33 043 Groene economische groei in Nederland (Green Deal)

Nr. 42 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 juni 2015

Hierbij sturen wij u, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister voor Wonen en Rijksdienst, de Tussenbalans Groene Groei, als vervolg op de beleidsbrief «Groene Groei: voor een sterke, duurzame economie'1 die het kabinet in maart 2013 aan uw Kamer toezond. In bijgevoegde tussenbalans beschrijven wij hoe het kabinet het groenegroeibeleid, samen met partijen in de samenleving, in de komende jaren verder doorzet2.

Groen als bron voor groei

Het kabinet acht vergroening van de economie noodzakelijk om het verdienvermogen voor toekomstige generaties zeker te stellen, de druk op het milieu te reduceren en onze afhankelijkheid van schaarse grondstoffen te verminderen. Groen vormt een bron voor groei als wij onze innovatiekracht inzetten voor maatschappelijke uitdagingen in wereldmarkten (Global Challenges in Global Markets). Dit vergt slimme marktprikkels, stimulerende wet- en regelgeving, innovatie (producten, processen en concepten), vergroening via hulp, handel en investeringen en, niet in de laatste plaats, samenwerking en partnerschappen.

De transitie naar groene groei en een duurzame samenleving krijgt vorm door de inspanningen van bedrijfsleven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheden. Marktpartijen investeren in onderzoek, ontwikkeling en fabricage van nieuwe productmarktcombinaties wanneer er sprake is van een haalbare business case. Dit vergt dat nieuwe, duurzame producten en productieprocessen concurrerend zijn ten opzichte van de bestaande. Het is ons streven de impact hiervan op milieu en grondstofgebruik zo veel mogelijk in de marktprijs tot uiting te laten komen zodat afnemers een maatschappelijk optimale keuze kunnen maken. Het zoeken naar prikkels in markten en het in de prijs van goederen en diensten tot uitdrukking brengen van de maatschappelijke kosten is een opgave voor het groenegroeibeleid.

Nederland scoort gemiddeld, het kabinet wil beter

De derde Monitor Duurzaam Nederland (MDN 2014)3 laat zien dat in het laatste decennium de Nederlandse economie (onze productie) is gegroeid, terwijl bijna alle emissies en het verbruik van grondstoffen zijn afgenomen. Dat betekent dat er overwegend sprake is geweest van een absolute ontkoppeling tussen economische groei en milieudruk. Voor energie is sprake van een relatieve ontkoppeling; het energiegebruik is minder snel gegroeid dan de economie. Europees gezien scoort Nederland daarmee gemiddeld. Overigens zijn de onderlinge verschillen tussen sectoren groot. Het kabinet zal het CBS en de planbureaus vragen in de vierde MDN de bedrijfstakanalyse ook internationaal vergelijkbaar te maken om hun prestaties in perspectief te kunnen plaatsen.

Het kabinet vindt absolute ontkoppeling op bijna alle milieudrukindicatoren een goed resultaat, maar niet voldoende. Het niveau van de milieudruk op een aantal terreinen is nog te hoog om aan de beleidsdoelen te voldoen. De omvang van de luchtvervuiling brengt nog steeds gezondheidsrisico's met zich mee, het gebruik van grondstoffen, met name in het buitenland, ligt te hoog, er liggen nog belangrijke kansen voor recycling van afval en bijproducten, het olie- en gasgebruik is nog te groot, we kennen te veel voedselverspilling, er kunnen meer nutriënten worden teruggewonnen uit mest, de uitstoot van CO2 kan verder worden verminderd en de biodiversiteit staat nog te veel onder druk.

Hoog op internationale agenda

Wereldwijd neemt in 2015 de aandacht voor groene groei bij internationale organisaties zoals de Verenigde Naties (VN), de OESO en de EU toe. Ook de G7 had tijdens zijn recente top in Duitsland duurzame groei en werkgelegenheid hoog op de agenda staan. De G7 heeft concrete stappen geformuleerd op elementen die voor het vervolg van deze tussenbalans en het voortzetten van de dialoog over groene groei relevant zijn. Hierbij gaat het onder andere over het terugdringen van klimaatverandering en energieverbruik, het in 2015 operationaliseren van het Green Climate Fund en het stimuleren van grondstoffenefficiëntie. De G7 sprak hierbij de ambitie uit om de CO2-uitstoot verder te verminderen.

Dit najaar zal de VN in het kader van de Post-2015 agenda afspraken maken over nieuwe mondiale doelen voor duurzame ontwikkeling: de Sustainable Development Goals (SDG’s). Deze nieuwe doelen zullen universeel, dus voor alle landen, gelden. Ook Nederland zal hierover rapporteren. Voor het realiseren van de SDG’s in de komende jaren is verdere samenwerking van Nederland met internationale organisaties als de Wereldbank, regionale ontwikkelingsbanken, UNDP, UNEP, OESO, het bedrijfsleven en de financiële sector nodig. Dit geldt eveneens voor de maatschappelijke organisaties en de kennisinstellingen.

Het New Climate Economy rapport van de Global Commission on Climate and the Economy hebben wij positief ontvangen. Dit rapport geeft aan hoe klimaatacties nieuwe economische kansen en besparingen opleveren en dat een sterk nieuw mondiaal klimaatakkoord essentieel is om zekerheid aan investeerders te bieden. In december zal de Klimaatconferentie van de Verenigde Naties plaatsvinden in Parijs, waar een nieuw klimaatverdrag voor de periode na 2020 moet worden gesloten. Dit zal naar verwachting ook bijdragen aan de transitie naar een groene economie.

De Europese Commissie zal later dit jaar voorstellen doen voor het versnellen van de transitie naar een circulaire economie. Het oorspronkelijke pakket aan voorstellen is door de Commissie teruggenomen om meer aandacht voor groei en banen te bereiken, gecombineerd met voordelen voor het milieu. Wij juichen deze intentie toe en hebben de Commissie informeel een aantal suggesties aangereikt bijvoorbeeld om belemmeringen in de wet- en regelgeving op te heffen, ook door met Green Deals te werken. Daarnaast biedt een nieuw pakket kansen om meer in te zetten op het begin van de keten: preventie en productontwerp. Tijdens ons voorzitterschap in de eerste helft van 2016 zal het kabinet helpen het nieuwe pakket tot positieve besluitvorming te brengen.

Juist handelingsperspectief leidt tot resultaten

Groene groei vergt innovatie en investeringen in groenere technologieën die nieuwe economische kansen creëren. De overheid heeft een aantal mogelijkheden om deze transitie te bevorderen: zorgen voor juiste marktprikkels, bijvoorbeeld op innovatief aanbesteden, regelgeving die groene investeringen bevordert en belemmeringen wegneemt, inzetten op groene groei in het innovatiebeleid, vergroening via hulp, handel en investeringen en het agenderen van de noodzaak voor zulke vernieuwing vanuit onze rol als netwerkpartner.

