31 322 Kinderopvang

Nr. 422 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2020

Dit jaar is zeer zichtbaar geworden welke belangrijke rol de kinderopvang speelt in het dagelijks leven van vele ouders en kinderen. Toen in het voorjaar de scholen en kinderopvanglocaties noodgedwongen de deuren moesten sluiten vanwege COVID-19, heeft de kinderopvang in korte tijd noodopvang weten te organiseren, zodat ouders in cruciale beroepen hun belangrijke werk konden blijven doen en voor kwetsbare kinderen. Medio mei (kinderdagopvang en gastouderopvang) of begin juni (buitenschoolse opvang) gingen de kinderopvanglocaties weer open en vanaf dat moment hebben pedagogisch medewerkers en gastouders zich weer dagelijks ingezet om kinderen een mooie en ontwikkelrijke dag te bezorgen en hun ouders te helpen met het combineren van hun werk met de zorg voor (jonge) kinderen. Dat ging de afgelopen maanden zeker niet zonder slag of stoot. De COVID-19 crisis heeft veel flexibiliteit en improvisatievermogen gevraagd van de sector.

Nu deze week de kinderopvang weer heeft moeten sluiten, vragen we opnieuw van de sector om noodopvang te organiseren voor kinderen van ouders in cruciale beroepen en kwetsbare kinderen. Ik ben me bewust dat dit veel van de sector vraagt. Waardering en complimenten voor de rol die de kinderopvang speelt en de (pedagogisch) medewerkers die zich elke dag weer inzetten in deze lastige tijd zijn daarom meer dan op zijn plaats.

In deze brief kijk ik daarnaast terug op enkele toezeggingen die ik uw Kamer heb gedaan en kijk ik vooruit naar de komende periode. Dit doe ik aan de hand van drie thema’s: kwaliteit, veiligheid en financiering van de kinderopvang. Voor ik dit doe, wil ik ook stilstaan bij het rapport van de parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag dat gistermiddag openbaar is geworden. Het kabinet is de commissie dankbaar voor het werk dat zij hiervoor in korte tijd heeft verzet en zal de komende periode het rapport met grondig bestuderen en in januari met een reactie komen.

1 Kwaliteit van de kinderopvang

De Nederlandse kinderopvang speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van vele jonge kinderen. Om die ontwikkeling positief te stimuleren is kwalitatief goede opvang van groot belang. Om de kwaliteit en veiligheid van de Nederlandse kinderopvang en de ontwikkelingen daarin te monitoren, doe ik regelmatig onderzoek.

Helaas heeft de sluiting van de kinderopvang tussen half maart en begin mei er ook toe geleid dat er in die periode geen reguliere kwaliteitsmetingen gedaan konden worden voor de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (LKK). Dit leidt ertoe dat ik gedwongen ben om de evaluaties van het experiment meertalige dagopvang en het de evaluatie van de wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) uit te stellen. Ik zal hieronder toelichten waarom ik dit nodig acht voor betrouwbare onderzoeksresultaten.

De onderzoekers die verbonden zijn aan de LKK-metingen hebben de reeds beschikbare gegevens uit eerdere metingen benut om onderzoek te doen naar de verschillen in kwaliteit tussen regio’s, naar stedelijkheid, ten opzichte van de gevraagde uurprijs en bij de opvang van doelgroepkinderen. Hieronder bespreek ik kort de belangrijkste resultaten van dit onderzoek. Daarnaast is via een enquête de mening van ouders over diverse onderwerpen gerelateerd aan de kinderopvang gevraagd. De resultaten van deze enquête zijn ter informatie bijgevoegd als bijlage1. Als laatste blik ik binnen het thema kwaliteit vooruit naar de verkenning kwaliteit en handhaving gastouderopvang.

1.1 Kwaliteit naar regio, stedelijkheidsgraad, uurprijs en de opvang van doelgroepkinderen

In de verzamelbrief van 1 juli 20202 is aangekondigd dat in plaats van de Landelijke Kwaliteitsmeting Kinderopvang (LKK), die door Covid-19 in 2020 niet kon plaats vinden, verdiepende analyses opgesteld worden. In de brief van 19 oktober jl.3, 4 is de eerste verdiepende analyse naar uw Kamer verzonden over de kwaliteit van baby-opvang. Hierbij zend ik u een tweede rapport naar aanleiding van LKK-data uit 2017, 2018 en 2019 over de «Verschillen in kwaliteit naar regio, stedelijkheidsgraad, uurprijs en de opvang van doelgroepkinderen»5.

Een vergelijking van de vier regio’s6 en naar stedelijkheidsgraad laat over de hele linie weinig verschillen in kwaliteit zien. Als er al verschillen zijn, wijzen die er niet op dat bepaalde regio’s structureel boven of beneden gemiddeld presteren. Er blijken ook weinig verschillen in kwaliteit tussen landelijke en stedelijke gebieden. Wel zijn er voor alle opvangvormen, behalve de gastouderopvang, enkele positieve relaties tussen de opvang van kinderen met een risico op een onderwijsachterstand (doelgroepkinderen) en kwaliteit. Dit is te verklaren door de extra kwaliteitseisen die gelden voor voorschoolse educatie.

Voor de kinderdagopvang is er geen relatie tussen prijs7 en kwaliteit gevonden. Dit is anders voor de buitenschoolse opvang en de gastouderopvang.

Tussen de kwaliteit van de buitenschoolse opvang en de uurprijs zijn enkele negatieve relaties gevonden. Dit betekent dat de kwaliteit gemiddeld genomen lager is, naarmate locaties duurder zijn. Dit gegeven laat zich echter lastig duiden, omdat de uurtarieven voor buitenschoolse opvang van meer factoren afhankelijk zijn dan die van andere opvangsoorten.8

In de gastouderopvangbranche rekent ruim driekwart van de gastouders een uurtarief op of onder de maximum uurprijs. Bij deze opvangvorm lijkt een hogere uurprijs gepaard te gaan met een hogere kwaliteit. Dit houdt mogelijk verband met de groepsgrootte. Een grotere groep bij gastouderopvang gaat samen met een lagere kwaliteit. En gastouders die minder kinderen opvangen moeten voor een modaal salaris een hogere uurprijs vragen. Daarnaast kan het verschil mogelijk ook verklaard worden door expliciete keuzes van gastouders, die zich met kleinere groepen (enkele kinderen) richten op groepen ouders die hier doelbewust voor kiezen. Verder komt uit het rapport naar voren dat naarmate een gastouder meer doelgroepkinderen opvangt, de geboden kwaliteit van een lager niveau is. Later in deze brief zal ik terugkomen op de verkenning die ik uitvoer naar mogelijke verbetermaatregelen om de kwaliteit van de gastouderopvang en het toezicht daarop beter te borgen.

Ik ben content dat ik met uw Kamer kan delen dat de resultaten van LKK laten zien dat de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland gemiddeld genomen goed is. Met dit rapport kan daaraan toegevoegd worden dat het voor de kwaliteit van de opvang niet uitmaakt in welke regio of in welk gebied een kind naar de opvang gaat. Dat duidt op een landelijk goede basiskwaliteit. Dat is goed nieuws. Dit neemt natuurlijk niet weg dat er tussen locaties onderling verschillen kunnen zijn.

1.2 Uitstel verslag Experiment meertalige dagopvang

Naar aanleiding van de behoefte van de gemeente Amsterdam en de sectorpartijen om meertalige opvang mogelijk te maken9, is in 2015 aangesloten bij ontwikkelingen in het primair onderwijs en besloten dat buitenschoolse opvang10 meertalig kan worden aangeboden. Voor de opvang van kinderen van 0 tot 4 jaar was er destijds onvoldoende basis om het aanbieden van meertalige kinderopvang algemeen mogelijk te maken. Wel is het binnen het kader van de Wet kinderopvang mogelijk gemaakt om op experimentele basis meertalige kinderopvang aan te bieden. Het experiment meertalige dagopvang is in februari 2018 van start gegaan en eindigt in februari 2022. De deelnemende kinderopvangorganisaties bieden gedurende de duur van het experiment maximaal 50% van de openingstijd opvang in de Engelse taal aan in één of meer groepen.

Het experiment moet onder meer inzicht geven in het verloop en de mogelijke gevolgen van het aanbieden van meertalige dagopvang, in het bijzonder voor de verwerving van de Nederlandse taal. Alleen wanneer het experiment aantoont dat meertalige dagopvang in ieder geval geen aanwijsbaar negatieve gevolgen heeft voor de Nederlandse taal, kan meertalige opvang voor de leeftijdscategorie 0–4 jarigen breed worden ingevoerd.

De Universiteit van Amsterdam (UvA) begeleidt en monitort het experiment waarbij specifiek wordt gekeken wat de effecten zijn van meertalige dagopvang op de taalontwikkeling van het Nederlands bij kinderen. De UvA onderzoekt daarnaast ook de ontwikkeling van het Engels bij kinderen en de rol van de thuistaal. Dit gebeurt in vier meetronden. De eerste drie meetronden hebben inmiddels plaatsgevonden, maar de derde meetronde is voortijdig afgebroken, vanwege de sluiting van de kinderdagopvang van half maart tot begin mei dit jaar door COVID-19.

Inmiddels is de derde tussenrapportage11 op www.veranderingenkinderopvang.nl geplaatst. In deze rapportage licht de UvA toe wat de mogelijke gevolgen zijn van het feit dat er slechts beperkt data verzameld kon worden

De rapportage van de vierde meetronde wordt in augustus 2021 opgeleverd. Omdat door COVID-19 slechts beperkt data verzameld kon worden in meetronde 3, is de vierde meting essentieel om voldoende onderbouwde uitspraken te kunnen doen over de effecten van meertalige dagopvang op de taalontwikkeling van het Nederlands bij kinderen. Ook moet bij de vierde meting onderzocht worden welke gevolgen het feit dat bijna alle kinderen zeker twee maanden niet naar de opvang hebben kunnen gaan, heeft voor de ontwikkeling van de taalvaardigheid.

Wettelijk12 is gesteld dat ik uiterlijk zes maanden13 voor beëindiging een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment aan Eerste en Tweede Kamer stuur, alsmede een standpunt over eventuele voortzetting van de regeling. Ik hecht er sterk aan de resultaten van de vierde meting mee te nemen in bovengenoemd verslag en standpunt en zal daarom de Kamers iets later, maar uiterlijk eind 2021, bovengenoemd verslag aanbieden.

1.3 Uitstel Evaluatie Wet IKK

Ook de evaluatie van de Wet IKK heeft vertraging opgelopen door COVID-19. In deze wet is opgenomen dat deze binnen vier jaar na inwerkingtreding geëvalueerd moet worden. Dit betekent dat beide Kamers vóór 1 januari 2022 een verslag zouden moeten ontvangen over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Bij de evaluatie van de Wet IKK is het van belang dat er zicht is op de ontwikkelingen in de kwaliteit van de kinderopvang. Een belangrijke bron hiervoor is de Landelijke Kwaliteitsmonitor (LKK14). In de Verzamelbrief Kinderopvang, die op 1 juli 2020 naar uw Kamer is gestuurd15, bent u geïnformeerd dat de metingen van 2020 vanwege COVID-19 zijn komen te vervallen. De resultaten van de vierde LKK-meting zijn daardoor pas aan het einde van 2021 beschikbaar. Voor de betrouwbaarheid van de evaluatie is de input van vier metingen essentieel; twee vóór implementatie IKK en twee erna.

Omdat ik hecht aan een kwalitatief goede evaluatie die zekerheid biedt over de robuustheid van de conclusies, wil ik de evaluatie van de Wet IKK uitstellen. Dit betekent dat uw Kamer vóór 1 januari 2023 een verslag ontvangt over de doeltreffendheid en de effecten van de Wet IKK in de praktijk.

1.4 Verkenning kwaliteit en toezicht gastouderopvang

In de verzamelbrief kinderopvang van 1 juli jl.16 heb ik uw Kamer toegezegd te willen verkennen hoe de kwaliteit van de gastouderopvang en het toezicht (en daarmee ook de handhaving) beter kan worden geborgd. De kwaliteit van de gastouderopvang is gemiddeld goed en daarmee vergelijkbaar met die van de andere opvangvormen. De variatie is echter groter, met grote uitschieters naar zowel boven als beneden. Daarnaast concludeert Inspectie van het Onderwijs (IvhO) dat er met het huidige toezicht onvoldoende zicht is op de kwaliteit van de opvang door gastouders. De combinatie van verschillende factoren maakt de gastouderopvang volgens IvhO extra kwetsbaar.

De afgelopen maanden heb ik gebruikt om de opzet van deze verkenning nader uit te werken. Hiervoor heb ik gebruik gemaakt van reeds beschikbare rapporten en heb ik gesproken met toezicht- en handhavingspartijen, vertegenwoordigende partijen van ouders, gastouders en gastouderbureaus en wetenschappers. Ook heb ik een flitspeiling uitgezet onder ouders om te vragen naar hun perceptie op de gastouderopvang en begeleiding door gastouderbureaus. Op basis van de rapporten17 en de gevoerde gesprekken acht ik het nodig om mogelijke verbetermaatregelen langs drie sporen nader te verkennen:

  • Het versterken van toezicht

  • Het verbeteren van de begeleiding van gastouders door de gastouderbureaus

  • Professionalisering van de gastouderopvang

Ik acht het van belang om verbetermaatregelen op alle drie de sporen nader te verkennen. Als eerste stap wil ik bezien op welke wijze we het toezicht op de kwaliteit van gastouderopvang verder kunnen versterken en/of intensiveren. Een intensiever toezicht zorgt ervoor dat de kwaliteit van een specifieke gastouderopvang sneller in beeld komt en kinderen minder lang opvang kunnen krijgen van een te laag kwaliteitsniveau. Ook ontstaat er door intensiever toezicht meer zicht op de bepalende elementen om kwaliteit te borgen. Vervolgens wil ik nader verkennen welke verbetermaatregelen mogelijk zijn ten aanzien van de begeleiding van gastouders door de gastouderbureaus en de professionalisering van de gastouderopvang.

De komende periode gebruik ik om samen met de toezicht-en branchepartijen tot concrete verbetermaatregelen te komen en om de beleidsmatige en uitvoeringsconsequenties verder te verkennen, alsmede de gevolgen in kaart te brengen. Voor de zomer van 2021 zal ik uw Kamer hier nader over informeren.

2 Veiligheid in de kinderopvang

Naast kinderopvang van goede kwaliteit is ook de veiligheid van groot belang. De afgelopen jaren is hier veel aandacht aan besteed, onder andere in toezicht en handhaving. Graag deel ik met uw Kamer het Landelijk rapport toezicht en handhaving kinderopvang 2019 en een factsheet over meldingen bij vertrouwensinspecteurs. Daarnaast geef ik de huidige stand van zaken rondom het traject vaccinaties in de kinderopvang.

2.1 Landelijk rapport toezicht en handhaving kinderopvang 201918

Toezicht en handhaving in de kinderopvang is een verantwoordelijkheid van gemeenten. De GGD’en voeren het toezicht in opdracht van de gemeenten uit. De Inspectie van het Onderwijs (IvhO) houdt op haar beurt interbestuurlijk toezicht op de uitvoering van de wettelijke taken die gemeenten bij of krachtens de Wet kinderopvang hebben op het gebied van registratie, toezicht en handhaving. Jaarlijks presenteert IvhO haar bevindingen in het Landelijk Rapport gemeentelijk toezicht kinderopvang. Het Landelijk Rapport vergroot het inzicht in de werking van het stelsel van toezicht en handhaving in de kinderopvang en biedt de betrokken partijen concrete aanknopingspunten om de werking ervan verder te verbeteren. Met deze brief bied ik uw kamer het Landelijk Rapport gemeentelijk toezicht kinderopvang 2019 van de IvhO aan en ga ik in op de resultaten. De reactie op de bevindingen over toezicht en handhaving van voorschoolse educatie (ve) geef ik mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.

Positief beeld van toezicht en handhaving in 2019

Het algemene beeld van toezicht en handhaving in de kinderopvang in 2019 is positief. Uit het Landelijk Rapport blijkt dat gemeenten – net als voorgaande jaren – hun wettelijke taken over het algemeen goed uitvoeren. Zo houden de gemeenten het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) goed bij en handelen zij vrijwel alle aanvragen voor nieuwe voorzieningen tijdig af. Ook valt op dat nagenoeg alle verplichte inspecties bij kindercentra en gastouderbureaus zijn uitgevoerd. Bij voorzieningen voor gastouderopvang is een steekproef van gemiddeld 19 procent19 onderzocht. Daarnaast voeren gemeenten hun handhavingstaak naar behoren uit. Bij het merendeel van de tekortkomingen treden zij handhavend op.

Dit positieve beeld is ook terug te zien in de statussen die de gemeenten hebben gekregen in 2019. IvhO kent gemeenten een status toe op basis van deze taakuitvoering: de gemeente ontvangt jaarlijks een A, B of C-status20. Eind 2019 hebben 354 gemeenten de A-status, 1 gemeente de B-status en geen enkele gemeente de C-status verkregen.

IvhO constateert dat in 2019 gemeenten en GGD’en op grote schaal zijn gaan werken met de werkwijze herstelaanbod. Deze werkwijze is met ingang van 2019 landelijk ingevoerd om de houder van de kinderopvangorganisatie de ruimte te geven om tekortkomingen nog voor het afsluiten van de inspectie te (laten) herstellen. Bij meer dan de helft van de onderzoeken met tekortkomingen doen de gemeenten een herstelaanbod richting houders. En dat heeft effect, want de overgrote meerderheid van de tekortkomingen wordt hiermee nog voor het afsluiten van het inspectietraject hersteld. Wel ziet IvhO verschillen in de toepassing van het herstelaanbod door gemeenten. Verder onderzoek kan uitwijzen welk effect deze verschillen hebben op de naleving door houders.

Daarnaast constateert IvhO dat de gemeenten de handhavingsadviezen van de GGD-toezichthouders goed oppakken. Waar nodig zet de gemeente handhaving in om tekortkomingen te laten herstellen. In 2018 zetten gemeente nog relatief vaak beredeneerd geen handhaving in bij IKK-voorwaarden, om houders zo de tijd te geven om aan de nieuwe kwaliteitseisen te wennen. In 2019 handhaaft de gemeente vaker bij tekortkomingen op IKK-voorwaarden.

Ook is te zien dat de sector kinderopvang gewend begint te raken aan de nieuwe kwaliteitseisen vanuit de Wet IKK en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. In 2019 zijn flink minder tekortkomingen op deze nieuwe voorwaarden geconstateerd dan in 2018. Bij 23–35 procent van de jaarlijkse onderzoeken worden een of meerdere tekortkomingen geconstateerd. De meeste tekortkomingen worden geconstateerd bij kinderdagverblijven en de buitenschoolse opvang (respectievelijk 35 en 31 procent), de minste bij voorzieningen voor gastouderopvang (23 procent).

Ten aanzien van voorschoolse educatie zijn in 2019 dus minder tekortkomingen geconstateerd dan in 2018. In 2018 steeg het aantal overtredingen sterk, onder andere door aanpassing van de regelgeving (aanpassing van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie per 1 juli 2018). De IvhO geeft aan dat ve-voorzieningen nu beter voldoen aan de nieuwe of aangescherpte voorwaarden uit 2018, hoewel er nog steeds relatief veel tekortkomingen worden geconstateerd op deze voorwaarden. Vooral de inhoud van het pedagogisch beleidsplan en het opleidingsplan ve blijven aandachtspunten. Ve-voorzieningen weten tekortkomingen op deze voorwaarden wel vaak te herstellen. Er wordt op deze twee voorwaarden vaak een herstelaanbod ingezet door de toezichthouders, en IvhO geeft aan dat in 93 procent van de tekortkomingen hersteld wordt na herstelaanbod. Ik zal blijven volgen hoe dit zich verder ontwikkelt.

