32 545 Wet- en regelgeving financiële markten

33 918 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2015)

Nr. 53 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juni 2016

In deze brief schets ik de contouren van de voorgenomen evaluatie van het provisieverbod. Daarnaast informeer ik u over de aanpassing van het wettelijk recht op premie-incasso van bemiddelaars voor verzekeringen die vallen onder de reikwijdte van het provisieverbod, zoals dit is vastgelegd in de Wijzigingswet financiële markten 2015.1

Voorgenomen evaluatie van het provisieverbod

Sinds 1 januari 2013 geldt een provisieverbod voor het bemiddelen of adviseren inzake een betalingsbeschermer, een complex product, een hypothecair krediet, een individuele arbeidsongeschiktheidsverzekering, een overlijdensrisicoverzekering en een uitvaartverzekering. Adviseurs en bemiddelaars mogen voor deze producten geen provisie ontvangen van de aanbieder maar dienen de kosten voor het adviseren of bemiddelen rechtstreeks in rekening te brengen bij de consument. Het provisieverbod heeft als doel de cultuurverandering in de financiële dienstverlening te stimuleren, van productgedreven verkoop naar klantgerichte advisering.

Bij de invoering van het provisieverbod hebben verschillende betrokken partijen zorgen geuit over de gevolgen van het verbod op de mate waarin advies toegankelijk blijft voor consumenten. Daarnaast zijn met het provisieverbod enkele flankerende maatregelen geïntroduceerd, onder andere om te voorkomen dat het speelveld tussen adviseurs/bemiddelaars en aanbieders die hun eigen producten verkopen zou worden verstoord. Zo is een nieuw standaard dienstverleningsdocument geïntroduceerd dat alle financiële dienstverleners die onder het provisieverbod vallen (ook aanbieders die niet adviseren) voorafgaand aan hun dienstverlening aan de consument moeten verstrekken. Het dienstverleningsdocument beoogt de consument in staat te stellen om een goed geïnformeerde keuze te maken over welk soort dienstverlening hij wenst en van welke financiële dienstverlener hij die dienstverlening wil betrekken. In het dienstverleningsdocument dient daartoe inzicht gegeven te worden in de aard en reikwijdte van de dienstverlening, de kosten van de financiële dienstverlening en eventuele belangen van de financiële dienstverlener. Zo dient een aanbieder in een dienstverleningsdocument de advies- en distributiekosten transparant te maken. Daarnaast dient, net als de bemiddelaar, ook de aanbieder de kosten van advies en bemiddeling rechtstreeks in rekening te brengen bij de consument.

Bij de introductie van het provisieverbod is aangekondigd dat het provisieverbod in 2017 zal worden geëvalueerd. Op dit moment wordt deze evaluatie voorbereid. In deze voorbereiding zijn, gelet op het voorgaande, de volgende thema’s geïdentificeerd. Gelet op de achtergrond van het verbod en de flankerende maatregelen zal in de eerste plaats aandacht moeten worden besteed aan de vraag in hoeverre de gewenste cultuurverandering in de financiële dienstverlening (van productgedreven verkoop naar klantgerichte advisering) heeft plaatsgevonden. Ik wil er daarbij voor kiezen om vooral naar de ontwikkeling van de kwaliteit van advisering te kijken en in hoeverre er nog sprake is van het risico op ongewenste sturing richting aanbieder of product. Daarbij zal ook de reikwijdte van het provisieverbod worden geëvalueerd. In de tweede plaats moet worden gekeken naar de toegankelijkheid van het advies voor de consument. Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan de ontwikkeling van de prijs van het advies sinds de invoering van het verbod. Ten derde zal de effectiviteit van het dienstverleningsdocument moeten worden geëvalueerd.

In overleg met diverse belanghebbende partijen zal de evaluatie voor genoemde thema’s de komende periode worden uitgewerkt. De resultaten van de evaluatie zullen naar verwachting in 2017 aan uw Kamer kunnen worden voorgelegd.

Aanpassing recht op premie-incasso

Artikel 4:104 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) bepaalt dat een bemiddelaar in verzekeringen de premies voor de verzekeraar incasseert indien de bemiddelaar en de verzekeraar daarover geen andere afspraken maken. Deze terugvaloptie wordt ook wel aangeduid als het (wettelijk) recht op premie-incasso van de bemiddelaar. De verrekening van de geïnde premies verloopt via een rekening-courantverhouding tussen de aanbieder en bemiddelaar. Van deze financiële verhouding kan sturing uitgaan omdat de verzekeraar de bemiddelaar de mogelijkheid kan bieden de geïnde premies voor langere tijd (bijvoorbeeld voor drie of meer maanden) tegen een gunstige rente aan te houden op de rekening-courant. Hierdoor kan een prikkel ontstaan voor een bemiddelaar om vooral in verzekeringen te bemiddelen van verzekeraars die het incasseren van premies gunstig faciliteren.

In navolging op de introductie van het provisieverbod is in artikel I, onderdeel HHH, van de Wijzigingswet financiële markten 2015 vanwege het sturingsrisico een aanpassing van het recht op premie-incasso opgenomen in de zin dat verzekeringen die onder het provisieverbod vallen zijn uitgezonderd van het recht op premie-incasso.

Hoewel voornoemde aanpassing onderdeel uitmaakt van de Wijzigingswet financiële markten 2015, is de inwerkingtreding van deze wijziging op verzoek van uw Kamer uitgesteld tot 1 januari 2017.2 De reden hiervoor was dat de aanpassing van het recht op premie-incasso bovenop een complex van maatregelen zou komen dat in een relatief korte periode werd ingevoerd voor bemiddelaars (zoals het provisieverbod en de vakbekwaamheidseisen). Bemiddelaars zouden onder druk kunnen komen te staan om allerlei veranderingen tegelijkertijd te verwerken en dat zou nadelig uit kunnen pakken voor hun dienstverlening aan de consument. Ook werd vanuit de Tweede Kamer de vraag opgeworpen op welke wijze deze aanpassing de positie van de consument versterkt.

Net als het provisieverbod heeft de aanpassing van het recht op premie-incasso als oogmerk het wegnemen van prikkels die kunnen leiden tot ongewenste vormen van sturing richting een product of aanbieder. De uitkomst van de evaluatie van het provisieverbod biedt mogelijk ook relevante inzichten die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de aandachtspunten die uw Kamer in het debat over de aanpassing van het recht op premie-incasso aan de orde heeft gesteld. Vanwege de voorgenomen evaluatie van het provisieverbod in 2017, zie ik aanleiding om de inwerkingtreding van de aanpassing van het recht op premie-incasso uit te stellen tot het moment dat uw Kamer kennis heeft kunnen nemen van de uitkomst van de evaluatie van het provisieverbod. Ik zal daarom een wijziging van het koninklijk besluit tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding voorbereiden dat voorziet in de inwerkingtreding van de aanpassing van het recht op premie-incasso per 1 januari 2018.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
2

Kamerstuk 33 918, nr. 14.

Naar boven