen. Waarom kunnen wij het kabinet niet vragen om aan de Kamer te rapporteren dat een bepaald artikel of een bepaald gedeelte uit een wet nog niet in werking is getreden? Nu komen we daar vaak bij toeval achter. Onlangs bleek dat een wetsartikel vijf jaar lang nog niet in werking was getreden. Ook is het weleens voorgekomen dat besluiten die door beide Kamers waren gekomen, nooit in werking zijn getreden. Het lijkt mij toch het minste dat het kabinet ons daarop kan attenderen. Wil het presidium zich daar hard voor maken?

Mevrouw Arib:

Daarvoor moet ik bekijken of dat niet heel veel werk met zich meebrengt voor het ambtelijke apparaat. Ook is het belangrijk dat de Kamer in de gaten houdt welke aangenomen wetten of bepalingen uit wetten nog niet in werking zijn getreden. Dat is sowieso allereerst de verantwoordelijkheid van de regering. Laat ik daar in tweede termijn op terugkomen. Als dat echt heel veel van het ambtelijke apparaat vergt, is het aan mij, het presidium, om het kabinet daarop aan te spreken.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het gaat mij er niet om dat ik van elke wet wil weten wanneer precies hij wel of niet zal ingaan. Dat weten we uit de behandeling ook zelf. Alleen, ik ben nu twee gevallen tegengekomen van wetten waarbij er helemaal niets is gebeurd, terwijl de Kamer in de veronderstelling was dat de inwerkingtreding wel had plaatsgevonden. Het lijkt mij dat het kabinet dan zelf toch even mag aangeven: let op, de wet treedt in werking, maar dit artikel nog niet, want ...

Mevrouw Arib:

Zoals mevrouw Schouten het nu zegt, klinkt het echt heel logisch.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Maar het gebeurt niet. Wil het presidium daar dus bij het kabinet op aandringen?

Mevrouw Arib:

Ik denk dat het heel goed is om dit punt wel te onderzoeken; laat ik dat namens het presidium toezeggen. Wij komen daar nog op terug. Ik ben het met mevrouw Schouten eens dat het belangrijk is dat toezeggingen worden nagekomen. De Kamer heeft het recht om te weten wat er met moties en wetsvoorstellen gebeurt. Mocht ik een ander signaal krijgen, dan kom ik daar in tweede termijn op terug.

Er is gevraagd naar de verslagen van algemeen overleggen. Die zijn twee weken na een AO beschikbaar. Dat punt is ook in de schriftelijke vragenronde over de Raming aan de orde geweest. Ik herken het ook uit mijn tijd als Kamerlid. Je hebt dan een VAO, terwijl je nog geen verslag hebt. Dat leidt soms tot allerlei discussies waardoor je dan denkt: het was misschien handiger geweest om eerst het verslag te hebben. Wij gaan daarnaar kijken. Dit hangt ook samen met de personele bezetting. Het past ook in de discussie die wij net hebben gevoerd over de vraag waar je je prioriteiten legt binnen de ambtelijke organisatie. Vroeger kregen wij het verslag na zes weken. Ik begrijp dat wij het nu na twee weken krijgen, maar ik denk dat het desalniettemin goed is om dat verslag toch wat sneller te krijgen dan tot nog toe het geval is geweest. Dat wordt inderdaad betrokken bij de discussie over de vraag waar er sprake van overbemensing is en waar van onderbezetting. We zullen op die manier bekijken of we daar iets op kunnen verzinnen op basis van de beschikbare middelen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Wanneer zou dat ongeveer kunnen? Wanneer krijgen wij inzicht in de mogelijkheden en onmogelijkheden op dat punt?

Mevrouw Arib:

Ik denk dat het sowieso goed is dat wij op alle toezeggingen die wij hier wel of niet hebben gedaan, terugkomen in het presidium. Het is goed om daarin de voortgang te bespreken die is geboekt wat betreft de zaken die wij hier vandaag hebben afgesproken en waarvan wij hebben gezegd dat wij die zeker gaan doen. Ik probeer te bedenken wat een reële termijn daarvoor is. Misschien voor het eind van het jaar, eind 2016? Er wordt hier geknikt. Voor het eind van het jaar hebben wij daar zicht op. Als het eerder kan, dan is dat natuurlijk meegenomen.

Mevrouw Schouten heeft iets gezegd waarmee ik het hartstikke eens was. Op mijn papier staat ook het woordje «eens». Dat gaat over haar punt met betrekking tot de fractiekosten. Zij vroeg aan welke voorzieningen voor ambtenaren wij nu wel of niet meedoen. Dat punt is ook opgemerkt door het presidium, want ook in de Raming staat soms informatie waaruit blijkt dat wij in het nadeel zijn omdat wij bijvoorbeeld niet meedoen aan een bepaalde pensioenvoorziening. Die willekeur moeten we niet hebben. Het presidium is het dus eens met dat punt van mevrouw Schouten. Wij gaan dat inderdaad onderzoeken zodat wij weten hoe dat precies zit. Dat wordt ook meegenomen in de voortgangsrapportage die wij in het presidium bespreken. Dit punt zal daar deel van uitmaken. Hoe dan ook, hoop ik dat dit in de raming voor 2018 anders zal zijn. Ik hoop dat wij dan weten aan welke voorzieningen wij wel en niet meedoen en waarom dat zo is. Dat moet eerst worden onderzocht. Ik kan daar niet zomaar een uitspraak over doen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dank voor deze toezegging. Voor mijn begrip vraag ik of de volgende samenvatting klopt, want anders dien ik er een motie over in terwijl dat niet hoeft. Het presidium gaat onderzoeken wat wel en niet moet en komt vervolgens met een voorstel hoe de Kamer daarmee zou moeten omgaan. Dat wordt bij de Raming voor het jaar 2018 betrokken.

Mevrouw Arib:

Dat is een heel goede samenvatting, mevrouw Schouten. Ik weet dat in elk geval intern wordt meegedaan aan voorzieningen omdat we anders duurder uit zouden zijn. Soms wordt daarvan afgezien. Alle voor- en nadelen moeten in kaart worden gebracht, net als de kosten. We moeten dan precies beargumenteren waarom we wel of niet aan bepaalde voorzieningen meedoen. Zoals het er nu staat, is het de vraag hoe dat kan. Die vraag had ik ook toen ik het zag. Het wordt dus onderzocht en meegenomen in de Raming voor het jaar 2018. Daaraan voorafgaand buigt het presidium zich erover.