Deze ontwikkelingen laten zien dat de inspanningen van de kinderopvang enerzijds en van gemeenten en GGD’en om het toezicht en de handhaving op de nieuwe eisen ingeregeld te krijgen anderzijds, hebben geleid tot goede resultaten. De IvhO blijft de naleving van de nieuwe kwaliteitseisen monitoren, om te zien of deze ontwikkelingen op de langere termijn bestendig zijn.

2.2 Factsheet vertrouwensinspecteurs

Vertrouwensinspecteurs vervullen een belangrijke rol in het monitoren van grensoverschrijdend gedrag binnen de kinderopvang. Zodra een houder of medewerkers van een kinderopvangorganisatie aanwijzingen heeft dat een houder of diens werknemer/gastouder geweld tegen een kind gebruikt, wordt dit aan een vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs gemeld en met deze vertrouwensinspecteur besproken. Deze stappen zijn onderdeel van de meld-, overleg- en aangifteplicht die in de Wet kinderopvang is vastgelegd. De vertrouwensinspecteur denkt mee, informeert en adviseert de melder over wat de gewenste vervolgstappen in het proces zijn. Als tijdens het overleg wordt geconcludeerd dat sprake is van een redelijk vermoeden van (seksueel of ander) geweld tegen een kind, is de houder verplicht direct aangifte te doen bij de politie. De vertrouwensinspecteur volgt de melding totdat deze is afgerond of bij de juiste instantie in behandeling is. Alle meldingen worden geregistreerd in een vertrouwelijk dossier van de vertrouwensinspecteur.

Als bijlage bij deze brief treft u de «Factsheet meldingen vertrouwensinspecteurs kinderopvang over de jaren 2017–2019» van de IvhO aan21. Bij kinderdagverblijven (KDV) is een stijgende lijn te zien in de meldingen van seksueel en fysiek geweld. Deze stijgende lijn kan mede worden verklaard door een toenemende bekendheid van de vertrouwensinspecteur, waarbij niet alleen kinderopvangprofessionals, maar ook ouders zich melden bij de vertrouwensinspecteurs. Om beter te kunnen inschatten in hoeverre het stijgende aantal meldingen duidt op een negatieve ontwikkeling in de veiligheid van kinderen, is sinds 2019 een tabel toegevoegd aan de factsheet waaruit blijkt uit hoeveel meldingen een aangifteplicht voortkwam. Deze aangiften hadden betrekking op een vermoeden van seksueel misbruik of mishandeling door een met taken belast persoon. Vanaf 2019 zullen deze gegevens jaarlijks worden opgeleverd.

Hoewel het er gezien het stijgende aantal meldingen op lijkt dat de bekendheid van de vertrouwensinspecteurs toeneemt, is het melden van seksueel of ander geweld tegen een kind en de overlegplicht hierover met de vertrouwensinspecteur nog niet volledig ingebed in de kinderopvangsector. Er wordt ingezet op een nog grotere bekendheid, zodat meer houders, werknemers en gastouders de weg naar de vertrouwensinspecteur vinden.

2.3 Vaccinaties in de kinderopvang

In het advies «Prikken voor elkaar» heeft Commissie Vermeij een aantal handvatten geboden om, ook wanneer de vaccinatiegraad zou dalen, een veilige opvang van jonge kinderen te bieden.

In de kabinetsreactie22 op dit advies is aangegeven dat het kabinet de maatregel «Voorwaardelijke toegang tot de kinderopvang»23 en de bijbehorende vraagstukken verder zal uitwerken. In de vorige Verzamelbrief Kinderopvang, die op 1 juli 2020 naar uw Kamer is gestuurd24, bent u geïnformeerd dat dit traject de afgelopen periode flinke vertraging opgelopen, in verband met de werkzaamheden die nodig waren om de COVID-19-crisis het hoofd te bieden.

Naar aanleiding van het initiatiefvoorstel van de leden Raemakers en Van Meenen heeft de Eerste Kamer onlangs enkele vragen aan de regering gesteld. Eén van die vragen zag op de voorlichting van de Raad van State, die de Staatssecretaris van VWS heeft verzocht naar aanleiding van de uitwerking van de maatregel «Voorwaardelijke toegang tot de kinderopvang». De EK-leden vroegen hierbij ook om een beleidsreactie. Uw Kamer heeft een afschrift ontvangen van de beantwoording van deze vragen door de regering. Hierbij hebt u ook de voorlichting van de Raad van State ontvangen. Zoals aangegeven in de beantwoording van de vragen van de EK, kan het kabinet op dit moment geen prioriteit geven aan de verdere uitwerking naar aanleiding van de gevraagde voorlichting van de Raad van State en kan zij nu dus geen nader standpunt innemen met betrekking tot voorwaardelijke toegang tot de kinderopvang, als gevolg van onder andere de extra werkzaamheden rond corona. De Staatssecretaris van VWS en ik zullen uw Kamer daarom op een later moment informeren over de stand van zaken.

3 Financiering van de kinderopvang

Een ander belangrijk onderwerp waarover ik u in deze brief wil informeren, is de financiering van de kinderopvang. Allereerst beschrijf ik hoe de tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang tijdens de corona-sluiting verloopt. Vervolgens blik ik vooruit naar een aankomend onderzoek naar de effectiviteit van de verlenging van de werkloosheidstermijn en neem ik uw Kamer mee in de voortgang van het verbetertraject kinderopvangtoeslag.

3.1 Tegemoetkoming kosten kinderopvang i.v.m. coronasluiting afgelopen voorjaar voor ouders

Vanaf 16 december is er weer een landelijke sluiting van de kinderopvang in verband met het beheersen van de COVID-19 uitbraak. Dit betreft de tweede sluiting, want ook in het voorjaar was de kinderopvang gesloten van 16 maart tot 11 mei voor wat betreft de dagopvang en gastouderopvang en 8 juni voor wat betreft de buitenschoolse opvang. Het kabinet heeft zowel 14 december jl. als 15 maart ouders met kinderopvang opgeroepen de factuur van de kinderopvang te blijven betalen, onder andere om zo de noodopvang te financieren en het stelsel van kinderopvang gedurende en na de sluiting te stabiliseren.

De overheid is het overgrote deel van de ouders voor de periode dit voorjaar tegemoetgekomen in de eigen bijdrage. Zij hebben een tegemoetkoming voor de eigen bijdrage ontvangen op basis van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO (TTKO). Deze groep van 575.000 ouders met kinderopvangtoeslag bestond met name uit werkende ouders en ouders die een traject naar werk volgen of studeren. Ouders die gebruik maken van gemeentelijk peuteraanbod, voorschoolse educatie (VE) of sociaal medische indicatie (SMI) krijgen de eigen bijdrage vergoed van hun gemeente. De tegemoetkoming in verband met de huidige sluiting wordt momenteel vormgegeven en hierover zal uw Kamer nog nader geïnformeerd worden.

Daarnaast is er een kleine groep die nog geen tegemoetkoming heeft ontvangen voor de sluiting afgelopen voorjaar. Deze groep heeft gebruik gemaakt van kinderopvang en de kosten van kinderopvang volledig zelf gedragen. Het betreft naar verwachting circa 8.000 kinderen. Het gaat bijvoorbeeld om gezinnen waarvan maar één partner werkt. Daardoor hebben zij geen recht op kinderopvangtoeslag. Ook aan hen is gevraagd de kosten van kinderopvang door te betalen. Het kabinet vindt het wenselijk dat deze personen, die de facturen van kinderopvang tijdens de sluiting dit voorjaar hebben doorbetaald, een tegemoetkoming krijgen25. Ook zullen deze personen voor de nieuwe sluitingsperiode vanaf 16 december 2020 een tegemoetkoming krijgen, mits zij de kinderopvangfacturen hebben doorbetaald26, net als ouders met kinderopvangtoeslag of die via gemeente gebruik maken van kinderopvang. Omdat deze groep normaal gesproken geen overheidsfinanciering krijgt, zijn er geen gegevens over hen bekend. In de regeling die wordt uitgewerkt kan men op aanvraag een tegemoetkoming ontvangen. Het ligt voor de hand dat de regeling zowel een tegemoetkoming biedt over de periode in het voorjaar als de sluiting per 16 december. Dit wordt momenteel uitgewerkt. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) gaat deze regeling uitvoeren. In januari zal ik de Tweede Kamer informeren over het moment waarop een aanvraag bij de SVB kan worden ingediend en wanneer de tegemoetkoming wordt uitbetaald.

3.2 Effectiviteit verlenging werkloosheidstermijn

Tijdens het wetgevingsoverleg van 11 november jl. heb ik met uw Kamer gesproken over het Wetvoorstel verzamelwet kinderopvang27. Daar is ook gesproken over de werkloosheidstermijn in de kinderopvangtoeslag: een periode van drie maanden waar ouders waarvan de arbeid is beëindigd hun aanspraak op kinderopvangtoeslag behouden. Deze periode stelt ouders in staat nieuw werk te vinden, zonder dat de toeslag direct eindigt. Dit voorkomt dat de ouders de kinderopvang moeten beëindigen en, bij het vinden van nieuw werk, naar een nieuwe plek op de opvang met mogelijke wachtlijsten moeten zoeken. Ook de kinderen kunnen profiteren van de stabiliteit die de werkloosheidstermijn biedt.

Refererend naar de coronacrisis waardoor veel mensen hun baan kunnen verliezen en het vinden van nieuw werk wordt bemoeilijkt, is gevraagd de werkloosheidstermijn in de kinderopvangtoeslag te verlengen van drie naar zes maanden. Daarop heb ik toegezegd (opnieuw) te bestuderen hoe effectief deze maatregel is28, mede omdat uit eerder onderzoek bleek dat verlenging in 2015 een beperkt effect had. Op het moment waarop dit onderzoek werd uitgevoerd, was echter nog niet alle benodigde data over 2015 beschikbaar. Op dit moment zijn meer gegevens beschikbaar over de periode van verlenging en kan bovendien een betere vergelijking worden gemaakt met de periode voor en na verlenging. Ik heb het CBS verzocht hun eerdere onderzoek naar de effectiviteit van de verlenging in 2015 uit te voeren voor de gehele periode waarin de verlenging gold, tussen 2015 en 2017. Het CBS heeft hiervoor een projectvoorstel uitgewerkt. De resultaten van dit onderzoek verwacht ik begin 2021. Mede aan de hand van dit onderzoek zal ik overwegen of verlenging van de werkloosheidstermijn in de rede ligt. Hierover zal ik uw Kamer informeren.

3.3 Verbetertraject kinderopvangtoeslag najaar 2020

Op 1 juli jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van het verbetertraject kinderopvangtoeslag.29 In 2018 zijn het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Belastingdienst/Toeslagen een gezamenlijk programma gestart om de dienstverlening richting ouders te verbeteren en zodoende het aantal (hoge) terugvorderingen terug te dringen. Uw Kamer is meermaals geïnformeerd over het brede pakket aan maatregelen om deze doelstelling te realiseren. Deze maatregelen zijn in 2020 stapsgewijs geïmplementeerd met als doel om ze vanaf 2021 volledig uit te voeren. Mede namens de Staatssecretaris van Toeslagen en Douane informeer ik uw kamer middels deze brief over de stand van zaken van de verschillende maatregelen in het verbetertraject. Dit doe ik aan de hand van de drie hoofdthema’s van de maatregelen in het verbetertraject.

3.3.A Thema A: Eerder signaleren

De hoeksteen van het verbetertraject is eerder te signaleren naar ouders als er verschillen ontstaan tussen de kinderopvangtoeslagaanvraag en de daadwerkelijke situatie. Een groot deel van de hoge terugvorderingen ontstaat door een verschil in de door de ouder opgegeven en daadwerkelijk afgenomen opvanguren. Een belangrijk onderdeel van het verbetertraject kinderopvangtoeslag is daarom de maatregel om kinderopvangorganisaties maandelijks gegevens over de afgenomen opvang aan de Belastingdienst/Toeslagen te laten leveren.

Met actuele gegevens over het gebruik van kinderopvang kan de Belastingdienst/Toeslagen verschillen eerder signaleren en de juiste dienstverlening bieden aan ouders door hen tijdig op deze verschillen te attenderen. Het attenderen van ouders gebeurt o.a. door middel van brieven en notificaties in de Kinderopvangtoeslagapp. Door ouders te stimuleren wijzigingen door te geven, wordt de kans op (hoge) terugvorderingen verkleind. Om deze dienstverlening te kunnen bieden, zijn reeds bestaande gegevensleveringen sinds begin dit jaar geïntensiveerd. De Belastingdienst/Toeslagen zal de geleverde gegevens niet gebruiken om de aanvraag tussentijds eigenstandig aan te passen.

Gegevens kinderopvangorganisaties over gebruik

Het jaar 2020 was een ingroeijaar waarin de structurele maandelijkse gegevenslevering door kinderopvangorganisaties stapsgewijs werd geïmplementeerd. De Belastingdienst/Toeslagen benaderde kinderopvangorganisaties om op vrijwillige basis te starten met de maandelijkse gegevenslevering. In april 2020 is de eerste groep van ongeveer 90 kinderopvangorganisaties gestart met het maandelijks leveren van gegevens. In november van dit jaar ontving de Belastingdienst/Toeslagen al van ruim 2.500 kinderopvangorganisaties gegevens. Dit is ongeveer 85% van alle kinderopvangorganisaties. De aansluiting op de maandelijkse gegevenslevering verloopt dus voorspoedig. Kinderopvangorganisaties ontvangen bij de gegevenslevering ondersteuning van de Belastingdienst/Toeslagen. Een speciaal team helpt hen de gegevens juist en met voldoende kwaliteit aan te leveren.

Pilot eerder signaleren

Opzet van de pilot

In juli 2020 is op basis van de tot dan toe beschikbare gegevens een pilot uitgevoerd met eerder signaleren met een populatie van 300 ouders. Deze pilot is uitgevoerd op basis van de gegevens geleverd door kinderopvangorganisaties. Er is specifiek gekeken naar de afwijking tussen het aantal opvanguren dat ouders hebben doorgegeven en het aantal opvanguren dat de kinderopvangorganisatie heeft geleverd. Met een attentiebrief zijn ouders gevraagd om te bekijken of het voorschot nog steeds op basis van de juiste gegevens is verleend. Bij ouders die niet reageerden op de brief is ook het effect van nabellen onderzocht. Omdat ouders ook uit eigen beweging die opvangsituatie kunnen aanpassen, zijn de resultaten vergeleken met een vergelijkbare controlegroep van 177 ouders.

Belangrijkste resultaten

  • Meer dan de helft (52%) van de gesignaleerde ouders heeft actie ondernomen naar aanleiding van het signaal.

  • Iets meer dan een kwart van de geattendeerde populatie (26%) heeft het voorschot naar beneden aangepast. Dat heeft een direct effect op het verminderen van (hoge) terugvorderingen bij de definitieve toekenning na afloop van het jaar.

  • Van de controlegroep heeft 6% het voorschot naar beneden aangepast.

  • Het nabellen van ouders die na 2 weken nog geen actie hadden ondernomen heeft gezorgd voor een toename van de groep die in actie komt. De klantreacties op het nabellen zijn echter ook deels negatief: het nabellen op attentiebrieven wordt als te «opdringerig» ervaren

Conclusies

De pilot heeft aangetoond dat de meeste ouders na een signaal in actie komen. De groep die geattendeerd is, heeft vaker de aanvraag naar beneden aangepast dan de controlegroep. Als gevolg van de pilot is geadviseerd om het nabellen van ouders op attentiebrieven niet voort te zetten. Als uit volgende leveringen van kinderopvangorganisaties nog steeds afwijkingen blijken, kunnen ouders wel opnieuw worden gesignaleerd. Daarbij wordt nog onderzocht of persoonlijke begeleiding van ouders waardevol is als ouders na meerdere signalen niet reageren.

Een belangrijk aandachtspunt voor het verbetertraject is de kwaliteit van de door kinderopvangorganisaties geleverde gegevens. In 2020 werd door middel van pilots de bruikbaarheid van de gegevens en de effectiviteit van eerder signaleren getest. De resultaten uit de pilots bieden inzichten voor de verdere opschaling van het eerder signaleren. In juli 2020 is op basis van de tot dan toe beschikbare gegevens een pilot uitgevoerd met eerder signaleren met een populatie van 300 ouders. In onderstaande box treft u de resultaten van de pilot.

In 2021 wordt beoogd maandelijkse gegevenslevering verplicht te stellen en zal eerder signaleren in de reguliere processen van Belastingdienst/Toeslagen worden geïmplementeerd. Met het oog op het structurele karakter van de gegevenslevering wordt de Awir en het Uitvoeringsbesluit (UB) Awir vanaf 2021 hierop aangepast. Eerder zijn met een wijziging van de regeling Wko per 1 januari 2020 de eisen aan de administratie van kinderopvangorganisaties aangepast, zodat de administratie van kinderopvangorganisaties de benodigde gegevens voor het tussentijds signaleren bevat. In de Awir wordt een grondslag opgenomen om organisaties aan te wijzen die uit eigen beweging gegevens moeten verstrekken aan de Belastingdienst/Toeslagen in plaats van dat de Belastingdienst/Toeslagen deze gegevens maandelijks uitvraagt. Deze wijziging van de Awir is onderdeel van het Wetsvoorstel verbetering uitvoerbaarheid toeslagen en loopt mee in het Belastingplan 2021.

In het UB Awir wordt dit ook verduidelijkt. Bij de behandeling van het wetsvoorstel verbetering uitvoerbaarheid toeslagen heeft uw Kamer een amendement aangenomen, waarmee een zware voorhangbepaling aan de AMvB is toegevoegd. Op 4 december jl. is uw Kamer door de Staatssecretaris van Toeslagen & Douane geïnformeerd over de vertraging die is opgetreden voor wat betreft de inwerkingtreding van het UB Awir.30 Op vrijdag 4 december jl. hebben wij het advies van de Raad van State bij deze AMvB ontvangen. Gelet op de toegevoegde voorhangbepaling is het niet meer mogelijk om de AMvB per 1-1-2021 in werking te laten treden. Het gevolg hiervan is dat de bepaling betreffende de maandelijkse gegevenslevering door kinderopvangorganisaties pas in de loop van 2021 in werking kan treden.

Om die reden zal de ingroeiperiode – waarin de structurele maandelijkse gegevenslevering stapsgewijs wordt geïmplementeerd – met een aantal maanden worden verlengd. Zodoende kunnen kinderopvangorganisaties nog enkele maanden langer wennen aan de maandelijkse gegevenslevering en kan het merendeel van de kinderopvangorganisaties de gegevens, zonder onderbreking, op vrijwillige basis blijven leveren. Hiermee wordt voorkomen dat zij de levering nu tijdelijk moeten stoppen. Kinderopvangorganisaties worden hierover geïnformeerd.

Gegevens van publieksrechtelijke gegevensleveranciers over gewerkte uren en doelgroepstatus

DUO, UWV en het Inlichtingenbureau31 (hierna: IB) leveren periodiek informatie aan de Belastingdienst/Toeslagen over het aantal gewerkte uren en informatie die relevant is voor de doelgroep status32 van ouders. De uitrol naar maandelijkse gegevenslevering wordt dit jaar door de Belastingdienst/Toeslagen stapsgewijs geïmplementeerd. DUO en UWV leveren sinds de zomer al maandelijks gegevens. In het vervolg van het verbetertraject wordt bezien of ook de gegevenslevering door het IB op maandbasis plaats kan vinden.

In een pilot wordt eerder signaleren op basis van deze gegevens getest. Het gaat dan bijvoorbeeld om het attenderen van aanvragers die aangeven een doelgroep status te hebben, maar waarvan uit de gegevens van DUO, UWV en het IB blijkt dat dit niet of niet meer het geval is. Ouders krijgen in dat geval een attendering van de Belastingdienst/Toeslagen en worden gevraagd om te controleren of het voorschot nog steeds op basis van de juiste gegevens wordt verleend. Ouders blijven ook hier zelf verantwoordelijk voor het doorgeven van wijzigingen. De Belastingdienst/Toeslagen zal niet eigenstandig de gegevens tussentijds aanpassen.

3.3.B Thema B: Begeleiden van ouders met een grote kans op hoge terugvorderingen

Het tweede hoofdthema van de verbetermaatregelen betreft het begeleiden van burgers met een hoge kans op (hoge) terugvorderingen. Het gaat om ouders die een aanvraag voor kinderopvangtoeslag hebben ingediend en extra hulp nodig hebben bij het tijdig doorgeven van wijzigingen in de aanvraaggegevens van hun kinderopvangtoeslag. Een persoonlijk begeleider gaat aan de slag met de ouder, indien deze er om vraagt, om er samen voor te zorgen dat de juiste toeslag wordt toegekend. Indien nodig wordt de ouder langdurig begeleid. Dit kan betekenen dat de begeleiding van een ouder meerdere jaren doorloopt. Nadat in 2019 gedegen is onderzocht welke groepen ouders in aanmerking komen voor persoonlijke begeleiding en welke begeleiding het meest effectief is, is in 2020 de persoonlijke begeleiding ook daadwerkelijk gestart. De Belastingdienst/Toeslagen benadert deze ouders, waarna – indien de ouder dit wenst – persoonlijke begeleiding wordt opgestart. Ouders worden via twee verschillende routes benaderd.

Selectie door voorspellend model

Ten eerste worden ouders benaderd die een grote kans hebben op een hoge terugvordering. De benadering op basis van deze route ligt momenteel stil. Voor de selectie van ouders met een grote kans op hoge terugvorderingen wordt gebruik gemaakt van een voorspellend model. Hier ligt een risicoclassificatie model aan ten grondslag, waarvan op dit moment zorgvuldig wordt bekeken of deze voldoet aan de AVG wetgeving. Bij ouders die reeds begeleid werden of die reeds een terugbelverzoek hadden ontvangen, blijft de begeleiding doorlopen. De verwachting is dat dankzij een aantal aanpassingen in de gegevens die voor het model worden gebruikt, deze route binnenkort weer kan worden opgestart. Dit zal pas worden gedaan indien duidelijk is dat het voorspellend model voldoet aan AVG wetgeving, waarvoor ook een privacy impact assessment (PIA) zal worden uitgevoerd. Tot op heden zijn 238 ouders begeleid die zijn geselecteerd op basis van het voorspellend model.

Selectie door kinderopvangorganisatie

Ten tweede worden ouders benaderd die door kinderopvangorganisaties worden aangedragen. Dit is in september van start gegaan, op verzoek van de branche. Kinderopvangorganisaties staan dichterbij de ouder en kunnen daardoor goed inschatten of een ouder persoonlijke begeleiding nodig zou kunnen hebben. Daarom worden kinderopvangorganisaties gevraagd om ouders bij Belastingdienst/Toeslagen aan te melden voor persoonlijke begeleiding. Uiteraard wordt begeleiding alleen gestart als de ouder dit wenst. Tot op heden zijn 52 ouders begeleid die zijn aangedragen door een kinderopvangorganisatie.

Het begeleiden van ouders levert nu al resultaten. In veel van de huidige casussen worden beschikkingen van het voorlopig voorschot in overleg met de ouder aangepast, veelal naar beneden. Hierdoor worden daadwerkelijk hoge terugvorderingen vroegtijdig voorkomen. Zo is tot 1 december voor 62 ouders het voorschot van de kinderopvangtoeslag naar beneden bijgesteld, met gemiddeld ongeveer € 5.000,–. In 13 gevallen is het voorschot naar boven bijgesteld, met gemiddeld ongeveer € 1.700,–. In de loop van 2021 zal het aantal ouders dat wordt begeleid, verder worden uitgebreid.

3.3.C Thema C: Verbeteren digitale dienstverlening

Door het verbeteren van de digitale dienstverlening wordt het aanvraag- en wijzigingsproces voor de kinderopvangtoeslag makkelijker voor ouders. In 2019 zijn er wijzigingen doorgevoerd op Mijn toeslagen om ouders beter te ondersteunen bij het aanvragen van de kinderopvangtoeslag en het doorgeven van wijzigingen.

Dit jaar is de kinderopvangtoeslagapp gelanceerd. Met deze app kunnen ouders makkelijk en overzichtelijk de actuele aanvraaggegevens inzien en wijzigen. Deze wijzigingen kunnen ouders op eigen initiatief doorvoeren, maar bijvoorbeeld ook naar aanleiding van een notificatie in de app van Belastingdienst/Toeslagen. Dit kan met één druk op de knop en is daarmee een verbetering in de dienstverlening om ouders optimaal te ondersteunen bij het actueel houden van de toeslagaanvraag. Op dit moment gebeurt dat via een pilot, met een beperkte groep burgers. In 2021 zal de app op grote schaal gebruikt gaan worden om burgers te signaleren.

Inmiddels is de app 88.000 keer in gebruik genomen (peildatum 6 december 2020) door burgers met kinderopvangtoeslag. In totaal zijn er ruim 105.000 wijzigingen in gegevens succesvol via de app doorgegeven aan Belastingdienst/Toeslagen. De app wordt door gebruikers goed gewaardeerd in de appstore. Ruim 96% van de gebruikers geeft aan (zeer) tevreden te zijn over de app.

Campagne

Kort na de zomer is de Belastingdienst/Toeslagen gestart met een brede bewustwordingscampagne. Het doel van deze campagne is bewustwording creëren bij burgers dat belangrijke veranderingen in het leven van burgers (life events) gevolgen kunnen hebben voor belastingen en toeslagen en burgers te stimuleren deze wijzigingen tijdig door te geven. De campagne is via verschillende kanalen uitgezet, waaronder TV- en radiocommercials, online media en PR en branded content. Deze campagne is gestart op 11 september 2020 en loopt in ieder geval door tot en met het tweede kwartaal van 2021.

De kinderopvangtoeslagapp is hier ook in meegenomen, door middel van de deelcampagne kinderopvangtoeslag. Doelgroep van deze campagne zijn de circa 650.000 ouders die kinderopvangtoeslag ontvangen. Ouders worden erop gewezen dat ze wijzigingen kunnen doorgeven via Mijn toeslagen of via de kinderopvangtoeslagapp. Het gebruik van de app is als gevolg van de huidige brede publiekscampagne zichtbaar toegenomen.

Een onderdeel van de communicatiecampagne is specifiek gericht op kinderopvangorganisaties. Zo is er voor hen een digitale toolkit ontwikkeld. Deze toolkit bevat o.a. een poster, folder, infographic en kant-en-klare tekstjes voor nieuwsbrieven. Zodoende worden ouders ook via hun kinderopvangorganisatie geïnformeerd over de impact van life events op toeslagen en het belang van het tijdig doorgeven van wijzigingen.

3.3.D Overall beeld

Overall ben ik tevreden over de voortgang van het verbetertraject. Afgelopen jaren hebben het Ministerie van SZW en de Belastingdienst/Toeslagen in een nauwe samenwerking grote stappen gezet. De cijfers van afgelopen jaren laten een daling zien van het aantal (hoge) terugvorderingen. De verschillende maatregelen zullen in 2021 verder uitgerold worden. Ik heb er vertrouwen in dat de verdere implementatie en uitvoering van deze verbetermaatregelen de huidige positieve trend doet voortzetten. Ik blijf de effecten van de verbetermaatregelen op de doelstelling van het programma monitoren.

Ook zie ik na de implementatie van bovengenoemde verbetermaatregelen nog verdere potentie voor verbeteringen in de dienstverlening richting ouders en in het reduceren van het aantal (hoge) terugvorderingen binnen de kinderopvangtoeslag. Daarom zal ik, samen met de Staatssecretaris van Toeslagen en Douane, in 2021 vervolg geven aan het verbetertraject kinderopvangtoeslag. Ik ben voornemens uw Kamer hier in het voorjaar van 2021 nader over te informeren.

Tot slot

De Nederlandse kinderopvang staat er goed voor. Ze heeft de afgelopen jaren laten zien zich te kunnen meten met de top van wereld op het gebied van kwaliteit. Daarnaast wordt er in de dagelijkse praktijk veel aandacht besteed aan de veiligheid van kinderen. En aan ouders wordt steeds meer en betere ondersteuning geboden bij de (tegemoetkoming in de) kosten van kinderopvang.

Deze combinatie van ontwikkelingen zorgt ervoor dat kinderopvang een steeds belangrijker en positieve rol kan spelen in de levens van veel kinderen en hun ouders. Dit jaar is eens te meer duidelijk geworden wat voor onmisbare rol kinderopvang speelt in onze maatschappij en met hoeveel veerkracht en flexibiliteit alle betrokkenen zich steeds weer inzetten om de kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid verder te versterken. Ik heb er dan ook vertrouwen in dat deze lijn, ondanks de huidige sluiting van de kinderopvang, doorgezet gaat worden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van 't Wout


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 31 322, nr. 414

X Noot
3

Kamerstuk 31 322, nr. 418

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Doelgroepkinderen zijn kinderen die op basis van hun gezinsachtergrond een groter risico lopen op ontwikkelings- en onderwijswachterstanden.

X Noot
6

Regio’s Noord, Midden-Oost, Zuid en West.

X Noot
7

De prijsstelling in de dagopvang loopt over het algemeen in de pas met de maximum uurprijs die via de kinderopvangtoeslag wordt vergoed.

X Noot
8

Zo is er verschillend aanbod per jaar (afname van aantal weken per jaar), flexibeler aanbod (betaling per uur opvang) en de opvangduur hangt af van de schooltijden.

X Noot
9

Kamerstuk 31 322, nr. 276.

X Noot
10

Opvang voor kinderen in de leeftijd van het primair onderwijs

X Noot
11

Voor de eerste tussenrapportage: zie de Verzamelbrief kinderopvang d.d. 25 april 2019 (Kamerstuk 31 322, nr. 393) Voor de tweede tussenrapportage: zie de Verzamelbrief kinderopvang d.d. 1 juli 2020 (Kamerstuk 31 322, nr. 414).

X Noot
12

WKO artikel 1.88 lid 1 en artikel 2.30 lid 1

X Noot
13

Augustus 2021

X Noot
14

Voor de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (LKK) van 2019: zie Kamerstuk 31 322, nr. 410.

X Noot
15

Kamerstuk 31 322, nr. 414

X Noot
16

idem

X Noot
17

Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang 2019 (LKK) (Kamerstuk 31 322, nr. 410) en Toezicht op gastouderopvang (Inspectie van het Onderwijs) (Kamerstuk 31 322, nr. 414)

X Noot
18

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
19

Geregistreerde voorzieningen voor gastouderopvang worden steekproefsgewijs geïnspecteerd, waarbij de bandbreedte van de steekproef 5% – 30% bedraagt.

X Noot
20

Bij een A-status voert de gemeente haar wettelijke taken naar behoren uit.

X Noot
21

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
22

Kamerstuk 32 793, nr. 450

X Noot
23

De Commissie Vermeij adviseert om in het rode scenario, waarbij de vaccinatiegraad voor mazelen op of onder een nader in te stellen ondergrens komt, een maatregel te introduceren die deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma als voorwaarde stelt voor toegang tot kinderopvang.

X Noot
24

Kamerstuk 31 322, nr. 414

X Noot
25

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3953

X Noot
26

Kamerbrief Coronamaatregelen 14 december 2020. Kamerstuk 25 295, nr. 800

X Noot
27

Kamerstuk 35 598, nr. 20

X Noot
28

Kamerstuk 35 598, nr. 7.

X Noot
29

Verzamelbrief Kinderopvang juni 2020, Kamerstuk 31 322, nr. 414

X Noot
30

Aanbiedingsbrief Vierde Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag, d.d. 4-12-2020, Kamerstuk 31 066, nr. 754.

X Noot
31

Het IB is een informatieknooppunt voor gemeenten. Het IB levert gegevens afkomstig van gemeenten door aan Belastingdienst/Toeslagen.

X Noot
32

Naast werkende ouders komen ook ouders die gebruik maken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, of scholing, een opleiding of een cursus volgen in aanmerking voor kinderopvangtoeslag. Deze ouders hebben een doelgroep status.

Naar boven