33 043 Groene economische groei in Nederland (Green Deal)

Nr. 65 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 maart 2016

Bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties dragen bij aan Groene Groei met inspirerende initiatieven. Deze initiatieven stimuleren wij, ze dragen bij aan de ambities uit de Tussenbalans Groene Groei1. Wij melden u graag de voortgang op vier onderdelen binnen het Groene Groeibeleid: de Green Deals, het programma Ruimte in Regels voor Groene Groei, Elektrisch Vervoer en de Biobased Economy. De voortgangsrapportage Green Deals bieden wij u mede namens de Minister van Wonen en Rijksdienst aan.

1. Voortgang Green Deals

De vierde Green Deal voortgangsrapportage met informatie over de voortgang en resultaten van het Green Deal portfolio over de periode 2011–20152 volgt op de voortgangsrapportage die wij u op 13 april 2015 hebben gestuurd en die voor behandeling gepland staat op 16 maart tijdens het AO Groene Groei.

Concrete resultaten

Sinds de start van de aanpak in 2011 zijn 185 Green Deals afgesloten, daarvan zijn er inmiddels 91 afgerond3. Veel van deze deals hebben tot concrete resultaten geleid die bijdragen aan de realisatie van beleidsdoelstellingen op het vlak van o.a. energie, klimaat, grondstoffen en natuur. U kunt hier meer over lezen in deze voortgangsrapportage. Daarnaast is er in steeds meer deals ook sprake van opschaling. De Green Deal aanpak krijgt navolging op andere beleidsterreinen en in internationaal verband. Wij constateren dan ook dat Green Deals voorzien in een duidelijke behoefte van maatschappelijke partijen om zelf via innovatieve initiatieven invulling te geven aan groene groei, waarbij men kan rekenen op een ondersteunende rijksoverheid als partner.

Voortgangsrapportage

De voortgangsrapportage bouwt voort op de manier van presenteren die vorig jaar is ingezet. Door gebruik te maken van infographics wordt de voortgang in beeld gebracht. Naast de infographics zijn in deze rapportage nieuwe inspiratieverhalen opgenomen van Green Deals met daarin informatie over resultaten en leerervaringen.

Nieuwe website online

Afgelopen jaar is de website www.greendeals.nl gelanceerd. Deze website is de virtuele «thuisbasis» waarop alle Green Deals een eigen plek hebben. Informatie over deals, zoals dealteksten en afrondingsverslagen met leerervaringen zijn op deze website terug te vinden. Daarnaast komen de resultaten van de jaarlijkse monitoringsronde op de website te staan.

Enkele voorbeelden:

  • Green Deal Tijdelijke Natuur: Door publicatie van de Beleidslijn Tijdelijke Natuur in de Staatscourant van 10 september 2015 kan ongebruikte bouwgrond natuur worden zonder dat dit toekomstige bouwprojecten tegenhoudt. Met deze beleidslijn worden aanwijzingen gegeven voor het gebruik van Tijdelijke Natuur en de procedure rondom de ontheffing Tijdelijke Natuur uitgelegd. De Stichting Tijdelijke Natuur Nederland zal actief als ambassadeur gaan optreden om nieuwe tijdelijke natuurterreinen in Nederland te realiseren.

  • Green Deal Verduurzaming Betonketen: Op 9 februari 2016 hebben ruim 60 bestuurders vanuit de betonketen en relevante belanghebbenden toegezegd te gaan werken aan een Betonakkoord met nationale impact. Bijzonder omdat zowel opdrachtgevers, opdrachtnemers, als leveranciers zich hieraan committeren. Groen beton moet koopwaar worden. Om dat te bereiken is een breed draagvlak nodig, het is daarom de bedoeling dat een substantieel deel van de sector het Betonakkoord gaat dragen.

Een andere vorm van opschaling is het wegnemen van belemmeringen in wet- en regelgeving in Green Deals. Hierdoor verbeteren de randvoorwaarden voor Groene Groei. Een overzicht hiervan4 vindt u in de bijlage5. Bij het wegnemen van belemmeringen wordt samengewerkt met het Programma Ruimte in Regels voor Groene Groei. Meer informatie over dit programma kunt u vinden in deze brief.

Verbreding nationaal...

De manier van werken die met de Green Deals is ontwikkeld krijgt navolging en wordt nu ook op andere beleidsterreinen toegepast. Twee voorbeelden hiervan zijn City Deals en Health Deals.

  • City Deals

    In het kader van de Agenda Stad (Kamerstuk 31 757, nr. 73) werken steden en Rijk samen om groei, innovatie en leefbaarheid in steden te versterken. De samenwerking tussen steden, Rijk, kennisinstellingen en private partijen krijgt momenteel vorm via «City Deals», waarin wij werken aan innovatieve oplossingen voor concrete, stedelijke opgaven. De eerste City Deal is op 1 december 2015 gesloten. We informeren de Kamer separaat over de voortgang van de City Deals.

  • Health Deals

    Met Health Deals willen de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Economische Zaken brede toepassing van effectieve zorginnovaties versnellen. Het gaat om concrete zorgvernieuwingen waarbij het niet wil lukken om de toepassing verder op te schalen dan het lokale ziekenhuis, de zorginstelling of de regio. Door het sluiten van «Health Deals» tussen overheid en (private) partners kunnen de zorginnovaties verder op weg worden geholpen. Voorstellen voor Health Deals kunnen sinds 16 november 2015 worden aangemeld bij RVO.nl.

...en internationaal

Afgelopen jaar hebben de Ministeries van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken gezamenlijk verkend of de Nederlandse Green Deal aanpak ook internationaal een bijdrage kan leveren. Groene Groei houdt immers niet op bij de landsgrenzen.

  • North Sea Resources Roundabout

    Op 3 maart jl. hebben bedrijven, NGO’s en Ministers van Frankrijk, Vlaanderen, Engeland en Nederland de eerste internationale Green Deal North Sea Resources Roundabout ondertekend. In deze deal gaan bedrijven, inspecties, NGO’s en Ministeries van milieu en economische zaken van landen rond de Noordzee analyseren hoe ze regelgeving kunnen harmoniseren rond het transport van secundaire grondstoffen. De harmonisatie gaat schaalvoordelen mogelijk maken waardoor het voor bedrijven aantrekkelijk is innovatief te investeren in het hergebruik van afval. Nederlandse bedrijven vormen een drijvende kracht achter dit initiatief. Zij zullen in samenwerking met het programma Ruimte in Regels de komende jaren komen tot voorstellen voor de stromen compost, pvc en bodemassen. Bedrijven kunnen ook andere secundaire grondstoffen voorstellen om als casus uit te werken.

  • Innovation Deals

    De Europese Commissie heeft Innovation Deals voorgesteld in het Staff Working Document «Better regulations for innovation-driven investment at EU level». De Innovation Deals zijn geïnspireerd door de Nederlandse Green Deals. In Innovation Deals worden door innovatieve koplopers gesignaleerde onduidelijkheden en belemmeringen op het gebied van Europese wet- en regelgeving aangepakt. Het is de bedoeling om binnen bestaande kaders naar oplossingen te zoeken onder andere door het bieden van verduidelijking in de interpretatie en het gebruiken van de ingebouwde flexibiliteit in bestaande wet- en regelgeving. Op deze wijze kunnen de Innovation Deals bijdragen aan de Europese agenda voor betere regelgeving. Op 27 januari jl. is in het kader van innovatievriendelijke regelgeving tijdens het Nederlands EU voorzitterschap in de Informele bijeenkomst van Ministers van Concurrentievermogen voor onderzoek en innovatie gesproken over de Innovation Deals.

Evaluatie

Zoals eerder aangekondigd wordt momenteel door een extern onderzoeksbureau een evaluatie op de Green Deals uitgevoerd. Het onderzoeksbureau zal zich in de evaluatie richten op drie onderdelen:

  • Het stimuleren van dynamiek in de samenleving.

  • De resultaten van de Green Deals.

  • De Green Deal aanpak als netwerkinstrument.