Deze beleidspijlers hebben de afgelopen jaren mede gezorgd voor resultaten in alle groenegroeidomeinen: energie, biobased economy, klimaat, van afval naar grondstof en circulaire economie, gebouwde omgeving en stad, voedsel, mobiliteit en water. In de beleidsbrief Groene Groei van maart 2013 heeft het kabinet een aantal acties toegezegd. Deze hebben wij samen met de maatschappelijke partijen gerealiseerd. En op verschillende pijlers en domeinen meer dan dat.

Resultaten op de pijlers:

Slimme marktprikkels: Een voorbeeld van een prikkel die de overheid in de markt brengt om een maatschappelijke opgave te helpen realiseren is de SDE+. De uitgaven aan de SDE+ worden gedekt uit de Opslag voor Duurzame Energie, die door particulieren en bedrijven wordt opgebracht. In 2015 is 3,5 miljard euro subsidie beschikbaar gesteld voor investeringen in hernieuwbare energieprojecten. Deze middelen worden ingezet om de projecten rendabel te maken. Daarmee worden zij concurrerend in de markt en kunnen de doelstellingen voor hernieuwbare energie gehaald worden.

Ook via de fiscaliteit helpt het kabinet prikkels aan te brengen voor vergroening. Nederland kent in vergelijking met EU- en OESO-lidstaten een van de hoogste aandelen milieubelastingen. Dit aandeel zal de volgende jaren nog toenemen.

De komende OESO Peer Review laat zien dat wij hiermee succesvol zijn in het beleid.

De rijksoverheid koopt duurzaam in. Bedrijven doen, soms in samenspraak met NGO’s, een appèl op de overheid om de lat hoger te leggen, want technische ontwikkeling maakt steeds meer mogelijk. Wij onderzoeken waar de ambitie kan worden aangescherpt en zullen uw Kamer nog dit jaar onze voorstellen voor duurzaam inkopen toesturen.

Het kabinet werkt samen met bedrijven en financiële instellingen best practices, tools en methoden uit om de maatschappelijke impact op natuurlijk kapitaal4 en sociale omstandigheden beter mee te wegen in financiële en strategische besluitvorming.

Stimulerende wet- en regelgeving: Regelgeving kan ondernemers stimuleren om te investeren in groene groei en innovatie. Zo hebben normen voor CO2-uitstoot geleid tot nieuwe technologie voor schonere auto’s. Maar regelgeving kan ook belemmerend werken. Daarom zet het kabinet in op het creëren van ruimte in wet- en regelgeving. Sinds 2013 zijn op dit vlak 155 belemmeringen geïdentificeerd. Samen met de betreffende bedrijven zoeken wij naar oplossingen die investeringen mogelijk maken. Dit zijn nu nog voornamelijk belemmeringen uit de domeinen biobased economy en van afval naar grondstof en circulaire economie. In 2015 zet het kabinet in op een bredere inventarisatie van mogelijke belemmeringen voor innovatieve investeringen in groenegroeidomeinen en (top)sectoren. Hierbij willen wij het accent leggen op starters en het mkb, waarvoor de belemmeringen minder snel zichtbaar zijn.

Innovatie: Vernieuwing is een belangrijke sleutel voor groene groei. Met de topsectoren werken wij eraan de innovatiekracht van Nederland nationaal en internationaal op de kaart te zetten. Met het oog op de Kennis- en Innovatieagenda’s 2016–2017 heeft het kabinet nog meer aandacht gevraagd voor de wijze waarop de topsectoren inzetten op maatschappelijke uitdagingen zoals vergroening. Om de innovaties tot wasdom te laten komen is een geïntegreerde aanpak noodzakelijk, variërend van kennis, financiering, menselijk kapitaal tot internationalisering.

Het duurzaamheidsaandeel van het innovatie-instrumentarium wordt steeds meer zichtbaar. Uitgaande van de definitie van maatschappelijke uitdagingen, zoals benoemd in het Europese programma Horizon 2020, bedraagt dit aandeel 62 tot 72% op basis van het aantal projecten en 68 tot 78% op basis van het budget. Voor groene groei, dat een onderdeel is van duurzaamheid, liggen deze percentages (gemeten voor WBSO, TKI-toeslag en MIT) lager. In de bijlage treft u de analyse hiervan aan, alsmede onze reactie op de motie Van Tongeren.

Het kabinet wil knelpunten in financiering zoveel mogelijk voorkomen. Beschikbaarheid van financiering voor innovatie, waaronder durfkapitaal, krijgt daarom veel aandacht. Nieuwe of recent geïntensiveerde instrumenten die innovaties ondersteunen zijn: Vroege fase financiering, Innovatiekredieten, Seed faciliteit, ROM’s en het Dutch Venture Initiative.

De Monitor Bedrijfsfinanciering zal na de zomer van 2015 nader ingaan op het rapport Vallei des doods voor eco-innovatie in Nederland van het Planbureau voor de Leefomgeving (maart 2015).

Overheid als netwerkpartner: Met de greendealaanpak bieden wij ruimte aan concrete initiatieven uit de samenleving, mede om het beleid op maatschappelijke uitdagingen te helpen realiseren. De overheid faciliteert deze door het wegnemen van belemmeringen en het tijdelijk nemen van een regierol. Sinds de start van deze aanpak hebben wij 176 Green Deals gesloten met 1090 deelnemende partijen en wordt de aanpak in alle groenegroeidomeinen en biodiversiteit benut. De manier waarop de overheid in Green Deals samenwerkt met de energieke samenleving is ook toepasbaar voor andere maatschappelijk opgaven. Wij onderzoeken nu, met de betrokken partijen, deze mogelijkheden op verschillende terreinen: Health Deals, Safety Deals en deals in de StartupDelta. Samen met de Europese Commissie wordt verkend of Europese Green Deals haalbaar zijn. Daarnaast zal de door het kabinet aangekondigde Agenda Stad naar verwachting kunnen bijdragen aan het bevorderen van kansen voor groene groei in de steden door de vorming van stedelijke coalities, onder andere op het gebied van energietransitie en circulaire economie.

Nieuwe pijler, Vergroening via hulp, handel en investeringen: De afgelopen jaren is gebleken dat Nederlandse activiteiten internationaal bijdragen aan groene groei. Enerzijds zijn die internationale activiteiten nauw vervlochten met nationale ontwikkelingen op de verschillende domeinen. Anderzijds zijn er ook domeinoverstijgende internationale inspanningen te benoemen. Dat zijn vooral activiteiten die te maken hebben met vergroening via de agenda voor hulp, handel en investeringen. Deze zijn ondergebracht in deze nieuwe pijler.

Wij dragen Nederlandse kennis en technologie voor geïntegreerde, duurzame oplossingen breed uit, met name op het gebied van circulaire economie, verduurzaming van handelsketens en oplossingen voor water. Deze brengt het kabinet onder de aandacht in economische missies en door deelname aan internationale netwerken: het Green Growth Knowledge Platform, de Tropical Forest Alliance 2020 en de Global Alliance for Climate Smart Agriculture. Daarnaast hebben wij instrumenten ontwikkeld om mondiaal overdracht van kennis en technologie te stimuleren zoals het Dutch Good Growth Fund, het Fonds voor Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid, en het Fonds Duurzaam Water.

Resultaten op de domeinen:

Klimaat en Energie: In oktober 2014 zijn tijdens de Europese Raad afspraken gemaakt over het Europese klimaat- en energiepakket voor de periode 2021–2030. Belangrijkste afspraken zijn een CO2-reductiedoel van tenminste 40%, een Europees doel van 27% hernieuwbare energie en een Europees streefcijfer van 27% ter verbetering van de energie-efficiëntie. Met de uitvoering van de Klimaatagenda5 en het Energieakkoord6 wordt aan deze doelen gewerkt.

Biobased economy: Voor het bevorderen van de transitie naar een biobased economy hebben wij voortgang geboekt in kennisontwikkeling, het creëren van een gunstig vestigingsklimaat en marktontwikkeling. Uw Kamer heeft onze visie ontvangen over de optimale inzet van biomassa door cascadering7 en de verdere ontwikkeling van bioraffinage. In de afgelopen drie jaren is naar schatting in totaal 1,5 miljard euro in biobased geïnvesteerd door bedrijven en overheden.

Van afval naar grondstof en circulaire economie: Voor het bevorderen van de transitie naar een circulaire economie is samen met het bedrijfsleven en kennisinstellingen ingezet op het tot stand brengen van een versnellingscoalitie, pre-competitief onderzoek, ondersteuning bij het sluiten van ketens en het identificeren van belemmerende regelgeving. Uw Kamer is recent geïnformeerd over de voortgang van het programma Van Afval Naar Grondstof8 en de operationele doelstellingen voor de komende periode voor het vitaal houden van ons natuurlijk kapitaal, het verbeteren van de voorzieningszekerheid van grondstoffen en het versterken van het verdienvermogen van onze economie. Hoogwaardige recycling van conflictmineralen, zoals goud, tin, wolfraam en tantaal, is onderdeel van dit programma.

Hiermee heeft het kabinet het domein van afval naar grondstof verbreed naar circulaire economie.

Gebouwde omgeving en stad: De vergroening in het domein bouw breidt zich uit van energiebesparing in gebouwen naar de gebouwde omgeving in bredere zin, met toenemende aandacht voor de circulaire economie. De bouwsector maakt werk van duurzame innovatie door het opzetten van expertteams en (circulaire) pilotprojecten. Met de sector zijn methodieken, keurmerken en Green Deals ontwikkeld voor duurzame prestaties van materialen en gebouwen. Om dit te faciliteren hebben wij meer ruimte in regels gecreëerd, onder meer voor de toepassing van biobased materialen en transformatie van gebouwen. Door kantoortransformatie zijn enkele duizenden woongelegenheden gecreëerd. In het kader van het Energieakkoord zijn energiebespaarfondsen beschikbaar gesteld voor koop- en huurwoningen, is een subsidieregeling voor corporatiewoningen gelanceerd en een deal door woningcorporaties en bouwbedrijven gesloten om 111.000 nul-op-de-meter woningen te realiseren.

Voedsel: Uw Kamer is in november 2014 over het kabinetsbeleid geïnformeerd met de brief Nederlandse inzet voor wereldwijde voedselzekerheid9. Vanuit onze sterke kennis- en exportpositie zetten wij in om ook op de lange termijn voldoende, gezond en veilig, alsmede sociaal en ecologisch verantwoord voedsel te produceren voor de sterk groeiende wereldbevolking, met speciale aandacht voor de meest kwetsbaren. In internationale fora werkt Nederland samen met multilaterale organisaties, zoals het International Fund for Agricultural Development (IFAD). Beschermen van gewassen en teelten tegen ziekten, plagen en onkruiden met vermindering van de milieulast is een belangrijke randvoorwaarde voor hoogwaardige productie. Ons kader, en dat voor onze inzet in de EU, is de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst10.

Voor het zomerreces 2015 zal het kabinet komen met de reactie op het advies Naar een voedselbeleid van de WRR.

Mobiliteit: In het kader van het Energieakkoord is in de Duurzame Brandstofvisie

samen met bedrijven en kennisinstellingen een beeld geschetst voor de verschillende aandrijflijnen van mobiliteit en transport. Centraal daarbij staat hoe Nederland het beste kan inzetten om zó te verduurzamen dat we in 2030 niet meer dan 25 Mton CO2 uitstoten (17% minder dan in 1990) en daarbij de economie kunnen vergroenen. Er zijn al diverse Green Deals gesloten op het gebied van elektrisch vervoer, schonere brandstoffen in de binnenvaart, zwaar-wegverkeer (van diesel naar LNG) en luchtvaart. Naast schonere voertuigen en energiedragers is er vanuit het kabinet betrokkenheid bij acties om de vraag te beïnvloeden zoals een meerjarige bewustwordingscampagne en het programma Lean and Green Personal Mobility, waarbij werkgevers worden gestimuleerd om 20% CO2 te besparen op woon-werk en zakelijk verkeer.

Water: Met de Delta-aanpak worden in het kader van Disaster Risk Reduction samen met andere landen innovatieve oplossingen ontwikkeld gericht op waterveiligheid en zoetwatervoorziening voor nu en voor toekomstige klimaatadapatie. Er wordt samen met de Unie van Waterschappen gewerkt aan verschillende Green Deals. Wij spannen ons in om de bestaande Green Deal Energiefabrieken te verbreden naar de uitvoering van projecten op het gebied van duurzame energie, zoals windenergie, zonne-energie en blue-energy. De Green Deal Grondstoffenfabriek werkt aan het terugwinnen van grondstoffen uit afvalwater. Ook de topsector water zet in op het hergebruik en reinigen van afvalwater (more crop for a drop). Dit draagt bij aan voedselveiligheid en duurzame landbouw.

Voortbouwen aan groene groei

De opgave blijft om in de huidige aantrekkende economie de trend van ontkoppeling vast te houden, en te versterken naar absolute ontkoppeling op alle delen van ons natuurlijk kapitaal. Nederland heeft een sterk internationaal vervlochten hoogwaardige kenniseconomie met een hoog aandeel grondstof- en energie-intensieve basisindustrie. Dit zorgt ervoor dat het natuurlijk kapitaal in andere landen door ons handelen wordt belast. Maar biedt ook de mogelijkheid om een positieve bijdrage te leveren aan groene groei in die delen van de wereld. Dat doen wij bijvoorbeeld door de export van kennisintensieve cleantech producten en procesinnovaties (Dutch Solutions for Global Markets). Daarbij is het van belang om ons internationaal en in Europees kader sterk te blijven maken voor een gelijk speelveld voor ons bedrijfsleven.

Het kabinet werkt met vele partijen de komende periode verder aan groene groei. Wij signaleren daarbij de mogelijkheid voor een domeinoverstijgende aanpak:

  • Door geopolitieke bewegingen en door een hoge belasting voor mens en milieu zullen nu veelgebruikte grondstoffen in de toekomst minder of niet meer beschikbaar (kunnen) zijn. Vanuit het topsectorenbeleid gaan wij sterker inzetten op onderzoek en innovatie voor duurzame alternatieven voor schaarse grondstoffen, voor alternatieve vormen van energieopwekking en voor het ontwikkelen van recyclingtechnologieën.

  • Efficiënter omgaan met CO2, energie, grondstoffen, water en bodem vereist een domeindoorsnijdend aanpak over gehele ketens en ook tussen ketens. Hiervoor is regie nodig en samenwerking tussen veel partijen die niet voldoende uit de markt zelf kan komen. Onze ambitie is een twintigtal ketens bij elkaar te brengen, te onderzoeken welke efficiencydoelstellingen haalbaar zijn en welke bijdragen de diverse partijen hieraan kunnen leveren.

  • Circulair en recycling zijn steeds belangrijker geworden, met name in de domeinen energie, biobased economy, van afval naar grondstof, gebouwde omgeving en stad, voedsel en water. Maar het kabinet ziet hier kansen in alle sectoren van de economie en zal daarvoor een aanpak ontwikkelen. Ook bij de Europese Commissie zetten wij in op het mogelijk maken van circulariteit, waarbinnen afval en alle andere vormen van herbruikbare grondstoffen kunnen worden ingezet voor nieuwe producten.

  • Nieuwe, rendabele business cases zijn een voorwaarde om groene groei verder tot een succes te brengen. Onze ambitie is om (rest)producten die tot nu toe een kostenpost vormen zo te kunnen benutten dat zij tot een sluitende business case leiden. Daarvoor zal de lineaire Europese regelgeving moeten worden aangepast, maar ook in het verlengde daarvan onze eigen regelgeving alsmede de wijze waarop onze inspecties en medeoverheden hiermee omgaan. Ook zullen wij de greendealaanpak hiervoor inzetten, de StartupDelta en het financiële instrumentarium.

  • Om maatschappelijke kosten en de impact op natuurlijk kapitaal en sociale omstandigheden onderdeel te kunnen maken van besluitvorming bij bedrijven, financiële instellingen en overheden zal het kabinet in overleg met maatschappelijke partijen verder werken aan methoden en randvoorwaarden om deze kosten mee te wegen.

  • Geografische- en bestuurlijke lagen, dat wil zeggen, regionaal, nationaal, EU en internationaal, worden steeds meer onderling afhankelijk en interactief in het verder ontwikkelen van groene groei. Het kabinet wil de agendavorming beter afstemmen en afspraken maken over gezamenlijke financiering van onderzoek en projecten. Recente voorbeelden, zoals de samenwerking bij ontwikkelingsmaatschappijen, MIT en EFSI, geven vertrouwen dat de samenwerking Regio-Rijk-EU ook voor groene groei substantiële kansen biedt.

  • De Agenda Stad is volop in ontwikkeling. In de steden, motoren van onze economie, komen de verschillende domeinen samen en concentreren zich bij uitstek uitdagingen en kansen voor groene groei. De opgave is om in interactie tussen de verschillende domeinen (energie, mobiliteit, bouw, water, voedsel, afval) tot nieuwe oplossingen te komen, en hiertoe ook nieuwe kennis en vaardigheden te ontwikkelen.

Met deze brief onderschrijft het kabinet de constatering uit de rapporten van de WRR11 en het PBL12, dat vergroening van de economie noodzakelijk is om het verdienvermogen van Nederland voor de langere termijn zeker te stellen. In deze publicaties wordt een groot aantal aanbevelingen gedaan, waarover uw Kamer al eerder in verschillende kabinetsreacties is geïnformeerd.

Het kabinet wil nog in 2015 de dialoog met de maatschappelijke partners voortzetten over de doelstellingen voor groene groei en de bijdragen die zij daaraan kunnen leveren. Toekomstige afspraken in de G20 naar aanleiding van de G7-top in juni 2015 over duurzame groei en werkgelegenheid zullen mede richtinggevend zijn. De planbureaus en hun adviezen gaan wij hierbij betrekken. De doelen in de diverse domeinen kunnen elkaar versterken. Op enkele domeinen, zoals voor hernieuwbare energieproductie in 2020/2023 bij het Energieakkoord, zijn deze geformuleerd, op andere domeinen bestaan voornemens hiertoe. Zo werken wij, met alle partijen, toe naar lange termijn ambities voor groene groei in 2050, aan tussendoelen om daar te komen en aan de synergie tussen de pijlers en domeinen.

Deze Tussenbalans Groene Groei laat zien dat wij gezamenlijk, met bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen, voortbouwen op een stevig fundament om het concurrentievermogen van Nederland te versterken, en tegelijkertijd de belasting van het milieu en de afhankelijkheid van schaarse grondstoffen terug te dringen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Bijlage 1: Overzicht kabinetsreactie, moties en toezeggingen

Met deze brief geven wij invulling aan de volgende kabinetsreactie, moties en toezeggingen:

Kabinetsreactie

  • Reactie op de derde Monitor Duurzaam Nederland (CBS, 2014) – Hoofdstuk 4: Groene Groei

    Zie bijlage 2.

Moties

  • Motie van het lid Van Tongeren (34 000-XIII-40) betreffende het verzoek aan de regering om te onderzoeken hoe het aandeel innovatiesubsidies dat bijdraagt aan de verduurzaming vergroot kan worden. Zie Tussenbalans pagina 17.

  • Motie van de leden Van Veldhoven, Dijkstra en Cegerek (21 501-08 nr. 557), VAO milieuraad d.d. 4 maart jl. betreffende het verzoek aan de regering, zich binnen de EU, wanneer het gaat om de nieuwe voorstellen voor een circulaire economie, hard te maken voor het bevorderen van investeringen en het wegnemen van belemmeringen. Zie Tussenbalans pagina 51.

  • Motie van het lid Hachchi c.s. (34.000 J nr 19), wetgevingsoverleg van 17 november 2014, betreffende het verzoek aan de regering samen met de waterschappen te inventariseren wat er nodig is om alle waterschappen in 2025 energieneutraal te laten zijn. Zie Tussenbalans pagina 76.

Toezeggingen

  • Toezegging van de Minister van Economische Zaken aan het lid Van Veldhoven (Kamerstuk 32 637, nr. 153) om te bezien of er behoefte is bij lokale overheden en bedrijfsleven om tot een loket te komen waar zij terecht kunnen voor informatie en ondersteuning voor het verlenen van vergunningen. Zie Tussenbalans pagina 13.