Mevrouw Schouten vroeg of we aansluiten bij het Shared Service Center. Op dit moment zijn er serieuze gesprekken aan de gang met SSC-ICT om te bekijken of we de ICT kunnen inbesteden – soms heb je het over uitbesteden, maar het heet nu inbesteden – en of bij SSC-ICT kan worden aangesloten. Ook wordt daarbij nagegaan of dit duurder of goedkoper is. Ik ben het met mevrouw Schouten eens dat het heel belangrijk is om rekening te houden met de vertrouwelijke informatie die de Kamer heeft. We moeten dit heel goed en zorgvuldig afwegen voordat we zo'n beslissing nemen. De gesprekken zijn in ieder geval aan de gang. Voordat mevrouw Schouten vraagt wanneer dit komt, zeg ik dat dit wordt betrokken bij de rapportage over de toezeggingen.

Er is gevraagd of de moties die nu in de zaal worden ingediend, op een andere manier kunnen worden ingediend. Dat vraag ik mij ook weleens af wanneer ik in de zaal zit. De moties moeten worden gekopieerd en rondgedeeld, terwijl wij een beetje vaart in het debat willen hebben. Dat lukt niet altijd. Er is gevraagd of dit via bijvoorbeeld de iPad kan. Dat is lastig, omdat het ook veel van de fracties vraagt, met name discipline van Kamerleden. Vaak worden moties op het laatste moment ingediend of gewijzigd. Dan kan ik moeilijk zeggen dat een lid zijn iPad moet inleveren, want die gaat dan gewoon naar de griffiers. Zij moeten de motie nummeren en corrigeren soms bepaalde dingen in het taalgebruik. Ik ben bang dat we daar op dit moment niet zo veel aan kunnen doen, tenzij alle Kamerleden zeggen: vanaf nu gaan we voordat een debat plaatsvindt, alle moties mailen. Dan kunnen we het op een goede manier managen en hoeven we het niet op die manier te doen tijdens een debat, een behandeling van wetsvoorstellen of andere onderwerpen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik vrees dat wij niet zo gedisciplineerd zijn, dus ook ik zie daar nog wel wat problemen. Het gaat mij vooral om het uitdelen van de moties in de zaal. We laten bodes ik-weet-niet-hoeveel keer heen en weer rennen. Soms is het een race tegen de klok. Er worden ik-weet-niet-hoeveel kopieën gedraaid. Is het mogelijk om de verspreiding op een andere manier te doen, waarop die ook snel gaat?

Mevrouw Arib:

Ik wil met alle plezier daarnaar kijken, en het presidium ook. Als de moties voordat een debat begint, worden rondgemaild, kunnen we altijd ervoor zorgen dat ze keurig worden gekopieerd. Dan hoeft er niet tijdens de debatten heen en weer gerend worden. Maar ik ben bang dat dat dus niet gebeurt. We zien ook dat amendementen op het laatste moment, als het debat bijna afgerond wordt, worden ingediend. Dat is een beetje inherent aan dit vak. We proberen om het proces zo veel mogelijk te versnellen, efficiënter te maken enzovoorts, maar dat vraagt ook veel van de Kamerleden. Ik weet niet of het reëel is om aan de Kamerleden te vragen om alles ruim van tevoren rond te mailen. Soms is het politiek ook niet handig. Een Kamerlid wil bijvoorbeeld niet dat iedereen een motie van tevoren ziet, maar haar ter plekke uitdelen. Dat hoort er ook bij.

Er was een vraag, maar ik weet niet meer van wie, over de rijen bij de inschrijvingslijst als een debat wordt gepland. Dat is mij ook opgevallen. Ik zag dat er ook mooie foto's van zijn gemaakt. Dat maakt inderdaad een beetje een chaotische indruk. We hebben daarvan gezegd dat het echt via de mail moet. Dat gaat nu ook gebeuren. Wij doen dat ook bij mondelinge vragen. Ik kan precies zien wanneer een mail is verstuurd. Ik kan dan op die volgorde een sprekerslijst samenstellen in plaats van dat iedereen zomaar in de rij gaat staan.

Misschien ten overvloede: ik zou het eveneens ontzettend op prijs stellen als ook de spreektijden ruim van tevoren worden doorgegeven. Het is namelijk vaak voorgekomen dat men zich op het laatste moment inschrijft. Op basis van de ingeschreven sprekers wordt de planning voor de plenaire vergadering gemaakt. Als mensen zich echt op het laatste moment inschrijven, dan schuift alles weer. Het is ook netjes naar bewindspersonen toe dat ze weten wie gaat inspreken. Soms krijgen ze twee namen en later blijken vijf of zes sprekers zich in te schrijven. Dit is dus meer een oproep aan ons allemaal om daar toch wat zorgvuldiger mee om te gaan.

Volgens mij heb ik nu alle vragen beantwoord. Op de vraag van de heer Öztürk over mondelinge vragen ben ik ingegaan door te zeggen dat de criteria per brief aan alle Kamerleden zijn verstuurd. Die criteria blijven zoals ze zijn. De discretionaire bevoegdheid is aan de Voorzitter en dat houd ik ook graag zo.

De heer Öztürk maakte nog een opmerking over de tweet van de heer Elias. Alle Kamerleden zitten te twitteren, ook de heer Öztürk en andere collega's. Dat hoort kennelijk bij deze tijd. Ik heb eigenlijk geen mening over tweets van anderen.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

We weten dat alle Kamerleden twitteren. Het gaat om de inhoud. Het gaat om de schijn die de heer Elias wekte: als ik ondervoorzitter ben, ga ik voor de VVD. Hij vindt namelijk dat de VVD weinig mondelinge vragen toegewezen krijgt. Hij wil dat rechtzetten. Om die schijn weg te nemen, denk ik dat het goed is om de criteria die de Voorzitter terecht aan alle Kamerleden heeft toegezonden, vast te leggen in ons Reglement van Orde. Daarmee kun je alle schijn wegnemen. Op het moment dat de heer Elias ondervoorzitter is en de Voorzitter toevallig niet aanwezig is, gaan heel veel mensen zich afvragen wat hij met de mondelinge vragen van de VVD gaat doen. Dat is geen gezonde, werkbare situatie. Dat moeten we vermijden.

Mevrouw Arib:

Ik heb het nodige gezegd over de mondelinge vragen en het toekennen daarvan. Er is ook een brief met duidelijke criteria. Niet alleen de heer Elias maar ook andere Kamerleden twitteren vaak over een mondelinge vraag: waarom hun vragen niet worden doorgelaten en waarom vragen van anderen weer wel. De heer Öztürk vraagt van mij om me daarmee te bemoeien, maar dat is niet aan mij. Het is echt een individuele verantwoordelijkheid van Kamerleden en niet van de Voorzitter. Ik ga me niet uitspreken over tweets van anderen.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Het gaat niet om de tweet maar om de schijn die is gewekt. Ik vind dat u, als Kamervoorzitter, alle schijn moet wegnemen. Ik snap dat u uw collega Elias hier niet wilt afvallen. Dat is terecht. Het gaat er echter om dat wij niet het gevoel moeten hebben dat als de heer Elias daar zit, hij een ander besluit zou nemen, omdat hij er al bewust twee tweets aan heeft gewijd om aan te geven hoe hij het gaat doen. Om die reden, maar ook om de positie van de heer Elias te versterken ...

Mevrouw Arib:

Nee, nee, nee.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

... zou het goed zijn om het in het Reglement van Orde vast te leggen.

Mevrouw Arib:

Ik vind het vervelend als over personen op dit niveau wordt gesproken. Iedereen twittert. U ook. Er zijn tweets geweest waarmee ik het helemaal niet eens was, maar dan denk ik: het is nu eenmaal zo. Bijvoorbeeld over herdenken in de zaal werd het nodige gezegd, terwijl het procedureel ... Het is een individuele verantwoordelijkheid van Kamerleden. Ik ga hier niet over de heer Elias of over een ander Kamerlid een oordeel vellen. Dat doe ik niet. Ik vind het ook niet helemaal passen om, als de heer Elias hier zit, over hem als persoon dit soort opmerkingen te maken. Hij zit er hier bij omdat hij lid is van het presidium en kan zich niet zomaar verweren. Dan moet ik dat dus op dit moment doen. Daar wil ik het bij laten.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even naar de Kamerleden of er nog andere vragen zijn. Ik zie ook de gebaren waarmee wordt gevraagd om te schorsen. Ik wilde al vragen of de commissie behoefte heeft aan een korte schorsing, misschien ook om over eventuele moties te overleggen. We schorsen de vergadering een kwartier.

De vergadering wordt van 14.37 uur tot 14.52 uur geschorst.

De voorzitter:

Voor de tweede termijn van de kant van de Kamer geef ik graag het woord aan mevrouw Neppérus.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Ik dank het presidium en uiteraard vooral de Kamervoorzitter voor de antwoorden. Voor de VVD-fractie zijn twee dingen met name van belang.

In de eerste plaats is dat de toezegging die ik heb gekregen dat het presidium de vraag «wat wordt er bedoeld met beleid en wat is er van voornemens uitgevoerd?» gaat uitwerken; een gedachte van mijn collega Duisenberg. Ik vind het goed nieuws dat dat gaat gebeuren.

Ten tweede is dat het punt van de reorganisatie en het rapport van de ABD. Ik heb de plannen en de gedachten gehoord. De Kamervoorzitter zei dat het een steuntje in de rug is, en ik wil een extra steuntje in de rug geven met een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sinds december 2014 het ABD-rapport «Meer verzakelijking en verdere professionalisering» er ligt, met aanbevelingen die ertoe moeten leiden dat er een verbetering van de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer plaatsvindt;

constaterende dat de ambtelijke organisatie tot kerntaak heeft het constitutionele proces van de Tweede Kamer zakelijk, professioneel en efficiënt uit te voeren;

constaterende dat sinds 1 januari 2016 de nieuwe topstructuur van de ambtelijke organisatie in werking is getreden en een nieuw managementteam is aangetreden met als opdracht de uitvoering van het ABD-rapport;

overwegende dat voortvarende en krachtige uitvoering van de aanbevelingen nu noodzakelijk is;

spreekt uit dat de reorganisatie spoedig dient te worden uitgevoerd, en uiterlijk op 1 januari 2017 tot concrete resultaten moet hebben geleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Neppérus, Fokke, Amhaouch en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (34 444).

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Waar Ministers doorgaans niet in slagen, daarin slaagt deze Kamervoorzitter met haar ondersteuning glansrijk, namelijk antwoord geven op de gestelde vragen. Vaak krijg ik óf geen antwoorden óf antwoorden op vragen die ik niet gesteld heb. Ik vind dit dus heel goed.

En dan gebeurt het ook nog grotendeels inhoudelijk naar tevredenheid, bijvoorbeeld met de vragen over de informatiepositie van de Kamer, met eventueel extra ondersteuning van het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven, de wetenschap of Bureau Wetgeving als dat nodig is, met de vragen over het betrekken van het personeel bij veranderingen en met de vragen over goede arbeidsomstandigheden en staand werken ter preventie. Dat lijkt misschien een klein punt, maar volgens recente wetenschappelijke inzichten is het gewoon slecht om zo veel zittend te werken. Ik vind dat dus toch van belang. Wij blijven dit volgen.

Zelfs over de inhuur van externen en de Roemernorm van 10% zijn goede dingen gezegd. De Kamervoorzitter zei: we committeren ons aan de Roemernorm. Dat is heel terecht. Ik vind dat de Tweede Kamer echt een voorbeeldfunctie heeft voor de overheid. De Kamervoorzitter zegt dat zij hierop stevig gaat sturen en het inzichtelijk gaat maken in de driemaandelijkse rapportages. Ik had daarover een motie klaarliggen. Die zal ik niet indienen, want ik ben tevreden over wat er is toegezegd, maar ik vind het wel belangrijk dat die voortgangsrapportages ook te volgen zijn voor mij, als niet-lid van het presidium. Dus of de rapportages nu formeel aan de Kamer worden gestuurd of niet, ik wil die kunnen bekijken. Ik vind dat zo belangrijk omdat dit gaat over een aangenomen Kamermotie.

Tot slot. De SP wil het mondelinge vragenuur echt graag levendiger en aantrekkelijker maken. Dat kan door onze politieke kopstukken vaker in te zetten. Dat heeft niet zo veel te maken met ongelijke behandeling van Kamerleden, maar wel met het feit dat de personen die het vragenuur op dinsdag live op televisie bekijken, liever kijken naar Emile Roemer tegenover Rutte dan naar Michiel van Nispen tegenover een Staatssecretaris.

(Hilariteit)

De heer Van Nispen (SP):

Ja, zo is het! Zo is het. Ik denk echt dat we het daardoor levendiger en aantrekkelijker kunnen maken. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het vragenuur aantrekkelijker wordt als de Minister-President als vertegenwoordiger van het kabinet optreedt en de fractievoorzitters als vertegenwoordiging van hun fractie;

verzoekt het presidium, het vragenuur op dusdanige wijze vorm te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (34 444).

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Ik kom nog even terug op de ordinaire machtsgreep die de Tweede Kamer pleegt ten koste van de afgesplitste fracties. Ik vind het goed om dadelijk een paar moties in te dienen. Waarom? Het presidium gaat overleggen. De andere Tweede Kamerleden moeten weten waar ze aan toe zijn, want dit heeft consequenties voor ieder Kamerlid. In de toekomst zul je veel meer monddood gemaakt worden, want je bent volledig afhankelijk van je fractie. Wie durft er dan nog wat te zeggen? Wat dat betreft is de timing voor moties nu goed. Ik weet dat er wellicht nog een debat volgt en dat dit eerst nog in het presidium besproken wordt, maar ik wil deze input toch meegeven. Daarom dien ik de volgende twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de voorstellen uit het rapport van de werkgroep Fractievorming in strijd zijn met de geest van de Grondwet;

overwegende dat er op geen enkele wijze tweederangs Kamerleden mogen worden gecreëerd;

verzoekt de Kamer, niet te tornen aan de rechten van Tweede Kamerleden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (34 444).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de werkgroep Fractievorming verstrekkende voorstellen heeft gedaan om de rechten van afgesplitste Kamerleden te beperken;

verzoekt de Kamer, deze voorstellen eerst grondwettelijk te laten toetsen door de Raad van State voordat zij overgaat tot wijziging van de betreffende reglementen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (34 444).

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Tot slot. Ik vind het vreemd en ook jammer dat de Kamervoorzitter hierop niet dieper is ingegaan. Als je een aantal dagen voor de Raming een rapport laat opleveren, is het natuurlijk vanzelfsprekend dat dit leeft, dat het een politiek punt is en dat dit besproken wordt tijdens de Raming. Ik vind dat jammer. Ik heb niet voldoende antwoord gekregen op mijn vragen daarover, maar wel op de andere punten. Op dit punt stelt mij dit toch wel teleur.

Mevrouw Fokke (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de Kamervoorzitter voor de antwoorden. Over Parlis hebben wij het uitvoerig gehad. Ik hoop inderdaad dat dat gaat veranderen en dat we leren van de overkant.

Ik ben heel blij met de toezegging over de open dagen. Hetzelfde geldt voor mijn vraag over de Handelingenkamer, want het antwoord op de schriftelijke inbreng was nog dat wij per dit jaar gaan stoppen. Ik ben blij dat dat niet het geval is. Ook op mijn andere vragen heb ik voldoende antwoorden of toezeggingen gekregen. Dat doet mij besluiten om geen moties in te dienen. Wij voeren namelijk ook weleens een discussie met elkaar over de vraag of je wel zo veel moties moet indienen. De toezeggingen waren duidelijk, dus ik dien vandaag geen extra moties in.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Ik kom gelukkig net op tijd binnen. Over een bepaalde motie vroeg ik me af of ik die zou indienen, maar ik heb besloten om die niet in te dienen. De Voorzitter is namelijk heel duidelijk geweest over verduurzaming, innovatie en de Fairphone. Ik heb inmiddels ook een berichtje gekregen van de Dienst Automatisering dat het goed gaat. Dat is heel mooi. Als het maar actief onder de Kamerleden wordt gebracht.

Ik dien wel een andere motie in, omdat ik nog niet ervan overtuigd ben dat alles wat wij hier hebben, uiteindelijk een tweede leven krijgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het zonde is als goed bruikbare goederen afval worden;

verzoekt het presidium, er zorg voor te dragen dat door de Tweede Kamer afgeschreven meubilair zo veel mogelijk een nieuwe bestemming vindt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (34 444).

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Er kwam mij een voorbeeld ter ore van een bedrijf dat oude beveiligingscamera's terug wilde. Dat kon niet. Dat is toch wel heel vreemd. Als zij een tweede leven kunnen krijgen, is dat hartstikke mooi. Ook daarom heb ik deze motie ingediend.

De toezeggingen zijn gedaan. Ik hoop dat het presidium erbovenop zit, als het gaat om de informatie aan de Kamer, en dat er niet eerst allerlei persberichten de deur uitgaan, om vervolgens, maanden of weken later, de Kamer te informeren.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Ik ben nog steeds tevreden met het eerste leven van mijn nieuwe iPhone, zeg ik tegen mijn collega.

We hebben toezeggingen gekregen van de Voorzitter van de Tweede Kamer over de informatievoorziening. Er komt in september een verkenning. Daarover zijn wij zeer te spreken. De PvdA heeft ook gevraagd om de hoeveelheid informatie transparanter en in de keten weer te geven.

Ik heb een motie over het opvolgen van moties. Die zal ik even voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer in haar controlerende taak gebaat is bij een volgsysteem voor de uitvoering van moties;

verzoekt het presidium, voorstellen te doen voor een systeem waarin de regering binnen een bepaalde termijn beredeneerd aangeeft of en hoe zij de uitvoering van een motie ter hand genomen heeft en wat de planning is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Amhaouch en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (34 444).

De heer Amhaouch (CDA):

Wat betreft het ABD-rapport zit ik op de lijn van wat mijn collega Neppérus heeft gezegd. De CDA-fractie onderstreept de urgentie bij de uitvoering van dat rapport. Er zijn al veel onderzoeken gedaan. In 2014 is het ABD-rapport uitgebracht. 2015 is voorbij. De top is begin dit jaar veranderd. De vraag is wat de prioriteiten zijn waarvan wij met z'n allen zeggen dat zij eind dit jaar gerealiseerd moeten zijn. Op die vraag zou ik nog graag antwoord willen hebben.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook mijn dank aan onze Voorzitter voor de beantwoording van alle vragen en vooral voor alle toezeggingen die zij heeft gedaan. Ik bedacht halverwege dat ik zou willen dat ik soms zo'n bewindspersoon tegenover me had, want alles werd ongeveer toegezegd.

Ik noem het lijstje even. In het najaar komt er een uitkomst van een onderzoek wat er wel of niet meegenomen wordt van de rijksregelingen voor het fractiepersoneel. In het najaar wordt aangegeven of en, zo ja, hoe ervoor gezorgd kan worden dat verslagen van AO's sneller beschikbaar kunnen zijn. Dan komt ook de uitkomst van het gesprek over het inbesteden van ICT. Dank daarvoor. Wij wachten die antwoorden af. Ik neem aan dat we daarover schriftelijk worden geïnformeerd via het presidium.

Het is ook mooi dat we nu eindelijk, met ingang van september, een beschrijving krijgen van de amendementen op de stemmingslijst. Dat helpt de buitenwacht ook om te begrijpen wat we aan het doen zijn.

De Voorzitter gaat met het kabinet bespreken hoe het proactief gemeld kan worden als bepaalde onderdelen van wetten of besluiten die wel aangenomen zijn, niet op korte termijn uitgevoerd worden. Ik ben wel benieuwd hoe wij geïnformeerd worden over wat er uit dat gesprek komt. Misschien kan de Voorzitter daarover nu nog informatie geven.

Een andere vraag is of wij de moties digitaal moeten inleveren of verspreiden. Het ligt inderdaad ook aan onszelf hoeveel moties we indienen, dus ik heb maar besloten om geen motie in te dienen, dan hoeven we die ook niet te verspreiden.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter. Een van de vragen die ik in eerste termijn niet heb kunnen stellen, is hoe het staat met de diversiteit in de organisatie van de Tweede Kamer. Wat voor maatregelen worden er genomen om de diversiteit te benutten? Diversiteit is volgens DENK een toegevoegde waarde en kracht.

Diversiteit is ook rekening met elkaar houden. Dat brengt mij op mijn volgende punt. Volgende week dinsdag is het ramadanfeest, ook bekend als Suikerfeest. Mijn vraag is of de Voorzitter bereid is om de stemmingen van aanstaande dinsdag naar woensdag te verschuiven, zodat Kamerleden die dat willen, die dag met hun dierbaren kunnen doorbrengen, en om dat vast te leggen, zodat we dit volgend jaar niet weer hoeven te vragen.

Verder wil ik twee moties indienen. Een motie gaat over de maatregelen die de gevestigde grote partijen willen nemen om de afsplitsers monddood te maken en ervoor te zorgen dat zij hun grondwettelijke taken niet kunnen uitvoeren. Het is de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de werkgroep Fractievorming adviezen heeft uitgebracht waarin de rechten en de positie van fractieafsplitsingen kunnen worden gewijzigd;

overwegende dat de werkgroep rekening heeft gehouden met het (grond)wettelijk kader en de staatsrechtelijke uitgangspunten, maar dat het meest geëigende instituut met betrekking tot deze aspecten hier nog niet over is geraadpleegd;

verzoekt de Afdeling advisering van de Raad van State, aan de Tweede Kamer voorlichting te geven over de adviezen uit het rapport van de werkgroep Fractievorming van 22 juni 2016, met name over de voordelen en nadelen die de wijzigingen van het Reglement van Orde en de Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer hebben ten opzichte van de huidige situatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (34 444).

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Mijn tweede en laatste motie betreft het verzoek om de criteria die de Kamervoorzitter terecht naar buiten heeft gebracht, vast te leggen in het Reglement van Orde, zodat er geen enkele schijn is, welke ondervoorzitter op deze dag toevallig de vergadering ook voorzit en beslissingen mag nemen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Voorzitter beslist over welke van de aangemelde onderwerpen binnen het vragenuur vragen worden gesteld;

overwegende dat de Voorzitter de door haar gehanteerde criteria voor dit besluit heeft uiteengezet, maar dat er sprake blijft van discretionaire bevoegdheid;

overwegende dat dit mogelijk tot onwenselijke verschillen in het besluitvormingsproces tussen verschillende voorzitters en waarnemende voorzitters kan leiden;

verzoekt het presidium, een voorstel te doen om de criteria op grond waarvan de Voorzitter besluit over welke van de aangemelde onderwerpen binnen het vragenuur vragen worden gesteld, in het Regelement van Orde op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (34 444).

Ik kijk even naar de Kamervoorzitter en het presidium. Wilt u even schorsen?

Mevrouw Arib:

Ja. Aangezien de moties niet digitaal zijn verspreid, moet ik ze even goed doornemen. Tien minuten?

De voorzitter:

Zullen we schorsen tot 15.15 uur?

Mevrouw Arib:

Prima. Dat is goed. Dank u wel.

De vergadering wordt van 15.08 uur tot 15.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de Kamervoorzitter.

Mevrouw Arib:

Voorzitter. Ik dank alle Kamerleden voor hun bijdragen, opmerkingen en moties. Ik zou nog terugkomen op twee of drie vragen. Daarna zal ik overgaan tot mijn reactie op de moties. Er was een verzoek van mevrouw Koşer Kaya over het informeren van de pers alvorens de Kamer wordt geïnformeerd. Daarover zijn de nodige opmerkingen gemaakt. Ik zeg de leden toe dat ik daarover met het kabinet in contact zal treden. Het is inderdaad een probleem, niet bij alle bewindspersonen maar wel bij een paar.

Mevrouw Schouten had het over het verkrijgen van inzicht in het niet in werking treden van wetgeving. Ik zal de regering verzoeken, daarover jaarlijks te rapporteren.

Er is onduidelijkheid ontstaan over een opmerking van mevrouw Koşer Kaya over Coreper. Volgens ons is het een misverstand. Coreper is een comité van permanente vertegenwoordigers bij de Europese Unie. De opmerking ging over de versterking van de onderzoeksfunctie. Coreper bereidt de vergadering van de Europese Raden voor. Dat is toch wat anders dan wat wij op het oog hebben met de onderzoeksfunctie van het nieuwe bureau. Dat heeft geen functie bij de kennis- en onderzoeksrol van het Europees Parlement. Het is een ander gremium, dat wij hier volgens mij niet kennen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Dat klopt ook. Het ging mij erom dat het presidium bij monde van mevrouw Arib uitleg gaf over de wijze waarop het dit voor zich ziet. Ik moest denken aan de wijze waarop Coreper werkt en vroeg mij af of het daarmee vergelijkbaar is.

Mevrouw Arib:

Nee, dat is niet hetzelfde. Dit kwam vanuit het presidium. Het gehele presidium had behoefte aan een onderzoeksbureau dat ter voorbereiding van een belangrijk debat, zowel op verzoek van individuele Kamerleden als van een commissie, snel korte en krachtige notities kan aanleveren met de laatste stand van zaken als het gaat om bijvoorbeeld wetenschap. Dat begint echt mooi vorm te krijgen. In de komende periode zal dit de Kamer bereiken. Er wordt hard aan gewerkt, maar het is inderdaad net ietsje anders.

Ik kom bij de moties, te beginnen bij de motie-Neppérus c.s. op stuk nr. 8. Daarin wordt het presidium aangespoord om werk te maken van de uitvoering van het ABD-rapport. Het is belangrijk om het volgende te melden. Het vorige presidium is akkoord gegaan met het instellen van een nieuwe topstructuur met een volledig nieuw managementteam. Dat managementteam is hier nu aanwezig. De uitvoering van het ABD-rapport is een van de grootste prioriteiten van het managementteam. Met name de Griffier heeft hierin een belangrijke verantwoordelijkheid. Ik vind deze motie een stevige steun in de rug: oordeel Kamer.

Dan de motie van de heer Van Nispen op stuk nr. 9. Ik ben het met hem eens dat het vragenuur levendiger en aantrekkelijker kan worden. Het zou kunnen dat je dan inderdaad ook moet kijken naar de vorm. Toch zou ik de heer Van Nispen willen vragen om deze motie aan te houden, omdat ik met het presidium wil bezien hoe wij het vragenuur op een goede manier zo vorm en inhoud kunnen geven dat er in de toekomst veel meer uit te halen valt dan tot nu toe het geval is. Daar wordt zeker ook de SP bij betrokken. Als de heer Van Nispen deze motie kan aanhouden, gaan wij een en ander eerst onderzoeken. Mocht hij niet tevreden zijn, kan hij de motie alsnog in stemming brengen.

De heer Van Nispen (SP):

Dat vind ik een interessante gedachte, maar wanneer kunnen wij dan ongeveer een brief verwachten? Dan weet ik tot wanneer ik de motie kan aanhouden.

Mevrouw Arib:

U kunt die motie uiterlijk twee maanden aanhouden. Laten wij zeggen: na het zomerreces van 2016; ergens in september of uiterlijk in oktober.

De heer Van Nispen (SP):

Als wij tegen die tijd een brief kunnen krijgen, ben ik bereid deze motie aan te houden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Nispen stel ik voor, zijn motie (34 444, nr. 9) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Arib:

In zijn motie op stuk nr. 10 verzoekt de heer Bontes de Kamer, niet te tornen aan de rechten van Tweede Kamerleden. De motie-Bontes op stuk nr. 11 is van dezelfde strekking. Namens het presidium ontraad ik de aanneming van beide moties, omdat wij aan het begin hebben gezegd dat het rapport eerst in het presidium zal worden besproken. Het presidium was de opdrachtgever. Vervolgens wordt er een voorstel gedaan voor de wijze waarop wij met dat rapport zullen omgaan. Daarom is dat rapport vandaag niet aan de orde, hoe vervelend dat ook is voor de heer Bontes en voor de heer Öztürk.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

In de tweede motie, op stuk nr. 11, vraag ik de Kamer om de Raad van State te raadplegen en advies te vragen over de koers die wordt ingezet. Ik kan mij voorstellen dat het presidium, voordat het gaat vergaderen, daar ook zijn voordeel mee kan doen. Ik zie geen probleem om deze motie toch kracht te laten krijgen.

Mevrouw Arib:

Ik wil op geen enkele manier een voorschot nemen op de discussie. Ik merk dat met het verschijnen van het rapport de discussie ook buiten de Kamer wordt gevoerd. Ik denk zelf dat het alleen maar goed is om die discussie met elkaar te voeren, maar ik ga er geen voorschot op nemen in de trant van het moet zus of zo. Het rapport moet eerst in het presidium worden besproken. Afhankelijk van hoe wij het vervolgens gaan behandelen, kunt u daar uw mening over geven, maar niet bij de Raming. Ik ga hier geen oordeel over geven. Mijn oordeel over de motie is dat ik de aanneming ervan ontraad.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Het lijkt mij juist uitstekend, voordat het presidium gaat vergaderen, om te weten hoe de Raad van State erin zit. Niet achteraf; dat is mosterd na de maaltijd. Het moet vooraf. De Voorzitter van de Kamer heeft zelf al aangegeven dat het niet in strijd is met de Grondwet en dat het die ook niet raakt. Daar zijn de meningen echt over verdeeld. Hiermee bevestigt de Kamervoorzitter toch een beetje haar stellingname dat een en ander niet in strijd is met de Grondwet.

Mevrouw Arib:

Dat moet onderdeel zijn van een debat. Er wordt inderdaad verschillend over gedacht. Dat zei u zelf al. Ook de heer Öztürk zit daar anders in. Andere fracties denken er weer anders over. Het moet onderdeel zijn van een debat. Wij moeten niet nu bij de Raming even tussendoor een paar moties overnemen, terwijl er nog geen discussie is gevoerd.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Bij het ontraden van de motie-Bontes op stuk nr. 11 gebruikt de Kamervoorzitter het argument «ik neem geen voorschot», maar dat heeft zij in de eerste termijn al gedaan. Zij heeft de uitspraak gedaan dat het Grondwettelijk mag. Zij heeft dus willens en wetens een voorschot genomen. Ik denk dat het goed is voor het presidium, maar ook voor de Kamer en voor de aankomende verkiezingen dat er duidelijkheid komt alvorens wij na de zomer met elkaar in discussie gaan. Het kan niet zo zijn dat wij als Kamer een juridische discussie moeten voeren. Wij moeten keuzes kunnen maken. Om keuzes te kunnen maken, hebben we de Raad van State nodig die een oordeel kan vellen, en naar aanleiding van dat oordeel kunnen de gevestigde partijen, de machthebbers, de zogenaamde gevestigde orde, alsnog de kleine partijen bashen, maar dan weten we of dat grondwettelijk mag of niet.

De voorzitter:

U vraagt nog een keer waarom de Voorzitter dit niet wil.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Wat let het presidium om dat naar de Raad van State te sturen?

Mevrouw Arib:

Ik denk dat wij in herhaling vallen. Ik wil geen oordeel daarover vellen. De heer Öztürk zegt steeds dat hem de mond wordt gesnoerd en dat zijn grondwettelijke rechten worden geschonden. Ik zeg dat dat niet zo is. U zit hier deel te nemen aan het debat, mijnheer Öztürk, u maakt uw mening kenbaar, u dient moties in. Ik herken mij niet erin dat hier grondwettelijke rechten zouden worden geschonden. Dat is wat ik gezegd heb en daarom ontraad ik beide moties van de heer Öztürk. Het debat moet nog plaatsvinden.

De voorzitter:

De heer Öztürk heeft een laatste korte vraag.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Om het debat zuiver te voeren op basis van de inhoud en om geen juridisch debat te hoeven voeren, zou je in de vakantieperiode juist de Raad van State kunnen vragen om advies hierover uit te brengen, zodat we na de zomer met zijn allen inhoudelijk kunnen debatteren. Wat let het presidium? Waar is het presidium bang voor? Dat de Raad van State ons gelijk geeft? Bent u daar bang voor?

De voorzitter:

De vraag is duidelijk.

Mevrouw Arib:

Ik ben nergens bang voor. Dat is geen karaktereigenschap van mij. Ik denk dat het gewoon ordentelijk is om eerst het rapport te bestuderen en dan een voorstel te doen voor de behandeling van het rapport.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Arib:

Dan kom ik bij de motie van mevrouw Koşer Kaya over bruikbare goederen en afval. Zij verzoekt het presidium om er zorg voor te dragen dat door de Tweede Kamer afgeschreven meubilair zo veel mogelijk een nieuwe bestemming vindt. Voor zover ik weet is dat gewoon het geval. De Kamer kan niet zelf dingen verkopen en dat is maar goed ook. Het wordt inderdaad aangeboden aan de Dienst Domeinen. Misschien is het een idee, mevrouw Koşer Kaya, dat ik dat eerst even uitzoek en dat u uw motie intussen aanhoudt. Dan kunt u daarna alsnog beslissen om uw motie al dan niet in stemming te brengen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik wil de motie aanhouden, als de Voorzitter kan aangeven binnen welke termijn wij hierop een antwoord kunnen krijgen.

Mevrouw Arib:

Dat kan snel, dus binnen de twee maanden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Koşer Kaya stel ik voor, haar motie (34 444, nr. 12) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Arib:

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 13 van de heer Amhaouch en mevrouw Schouten. Daar heb ik eigenlijk al iets over gezegd, namelijk dat ik op zich bereid ben om voorstellen te doen voor een systematiek waarin de regering binnen een bepaalde termijn beredeneerd aangeeft of en hoe zij de uitvoering van een motie ter hand genomen heeft en wat de planning is. Volgens mij heb ik al gezegd dat ik dat graag zou doen. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Ik ga naar de moties van de heer Öztürk en begin met de motie op stuk nr. 14. Die gaat ook over het rapport van de werkgroep Fractievorming. Ik heb in antwoord op de heer Bontes al gezegd dat wij het debat ordentelijk met elkaar moeten voeren, dat wij ons eerst als presidium over het rapport moeten buigen en vervolgens met een voorstel moeten komen voor behandeling. Daarom ontraad ik deze motie.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Kan de voorzitter een tijdlijn geven wanneer het wordt behandeld in het presidium? Wanneer gaat het eventueel naar de Raad van State? Wanneer wordt het plenair behandeld? Want ja, de campagnes gaan na september al een beetje beginnen.

Mevrouw Arib:

Volgens mij houdt het presidium zich keurig aan de tijdsplanning. De werkgroep onder leiding van de heer Bisschop had de opdracht om voor het zomerreces met een rapport te komen, en dat rapport is vorige week aan het presidium aangeboden. Het presidium zal voor het zomerreces met een voorstel komen voor behandeling; dat gebeurt dus keurig binnen de afgesproken termijnen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Als ik het goed begrijp, wordt het rapport dus voor het zomerreces door het presidium besproken en zal het presidium daarnaast duiden op welke manier het om wil gaan met dit rapport. Maar hoe gaat het daarna verder? Komt er een plenaire behandeling?

Mevrouw Arib:

Als het goed is, gaat het presidium daar op korte termijn over spreken. Het zal een voorstel doen over de wijze waarop men met zo'n rapport moet omgaan alsmede een voorstel voor behandeling in de Kamer. De Kamer moet zich daarover sowieso een keer uit kunnen spreken, en dat lijkt mij ook logisch. Het voorstel komt er dus aan.

De voorzitter:

Kunt u aangeven op welke termijn we dat voorstel kunnen verwachten?

Mevrouw Arib:

Wij hebben afgesproken dat het rapport er voor het zomerreces moet zijn, en die termijn is ook gehaald. Het presidium zal het rapport nu gaan bespreken en zal voor het zomerreces, dus voor 8 juli, een voorstel doen voor de behandeling ervan. Dat gebeurt dus binnen twee weken.

De voorzitter:

Dat is snel; dank u wel.

Mevrouw Arib:

In de motie-Öztürk op stuk nr. 15 wordt het presidium verzocht een voorstel te doen om de criteria op grond waarvan de Voorzitter besluit over welke van de aangemelde onderwerpen binnen het vragenuur vragen worden gesteld in het Reglement van Orde op te nemen. Volgens mij zijn de criteria helder, net als de ruimte waarbinnen ik als Voorzitter kan opereren. Ik vind het een groot goed dat de Voorzitter de discretionaire bevoegdheid heeft om te bekijken welke vragen al dan niet toegelaten worden. Dat gebeurt altijd op basis van procedurele afspraken, op basis van het principe «wie het eerst komt, het eerst maalt» enzovoorts. Een situatie waarin je alles voor honderd procent dichttimmert, lijkt mij niet gewenst. Ik ontraad deze motie dus ten stelligste. Het zou jammer zijn als de Voorzitter daar niet een beetje invloed op kon uitoefenen.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Als de Kamervoorzitter zelf zegt dat de criteria helder zijn, waarom wil zij die dan niet vastleggen?

Mevrouw Arib:

Wat zegt u?

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

U zegt dat de criteria die u naar buiten hebt gebracht, heel helder zijn; laten we die dan ook vastleggen. Die criteria mogen misschien helder zijn voor u, maar dat zijn ze niet voor een andere ondervoorzitter. Die ondervoorzitter bekijkt de criteria namelijk vanuit het machtsprobleem en vanuit het VVD-standpunt. Om de schijn weg te nemen dat de heer Elias op basis daarvan een besluit neemt, denk ik dat we de criteria met zijn allen moeten vaststellen.

De voorzitter:

Mijnheer Öztürk, laten we het in het algemeen stellen, en dus geen namen noemen van specifieke Kamerleden. Het gaat immers om het principe op basis waarvan u uw motie heeft ingediend.

Mevrouw Arib:

Ik heb eigenlijk alles gezegd wat ik te zeggen heb over de mondelinge vragen, en ik zou het dus graag hierbij willen laten.

Volgens mij heb ik alle vragen behandeld.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik had nog een vraag gesteld over de ramadan.

Mevrouw Arib:

De ramadan begint elk jaar op een andere dag, soms op dinsdag en soms op woensdag. Er zijn heel veel feesten waaraan mensen graag deel willen nemen. Ik vind de dinsdag echter een belangrijke dag voor de Kamer, en daarom zullen we op die dag blijven vergaderen, ook al is het dan Suikerfeest. De leden zijn uiteraard vrij om te bepalen of zij op die dag wel of niet aanwezig zullen zijn. Maar ik zie er op dit moment, en ook op een later moment, niks in om dit te gaan regelen.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Dit is echt een pijnlijk moment. Bedrijven, scholen en instellingen houden al decennialang rekening met feestdagen van anderen. Wij hebben het hier over wederzijdse acceptatie, sociaal met elkaar omgaan en rekening houden met andere geloofsgemeenschappen. Ik vraag de Kamervoorzitter om één keer per jaar een stemming één dag uit te stellen om 1 miljoen mensen in het land te laten zien dat wij rekening met hen en met hun feestdagen houden, maar zij wil dat niet. Dit is een pijnlijk moment. Ik neem aan dat wij dit tot stemming moeten brengen om te zien of de Kamervoorzitter hierin de steun van de Kamer krijgt of niet.

Mevrouw Arib:

Dinsdag is een Kamerdag. Op dinsdag komt de Kamer bijeen, vindt het mondelinge vragenuur plaats, vinden stemmingen plaats en vinden debatten plaats. Iedereen is vrij om op die dag al dan niet vrij te nemen, maar laten wij dit soort kwesties niet op deze manier politiseren door te zeggen dat het pijnlijk, jammer enzovoort is. Het staat u vrij om die dinsdag niet te komen, maar misschien zijn 149 Kamerleden wel bereid om op die dag in de Kamer aanwezig te zijn, te vergaderen en te stemmen. Het is ook aan mij om ervoor te zorgen dat die Kamerleden hun werk mogen en kunnen doen. Omdat u het einde van de ramadan viert, vindt u dat iedereen dat moet vieren, maar het is een individuele kwestie. Het is ook aan u om te bepalen of u komt of niet. Ik kan dat niet voor de rest van de Kamer gaan beslissen. Ik heb best wel een beetje macht, maar dit gaat mij net iets te ver.

De voorzitter:

Mijnheer Öztürk, u hebt hier twee keer op gereageerd. Heel kort!

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik heb nog maar één keer gereageerd. Dit is een belangrijk punt. Dit was naar mijn mening het moment waarop de Kamervoorzitter een brug kon slaan, vooral in deze tijd, waarin heel veel discussie ontstaat. Die kans laat zij liggen. Wij zullen later horen waar dat aan ligt, maar DENK zal ervoor zorgen dat er een stemming komt, zodat iedere burger in Nederland weet wie voor de verbinding gaat en wie niet.

Mevrouw Arib:

Dat staat u vrij. U zei net ook dat u monddood wordt gemaakt en dat u tweederangs-Kamerlid bent, maar wij leven in een democratie. Het staat u vrij om een motie in te dienen en die in stemming te brengen. Het staat andere Kamerleden vrij om daarvoor of -tegen te stemmen. Ik ben trots dat dat in onze democratie wél mogelijk is.

Ik wil alle Kamerleden overigens bedanken. Ik wil ook nog opmerken dat wij een heel spannende tijd tegemoet gaan. Als het goed is, volgen er over een paar maanden verkiezingen. Die zullen zowel van de Kamerleden als van de ambtelijke organisatie veel tijd en aandacht vragen. Ik hoop dat wij er met dit debat op de een of andere manier aan bijdragen dat wij ons straks als Kamer kunnen presenteren als een sterk en onafhankelijk instituut in een directe, open relatie met de wereld om ons heen. Heel veel dank voor jullie bijdragen en steun.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Neppérus wil nog haar motie wijzigen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik wil mijn motie wijzigen in die zin dat er een vijfde ondertekenaar bij is gekomen, te weten collega Van Nispen.

De voorzitter:

De motie-Neppérus c.s. (34 444, nr. 8) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Neppérus, Fokke, Amhaouch, Koşer Kaya en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 16, was nr. 8 (34 444).

Ik dank de Kamervoorzitter en het presidium hartelijk voor hun aanwezigheid. Ik dank de andere Kamerleden voor hun bijdragen aan dit wetgevingsoverleg. Er zal volgende week dinsdag over de moties gestemd worden, tenzij iemand hier vindt dat het noodzakelijk is om dat eerder te doen.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Gezien de uitspraak van de Kamervoorzitter, zou ik het op prijs stellen om dat morgen te doen.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de andere Kamerleden. Het voorstel is dinsdag volgende week. Wie is van mening dat er morgen moet worden gestemd, behalve de heer Öztürk?

Mevrouw Arib:

Ik heb even een punt van orde. Welke motie bedoelt u precies?

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

De moties van net!

De voorzitter:

Dat zijn de moties op de stukken nrs. 14 en 15.

Mevrouw Arib:

De motie op stuk nr. 14 gaat over de werkgroep Fractievorming. Die heb ik ontraden. De motie op stuk nr. 15 gaat over het vragenuur. Ik zie geen motie over de ramadan.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Omdat ik volgende week dinsdag niet zal komen, vraag ik om deze twee moties morgen in stemming te brengen.

Mevrouw Arib:

U kunt ze ook aanhouden tot de week daarop. Dan is de ramadan voorbij.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Dan is het reces.

Mevrouw Arib:

Sorry! Het is aan u wat u ermee doet. Ik bemoei mij er niet mee.

De voorzitter:

De moties komen op de stemmingslijst. Uiteindelijk bepaalt de Kamer wanneer daarover wordt gestemd. Ik denk dat we dat op deze manier moeten vaststellen.

Ik heb iedereen bedankt voor de aanwezigheid en sluit dit wetgevingsoverleg.

Sluiting 15.41 uur.

Naar boven