In dit kader worden nog twee andere onderzoeken uitgevoerd. Het Planbureau voor de Leefomgeving voert een onderzoek uit naar Green Deals die zijn afgesloten binnen het thema circulaire economie. Daarnaast schrijft de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur een essay over de Green Deal als netwerkinstrument. In dit essay zal onder andere worden ingegaan op de betekenis die deze nieuwe vorm van overheidsparticipatie in netwerken (experimenteren om daar weer van te leren) heeft voor publieke verantwoording. In mei hopen wij u de uitkomst van de evaluatie samen met de andere twee rapporten te kunnen sturen.

Tot slot

De afgelopen vier jaar hebben de Green Deals zich ontwikkeld tot een belangrijk onderdeel van het groene groei beleid. Nationale en internationale navolging laat zien dat er een duidelijke behoefte is aan manieren om initiatieven uit de samenleving te stimuleren en te faciliteren. Green Deals brengen projecten verder door het maken van concrete afspraken en het bieden van een duidelijk aanspreekpunt binnen de rijksoverheid. Dit zorgt voor een verbetering van het wederzijdse begrip en versterkt daarmee de verbinding tussen overheid en samenleving.

2. Voortgang Ruimte in Regels voor Groene Groei

Het interdepartementale programma Ruimte in Regels voor Groene Groei van de Ministeries van Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu identificeert belemmeringen in wet- en regelgeving die bedrijven ervaren bij het doen van innovatieve investeringen. Wet- en regelgeving is niet altijd opgesteld vanuit het oogpunt van nieuwe kansen voor innovatie en groene groei. Samen met ondernemers en beleidsmakers wordt gezocht naar oplossingen6. De aanpak levert tevens een bijdrage aan de vermindering van ervaren regeldruk.

Aanpak en resultaat

Sinds de start van het programma hebben de Ministeries van Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu 190 belemmeringen aangepakt. Inmiddels zijn 109 belemmeringen weggenomen. Voor 58 belemmeringen is een oplossing gevonden en kan de ondernemer investeren. Voor 40 belemmeringen zijn oplossingsrichtingen gevonden en geagendeerd. Daarnaast zijn 11 belemmeringen «botsend». Dit wil zeggen dat de onderliggende belangen van wet- en regelgeving onverenigbaar zijn met de wens van de ondernemer.

Enkele voorbeelden:

  • Struviet gewonnen uit afvalstromen gebruiken als meststof. Hergebruik van fosfaat wordt meer en meer noodzakelijk omdat de voorraden van primair fosfaaterts eindig zijn. Het uitvoeringsbesluit van de Meststoffenwet verhinderde toepassing van herwonnen fosfaten als meststof. Na gesprekken met ondernemers en onderzoek door de Commissie Deskundigen Meststoffenwet is het Uitvoeringsbesluit van de Meststoffenwet aangepast.

  • Koffiedrab benutten als substraat voor paddenstoelenkweek. Er was onduidelijkheid bij de ondernemer over de wettelijke vereisten voor het gebruik van koffiedrab voor deze doeleinden. De belemmering is opgelost door de ondernemer de diverse mogelijkheden binnen de relevante wet- en regelgeving omtrent afval uiteen te zetten.

  • Oude bootmotoren schoonmaken en opknappen in plaats van deze te shredderen. Bij de ondernemer heerste onduidelijkheid over het verschil tussen «recycling» en «voorbereiding voor hergebruik» onder de Europese afvalwetgeving. Hierdoor verkeerde de ondernemer in de veronderstelling dat hij alle oude motoren moest shredderen. Dankzij een nadere toelichting is deze belemmering nu weggenomen.

Ondernemers kunnen belemmeringen aanmelden via het loket info@ruimteinregels.nl. Specifiek voor de chemiesector is recent het Chemieloket (chemieloket@minez.nl) ingesteld. De oprichting van dit loket is een actie uit het actieplan Maatwerkaanpak Chemie (Kamerstuk 29 826, nr. 65).

Onderzoeken naar belemmeringen

Wij zetten ons in om een goed en actueel overzicht te krijgen van de belemmeringen die innovatieve investeringen in de weg staan. Afgelopen jaar zijn drie onderzoeken uitgevoerd die een actueel inzicht hierin geven. Het onderzoek naar de belemmeringen in de deeleconomie heeft u van ons ontvangen (bijlage «Innoveren in de deeleconomie»; Kamerstuk 33 009 nr. 12). Daarnaast heeft Sira Consulting een onderzoek uitgevoerd naar belemmeringen in de (Top)sectoren en Groene Groeidomeinen en het Landbouw Economisch Instituut heeft onderzoek gedaan naar belemmeringen in wet- en regelgeving op het gebied van natuur en biodiversiteit. Wij pakken ook deze belemmeringen op en informeren u over de uitkomst, u kunt de rapporten vinden op de website7.

Accenten in 2016

In 2016 zetten wij de volgende accenten:

  • a. Het programma gaat ook belemmeringen wegnemen die innovatieve investeringen beperken bij de (Top)sectoren, Groene Groeidomeinen, Deeleconomie en Circulaire Economie. Specifiek wordt ingegaan op Bouw- en materialen, Elektrisch vervoer, Metaal en oppervlaktebehandeling en Natuur en biodiversiteit. De ambitie is om belemmeringen gemiddeld binnen twee maanden inhoudelijk te toetsen en de ondernemer uiterlijk binnen zes maanden uitsluitsel te geven.

  • b. Het MKB heeft veel innovatieve kracht die we moeten benutten.

    • Ondernemers weten niet altijd de weg om belemmeringen aan te kaarten of de kansen te benutten die wet en regelgeving biedt. Het programma blijft actief op zoek naar deze belemmeringen zodat we deze kunnen oppakken.

    • Normalisatie en certificering sluit niet altijd aan bij innovatieve producten en de eisen en kosten van certificering zijn hoog. Ruimte in Regels kijkt samen met de NEN hoe we het mkb beter kunnen betrekken bij het opstellen van de normen en de gelijkwaardigheidstoets bereikbaar kunnen maken.

    • Het mkb beschouwt REACH (Europese regelgeving voor chemische stoffen) als een belemmering voor het inbrengen van nieuwe stoffen door de procedures en kosten voor het toetsen van deze nieuwe stoffen. Ruimte in Regels kijkt of het voorstellen kan doen opdat REACH juist een stimulans biedt om te investeren in bijvoorbeeld alternatieve biobased stoffen.

    • Het kabinet neemt het bevorderen van investeringen door het mkb en het wegnemen van belemmeringen ook tot een van de uitgangspunten voor de beoordeling van het actieplan circulaire economie. (Motie Dijkstra 21 501-08-557)

    • Het MKB benoemt naast de regelgeving zelf, ook de uitvoering van regelgeving als een belemmering. Bestaande regelgeving geeft ruimte die overheden niet altijd benutten. Een voorbeeld is het vaak aanwezige experimenteerartikel in regelgeving. Ruimte in Regels onderzoekt hoe we de toepassing van dit experimenteerartikel kunnen bevorderen.

  • c. Belemmeringen rond dossiers als afval/geen afval en mest vragen vaak om een fundamentele afweging omdat veel regelgeving sterk met elkaar is verbonden. Zo is mest een grondstof vol mineralen en tegelijkertijd een afvalproduct waarvoor stringente regelgeving geldt. Ruimte in Regels kijkt hoe we de vraagkant naar mest kunnen versterken.

  • d. Deeleconomie zorgt voor een impuls voor groene groei. De verschuivende grenzen tussen consument en producent en die tussen bezit en gebruik, roepen (juridische) vragen op over aansprakelijkheid, fiscaliteit en mededinging. Op basis van casuïstiek wordt per geval gezocht naar mogelijke oplossingen.

  • e. Groene groei en daaraan gerelateerde belemmeringen voor innovatie en investering staan steeds vaker op de agenda in Brussel. Begin december heeft de Commissie bijvoorbeeld haar actieplan voor de Circulaire Economie gepresenteerd. Dit Europees actieplan sluit aan bij het Nederlandse beleid voor circulaire economie (zie verder het BNC fiche over het actieplan (TK 2015–2016, nr. 34 395, nr. 3).

  • f. De ervaring die is opgedaan vertalen we naar generieke aanbevelingen, te benutten bij nieuwe wetgeving, aanpak Regeldruk en het programma Toekomstbestendige wet- en regelgeving.

3. Voortgang Elektrisch Vervoer

Bijgaand vindt u het rapport «Terugblik en vooruitblik op het beleid voor Elektrisch Vervoer». In dit rapport wordt een analyse gemaakt van de uitvoering van het «Plan van aanpak (2011–2015), Elektrisch rijden in de versnelling».

Resultaten

De conclusie in het rapport is dat er veel is bereikt ten aanzien van de doelstellingen uit het plan van aanpak en dat het gevoerde beleid doelmatig is geweest. Vooral de fiscale stimulering (voornamelijk gericht op de zakelijke markt) heeft grote invloed gehad op de uitrol van elektrisch auto’s (EV’s) in Nederland. Deze fiscale maatregelen zijn zo succesvol gebleken doordat de basisvoorwaarden voor elektrisch rijden voldoende goed op orde waren.

Volgens het rapport reden er op 31 december 2015 90.275 EV’s in Nederland. Hiermee is ruim voldaan aan de ambitie die voor 2015 was gesteld van 20.000 auto’s met een elektrische aandrijflijn. In 2015 bedroeg het marktaandeel EV 9,7% van de nieuw verkopen. Er waren ruim 7.000 publieke laadpunten, ruim 10.000 semipublieke laadpunten en ruim 400 snellaadpunten in 2015. Daarnaast waren er eind 2014 naar schatting 28.000 private laadpunten.

De werkgelegenheid in de EV-sector in Nederland is sinds 2010 toegenomen van 600 voltijdbanen in 2010 naar 3.200 voltijdbanen in 2014. De totale productie in de EV-sector was € 820 mln. met een toegevoegde waarde van € 260 mln. De bereikte resultaten en neveneffecten8 zijn mede gerealiseerd door de inspanningen van de privaat-publieke samenwerking in het Formule E-Team.

Enkele voorbeelden:

  • Elektrisch Vervoer is een groeiend exportproduct. Verschillende Nederlandse bedrijven zijn actief in het buitenland (bijvoorbeeld EV-box, The New Motion, ABB) en een grote buitenlandse koploper heeft zich gevestigd in Nederland (Tesla Motors, assemblagefabriek en Europees hoofdkantoor).

  • The New Motion plaatste 220 laadpunten in Berlijn en NXP levert NXP onderdelen aan Tesla. Onder het programma Partner in International Business (PIB) ontstonden twee nieuwe samenwerkingen met de Verenigde Staten, twee met Duitsland en er is een overeenkomst in voorbereiding met India. Een groeiend aandeel buitenlandse bedrijven investeert in de Nederlandse EV-markt. Het Chinese BYD breidt uit in Rotterdam en Darfon uit Taiwan is gevestigd in Eindhoven.

  • Met name in laadinfrastructuur, diensten en nieuwbouw van voertuigen (bussen) zijn Nederlandse bedrijven actief in het buitenland. In handelsmissies staat EV regelmatig op de agenda, hetgeen kansen biedt voor deze Nederlandse bedrijven en het verzilveren van het verdienpotentieel.

  • Daarnaast zijn onderwijs en kennisontwikkeling voor innovatie op dit terrein van belang. Zo biedt de TU Eindhoven een bacheloropleiding aan met veel aandacht voor elektrisch en autonoom rijden. Buitenlandse studenten komen speciaal hiervoor naar Nederland. Ook MBO en HBO instellingen bieden inmiddels EV-opleidingen aan. In Nederland zijn 18 studententeams actief in het ontwikkelen van elektrisch aangedreven voertuigen. De teams uit Twente Delft en Eindhoven hebben in de Solar Challenge afgelopen jaar prachtige resultaten behaald.

Ook wat innovatie betreft zijn in Nederland in de afgelopen periode mooie resultaten geboekt op het gebied van elektrisch vervoer:

  • De interoperabiliteit: Nederland heeft als enige land ter wereld nagenoeg dekkende nationale interoperabiliteit voor de laadinfrastructuur ingevoerd.

  • Snelladen: Nederland was het eerste land waar het mogelijk is om langs de gehele snelweg laadpunten te exploiteren.

  • Vehicle2Grid / slim laden: verschillende proeven met smart grids en EV’s, bijvoorbeeld om duurzaam decentraal opgewekte elektriciteit op te slaan en terug te leveren.

  • De zonneauto: Stella Lux van de TU Eindhoven is de eerste energiepositieve gezinsauto.

Het beleid met betrekking tot elektrisch rijden is adaptief. Zo is ingespeeld op (onverwachte) veranderingen in de markt, door kansrijke initiatieven te signaleren en waar nodig te coördineren, faciliteren of een zetje in de goede richting te geven (bijvoorbeeld bij de totstandkoming van interoperabiliteit in de laadinfrastructuur). De uitrol van elektrische auto’s vraagt om een verandering van een geheel systeem: de verbinding van laadinfrastructuur met het energiesysteem in den brede. Met het doorzetten van de groei van EV liggen hier kansen voor aanzienlijke kostenbesparingen door netbeheerders.

Agenda voor de komende jaren

Op een aantal onderdelen was de verwachting dat er meer versnelling zou plaatsvinden. Belangrijkste punten zijn: het elektrisch gebruik van plug-ins (PHEV’s) kan nog een stuk beter, de business case voor publiek toegankelijke laadinfrastructuur is nog niet sluitend en binnen de topsectoren-aanpak9 vindt elektrisch vervoer nog onvoldoende aansluiting. In de Green Deal Laadinfrastructuur Elektrisch Vervoer wordt samen met de partijen onderzocht hoe de in de praktijk ervaren belemmeringen weggenomen kunnen worden.

Aanbevelingen

Er zijn expliciete maatschappelijke doelstellingen voor elektrisch vervoer uitgewerkt in het Energieakkoord, in de Brandstofvisie en in de (Europese) normen voor luchtkwaliteit (met name grote steden) die de ambitie van de overheid weergeven. Continue herijking van de beleidsinstrumenten is noodzakelijk omdat de ontwikkelingen in de markt snel gaan. De instrumenten die in een vorige fase hebben gewerkt, zijn niet per definitie de instrumenten die geschikt zijn voor de nabije toekomst.

Voor de komende periode hebben de onderzoekers van Kwink Groep aanbevelingen gedaan10. Het gaat dan om het wegnemen van belemmeringen voor elektrisch rijden in wet- en regelgeving, het bevorderen van de opschaling van de resultaten van de afgelopen jaren, gedragsbeïnvloeding, het creëren van ruimte voor koplopers, het inzetten op de tweedehandsmarkt, het verzilveren van internationaal verdienpotentieel, inzet op marktsegmenten die kansrijk zijn bij het ondersteunen van meerdere beleidsdoelstellingen zoals zero-emissie busvervoer en op het verder versterken van innovatie op EV-gebied.

Green Deal Elektrisch Vervoer 2016–2020 en motie Vos – Van Tongeren

Deze aanbevelingen zullen vertaald worden naar de Green Deal Elektrisch Vervoer 2016–2020 die het Formule E-team en de rijksoverheid op dit moment voorbereiden. De Green Deal is één van de aanvullende afspraken van de uitvoeringsagenda van de Uitvoeringstafel Mobiliteit en Transport van het SER-Energieakkoord11. Het initiatief om tot een Green Deal Elektrisch Vervoer te komen sluit goed aan op de motie Vos – Van Tongeren (Kamerstuk 34 300-XIII, nr. 36) waarin gevraagd wordt om met alle relevante spelers in de sector tot concrete samenwerking en afspraken te komen. Voor andere brandstoffen en modaliteiten zoals waterstof zijn vergelijkbare Green Deals in ontwikkeling. U wordt hierover door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu separaat geïnformeerd.

Daarnaast doet een deel van de top van het Ministerie van Economische Zaken vanaf half maart mee aan een pilot van FM Haaglanden met elektrische dienstauto’s.

4. Voortgang Biobased Economy

Jaarlijks worden de ontwikkelingen rondom Biobased Economy gemeten door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland12. De voornaamste cijfers die beschikbaar zijn vanuit de inzet van rijks- en regio-instrumenten in de jaren 2013 en 2014 en een consultatie van regionale stakeholders tonen een stijging van het aantal projecten en een opkomst van chemie.

Algemene conclusie: groei zet door

De in eerdere monitorrapporten geconstateerde «take off» van de Biobased Economy houdt aan en biedt een steeds betere basis voor verdere groei. De betrokken bedrijven geven aan dat de lage (fossiele) olieprijs de groei van biobased toepassingen remt. Ondanks deze barrière is het aantal projecten gestegen van ruim 800 eind 2014 naar 1210 eind 2015. Ruim de helft hiervan (638) betreft bioenergieprojecten (vergisting, vergassing en verbranding). Uit de monitor valt te concluderen dat de energietoepassingen naar volwassenheid groeien en een plaats op de markt zoeken. Het betreft hier zowel directe biomassastromen als benutting van biomassastromen uit restmateriaal. Veel bedrijven richten zich op het benutten van de maximale waarde van biomassa (cascadering). Een voorbeeld hiervan is de verwaarding van suikerbieten tot voedingsmiddel, veevoer, vezels, chemische grondstoffen, hulpstoffen en additieven, bodemverbeteraar en groen gas. Biobased bedrijven ontwikkelen zich hiermee vaak in meer dan één sector.

Verbreding van de markt zet door, bioplastic komt op

Naast de energiemarkt komen ook andere markten in beeld. Een indicator hiervoor is de benutting van de EIA/MIA regelingen. Hier tekent zich een opvallende stijging van aanvragen rondom de fabricage van bioplastics af. Het investeringsbedrag voor bioplastics steeg van ca. € 8,5 mln. euro in 2013 naar € 17 mln. in 2014 Het herstel van de bouwsector vertaalt zich na een daling afgelopen jaren in een nog voorzichtig toenemende vraag naar biocomposieten en plaatmateriaal. De Biobased Economy levert direct en indirect een toegevoegde waarde van ca. € 4,5 mld. euro en ca. 45.000 arbeidsplaatsen (FTE) op.

Biomassastromen groeien gestaag

De biomassastromen voor non-food toepassingen kennen een aanhoudende groei van 12,8 mln. ton in 2010 naar 14,2 mln. ton in 2014. De import van houtpellets is verminderd door het aflopen van de MEP contracten voor bij- en meestook. Het percentage biomassa voor brandstoftoepassingen (plantaardige oliën en zetmeel) groeit onder invloed van het stijgende jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer en de gestegen export van biobrandstoffen. Het aandeel duurzaam gecertificeerde biomassa voor zowel energetische als niet energetische toepassingen stijgt. Naar verwachting zullen deze ontwikkelingen doorzetten.

Op 27 januari 2016 is de strategische visie «Biomassa 2030» aan uw Kamer gestuurd13. Hierin wordt een duurzame inzet van biomassa beschreven door vergroting van

het aanbod aan duurzame biomassa en optimale benutting van de waarde. De in de monitor BBE 2015 geschetste ontwikkeling is hiermee in lijn.

Enkele voorbeelden:

  • Neste Oil: Toonaangevend Fins biobrandstofbedrijf, gevestigd in Rotterdam, investeert momenteel ruim € 60 miljoen in een biopropaanfabriek. Propaan wordt onder meer gebruikt voor de productie van lpg (autogas). De biovariant die in de nieuwe unit wordt geproduceerd, is schoner dan regulier propaan en kan worden gebruikt in bestaande lpg-toepassingen. Hiermee springt het bedrijf in op de groeiende markt voor deze producten.

  • • Champignonkwekerij ’t Voske uit Uden is koploper in het volledig klimaat- en energieneutraal kweken van champignons. Op dit moment ontwikkelt de kweker met locale partners, als onderdeel van het TKI biobased, een kleinschalige gecombineerde droog- en verbrandingscentrale voor laagcalorische (natte) biomassa. Een champost (hoofdzakelijk paardenmest, stro en kalk) verbrander, die gekoppeld aan een stoomgenerator niet alleen warmte en stoom, maar ook elektriciteit oplevert en onnodige vervoersbewegingen van mest voorkomt. De waardevolle componenten uit de as kunnen dienen als grondstof voor onder andere de kunstmestindustrie en de productie van bouwmateriaal.

  • Photanol: Nederlandse start-up, maakt direct uit CO2 en zonlicht chemicaliën met behulp van aangepaste bacteriën. Het vermogen van deze bacteriën om met behulp van zonlicht het CO2 te binden en te combineren met fermenterende bacteriën kan producten opleveren als etheen, lactaat, ethanol en butanol en biobrandstoffen. Photanol verbruikt uitsluitend zonne-energie en CO2, produceert geen afval en is zeer efficiënt. Op dit moment produceert het bedrijf geur- en smaakstoffen, in de toekomst zullen ook brandstoffen en basischemicaliën geproduceerd worden. Het bedrijf zoekt samenwerking met bestaande chemische partijen om de activiteiten op te schalen. Het bedrijf is onderdeel van het TKI biobased economy.

Regio en Europa versterken zich

Binnen de regio groeit BBE. De trend van robuuster wordende regionale biobased netwerken zet zich voort. De clusters bouwen een eigen profiel uit en werken samen. De verwachting is dat de clusters zich zullen blijven versterken en zullen bijdragen aan verdere groei. Ook in Europa wordt vanuit het Horizon 2020 programma en het JTI Biobased Industries gewerkt aan ontwikkeling van het thema Biobased. Nederland neemt hier een prominente rol in met onder andere het Cosun project «Pulp2Value» -over benutting reststromen. De regio Noord Nederland (North4Bio) is tot Europees voorbeeld benoemd vanwege de door de Europese Commissie hoog gewaardeerde integrale aanpak van BBE kansen.

Strategisch gunstige kennispositie en onderzoek

Gemeten aan het aantal octrooien scoort Nederland voor biobased toepassingen internationaal gezien gemiddeld. Positief is dat vooral bij octrooien binnen de belangrijke thema’s biovergassing, inclusief pyrolyse en het thema biomaterialen (bioplastics, polymeren, composieten) Nederland een goede positie heeft. Het door Rijksregelingen (WBSO, RDA, TKI) ondersteunde biobased onderzoek heeft in 2014 een omvang van maximaal € 287 mln. waarvan het Rijk € 77,5 mln. bijdraagt. Het toekomstige BBE onderzoeksklimaat in Nederland wordt mede bepaald door invulling van het TKI Biobased 2015 – 2027. Voor deze agenda is € 272 mln. euro gecommitteerd door bedrijven. Dit is zeker een goede basis voor behoud en uitbouw van de kennispositie van Nederland. Gerichte bevordering van onderzoek en innovatie heeft mijn aandacht en is onderwerp van gesprek met kennisinstellingen en industrie.

Concluderend

Deze brief geeft een beeld van de voortgang en ambities op vier onderdelen binnen het Groene Groeibeleid ten behoeve van het Algemeen Overleg op 16 maart 2016. De rapportages laten zien dat wij samen met bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen werken aan een groen en ondernemend Nederland.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Zie bijlage «Tussenbalans Groene Groei» van Kamerstuk 33 043, nr. 42

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

De peildatum voor de voortgangsrapportage 2011–2015 was september 2015. Er waren toen 185 Green Deals. Sindsdien zijn er 8 nieuwe Green Deals tot stand gekomen.

X Noot
4

Toezegging gedaan tijdens AO groene Groei op 4 september 2014, Kamerstuk 32 637, nr. 153

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
6

Ruimte in Regels voor Groene Groei richt zich ook op belemmeringen in wet- en regelgeving voor de transitie naar een circulaire economie, en draagt daarmee bij aan het uitvoeren van de motie Dik-Faber (Kamerstuk 33 043, nr. 57)

X Noot
9

Kennis- en Innovatieagenda TKI Urban Energy 2016–2019

X Noot
10

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
12

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
13

Strategische visie inzet biomassa op weg naar 2030, 27 januari 2016, Kamerstuk 33 043, nr. 63

Naar boven