30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 354 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2015

Verduurzaming is een belangrijk onderwerp waar het kabinet zich voor inzet. Enerzijds scherpt het kabinet hiervoor normen in wet- en regelgeving aan, anderzijds spoort het kabinet het bedrijfsleven aan om duurzaamheidsinitiatieven in de markt te ontplooien. Om het gewenste effect te creëren, vergen zulke duurzaamheidsinitiatieven regelmatig de inzet van meerdere bedrijven. Bij samenwerking ten behoeve van dergelijke duurzaamheidsinitiatieven kan het mededingingskader in beeld komen. Ruimte om binnen het mededingingskader duurzaamheidinitiatieven te ontplooien, is aanwezig. Het is voor bedrijven en andere betrokken partijen echter niet altijd voldoende duidelijk hoe groot die ruimte is, waardoor veelbelovende en maatschappelijk gewenste initiatieven in een aantal gevallen niet tot ontplooiing komen. Ik ben van mening dat meer duidelijkheid over de ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven binnen het mededingingskader eraan zal bijdragen dat dit onwenselijke effect kan worden voorkomen. In dit kader heb ik op 8 mei 2014 een Beleidsregel mededinging en duurzaamheid gepubliceerd (Stcrt. 2014, 13375). Daarnaast geeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) in haar visiedocument mededinging en duurzaamheid aan waar de grenzen en mogelijkheden liggen binnen het mededingingskader.

In recente casuïstiek komt het spanningsveld tussen mededinging en duurzaamheid wederom naar voren. Bijvoorbeeld bij afspraken tussen supermarkten, pluimveeslachterijen en pluimveehouders over duurzamer geproduceerd pluimveevlees (de zogenaamde Kip van Morgen), bij samenwerking tussen textielproducenten over leefbare lonen in productielanden alsook bij gezamenlijke afspraken over het sluiten van vijf kolencentrales. Zoals door de Staatssecretaris van Economische Zaken aan uw Kamer is toegezegd, is bezien of de Beleidsregel mededinging en duurzaamheid toereikend is (Kamerstuk 31 532, nr. 139). Daarnaast heb ik toegezegd om uw Kamer te informeren over welke stappen er gezet kunnen worden naar aanleiding van de uitspraak van de ACM over de Kip van Morgen. In deze brief ga ik hier, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, op in.

Werking Beleidsregel mededinging en duurzaamheid

Om te bezien of de Beleidsregel mededinging en duurzaamheid toereikend is, is allereerst door mijn ministerie bekeken hoe de ACM, als onafhankelijke toezichthouder, de beleidsregel in de praktijk toepast. De ACM heeft in de genoemde zaken, van de sluiting van de vijf kolencentrales en de Kip van Morgen, de beleidsregel toegepast. De onderzoeken van de ACM zijn waardevol, omdat hiermee meer duidelijkheid is ontstaan over de vraag wat wel en wat niet kan binnen het mededingingskader. De uitkomsten van de analyse van de ACM bij deze zaken hebben veel vragen opgeroepen. Mijn ministerie heeft daarop afgelopen periode gesprekken gevoerd met brancheorganisaties, bedrijven, maatschappelijke organisaties, wetenschappers en de advocatuur over de vraag of de beleidsregel toereikend is en wat er vanuit hun perspectief nodig zou zijn om het spanningsveld tussen mededinging en duurzaamheid te verminderen. Uit de gesprekken blijkt dat de beleidsregel meer duidelijkheid heeft gegeven. Samenwerkende partijen zijn zich hierdoor steeds bewuster dat bij het maken van duurzaamheidsafspraken mededinging een rol kan spelen. Met name de voorbeelden in de toelichting van de beleidsregel helpen daarbij. Tegelijkertijd worden door de diverse organisaties wel kanttekeningen geplaatst. Enerzijds wordt gepleit dat de mededingingskaders en de ACM meer ruimte zouden moeten bieden aan duurzaamheidsinitiatieven en dat er behoefte is aan nog meer duidelijkheid vooraf over wat wel en wat niet is toegestaan. Anderzijds wordt juist genoemd dat de afweging over duurzaamheid niet aan de ACM is en dat de overheid wetgeving zou moeten maken of aanpassen om de normen voor duurzaamheid te verhogen.

Vervolgstappen

Ik sta positief tegenover duurzaamheidsinitiatieven die door bedrijven of maatschappelijke organisaties worden genomen. Ik had graag gezien dat de afspraken rond de Kip van Morgen en de sluiting van de kolencentrales mogelijk waren geweest binnen de kaders van de Mededingingswet.

Marktpartijen geven aan dat de uitspraken van de ACM een remmende werking hebben op duurzaamheidsinitiatieven die worden ontplooid. Dat vind ik een ongewenste uitkomst, omdat dit kabinet verduurzaming een belangrijk onderwerp vindt. Een alliantie van onder meer VNO-NCW, MVO Nederland, Stichting Natuur & Milieu, MVO Platform en De Groene Zaak heeft in een brief van 11 juni jl. aan mij gevraagd om meer ruimte voor duurzaamheidsafspraken en verzocht om belemmeringen die de ACM opwerpt tegen duurzaamheidsafspraken weg te nemen. Deze signalen neem ik serieus en ik zal me dan ook in blijven zetten om maximaal ruimte te zoeken binnen het bestaande mededingingskader en om zoveel mogelijk duidelijkheid te bieden aan partijen over de ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven.

Hiervoor zal ik, zoals tijdens het Algemeen Overleg Marktwerking en mededinging op 18 juni jl. al aangegeven, de volgende stappen zetten:

  • de Beleidsregel mededinging en duurzaamheid zal worden aangepast, zodat nog duidelijker wordt wat wel en niet kan en hoe bepaalde belangen meegenomen kunnen worden. Ik wil hierbij de bedrijven en andere betrokken partijen zo goed mogelijk betrekken, zodat de wijziging gedragen wordt door de praktijk. Ik verwacht eind dit jaar de aangepaste Beleidsregel mededinging en duurzaamheid vast te kunnen stellen.

  • omdat de Nederlandse Mededingingswet in overeenstemming is met het Europese mededingingsrecht, zal in overleg met de Europese Commissie worden bekeken of de interpretatie van de mededingingsregels op het gebied van duurzaamheid meer ruimte kan bieden. Eind mei heb ik hierover al contact gehad met de eurocommissaris voor mededinging, mevrouw Vestager. In vervolg op dit gesprek heb ik, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Economische Zaken, op 29 juni jl. hierover een brief gestuurd aan eurocommissaris Vestager. Wanneer het overleg met de Europese Commissie is afgerond, kom ik daar bij u op terug.

Te allen tijde is er ook een verantwoordelijkheid voor partijen die duurzaamheidsinitiatieven ontplooien. Het is belangrijk dat zij duidelijk en onderbouwd kunnen aangeven hoe de afspraken passen binnen het mededingingskader. Wanneer partijen helder hebben welke stappen zij willen nemen en hierbij een self assessment op het terrein van mededinging hebben uitgevoerd, bestaat altijd de mogelijkheid hierover contact op te nemen met de ACM. Dat is een verantwoordelijkheid van betrokken partijen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven