31 015 Kindermishandeling

Nr. 117 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 september 2015

Tijdens het VAO van 2 september jl. over de bezuinigingen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) (Handelingen II 2014/15, nr. 107, item 7) hebben de leden Van Toorenburg en Keijzer (CDA) een motie ingediend naar aanleiding van het bericht dat onderzoeken naar zedenmisdrijven bij minderjarigen en kindermishandeling uitsluitend door het NFI zouden worden uitgevoerd (Kamerstuk 29 628, nr. 559). Ik heb daarop toegezegd uw Kamer schriftelijk te zullen informeren over het standpunt ter zake. In afwachting daarvan is de motie van de leden Van Toorenburg en Keijzer aangehouden. Bij deze doe ik mijn toezegging gestand.

Vooraf merk ik op dat ik het van groot belang acht dat de kwaliteit en de beschikbaarheid van forensisch artsen in de jeugdbeschermings- en strafrechtsketen worden geborgd en waar nodig worden verbeterd. De resultaten van forensisch onderzoek dragen immers bij aan de bewijsvoering en daarmee aan het proces van opsporing, vervolging en berechting.

De genoemde motie gaat ervan uit dat de politie en het openbaar ministerie voor onderzoek naar zedendelicten en kindermishandeling voortaan het NFI inschakelen. Indien het forensisch-medische onderzoek op het onderhavige terrein wordt aangemerkt als acuut en complex wordt het inderdaad door het NFI uitgevoerd. Het onderzoek dat niet het predicaat «acuut en complex» heeft meegekregen, kan ook door een particulier instituut als de Forensische Polikliniek Kindermishandeling (FPKM) worden uitgevoerd.

De forensisch-medische beoordeling van letsel bij minderjarigen moet in acute gevallen direct gebeuren. Het is voor het NFI derhalve van belang om flexibel georganiseerd te zijn en ook buiten kantooruren (24/7) beschikbaar te zijn. Het NFI – als preferred supplier van forensisch onderzoek voor de strafrechtketen – moet als organisatie ingericht zijn op de werkzaamheden van de politie en op de (forensische) opsporing. De politie en het openbaar ministerie hebben gevraagd om één loket waar de aanvragen voor acute en complexe onderzoeken op het terrein van kindermishandeling en zedendelicten bij minderjarigen worden gemeld. Dit voorkomt versnippering van forensisch onderzoek in deze hoog specialistische zaken en zorgt voor een eenduidige afhandeling van onderzoeken. Om dat loket te realiseren is het landelijke team forensische artsen bij het NFI voor de duur van 2 jaar tot en met 2016 uitgebreid met een forensisch kinderarts. Uw Kamer is hierover geïnformeerd tijdens het Algemeen Overleg over Geweld in afhankelijkheidsrelaties op 15 oktober 20141. De politie en het openbaar ministerie hebben voorts met het NFI afgesproken dat acuut en complex onderzoek op het terrein van zeden en kindermishandeling ook door het NFI wordt uitgevoerd, bijvoorbeeld acute zedenonderzoeken bij prepuberale kinderen en de medisch-forensische beoordeling van inwendig letsel bij kinderen.

Om u een indicatie te geven: het aantal acute en complexe onderzoeken op het terrein van zedendelicten en kindermishandeling bedraagt circa 175 per jaar; daarvan nam het NFI al circa 90 zaken voor zijn rekening.

De verbetering en het vasthouden van de kwaliteit van het forensisch onderzoek is in eerste instantie een aangelegenheid van de beroepsgroep zelf. Ik onderken echter de behoefte aan een goede borging van de inzet van zeer specialistisch forensisch medisch onderzoek op het terrein van kindermishandeling. Deze onderzoeken zijn complex en komen op regionale schaal weinig voor. Het NFI heeft deze expertise op een hoog niveau in huis. De vorige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft besloten om de kwaliteitsinitiatieven binnen de forensisch-medische discipline te ondersteunen, onder meer door 50 regionaal werkende forensische artsen te laten trainen op het terrein van kindermishandeling door het NFI in samenwerking met relevante partners als de Forensische Polikliniek Kindermishandeling (FPKM). In de voortgangsrapportage Geweld in afhankelijkheidsrelaties2 is hiervan melding gemaakt aan uw Kamer.

Winsemiusgelden

Het NFI heeft niet alleen een centrale rol als het gaat om het uitvoeren van specialistisch forensisch medisch onderzoek op het terrein van zeden en kindermishandeling. Het NFI heeft ook op andere forensische terreinen de expertise in huis en heeft daarnaast een goed zicht op forensisch onderzoek dat wordt uitgevoerd door andere (particuliere) forensische instituten in binnen- en buitenland. Vanwege deze centrale positie kan het NFI in mijn optiek goed functioneren als contactpunt voor zowel de politie en het openbaar ministerie als voor de particuliere onderzoeksinstituten bij de verdeling van alle aanvragen voor forensisch onderzoek. De nieuwe systematiek voor de verdeling van de zogeheten Winsemiusgelden per 1 januari 2016 moet efficiënt en effectief kunnen functioneren, zonder onnodige administratieve lasten. Deze one-stop-shop gedachte zal ik dit jaar verder uitwerken. Omdat ik eraan hecht dat de inrichting van deze one-stop-shop op een zorgvuldige wijze gebeurt, zal de huidige systematiek via de Landelijke Toetsingscommissie in 2015 nog in stand blijven.

De Winsemiusgelden kunnen door de politie en het openbaar ministerie worden ingezet als zij forensisch onderzoek willen laten verrichten door particuliere onderzoeksinstituten. Inzet is mogelijk bij piekbelasting, als het NFI onvoldoende capaciteit heeft om de onderzoeksaanvragen te verwerken, als er bijzondere expertise nodig is of in het geval van contra-expertise. Dit geldt ook onderzoek op het terrein van zeden en kindermishandeling. Onderzoek op dit terrein kan worden belegd bij de FPKM of een andere commercieel forensisch onderzoeksinstituut Voor het laten uitvoeren van forensisch onderzoek door particuliere instituten is ook dit jaar een budget van 2 miljoen euro per jaar beschikbaar.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Kamerstuk 31 015, nr. 111.

X Noot
2

Kamerstuk 28 345, nr. 136.

Naar boven