26 488 Behoeftestelling vervanging F-16

Nr. 340 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 4 maart 2014

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 3 december 2013 inzake Informatie over de Bijzondere Vertegenwoordiger industriële inschakeling F-35 (Kamerstuk 26 488, nr. 337).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 3 maart 2014. De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Ten Broeke

De griffier van de commissie, Van Leiden

1

Kunt u een overzicht geven van de ontvangen inkomsten voor de Staat per jaar, uitgedrukt in euro’s met bijbehorend afdrachtpercentage, als gevolg van afdrachten van de industrie en royaltyinkomsten, sinds de inwerkingtreding van de «Medefinancieringsovereenkomst JSF»?

16

Staan in de jaarrapportage opgenomen de werkelijke gerealiseerde royaltyinkomsten of de te verwachten royaltyinkomsten?

Antwoord 1 en 16

In de Jaarrapportage Vervanging F-16 over 2012 (Kamerstuk 26 488, nr. 331) dat op 15 oktober 2013 aan de Kamer is toegezonden, zijn in Tabel 18 de navolgende afdrachtgegevens weergegeven.

Jaar

Afdrachtplichtige omzet

Afdracht-percentage

Afdracht

Cumulatieve afdracht

2008/2009

€ 24.186.337,–

2

€ 483.726,74

€ 483.726,74

2010

€ 30.695.470,–1

2

€ 617.119,331

€ 1.100.846,07

2011

€ 43.927.350,–

2

€ 878.547,00

€ 1.979.393,07

2012

€ 70.898.681,–

2

€ 1.417.973,62

€ 3.397.366,69

X Noot
1

inclusief correcties m.b.t. omzet en afdracht (plus wettelijke rente) over 2008/2009

Aangezien nu nog geen F-35’s aan «niet-partner landen» zoals Israël en Japan zijn afgeleverd en door hen zijn betaald, zijn er nog geen royaltyinkomsten geweest. Volgens de huidige Amerikaanse afleveringsplanning zal de eerste royaltybetaling niet eerder dan in 2016 plaatsvinden. Zodra er daadwerkelijke royaltyinkomsten zijn, zullen deze in de Jaarrapportages worden vermeld.

2

Kunt u in één document een overzicht geven van de oorspronkelijke afspraken en de aanvullende afspraken?

Antwoord

Bijgevoegd treft u aan de Medefinancieringsovereenkomst JSF (MFO)waarin de oorspronkelijke afspraken tussen de Staat en de Nederlandse industrie zijn verwoord. Deze is op 10 juli 2002 aan de Vaste Commissie voor Economische Zaken, mede ten behoeve van de Vaste Commissies voor Defensie en Financiën en de Commissie voor de Rijksuitgaven, toegezonden onder nummer ez020005981. Daarbij zijn gevoegd de brieven gedateerd 21 december 2009, 25 januari 2010 en 19 maart 2010 met daarin de aanvullende afspraken met het NIFARP2. Op 24 maart 2010 heeft de Kamer een toelichting ontvangen op de inhoud van die nadere afspraken (Kamerstuk 26 488, nr. 233).

3

Wat is de prognose van de gerealiseerde omzet in 2017, gebaseerd op de cijfers tot en met heden?

Antwoord

Op dit ogenblik wordt intern het Ministerie van Economische Zaken voor het jaar 2017 een raming van de Nederlandse F-35 omzet gehanteerd van ruim € 179 miljoen (prijspeil 2001).

4

Welke invloed heeft de vermindering van het aantal F-35 toestellen in de oorspronkelijke businesscase van 85 naar het aantal van 35 voor de businesscase, voor de te verwachten omzet en voor het afdrachtspercentage van de betrokken industrie om het resterende gat van de € 106 miljoen (prijspeil 2001) te dekken?

Antwoord

Of en zo ja in hoeverre het huidige aantal van 37 vliegtuigen van invloed zal zijn op de te verwachten productieomzet tot circa het jaar 2045 is op dit ogenblik niet te bepalen. Volgens de overeenkomsten met de hoofdaannemers (de Letter of Intent met Lockheed Martin en de Letter of Agreement met Pratt & Whitney, beide uit 2006) kan de verlaging van het aantal aan te schaffen Nederlandse toestellen zijn weerslag hebben op de totaalwaarde van de opdrachten waarin de Nederlandse industrie kan participeren. De duidelijkheid over de Nederlandse betrokkenheid bij het programma die het kabinetsbesluit heeft geschapen, vergroot de kans dat Nederlandse bedrijven op de korte termijn nieuwe opdrachten kunnen binnenhalen. Het verlaagde bestelaantal kan de omvang van dergelijke opdrachten in negatieve zin beïnvloeden. Het netto effect van beide ontwikkelingen is op dit moment nog niet vast te stellen omdat daarnaast het Nederlandse bedrijfsleven zich in de afgelopen jaren een betrouwbare partner heeft getoond. Het levert daarbij producten van hoge kwaliteit tegen een concurrerende prijs («best value»). Dat verschaft hen een goede positie voor het verder verwerven van opdrachten zowel in de productie- als in de instandhoudingsfase. Ondersteuning door de Nederlandse overheid zal daarbij, zoals ook de afgelopen jaren is gebeurd, waar mogelijk worden verleend.

Op het afdrachtpercentage zal dit in ieder geval geen invloed hebben omdat de betreffende, in de tijd oplopende, percentages en het gemiddelde daarvan zijn vastgelegd in de nadere afspraken tussen de Staat en de Nederlandse industrie in 2009/2010. De Kamer is daarover geïnformeerd door middel van de bovengenoemde brief van 24 maart 2010 (Kamerstuk 26 488, nr. 233).

5

Wat is het bedrag van het resterende gat van € 106 miljoen (prijspeil 2001) omgerekend naar prijspeil 2014?

Antwoord

De genoemde € 106 miljoen in prijspeil 2001 bedraagt, conform de rekenregels van de Medefinancieringsovereenkomst (MFO), € 136.819.224,– in prijspeil 2014.

De inmiddels gerealiseerde afdracht tot en met 2013 zoals in de jaarrapportage over 2013 vermeld in lopende prijzen (zie ook het antwoord op vraag 1) bedraagt, wederom conform de rekenregels van de MFO, in prijspeil 2014 € 3.609.644,–.

Het nu nog resterende gat in prijspeil 2014 bedraagt dan € 133.209.508,–.

6

Welke gevolgen heeft de vermindering van het aantal van 85 Nederlandse F-35 toestellen naar 35 toestellen voor de uit 2009 daterende Industrial Participation (IP) plannen, waarop de te verwachten F-35 omzet is gebaseerd?

Antwoord

De apart van elkaar opgestelde IP-plannen van de hoofdaannemers (Lockheed Martin en Pratt & Whitney) geven een indicatie van de mogelijke toekomstige productieomzet tot circa 2045. Bij de opstelling van de plannen wordt rekening gehouden met een groot aantal factoren. Belangrijk daarbij zijn de capaciteiten van de industrieën in de partnerlanden, het totaal aantal te produceren vliegtuigen en, tot op zekere hoogte het aantal per land af te nemen vliegtuigen. Beide hoofdaannemers hanteren in hun planning een totaal aantal te produceren F-35’s van ruim 3.000 stuks omdat zij vooralsnog alleen de aantallen van de partnerlanden en de gecontracteerde vliegtuigen van derde landen (Israël en Japan) meerekenen. Andere mogelijke verkopen aan derde landen blijven daarbij buiten beschouwing. Zouden die wel worden meegerekend zoals de Nederlandse overheid doet bij de raming van de toekomstige Nederlandse productieomzet, dan kan die ruim 3.000 stuks oplopen tot circa 4.500 stuks, zoals onder andere in de verschillende Jaarrapportages gemeld. Dit leidt vervolgens tot een navenant hogere Nederlandse omzetraming. Zoals in de Jaarrapportage over 2012 aangegeven beloopt de raming voor de productieomzet circa $ 9 miljard.

Ook de kwaliteit van de Nederlandse industrie, die door vertegenwoordigers van de Amerikaanse bedrijven wordt onderkend en past binnen het door hen gehanteerde «best value» principe, heeft positieve invloed op de daadwerkelijke mogelijkheden om nieuwe opdrachten te verwerven die niet altijd in de indicatieve IP-plannen zijn verdisconteerd.

Het aantal af te nemen vliegtuigen kan, zoals in het antwoord op vraag 4 gememoreerd, een mogelijke rol spelen, maar belangrijk is dat Nederland een positief besluit heeft genomen met betrekking tot de aanschaf van de F-35.

Daarnaast zullen de acties van het JSF Industry Support Team (JIST) bij het concreet zoeken naar mogelijkheden voor de Nederlandse industrie bij de bij het F-35 programma betrokken bedrijven in de VS (hoofdaannemers en systeemleveranciers) worden voortgezet. De effectiviteit hierbij wordt nog vergroot door de inzet van de Bijzonder Vertegenwoordiger voor het op hoog niveau «openen van deuren» bij Amerikaanse bedrijven een positief effect hebben op de te verwerven orders door het Nederlandse bedrijfsleven.

Voor iedere opdracht zal echter door de Nederlandse industrie, zoals ook tijdens het notaoverleg op 6 november 2013 aangegeven, moeten worden gestreden. Er zijn geen garanties.

Rekening houdend met het bovenstaande is het niet goed mogelijk om het gevolg van het huidige aantal Nederlandse F-35’s op de ramingen voor de uiteindelijke omzet éénduidig vast te stellen. Het kabinet hanteert dan ook, totdat er duidelijke aanwijzingen ten positieve of ten negatieve zijn, als uitgangspunt bij de omzetramingen dat de afwijkingen beperkt zullen zijn en (vooralsnog) geen reden geven om de omzetramingen aan te passen.

7

Zijn de productievooruitzichten voor Nederland in de afgelopen jaren toegenomen of afgenomen als gevolg van de vermindering van het door Nederland af te nemen aantal F-35 toestellen?

8

Zijn er inmiddels door de Staat aangepaste ramingen gemaakt voor toekomstige Nederlandse instandhoudingsactiviteiten als gevolg van de vermindering van het aantal Nederlandse F-35 toestellen? Zo nee, waarom niet?

9

Zijn er inmiddels door de Nederlandse Industrie aangepaste ramingen gemaakt voor (toekomstige) Nederlandse productie activiteiten als gevolg van de vermindering van het aantal Nederlandse F-35 toestellen? Zo nee, waarom niet?

10

Zijn er inmiddels door de Staat aangepaste ramingen gemaakt voor toekomstige Nederlandse instandhoudingsactiviteiten als gevolg van de productie activiteiten van en in de andere partnerlanden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Nee. Zoals in het antwoord op vraag 6 is aangegeven, speelt een aantal factoren een rol bij de raming van de mogelijke toekomstige omzet. Op dit ogenblik is er echter geen reden voor het kabinet om over te gaan tot een bijstelling van de huidige ramingen voor de lange termijn. De Nederlandse industrie heeft, op basis van de bij hen beschikbare informatie en contacten met de Amerikaanse industrie, aangegeven dat zij de oorspronkelijke omzetramingen blijft hanteren. Dat inzicht wordt meegewogen bij de raming van de toekomstige omzet. Het belang van de verschillende elementen geldt niet alleen voor de ramingen van toekomstige productieomzet maar ook voor de omzet in de instandhoudingsfase tot circa 2065. Hierbij is overigens van belang dat de Amerikaanse overheid nog een besluit moet nemen over de uiteindelijke opzet en inrichting van de wereldwijde instandhoudingsstructuur inclusief de wijze waarop uiteindelijk de bedrijven in de verschillende partnerlanden daarbij worden betrokken. Ook hierbij zal de kwaliteit van de bedrijven in de verschillende partnerlanden een belangrijke rol spelen.

11

Zijn er inmiddels door de Nederlandse industrie aangepaste ramingen gemaakt voor toekomstige Nederlandse productieactiviteiten als gevolg van de productieactiviteiten van en in de andere partnerlanden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De industriële activiteiten in de andere partnerlanden spelen geen andere rol bij de plannen dan dat het verwerven door die andere industrieën van een bepaalde opdracht betekent dat deze niet aan een Nederlands bedrijf kan worden gegund, voor zo ver Nederlandse bedrijven voor de productie van de betreffende componenten kandidaat waren. Er blijven dan echter nog de nodige andere componenten over om voor te offreren. Die mogelijkheden zullen toenemen zodra de behoefte aan «second source» leveringen vanwege hogere productieaantallen stijgt.

12

Zijn de antwoorden uit 2010 (Kamerstuk 26 488, nr. 224) op de vragen over het gebruik van de Industrial Participation plannen bij de berekening van het afdrachtpercentage, ondanks de veranderende omstandigheden tussen de situatie in 2010 en de huidige situatie, nog altijd actueel?

Antwoord

Ja. Zie het antwoord op de vragen 6 en 7 tot en met 10.

13

Welke datum was in 2010 voor het aankoopbesluit van de F-35 voorzien toen de «aanvullende afspraken» werden gemaakt? Hoeveel jaar later is het aankoopbesluit gevallen?

Antwoord

In de door de Kamer aangenomen motie van het lid Hamer van 23 april 2009 (Kamerstuk 26 488, nr. 178) is onder meer uitgesproken dat een definitief aanschafbesluit in 2012 zal worden genomen.

Dat was nog valide op het moment dat de aanvullende afspraken eind 2009 / begin 2010 werden gemaakt.

De keuze om de F-16 door de F-35 te vervangen is aan de Kamer medegedeeld op 17 september 2013 in de brief van de Minister van Defensie waarmee de nota over de toekomst van de krijgsmacht aan de Kamer werd aangeboden (Kamerstuk 33 763, nr. 1).

14

Wat waren de voorziene productieaantallen van de F-35 in 2010 voor de periode 2010–2020? Welke aantallen zijn dat nu?

Antwoord

In 2010 werd door de partnerlanden voorzien dat er van 2010 t/m 2020 in totaal 1406 F-35 toestellen (in alle 3 de varianten) zouden worden gebouwd, bovenop de 20 toestellen die toen reeds voor de testfase werden gebouwd.

Op dit moment wordt voorzien dat er in de periode 2010 t/m 2020, 690 toestellen zullen worden gebouwd. Hiervan zijn er tot en met 2013 in totaal 73 afgeleverd. Daarnaast zijn alle 20 toestellen voor de testfase intussen afgeleverd.

15

Op welke wijze zal, indien de afdrachten door de Nederlandse industrie lager zijn dan in 2009 geraamd en het afdrachtspercentages niet omhoog gaat, het genoemde resterende gat van € 106 miljoen (prijspeil 2001) gedicht worden?

18

Wat zijn de financiële consequenties voor de Staat als de inkomsten uit royalty’s en afdrachten lager zijn dan geraamd?

19

Op welke manier wordt er gecompenseerd indien de inkomsten uit royalty’s en afdrachten lager zijn dan geraamd?

23

Zijn er op basis van de nu beschikbare informatie, zoals vermindering van het aantal toestellen van 85 zoals opgenomen in de businesscase en het werkelijke aantal van 35 aan te schaffen toestellen en de productie en instandhoudingsactiviteiten in andere partnerlanden, aanwijzingen dat het te dichten gat van € 106 miljoen mogelijk niet gehaald gaat worden met het huidig vastgestelde afdrachtspercentage voor de Nederlandse industrie?

Antwoord 15, 18, 19 en 23

Zoals eerder aan de Kamer gemeld, zijn bij de berekening van het afdrachtpercentage conservatieve aannames gehanteerd met betrekking tot de benodigde omzet om tot volledige dekking van de € 106 miljoen te komen. Om die reden wordt er niet van uitgegaan dat, zelfs met een omzet die eventueel lager ligt dan de huidige planning, er een aan het eind van de productie- en instandhoudingsfase in 2065, nog een gat zal resteren.

17

Is het verschil tussen de in 2009 geraamde afdrachten door de Nederlandse industrie en de ontvangen royaltyinkomen en de daadwerkelijk ontvangen afdrachten van de Nederlandse industrie en de royaltyinkomsten, de enige reden voor het aanpassen van het afdrachtspercentage in 2020?

Antwoord

Dit zijn de enige factoren die een rol spelen. Daarbij wordt opgemerkt dat het alleen gaat om een situatie waarbij de som van de royaltyinkomsten plus de afdrachten uit industriële omzet, hoger is dan geraamd. Alsdan wordt het afdrachtpercentage verlaagd. Bij een lagere bedrag, wordt het afdrachtpercentage niet verhoogd.

20

Is een tegenvallende afdracht door de Nederlandse industrie en/of lagere royaltyinkomsten een van de mogelijke omstandigheden die zich kunnen voordoen op basis waarvan de Staat of de Nederlandse bij het F-35 programma betrokken bedrijven naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de Medefinancieringsovereenkomst en de «aanvullende afspraken» uit 2010 mag verwachten? Zo ja, behoort verhoging van het afdrachtspercentage zodat het gat van € 106 miljoen gedicht kan worden, dan wel tot de mogelijkheden?

Antwoord

In de aanvullende afspraken uit 2009/2010 wordt expliciet ingegaan op een situatie van hogere of lagere afdrachten plus royaltyinkomsten dan in 2010 geraamd. Met andere woorden die eventualiteit was voorzien. Dit betekent dat dit punt niet uit hoofde van het redelijkheid en billijkheidsprincipe aan de orde kan komen en er dus geen sprake kan zijn van een eventuele aanpassing van de bepalingen. Partijen kunnen natuurlijk altijd in onderling overleg en met wederzijdse instemming overeenkomen om een overeenkomst te wijzigen.

21

Geldt als uitgangspunt voor de omstandigheden die zich kunnen voordoen op basis waarvan de Staat of de Nederlandse bij het F-35 programma betrokken bedrijven naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de Medefinancieringsovereenkomst en de «aanvullende afspraken» uit 2010 mag verwachten dat dit omstandigheden betreft die zich tot op heden niet hebben voorgedaan? Zo nee, mogen omstandigheden die zich na 2010 hebben voorgedaan meegenomen worden in de beoordeling of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ongewijzigde instandhouding van de Medefinancieringsovereenkomst en de «aanvullende afspraken» uit 2010 verwacht mag worden?

Antwoord

In algemene zin geldt dat een beroep op «bijzondere omstandigheden» binnen een redelijke termijn moet worden gedaan. Als over de termijn waarbinnen een beroep wordt gedaan, onenigheid bestaat tussen de Staat en «de industrie» zal dit uiteindelijk aan de rechter kunnen worden voorgelegd om daarover een uitspraak te doen. Tot op heden heeft noch de industrie, noch de Staat een beroep gedaan op de «bijzondere omstandigheden».

22

Op welke wijze en binnen welke termijn zal de Kamer betrokken worden, indien er sprake zou kunnen zijn van omstandigheden die zich kunnen voordoen op basis waarvan de Staat of de Nederlandse bij het F-35 programma betrokken bedrijven naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de Medefinancieringsovereenkomst en de «aanvullende afspraken» uit 2010 mag verwachten?

Antwoord

Zodra de Staat en/of de industrie kenbaar maakt een beroep te willen doen op de betreffende bepaling zal de Kamer door het kabinet schriftelijk worden geïnformeerd.

24

Wat zouden de gevolgen kunnen zijn wanneer de plannen van het hoofd van het F-35 Joint Program Office om de productie- en instandhoudingsactiviteiten wereldwijd te gaan aanbesteden werkelijkheid gaan worden?

25

Op welke wijze anticipeert de overheid op de mogelijke de gevolgen van het wereldwijd aanbesteden van de productie- en instandhoudingsactiviteiten?

Antwoord

De gevolgen van een dergelijk besluit zullen kunnen worden beoordeeld zodra duidelijk is wat de gekozen lijn zal gaan worden, inclusief de principes voor de inschakeling van Amerikaanse bedrijven en bedrijven en die uit andere partnerlanden.

In de tussentijd wordt de Nederlandse industrie ondersteund bij haar acties om de Nederlandse capaciteiten onder de aandacht te brengen van de Amerikaanse betrokkenen op overheids- en industrieniveau. Ook de Bijzonder Vertegenwoordiger zal daarbij een belangrijke rol spelen.

26

Onder wiens verantwoordelijkheid valt de Bijzondere Vertegenwoordiger industriële inschakeling F-35 (hierna: Bijzonder Vertegenwoordiger)?

27

Treedt de Bijzondere Vertegenwoordiger in dienst bij het Ministerie van Economische Zaken? Zo ja, wat is de inschaling van deze functie? Zo nee, op basis van welke (rechts-) overeenkomst gaat hij zijn werkzaamheden uitvoeren?

28

Hoeveel vergoeding en/of salaris ontvangt de Bijzondere Vertegenwoordiger jaarlijks voor zijn diensten?

Antwoord

De overeenkomst tot inschakeling van de Bijzonder Vertegenwoordiger is door de Minister van Economische Zaken, namens de Staat, met de Bijzonder Vertegenwoordiger aangegaan. Er is geen sprake van een dienstbetrekking maar er is een civielrechtelijke overeenkomst gesloten tussen de Staat en de Bijzonder Vertegenwoordiger, waarbij deze laatste op verzoek van de Staat een aantal diensten zal verrichten.

De Bijzonder Vertegenwoordiger ontvangt een vergoeding voor de dagen of dagdelen gedurende welke hij zijn werkzaamheden uitvoert. Die vergoeding is proportioneel aan schaal 18, niveau 10 BBRA. Dit is een Directeur-generaal niveau.

Daarnaast zal hij voor binnenlandse en buitenlandse reiskosten een vergoeding ontvangen volgens het van toepassing zijnde «Reisbesluit binnenland» dan wel «Reisbesluit buitenland».

29

Uit welke middelen van de Rijksoverheid wordt de Bijzondere Vertegenwoordiger betaald?

Antwoord

De kosten komen ten laste van het EZ begrotingsartikel «Bevordering Ondernemerschap»: instrumentnummer 090600.

30

Voor welke duur gaat de Bijzondere Vertegenwoordiger aan de slag?

Antwoord

De benoeming geldt voor een periode van 4 jaar en kan daarna worden verlengd.

31

Met welke ambities begint de Bijzondere Vertegenwoordiger zijn functie?

36

Wanneer worden de werkzaamheden van de Bijzondere Vertegenwoordiger als een succes gezien? Hoeveel orders moeten er extra worden binnengehaald en hoe groot moeten die orders zijn?

Antwoord 31 en 36

De ambitie die het kabinet heeft met de inzet van de Bijzonder Vertegenwoordiger is de Nederlandse industrie zo goed mogelijk te ondersteunen in haar inspanningen om opdrachten te verwerven in het kader van het F-35 programma. Dit gaat zowel om opdrachten voor productie als in het kader van instandhouding. Om dit te bewerkstelligen fungeert de Bijzonder Vertegenwoordiger als boegbeeld voor de Nederlandse ambities. Dit gebeurt in de eerste plaats in contacten met Amerikaanse bedrijven, maar ook met de relevante Amerikaanse overheidsinstanties en bedrijven en overheidsinstanties in (Europese) partnerlanden. Voor het verkrijgen van voldoende inzicht in de mogelijkheden onderhoudt hij ook contacten met Nederlandse bedrijven en instanties. Hierbij wordt de Bijzonder Vertegenwoordiger ondersteund door de Ministeries van Defensie, Economische Zaken en Financiën en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven.

