29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Nr. 91 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2011

Hierbij bied ik u de rapportage «Inventarisatie gevolgen transitie nieuw aardgas voor H-gasgebruikers»» van het Projectbureau Nieuw Aardgas aan.1

Op basis van o.a. de bevindingen van het projectbureau zet ik in deze brief mijn verdere beleid voor de hoogcalorische gasmarkt nader uiteen. Zo geef ik aan dat de afgesproken «mix van maatregelen», zoals aan uw kamer voorgelegd in mijn brief van 28 maart jl,2, door een groot gedeelte van de grootgebruikers als een geëigende en werkbare mix wordt beschouwd.

Naar aanleiding van nieuwe consultaties met de sector heb ik enkele aanvullende afspraken gemaakt met landelijk netbeheerder GTS en met Gate LNG Terminal inzake de gewenste duidelijkheid omtrent de gassamenstelling in de periode na 2012/2014.

In deze brief geef ik tevens meer duidelijkheid over het functioneren van het signaleringssysteem.

Met deze aanvullende maatregelen ben ik verder tegemoet gekomen aan de wensen van de grootgebruikers en stel ik deze gebruikers in staat de nodige aanpassingen te plegen om de nieuwe gassen te kunnen accommoderen.

Opdracht Projectbureau Nieuw Aardgas

Het Projectbureau Nieuw Aardgas, dat in januari 2011 is opgericht, heeft in detail gekeken naar de situatie, de technische problemen en de mogelijkheden van de 58 individuele gebruikers van hoogcalorisch gas (H-gas), alsmede naar de integrale implicaties. Zoals aangekondigd in mijn brief van 28 maart 2011, wil ik op basis van het werk van het projectbureau in beeld hebben welke gebruikers problemen hebben met de nieuwe gassamenstelling, wat de aard van deze problemen is, hoe deze opgelost kunnen worden en wat het traject is.

Voordat ik in ga op de belangrijkste bevindingen van het projectbureau en mijn verdere beleid, wil ik kort de door mij gehanteerde uitgangspunten memoreren voor het beleid ten aanzien van de transitie voor de H-gasgebruikers.

Uitgangspunten

  • 1. Alle gebruikers moeten zich uiteindelijk aanpassen aan de nieuwe gassamenstellingen;

  • 2. Een redelijke transitieperiode is nodig;

  • 3. Duidelijkheid over de gassamenstelling.

Ik heb met Gate LNG Terminal en landelijk netbeheerder GTS een aantal afspraken gemaakt (de zogenaamde «mix van maatregelen») waardoor een overgangsfase wordt gecreëerd om de nieuwe gassen te accommoderen en de afnemers genoeg tijd te geven om zich, op een veilige en economisch verantwoorde wijze, aan te passen. Deze afspraken gelden in ieder geval tot eind 2012.

Mede gebaseerd op de bevindingen van het projectbureau ten aanzien van de voortgang van de door de eindgebruikers verrichte aanpassingen, zal ik jaarlijks de stand van zaken evalueren en na overleg met de betrokken partijen beslissen of het noodzakelijk is deze termijn in stappen van een jaar te verlengen, uiterlijk tot eind 2014. Ik hou hieraan vast.

Bevindingen projectbureau en gevolgen voor mijn beleid

Uit de rapportage van het projectbureau blijkt dat de bedrijven van mening zijn dat het ook voor hen van belang is dat er nieuwe gassen naar Nederland komen, om een zo breed mogelijk aanbod van aardgas te accommoderen en daarmee de leveringszekerheid voor de toekomst veilig te stellen. Bedrijven zien derhalve de noodzaak van het moeten aanpassen en zijn daar ook mee bezig. Het is goed te zien dat een groot deel van de bedrijven de transitie naar rijkere gassen voortvarend oppakt.

Ik vind dit een goede ontwikkeling die de komende periode doorgezet moet worden. De transitie naar rijkere gassen betreft een uitdaging voor zowel de bedrijven als de overheid en die moeten we dan ook gezamenlijk tegemoet treden. In het onderstaande zal ik ingaan op de meest belangrijke bevindingen, zoals het heterogene karakter van de grootgebruikers en de noodzaak tot «maatwerk», de acceptatie van de «mix van maatregelen», de gewenste duidelijkheid inzake de gassamenstelling na de transitieperiode 2012/2014 en de emissies in relatie tot de verandering van de gassamenstelling.

I. Heterogene groep eindgebruikers

Het door mij in de brief van 28 maart jl. geschetste beeld dat er sprake is van een grote mate van heterogeniteit van de groep van 58 H-gebruikers, wordt in de rapportage van het projectbureau bevestigd. De impact van de veranderende gassamenstelling verschilt per toepassing en per bedrijf. Hierdoor is maatwerk op het niveau van de afzonderlijke bedrijven vereist.

Zo verwacht bijvoorbeeld een groot deel van de bedrijven geen significante nadelige gevolgen, terwijl een andere groep bedrijven, die over complexe installaties beschikt (gasturbines), wel problemen verwacht. De te verwachten problemen betreffen bijvoorbeeld eventuele «sprongen» als gevolg van een te brede bandbreedte. Zelfs binnen eenzelfde gebruikerscategorie bestaan weer regionale verschillen. Kortom, dit betekent dat er geen sprake kan zijn van een standaardoplossing, maar dat maatwerk is geboden.

II. Mix van maatregelen grotendeels geaccepteerd

Uit de rapportage van het projectbureau blijkt dat de mix van maatregelen, die ik met GTS en Gate LNG Terminal hebt afgesproken en waarover ik uw Kamer via mijn brief van 28 maart jl. heb geïnformeerd, goed aansluit bij de behoeften van de bedrijven.

Wel bestaat er voor wat betreft de werking van het signaleringssysteem nog enige zorg onder eindgebruikers. Ik begrijp de noodzaak van een goede werking van dit systeem. GTS is bezig met het ontwikkelen hiervan. Op dit moment zijn de betrokken partijen uitgenodigd om mee te draaien in het project. De eerste fase van het systeem zal rond de eerste week van juli beschikbaar zijn. In een tweede fase zal er nog een indicatie van de looptijd van de gemeten kwaliteit aan het systeem worden toegevoegd; dit is voorzien rond eind september van dit jaar, de periode waarin de Gate terminal volledig operationeel wordt.

In aanvulling op mijn eerdere afspraken heb ik verder aan Gate LNG Terminal en GTS gevraagd om te onderzoeken of, in hoeverre en op welke manier het mogelijk is om gedurende de transitieperiode dagelijks een indicatie te geven van de over één tot twee dagen te verwachten samenstelling na invoeding van LNG in het netwerk.

Zoals ook aangegeven in mijn eerdere brief zal de mix van maatregelen tot eind 2012 van kracht zijn en heb ik de mogelijkheid deze, indien nodig, te verlengen naar eind 2014. Het projectbureau zal de situatie nauwlettend blijven volgen en mij daarin adviseren.

Uit de nieuwe consultatie blijkt dat sommige partijen behoefte zouden kunnen hebben aan een permanent karakter van bepaalde maatregelen, zoals het signaleringssysteem. Indien uit de praktijk zou blijken dat dit daadwerkelijk nodig is, ben ik zeker bereid om GTS te verzoeken om sommige maatregelen ook na de transitieperiode 2012/2014 te verlengen.

III. Duidelijkheid gassamenstelling na 2014

Een aantal bedrijven zegt pas aan de slag te kunnen als er voor hen voldoende duidelijkheid is over de gassamenstelling na de transitieperiode. Sommige eindgebruikers dringen daarbij aan op een ministeriële regeling naar analogie van de laagcalorische gasmarkt (G-markt). Ik acht dat op dit moment niet noodzakelijk.

Ik heb met GTS de aanvullende afspraak gemaakt dat de bovengrens voor de Wobbe-index ook na de transitieperiode beperkt blijft tot 55,7 MJ/m3 (n) in plaats van de waarde van 57,2 die naar verwachting in de Europese norm zal worden vastgesteld. Deze Wobbe-index van 55,7 geldt voor onbeperkte tijd. Dat betekent uitdrukkelijk niet dat wij gas met een hogere waarde dan 55,7 niet zullen kunnen accepteren in het Nederlandse netwerk, maar wel dat dit gas eerst behandeld zal worden door GTS om de Wobbe-index te verlagen voordat het aan de gebruikers wordt geleverd. Als aanvullend voordeel wordt hierdoor ook de theoretisch mogelijke spronggrootte beperkt.

Immers, in het kader van de gewenste duidelijkheid over de gassamenstelling heb ik in een eerdere brief reeds aangegeven dat de Gaswet zal worden gewijzigd om de netbeheerder van het landelijke gastransportnet de wettelijk taak te geven om de samenstelling van door hem geleverd gas binnen de wettelijke grenzen te handhaven.

Aangezien de Wobbe-index de belangrijkste kwaliteitsparameter is, verschaf ik hiermee de nodige duidelijkheid om partijen in staat te stellen de nodige aanpassingen op een economisch verantwoorde manier te plegen. De Energiekamer van de NMa is ervoor verantwoordelijk dat deze parameters ook in de gascodes worden verwerkt.

Een aantal gebruikers heeft voorts nog de wens te kennen gegeven dat er ook na de transitieperiode een grens gesteld wordt voor de maximale waarde van het propaanequivalent. Ik zal daar niet op ingaan. Anders dan bij het beperken van de maximale waarde van de Wobbe-index (wat mogelijk is door bijvoorbeeld toevoegen van stikstof) zou een dergelijke begrenzing inhouden dat bepaalde gassen daadwerkelijk van de Nederlandse markt geweerd zouden moeten worden. Dat is strijdig met mijn beleid en het uitgangspunt dat alle in Europa gebruikelijke gassoorten door onze industrie geaccepteerd moeten kunnen worden. Ook elders in Europa is een dergelijke beperking niet gebruikelijk. Mocht de in ontwikkeling zijnde Europese norm dit wel gaan voorschrijven, dan zullen wij daar in meegaan.

IV. Emissies in relatie tot het nieuwe gas

Uit de rapportage van het projectbureau komt naar voren dat een aantal bedrijven zich zorgen maakt over de emissies van de installaties in relatie met het nieuwe aardgas. Naast de aanpassingskosten van de verbrandingsinstallaties heeft de veranderde gaskwaliteit mogelijk tot gevolg dat NOx-emissies stijgen en bedrijven tegen de limieten in hun vergunning aanlopen. Bedrijven hebben aangegeven dat ze hopen dat de overheid er zorg voor kan dragen dat het bevoegd gezag coulant zal optreden indien bedrijven als gevolg van de nieuwe gassamenstelling onverhoopt enigszins boven de vergunningwaarde komen.

De daadwerkelijke NOx-emissie is slechts door metingen vast te stellen; de komende tijd zal dan ook moeten blijken of bedrijven in de knoop komen met hun vergunningen op het gebied van NOx-emissie. Het projectbureau zal dit gedurende de transitieperiode monitoren. Daarnaast zal ik mij tot het uiterste inspannen om ervoor te zorgen dat het bevoegd gezag coulance betracht zolang nog niet duidelijk is wat de gevolgen/effecten zijn.

Overig: ontwikkelingen in de G-gasmarkt

Tot slot wil ik u nog kort de stand van zaken met betrekking tot de markt voor laagcalorisch gas (G-gas) geven. Voor de transitie op deze markt werk ik op vier terreinen:

Voor de G-gasmarkt, met haar miljoenen kleinverbruikers, heb ik ervoor gekozen dat de gaskwaliteit gedurende de komende tien jaar op hetzelfde hoge niveau van veiligheid blijft als tot op heden. Dit heb ik vastgelegd in een Ministeriële Regeling. De marktconsultatie van het concept is recent afgerond. Ik wil deze Ministeriële Regeling nog vóór het reces bij uw Kamer voorhangen;

Samen met GTS, GasTerra en NAM onderzoek ik of de G-gassamenstelling ook na 2021 langer ongewijzigd kan blijven, waardoor er nog meer tijd voor de transitie is. De eerste uitkomsten verwacht ik in oktober. In ieder geval heb ik reeds met GTS afgesproken dat zij de huidige smalle bandbreedte voor de Wobbe-index ook na de periode van 10 jaar zal blijven handhaven in de G-gasmarkt;

Na afloop van de transitie moeten de gebruikers een bredere gassamenstelling aankunnen. Welke dat wordt, onderzoek ik in overleg met GTS. Het gas zal waarschijnlijk rijker worden, met een daarmee samenhangend lager methaangetal.

Als deze samenstelling bekend is, zullen (na een korte overbrugging) slechts toestellen nieuw verkocht mogen worden die het nieuwe gas aankunnen. Om te voorkómen dat er enkele decennia later weer een transitie nodig is, wil ik dat de toestellen eenvoudig omgezet kunnen worden om H-gas te gebruiken.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 29 023, nr. 84.

Naar boven