34 072 Goedkeuring van het op 24 oktober 2014 op de Eems tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende het gebruik en beheer van de territoriale zee van 3 tot 12 zeemijlen (Trb. 2014, 182)

A VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING1

Vastgesteld 21 juni 2017

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

1. Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het in oktober 2014 gesloten verdrag waarbij Nederland en Duitsland als buurlanden het gebruik van het vaarwater in de Westereems proberen te regelen. De genoemde leden hebben nog een aantal vragen over dit verdrag.

2. Inbreng PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie betreuren het met de regering dat het opnieuw niet mogelijk gebleken is om een zeegrens tussen de twee landen overeen te komen en daarmee ook geen officiële afbakening van de territoriale zee in de Eems. De regering vermeldt dat haar opvatting is en blijft dat de grensafbakening in de Eems-Dollard de in het volkenrecht geldende hoofdregel van de Thalweg moet volgen dan wel de gelijke afstandslijn. Dit terwijl Duitsland zich voor wat betreft de loop van de grens blijft beroepen op historische rechten die, zoals in de jaren ’60 bij de goedkeuringswet voor het Eems-Dollardverdrag is gememoreerd, teruggaan tot de 15e eeuw. Worden de besprekingen met Duitsland om tot vaststelling van een staatsgrens te komen nog voortgezet of zijn deze vooralsnog geheel opgeschort? Deelt de regering de opvatting van de leden van de PvdA-fractie dat het bevreemding wekt dat twee EU- en NAVO-lidstaten er niet in slagen om in de geest van het in artikel 1 genoemde goed nabuurschap overeenstemming te bereiken over de loop van hun zeegrens en daarmee over de uitoefening van hun beider soevereine rechtsmacht over de territoriale zee in dit gebied?

Bij ontstentenis daarvan waarderen de leden van de PvdA-fractie dat beide staten een verdrag zijn overeengekomen voor de praktische regeling van het geografische bereik van de uitoefening van hun wederzijdse rechten, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, in het bijzonder het gebruik van de vaargeulen in het gebied (inclusief beloodsing), installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie (windmolens), kabels, pijpleidingen, zendmasten en niet-levende natuurlijke hulpbronnen alsmede gelijkwaardige, onbelemmerde en efficiënte toegang tot de havens in de Eemsmonding. Diverse van deze gebruiksvormen staan met name genoemd in artikel 5. Is de indruk juist dat artikel 5 een limitatieve opsomming over de materiële reikwijdte van het verdrag bevat?

Het is de leden van de PvdA-fractie opgevallen dat daarbij geen aparte verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn opgenomen voor een goed beheer van natuur en zeemilieu alsmede het nastreven van de doelstelling van duurzame ontwikkeling. Graag ontvangen zij van de regering een toelichting op de reden van het ontbreken van deze milieudimensie in het verdrag.

Voorts merken de leden van de PvdA-fractie op dat het verdrag geen bepalingen bevat over rechtshandhavend optreden ingeval van bijvoorbeeld schending van de vaarregels, drugssmokkel of milieudelicten. De genoemde leden vragen de regering om een reactie hierop. Betekent dit dat beide staten eventueel onafhankelijk van elkaar kunnen blijven optreden binnen de door hen formeel geclaimde zeegebieden?

Het is de leden van de PvdA-fractie bekend dat er dynamische plannen bestaan ter verruiming en verbetering van het gebruik van de Eemshaven en het traject vanuit de Noordzee daarnaartoe. Zij vragen de regering in hoeverre de in dit Westereemsverdrag opgenomen rechten, verantwoordelijkheden en bevoegdheden voldoende zijn om dit toenemende gebruik adequaat mogelijk te maken.

Ten slotte hebben de leden van de PvdA-fractie een vraag over de in Hoofdstuk V van het verdrag opgenomen regeling voor geschillenbeslechting. Naast consultatie voorziet deze in arbitrage, waarbij verwezen wordt naar de regelingen van het Permanente Hof van Arbitrage. De genoemde leden vragen de regering om welke redenen hier niet (ook) verwezen is naar geschillenbeslechting door het Internationaal Gerechtshof of door het Internationaal Tribunaal voor het Recht van de Zee, die door Nederland onder Deel XV van het VN-verdrag inzake het Recht van de Zee als de voorkeursmechanismen voor geschillenbeslechting zijn opgegeven.

De leden van de vaste commissie zien de memorie van antwoord van de regering binnen vier weken met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Schrijver

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Van Luijk


X Noot
1

Samenstelling:

Kox (SP) (vice-voorzitter), Ten Hoeve (OSF), Van Kappen (VVD), Kuiper (CU), Schaap (VVD) (vice-voorzitter), Strik (GL), Knip (VVD), Barth (PvdA), Faber-van de Klashorst (PVV), De Graaf (D66), De Grave (VVD), Hoekstra (CDA), Martens (CDA), Schrijver (PvdA) (voorzitter), Van Beek (PVV), Van Apeldoorn (SP), Dercksen (PVV), D.J.H. van Dijk (SGP), Knapen (CDA),Lintmeijer (GL), Van Rij (CDA), Schaper (D66), Stienen (D66), Teunissen (PvdD), Overbeek (SP), Sini (PvdA), Baay-Timmerman (50PLUS)

Naar boven