  • Toezegging van de Minister van Economische Zaken aan het lid Van Tongeren (Handelingen II nr.15, 2014) betreffende het verzoek om bij de volgende rapportage over de Green Deals in te gaan op de stand van zaken van de Green Deal Auto Delen. Zie Tussenbalans pagina 15.

  • Toezegging van de Minister van Economische Zaken aan het lid lid Van Tongeren (Kamerstuk 32 637, nr. 153, 2014) om te bekijken of het greendealinstrument kan worden ingezet voor de deeleconomie. Zie Tussenbalans pagina 15.

  • Toezegging van de Minister van Economische Zaken aan het lid Van Veldhoven om te bezien of jaarlijks een handelsmissie voor duurzame/groene bedrijven kan plaatsvinden. Zie Tussenbalans pagina 21.

  • Toezegging van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om in de Tussenbalans Groene Groei het onderwerp recycling (in relatie tot conflictgrondstoffen) mee te nemen. Zie Tussenbalans pagina 50.

Toezegging van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu in de brief van 21 mei 2013 (Kamerstuk 31 209, nr. 158, 2013) om het rapport The economic impact of low-carbon vehicles in the Netherlands van het Cambridge Econometrics Institute toe te sturen. Zie bijlage 5 13.

Bijlage 2: Reactie op de Monitor Duurzaam Nederland (CBS, 2014) – hoofdstuk 4: Groene Groei

In het najaar 2014 is de Monitor Duurzaam Nederland (MDN) van het CBS en de drie planbureaus (PBL, CPB en SCP) voor de derde maal gepubliceerd. Hierin zijn indicatoren en visualisaties van duurzaamheid in meest brede zin, ook met betrekking tot sociale cohesie, solidariteit, arbeidsmobiliteit en internationale ontwikkelingssamenwerking opgenomen. In deze kabinetsreactie, als onderdeel van de Tussenbalans Groene Groei, focussen wij op de onderdelen die een relatie hebben met groene groei, zonder af te doen aan het belang van de andere thema’s van duurzame ontwikkeling.

De monitor schetst een beeld van de impact van de Nederlandse consumptie en productie op het milieu en de leefomgeving binnen en buiten ons land op basis van zes samengestelde indicatoren. Deze verschaffen overigens een beeld op zogenaamd outcome-niveau, waarbij niet zonder meer uitspraken kunnen worden gedaan over de impact van de overheidsinzet op vergroening van de economie in de afgelopen jaren.

De zes groenegroei-indicatoren sluiten aan bij het OESO-raamwerk en zijn:

Milieuefficiëntie: emissies van broeikasgassen en emissies naar water (bijvoorbeeld zware metalen), nutriëntenoverschot van de agrarische sector en afval.

Grondstoffenefficiëntie: verbruik van energie en van materialen (metalen, biomassa en mineralen).

Natuurlijke hulpbronnen: biodiversiteit, oppervlak groen gebied, energiereserves, houtvoorraad en visbestanden.

Milieukwaliteit van leven: invloed van lucht-, water- en bodememissies op bijvoorbeeld fijn stof en biologische en chemische waterkwaliteit.

Groene beleidsinstrumenten: aandeel groene belastingen en milieusubsidies, en milieukosten aandeel in het BBP.

Economische kansen: aandeel van groene patenten, aandeel van de milieusector (bijvoorbeeld duurzame energie) in de toegevoegde waarde en werkgelegenheid.

Overwegend absolute ontkoppeling, internationaal gemiddeld

Bijna alle milieudrukindicatoren laten zien dat de emissies en het verbruik van grondstoffen door productie in Nederland in de periode 2001 – 2013 zijn afgenomen. In deze periode is onze economie (productie) gegroeid met 12 procent. De uitstoot van broeikasgassen is met 8 procent gedaald. Er is in Nederland overwegend sprake geweest van een absolute ontkoppeling tussen economische groei en milieudruk, zowel in de periode voor 2008 als daarna, de periode van economische neergang. Onze voetafdruk in het buitenland laat een minder gunstig beeld zien. Europees en binnen de OECD scoort Nederland daarmee gemiddeld.

Gemengd beeld bij enkele indicatoren

Koolstofafdruk: Onze broeikasgasemissie laat een dalende trend zien voor de economische activiteiten in eigen land. Maar de emissie gerelateerd aan materialen geproduceerd in het buitenland en door Nederland geïmporteerd vertoont een stijgende trend.

Grondstoffenvoetafdruk: Het materialengebruik in Nederland is fors gedaald. Toch is onze voetafdruk voor grondstoffen gestegen omdat door ons gebruikte grondstofintensieve producten steeds meer in het buitenland worden vervaardigd.

Nutriënten: Bij nutriënten zijn de overschotten sinds 2001 aanzienlijk gedaald: stikstof met 33% en fosfor met 62%. De trend, absolute ontkoppeling, is daarmee goed. Toch is het niveau nog te hoog om aan de beleidsdoelen te voldoen en scoort Nederland vergeleken met Europa en OECD niet goed.

Energie: Het energieverbruik door Nederlandse productie ligt in 2013 op het zelfde niveau als in 2001. Er is gemiddeld over deze periode geen sprake van absolute ontkoppeling, echter wel over de periode na 2008.

Kwaliteit leefomgeving: Ook op het gebied van kwaliteit van de leefomgeving is het beeld gemengd. Met de kwaliteit van het oppervlaktewater en omzetting van groen gebied in bebouwd gebied scoort Nederland relatief laag. De verminderde stedelijke blootstelling aan fijnstof en het lichte herstel van de biodiversiteit (sinds 2008) zijn positieve ontwikkelingen. De biodiversiteit staat nog wel onder druk, hoewel wij in Europa een middenpositie innemen.

Duidelijke verschillen tussen bedrijfstakken

Interessant is de uitsplitsing van de prestaties naar verschillende bedrijfstakken. Er zijn behoorlijke verschillen tussen de bedrijfstakken en tussen de prestaties in de periode voor en na 2008. Goed scoorden de emissie-intensieve industrieën als de chemische- en olieverwerkende industrie, waar de toegevoegde waarde tussen 2001 en 2008 met 21% steeg, terwijl de emissies met 15% daalden. Ook de energiebedrijven, de landbouw en de basismetaalindustrie hebben in die periode een absolute ontkoppeling laten zien. In de transportsector, overheid en zorgsector is sprake geweest van relatieve ontkoppeling. In de zakelijke dienstverlening is de milieudruk sterker gestegen dan de economische groei. Vanaf 2008 stagneerde deze ontwikkeling overigens, hoewel de meest emissie-intensieve sectoren nog steeds een verbetering laten zien.

Nederland in internationaal perspectief: onze voetafdruk

Consumptie en productie in Nederland hebben, in vergelijking met EU-landen, een grote en stijgende milieudruk in overige landen, met name ontwikkelingslanden, tot gevolg (voetafdruk). Nederland importeert relatief veel natuurlijk kapitaal (biomassa, grondstoffen). Oorzaak hiervan is een relatief hoog aandeel basisindustrie die zeer grondstofintensief produceert voor verwerkende industrieën elders. De biodiversiteitsvoetafdruk daalt sinds 2000, hoewel de daling recentelijk lijkt af te vlakken. Tegenover de milieudruk die onze consumptie- en productiewijzen internationaal veroorzaakt, staat dat wij veel ontwikkelingshulp en financiële overdrachten verschaffen.

Beleidsinstrumenten en economische kansen

Groene beleidsinstrumenten: Het aandeel groene belastingen in de totale belastingopbrengst neemt de afgelopen jaren iets af. Het aandeel milieusubsidies in de overheidsuitgaven is constant sinds 2005 en de uitgaven voor milieubescherming als percentage van het BBP is gedaald. Toch scoort Nederland internationaal gezien erg hoog op deze indicatoren. Wij hebben een van de hoogste aandelen groene belastingen en een hoog impliciet belastingtarief op energie.

Het kabinet wil hierbij opmerken dat het aandeel milieubelastingen in de komende jaren flink zal toenemen vanwege de Opslag Duurzame Energie.

Economische kansen: De kansen die voortkomen uit groene groei nemen toe. Ons internationale aandeel en het absolute aantal groene patenten is hoog en neemt verder toe. Het aandeel van de milieusector in de toegevoegde waarde en werkgelegenheid groeit. In de duurzame energie sector bijvoorbeeld met 23% sinds 2001, terwijl de werkgelegenheid in ons land in totaal met 2% steeg. Het aandeel milieuinvesteringen is hoger dan in 2001, hoewel sinds 2007 sprake is van een dalende trend.

Welke lessen trekt het kabinet hier uit

Goede prestatie: De Nederlandse economie oefent minder directe druk uit op het milieu dan in 2001. De bedrijven, daartoe mede gestimuleerd en waar nodig bijgestuurd door de overheid, hebben daarmee een goede prestatie geleverd.

Extra inspanning nodig: Dat betekent niet dat we geen extra inspanningen moeten leveren voor de toekomst. Internationaal gezien scoren we gemiddeld ten opzichte van de landen in de EU en OESO. Dat is geen reden tot grote tevredenheid.

Voetafdruk verslechtert: Onze voetafdruk voor broeikasgassen en grondstoffen hebben we in eigen land steeds beter op orde. Maar deze blijft door de wijze van produceren van bedrijven in het buitenland aanzienlijk en verslechtert zelfs. In de pijler vergroening via hulp, handel en investeringen komen wij terug op onze inzet hierin verbetering te brengen.

Nutriënten goed op weg: Bij het reduceren van het nutriëntenoverschot heeft ons bedrijfsleven een grote prestatie geleverd. Europees en binnen de OECD gezien is onze positie nog niet goed. In de pijler stimulerende wet- en regelgeving en bij het domein voedsel beschrijft het kabinet de aanpak om ook op dit punt verder verbeteringen te stimuleren.

Evaluatie van het Energieakkoord: De MDN geeft aan dat het energieverbruik in 2013 door Nederlandse productie op het zelfde niveau ligt als in 2001. Er is dus geen sprake van absolute ontkoppeling. De monitor heeft niet de doelstellingen voor duurzame energie voor de periode tot 2020 bezien. Hierover wordt de Kamer geïnformeerd in het domein energie.

Transitie vergt voortgaande inzet: Hoewel de MDN werkt met cijfers uit 2013, en daarom meer een indicatie geeft van waar we op moeten inzetten dan een oordeel over de effectiviteit van het kabinetsbeleid, laat de MDN duidelijk zien dat de transitie naar groene groei tijd en doorgaande inzet vergt.

Toekomstige ontwikkeling MDN

Toevoegen handelingsperspectief en verbeteren dataset

In zijn huidige vorm geeft de Monitor Duurzaam Nederland een bruikbaar overzicht van ontwikkelingen op gebied van de economie en het natuurlijk en sociaal kapitaal. Tegelijkertijd is het duidelijk dat de MDN verder dient te ontwikkelen om de indicatoren en visualisaties beter te kunnen duiden naar handelingsperspectieven voor vervolgacties. Zo is het gewenst dat de samenhang en onderlinge afhankelijkheden tussen economisch, natuurlijk en sociaal kapitaal nog explicieter geduid worden, en bestaan bij de uitkomsten van de voetafdrukberekeningen nog behoorlijke onzekerheden door gebrek aan goede of recente data.

Internationale vergelijking op bedrijfstakniveau

Er bestaan behoorlijke verschillen tussen sectoren en bedrijfstakken, ook tussen de periode voor en na 2008. Het kabinet zal het CBS en planbureaus vragen in de volgende monitor op bedrijfstakniveau een vergelijking te maken met EU- en OECD-landen. Dan wordt duidelijker wat we mogen verwachten van de bijdrage van bedrijven en zien we de totale Nederlandse bijdrage ook in het perspectief van onze sectorstructuur.

Aansluiten op Sustainable Development Goals

De MDN-systematiek dient ook recht te doen aan de uitkomsten van de besluitvorming over de Sustainable Development Goals (SDG’s) op VN-niveau. Daarbij wil Nederland zijn kennis op het gebied van statistiek inzetten voor een logische samenhang, ook internationaal, tussen verschillende methodieken op verschillende schaalniveaus. In samenwerking met onder andere het Global Reporting Initiative en The Sustainability Consortium moet gekeken worden hoe het mondiale niveau van de SDG’s naast doorvertaling naar nationaal niveau, ook gekoppeld kan worden aan het organisatie- en productniveau («alignment»). Het rapport Reporting on sustainable development at national, company and product levels vormt hierbij het uitgangspunt.

Het kabinet vraagt CBS en de planbureaus om voorstellen uit te werken voor het versterken van de verbindingen tussen economie en het natuurlijk en sociaal kapitaal in de Monitor Duurzaam Nederland en zijn onderliggende modellen. Het rapport Monitor Materiaalstromen Plus dient hierbij als belangrijke bouwsteen te worden opgenomen. In deze haalbaarheidstudie wordt conceptueel uitgewerkt hoe verschillende grondstofgerelateerde thema’s (circulaire economie, biobased economy, deeleconomie, grondstoffenefficiëntie, voorzieningszekerheid, duurzaamheid van grondstoffen, natuurlijkkapitaalrekeningen, eco-innovatie) geïntegreerd kunnen worden, mede op basis van beschikbare informatie.

Bijlage 3: Reactie op de motie van Het lid Van Tongeren inzake het duurzaamheidsaandeel van de innovatie-instrumenten

Op 16 oktober 2014 is door Het lid Van Tongeren een motie ingediend, en na stemming aangenomen, om te onderzoeken hoe het aandeel innovatiesubsidies dat bijdraagt aan de verduurzaming vergroot kan worden.14 Aan de motie lag ter overweging dat volgens de Monitor Bedrijvenbeleid 2014 van het Ministerie van Economische Zaken slechts een beperkt deel van de innovatiesubsidies bijdraagt aan vergroening van de economie, constaterende dat in het Kaderbesluit EZ-subsidies een bepaling is opgenomen dat een subsidieregeling alleen wordt vastgesteld indien de subsidiabele activiteiten tevens op enigerlei wijze bijdragen aan een aspect van duurzaamheid.

In 2009 is al eerder een globale schatting aan de Tweede Kamer gerapporteerd over het duurzaamheidsaandeel in de innovatiesubsidies (ca. 50%) op basis van het toen gehanteerde duurzaamheidsbegrip langs de lijnen People, Planet, Profit15. In 2011 is de in de motie aangehaalde duurzaamheidsbepaling in het Kaderbesluit EZ-subsidies in werking getreden.16 In de bepaling worden nadrukkelijk drie dimensies van duurzaamheid onderscheiden: de economische, ecologische en sociale dimensie van duurzaamheid. Duurzaamheid is een ruimer begrip dan groene groei dat verwijst naar economische en ecologische aspecten en domeinen van de groengroeistrategie van het kabinet. Beide begrippen kunnen dus niet als synoniemen worden beschouwd. Een vergelijking in de tijd van cijfers op basis van een duurzaamheidsbegrip met die op basis van de smaller gedefinieerde groenegroeicijfers uit de Monitor Bedrijvenbeleid 2014 geeft geen indicatie over de ontwikkeling van de verduurzaming of de mate van vergroening van de economie. De onderstaande figuur illustreert de reikwijdte van de uiteenlopende begrippen.

Ter beantwoording van de motie wordt een zo juist en actueel mogelijk beeld geschetst van het duurzaamheidsaandeel van de innovatie-instrumenten van EZ. Daartoe is gewerkt met de nieuwste concepten, zoals die in het kader van de Monitor Duurzaam Nederland van het CBS (voor wat betreft groene groei) en de maatschappelijke uitdagingen zoals benoemd in het Europese financieringsprogramma voor onderzoek en ontwikkeling Horizon 2020. Deze maatschappelijke uitdagingen staan centraal in het Europese R&D- en innovatiebeleid en bieden de thans gangbare omschrijving van de voor verduurzaming relevante maatschappelijke thema’s in het innovatiebeleid. Daarbij dient te worden opgemerkt dat deze maatschappelijke uitdagingen onderdeel zijn van een nog ruimer duurzaamheidsbegrip, waartoe ook thema’s zoals als bestaanszekerheid, maatschappelijke ongelijkheid, pensioenvoorzieningen en vrije tijdsbesteding worden gerekend.17 Deze thema’s zijn niet relevant en ook niet te operationaliseren als het om de instrumenten gericht op innovatiestimulering gaat. Ze blijven hier dan ook verder buiten beschouwing.

Om aan te sluiten bij eerdere rapportages over groene groei is gekozen om de analyse te richten op de toegekende rijksmiddelen in 2013. Het duurzaamheidsaandeel is bepaald aan de hand van de maatschappelijke thema’s ontleend aan Horizon 2020. Dit aandeel in de reguliere innovatie-instrumenten (WBSO, RDA, TKI, energie-innovatie, MIT, SBIR, Innovatiekrediet, Eurostars, JTIs, Eureka en Seed Capital) ligt gemiddeld tussen de 62 en 72 procent gemeten naar het aantal projecten en tussen de 68 en 78% gemeten naar het budget. Als ook de meer toepassingsgerichte energie-gerelateerde en plattelandsgerichte innovatieregelingen worden meegenomen, stijgt het gemiddelde duurzaamheidsaandeel naar 80 tot 90 procent. De percentages per instrument zijn terug te vinden in tabel 1 achter deze bijlage.

Deze percentages liggen vanzelfsprekend hoger dan de eerder in de Monitor Bedrijvenbeleid 2014 gepubliceerde aandelen van groene groei in de WBSO en MIT (respectievelijk 12 en 58 procent)18 omdat groene groei een beperkter aantal thema’s omvat dan het gehanteerde duurzaamheidsbegrip op basis van maatschappelijke uitdagingen. De volgende tabel illustreert de verschillen in cijfermatige uitkomsten voor de WBSO, MIT en TKI-toeslag op basis enerzijds van maatschappelijke uitdagingen (MU) en anderzijds van groene groei (GG).

Instrument

Duurzaamheids-aandeel 2013 geschat (naar aantal projecten)

Duurzaamheids-aandeel 2013 geschat (naar budgetten)

WBSO/RDA1

MU: 62–72%

GG: 7%–17%2

MU: 66–76%

GG: 29–39%2

TKI-toeslag

(uitgegeven TKI-toeslag 2013)

MU: 58–68%

GG: 47%–57%

MU: 27%-37%

GG: 20%–30%

MIT3

MU: 72–82%

GG: 59%–69%

MU: 72–82%

GG: 53%–63%

X Noot
1

Bron: RVO.nl | WBSO/RDA | 29 april 2015

X Noot
2

betreft enkel WBSO exclusief RDA

X Noot
3

Voor de MIT is voor deze indeling gekozen voor het indelen van de openbare projecten op Volginnovatie.nl. Dit betekent dat 242 verstrekte Vouchers en een aantal projecten van niet openbaar te maken deelnemers niet zijn opgenomen in de totalen.

Conclusie

Op basis van deze cijfers constateert het kabinet dat, gemeten naar budget, in 2013 een groot deel (circa 70%) van de innovatie-subsidies heeft bijgedragen aan facetten van duurzaamheid (gemeten naar maatschappelijke uitdagingen).

Het aandeel daarbinnen voor groene groei is logischerwijze bij generieke instrumenten als de WBSO kleiner. Voor meer gerichte instrumenten als de TKI-toeslag en de MIT is het verschil niet groot. In de Monitor Bedrijvenbeleid 2015, die na de zomer uitkomt, zal het aandeel groene groei voor alle innovatie-instrumenten worden opgenomen.

Het reguliere innovatie-instrumentarium van EZ biedt voldoende ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving. In het geval van de fiscale innovatieregelingen WBSO en RDA zonder dat daar een aparte duurzaamheidsbepaling aan ten grondslag ligt.19

In de motie Van Tongeren ziet het kabinet een aansporing om in te blijven zetten op het verbinden van innovatiebeleid met maatschappelijke uitdagingen en te blijven koersen op de groenegroeistrategie ten einde het duurzaamheidsaandeel in de innovatie-instrumenten waar mogelijk te vergroten.

Tabel 1: Overzicht duurzaamheidsaandeel van het innovatie-instrumentarium

Instrument

Aantal projecten

2013

Omvang toegekende Rijksmiddelen in € mln. 2013

Toedeling op basis van...

Duurzaamheids-aandeel geschat (naar aantal projecten)

Duurzaamheids-aandeel geschat (naar budgetten)

Maatschappelijke Uitdagingen

WBSO/RDA1

57.471

€ 988

gewogen trefwoorden-analyse

MU: 62–72%

GG: 7%–17%

MU: 66–76%

GG: Niet bepaald

– Gezondheid, demografische veranderingen, welzijn

– Voedselveiligheid, duurzame landbouw, marien en maritiem onderzoek, bioeconomie

– Veilige, schone en efficiënte energie

– Slim, groen en geïntegreerd vervoer

– Klimaat, hulpbron-efficiëntie en grondstoffen

– Veilige samenleving

TKI-toeslag

(uitgegeven TKI-toeslag 2013)

146

€ 19,7

project-omschrijving

MU: 58–68%

GG: 47%–57%

MU: 27%–37%

GG: 20%–30%

– Gezondheid, demografische veranderingen, welzijn

– Voedselveiligheid, duurzame landbouw, marien en maritiem onderzoek, bioeconomie

– Veilige, schone en efficiënte energie

– Slim, groen en geïntegreerd vervoer

– Klimaat, hulpbron-efficiëntie en grondstoffen

– Inclusieve en innovatieve samenleving

Energie innovatie2

100

€ 42,2

regeling-doelstelling

100%

100%

– Veilige, schone en efficiënte energie

MIT3

173

€ 13,8

project-omschrijving

MU: 72–82%

GG: 59%–69%

MU: 72–82%

GG: 53%–63%

– Gezondheid, demografische veranderingen, welzijn

– Voedselveiligheid, duurzame landbouw, marien en maritiem onderzoek, bioeconomie

– Veilige, schone en efficiënte energie

– Slim, groen en geïntegreerd vervoer

– Klimaat, hulpbron-efficiëntie en grondstoffen

– Inclusieve en innovatieve samenleving

– Veilige samenleving

SBIR

4

€ 4,4

sub-doelstelling

100%

100%

– Voedselveiligheid, duurzame landbouw, marien en maritiem onderzoek, bioeconomie

– Veilige, schone en efficiënte energie

– Klimaat, hulpbron-efficiëntie en grondstoffen

– Veilige samenleving

Innovatiekrediet

36

€ 51,8

project-omschrijving

92–100%

92–100%

– Gezondheid, demografische veranderingen, welzijn

– Voedselveiligheid, duurzame landbouw, marien en maritiem onderzoek, bioeconomie

– Veilige, schone en efficiënte energie

– Slim, groen en geïntegreerd vervoer

– Klimaat, hulpbron-efficiëntie en grondstoffen

– Veilige samenleving

Eurostars

33

€ 11,1

project-omschrijving

86–96%

86–96%

– Gezondheid, demografische veranderingen, welzijn

– Voedselveiligheid, duurzame landbouw, marien en maritiem onderzoek, bioeconomie

– Veilige, schone en efficiënte energie

– Klimaat, hulpbron-efficiëntie en grondstoffen

Joint TechnologyInitiatives (JTI)

14

€ 23,9

project-omschrijving

74–84%

57–67%

– Gezondheid, demografische veranderingen, welzijn

– Veilige, schone en efficiënte energie

– Slim, groen en geïntegreerd vervoer

– Veilige samenleving

Eureka Clusters

9

€ 15,4

project-omschrijving

73–83%

76–86%

– Gezondheid, demografische veranderingen, welzijn

– Voedselveiligheid, duurzame landbouw, marien en maritiem onderzoek, bioeconomie

– Slim, groen en geïntegreerd vervoer

– Klimaat, hulpbron-efficiëntie en grondstoffen

SEED Fondsen3

3

€ 12,0

fonds-

omschrijving

62–72%

62–72%

– Gezondheid, demografische veranderingen, welzijn

– Inclusieve en innovatieve samenleving

Totaal

Aantal projecten

2013

Omvang toegekende Rijksmiddelen in € mln. 2013

Toedeling op basis van…

Duurzaamheids-aandeel geschat (naar aantal projecten)

Duurzaamheids-aandeel geschat (naar budgetten)

Maatschappelijke Uitdagingen

Maatschappelijke uitdagingen gemiddeld over alle regelingen

57.989

€ 1.1824

Gemengde aanpak

62–72%

68–78%

– Gezondheid, demografische veranderingen, welzijn

– Voedselveiligheid, duurzame landbouw, marien en maritiem onderzoek, bioeconomie

– Veilige, schone en efficiënte energie

– Slim, groen en geïntegreerd vervoer

– Klimaat, hulpbron-efficiëntie en grondstoffen

– Inclusieve en innovatieve samenleving

– Veilige samenleving

X Noot
1

Bron: RVO.nl | WBSO/RDA | 29april 2015

X Noot
2

Bron: Innovatiesensor RVO.nl, 31 maart 2015

X Noot
3

2 van de 3 Seedfondsen uit 2013 hebben een duidelijke focus, alle projecten vallen onder de Maatschappelijke Uitdagingen. Het 3e fonds is nog bezig met de opbouw van de portfolio en kan daarom nog niet eenduidig geplaatst worden.

X Noot
4

Op basis van de in de tabel opgenomen afgeronde bedragen.


X Noot
1

Kamerstuk 33 043 nr. 14, 28 maart 2013

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Monitor Duurzaam Nederland (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2014)

X Noot
4

Onder natuurlijk kapitaal wordt verstaan de voorraad van natuurlijke hulpbronnen, zoals bodem, water, lucht en alle ecosystemen met de diensten en goederen die zij leveren. (Rijksnatuurvisie, 2014)

X Noot
5

Klimaatagenda; welvarend, weerbaar en groei, Kamerstuk 32 813 nr. 70, 2013

X Noot
6

Energieakkoord voor duurzame groei, Kamerstuk 30 196, nr. 202, 2013

X Noot
7

Meerwaarde uit biomassa door cascadering, Kamerstuk 33 043, nr. 33, 2014

X Noot
9

Kamerstuk 33 625, nr. 147, 2014

X Noot
10

Kamerstuk 27 858, nr. 146, 2013

X Noot
11

Noodzaak en kans voor groen industriebeleid in de Nederlandse economie (WRR, oktober 2013).

X Noot
12

Wissels omzetten, 2013; Vergroenen en verdienen, 2013; Fiscale vergroening, 2014 (PBL).

X Noot
13

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
14

Kamerstuk 34 000-XIII nr. 40.

X Noot
15

Kamerstuk 30 196 nr. 85.

X Noot
17

CBS, Monitor Duurzaam Nederland 2014: indicatorenrapport, Den Haag/Heerlen, november 2014.

X Noot
18

Monitor Bedrijvenbeleid 2014, Ministerie van Economische Zaken, pagina 86.

X Noot
19

Beide regelingen zijn vormgegeven in de fiscale wetgeving en vallen niet onder het Kaderbesluit EZ-subsidies.

Naar boven