32 814 Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas)

Nr. 21 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 februari 2012

Na de plenaire behandeling van het wetsvoorstel ter implementatie van het derde pakket energierichtlijnen op 16 februari jl. (Handelingen II 2011/12, nr. 55, behandeling wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (32 814) zijn twee gewijzigde amendementen ingediend. Hierbij ontvangt u mijn reactie op deze amendementen.

Gewijzigd amendement (Leegte/Van der Werf) 32 814, nr. 18

Ten aanzien van de aanpassingen die zijn voorgesteld in amendement 32 814, nr. 18 van de leden Leegte en Van der Werf het volgende. Tijdens het debat heeft een aantal leden van uw Kamer over het wetsvoorstel kenbaar gemaakt te hechten aan een snellere implementatie van de gehele definitie van het begrip «directe lijn». Hiervoor zijn verschillende overwegingen aangedragen, zoals het bevorderen van de samenwerking tussen Nederlandse bedrijven, het voorkomen van onnodige administratieve lasten en het stimuleren van decentrale, hernieuwbare energie. Ik heb aangegeven deze ambitie te ondersteunen. Wel heb ik in overweging gegeven om in het amendement een aantal risico’s te ondervangen die door een brede reikwijdte van het begrip «directe lijn» ontstonden, en om een meldplicht bij de NMa op te nemen. Met de thans voorgestelde wijzigingen wordt, in lijn met deze opmerkingen, een implementatie van het begrip «directe lijn» beoogd voor in hoofdzaak niet-huishoudelijke afnemers, wordt een onderscheid aangebracht tussen reguliere netten en directe lijnen, wordt een meldplicht geïntroduceerd en is een waarborg aangebracht om kostenafwenteling op andere afnemers te voorkomen. Met deze aanpassingen zijn de mogelijk negatieve gevolgen van het amendement in belangrijke mate ondervangen, en laat ik het oordeel over dit amendement aan uw Kamer.

In mijn brief van 14 februari 2012 (Kamerstukken II, 32 814, nr. 16) heb ik voorgesteld de komende maanden een nieuwe analyse maken van de reikwijdte van het begrip «directe lijn» zoals in de Europese richtlijnen is opgenomen. Ik zal deze analyse voortzetten en mijn bevindingen betrekken bij de wetgevingsagenda STROOM.

Gewijzigd amendement (Van der Werf/Leegte) 32 814, nr. 19

Het gewijzigde amendement van de leden Van der Werf en Leegte over duurzame lokale initiatieven geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen. Tijdens het debat heb ik aangegeven de wens te ondersteunen om via een experimenteerbepaling duurzame lokale initiatieven mogelijk te maken. Ik heb aangegeven een dergelijke bepaling na overleg met relevante partijen mee te willen nemen in STROOM, omdat dit implementatiewetsvoorstel als uitgangspunt niet de juiste gelegenheid is om nieuwe nationale beleidswensen in wetgeving te verankeren. Hoewel ik deze argumenten nog steeds valide acht, beoordeel ik de aanpassingen die in het amendement zijn gedaan als positief. Ik vind dit welkome aanvullingen omdat daarmee meer richting wordt gegeven aan de aard en de omvang van de experimenten. De voorwaarden waaronder experimenten kunnen worden geïntroduceerd, bieden hierdoor een helder kader voor verdere uitwerking. Met deze aanpassingen laat ik het oordeel over dit amendement aan uw Kamer.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

Naar boven