De Bijzonder Vertegenwoordiger heeft geen individueel omzetdoel. Het binnenhalen van de opdrachten is van veel factoren en actoren afhankelijk; in de eerste plaats de prestaties van de Nederlandse bedrijven zelf. In het complexe F-35 programma kan het gebeuren dat alleen deze prestaties niet voldoende zijn om succes op te leveren. Hierbij kan ondersteuning van de overheid het nodige «extra duwtje» geven. Deze ondersteuning wordt geboden door de Ministeries van Economische Zaken en Defensie. Een belangrijke toegevoegde waarde van de Bijzonder Vertegenwoordiger is dat hij zowel bij bedrijven als overheden op hoog niveau het gesprek kan aangaan. Hiermee worden openingen gecreëerd voor Nederlandse bedrijven om zaken verder uit te onderhandelen in situaties die anders niet tot het beoogde resultaat zouden leiden. Ondersteuning aan de industrie vindt daarbij plaats vanuit de overheid en in het bijzonder het in het antwoord op vraag 4 genoemde JSF Industrial Support Team (JIST).

32

Op welke wijze neemt de Bijzondere Vertegenwoordiger de ambities van provinciale en regionale autoriteiten op het gebied van onderhoud ondersteund mee zonder dat er in het buitenland bij de belangenbehartiging verbrokkeling optreedt?

Antwoord

De Bijzonder Vertegenwoordiger zal bij zijn werkzaamheden ter ondersteuning van de Nederlandse industrie gebruik maken van de informatie en mogelijkheden die bijvoorbeeld de regionale autoriteiten kunnen inbrengen. Naar buitenlandse partijen toe zal niet worden gerefereerd aan specifieke (regionale) mogelijkheden. Het gaat er immers om dat Nederlandse bedrijven, die natuurlijk wel ieder hun eigen fysieke locatie hebben, in hun ambities worden ondersteund.

33

Kan de Bijzondere Vertegenwoordiger ook ingezet worden bij andere lopende en toekomstige materieelprojecten waarbij Nederlandse bedrijven en overheidsfunctionarissen ondersteuning kunnen gebruiken bij het verwerven van opdrachten?

Antwoord

De Bijzonder Vertegenwoordiger is, ook gelet op zijn beschikbare tijd, slechts beschikbaar voor werkzaamheden ten behoeve van de Nederlandse industriële inschakeling bij de F-35. Belangrijke redenen om voor het F-35 programma een Bijzonder Vertegenwoordiger in te schakelen zijn de omvang en complexiteit van het programma. Er zijn veel buitenlandse bedrijven en overheidsinstellingen betrokken bij het programma. In deze context heeft een Bijzonder Vertegenwoordiger een duidelijke toegevoegde waarde. Dat is bij vrijwel geen enkel ander programma in deze mate aan de orde.

34

Op welke wijze wordt de Kamer (al dan niet periodiek) geïnformeerd over de werkzaamheden en de behaalde resultaten van de Bijzondere Vertegenwoordiger?

Antwoord

De Kamer zal, op dezelfde wijze en in dezelfde mate als in het verleden bij de voorgangers van de huidige Bijzonder Vertegenwoordiger, jaarlijks over de activiteiten van de Bijzonder Vertegenwoordiger worden geïnformeerd in de Jaarrapportage vervanging F-16.

35

Zijn er afspraken gemaakt over hoe vaak de Bijzondere Vertegenwoordiger in de VS zal optreden om de Nederlandse defensie-industrie in relatie tot de F-35 te vertegenwoordigen?

Antwoord

Vooralsnog is de planning dat de Bijzonder Vertegenwoordiger in 2014 drie keer naar de VS zal gaan. Daarnaast is voorzien dat de Bijzonder Vertegenwoordiger contacten zal hebben met vertegenwoordigers uit de Europese partnerlanden ter ondersteuning acties van de Nederlandse overheid en het bedrijfsleven om tot afstemming over een Europese invulling van de instandhouding te komen.

Op basis van de opgedane ervaringen en specifieke behoeften van het Nederlandse bedrijfsleven zal vervolgens een reisplanning voor 2015 en volgende jaren worden opgesteld.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven