31 066 Belastingdienst

Nr. 360 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juni 2017

Naar aanleiding van mijn kennisgeving van een aanwijzing als massaal bezwaar d.d. 29 maart 2017 (Kamerstuk 31 066, nr. 351), heeft de vaste commissie voor Financiën mij gevraagd de Kamer op de hoogte te houden van het vervolg van de procedures inzake btw-heffing over het privégebruik van een auto van de zaak. Aan dit verzoek kom ik hierna graag tegemoet.

De Belastingdienst heeft sinds 2011 circa twee miljoen bezwaarschriften ontvangen waarin een aantal rechtsvragen aan de orde is met betrekking tot de omzetbelasting inzake het privégebruik van de auto die ter beschikking is gesteld door de werkgever. In vier gevallen is hierover geprocedeerd, de overige bezwaarschriften zijn in goed overleg aangehouden in afwachting van de uitkomst van de procedures. De bezwaarschriften heb ik aangewezen als massaal bezwaar als bedoeld in artikel 25c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Op 21 april 2017 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in de vier procedures. De Hoge Raad laat de huidige regeling PGA grotendeels in stand. Alleen voor wat betreft het aantonen van het daadwerkelijke privégebruik geeft de Hoge Raad nadere regels. De Hoge Raad oordeelt namelijk dat wanneer de administratie van een belastingplichtige geen gegevens bevat waaruit is af te leiden in hoeverre de auto voor privédoeleinden is gebruikt en toepassing van het forfait tot een te hoge btw-heffing leidt, de omvang van het privégebruik met inachtneming van alle omstandigheden van het geval in redelijkheid moet worden bepaald. De Hoge Raad stelt hierbij wel dat de belastingplichtige in een dergelijk geval gehouden is de gegevens te verstrekken over de omvang van het privégebruik. De Belastingdienst ging er tot nu toe vanuit dat het privégebruik uit de administratie van een belastingplichtige moet blijken en – als dat niet het geval is – de belastingplichtige een goedkeurend forfait (2,7% van de cataloguswaarde) kon toepassen.

De inspecteur heeft een collectieve uitspraak gedaan op de ingediende bezwaarschriften1. Deze uitspraak wordt gepubliceerd in de Staatscourant en op www.belastingdienst.nl. In de collectieve uitspraak worden de bezwaren ongegrond verklaard met uitzondering van de bezwaren inzake de lagere, werkelijke omvang van het privégebruik auto. Deze bezwaren worden gegrond verklaard, maar zijn nog niet voldoende gemotiveerd om een teruggaafbeslissing te kunnen nemen. De inspecteur biedt belastingplichtigen daarom een redelijke termijn (6 weken) voor de nadere motivering van het bezwaarschrift. De inspecteur zal vervolgens, overeenkomstig de van toepassing zijnde bepalingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, binnen 6 maanden na de collectieve uitspraak de eventuele teruggaaf verlenen.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven