22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1624 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 mei 2013

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vier fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Verordening Europol en fusie met Cepol (Kamerstuk 22 112, nr. 1621)

Fiche 2: Wijziging richtlijn maten en gewichten wegvoertuigen (Kamerstuk 22 112, nr. 1622)

Fiche 3: Verordening bewaking van de zeebuitengrenzen in het kader van Frontex (Kamerstuk 22 112, nr. 1623)

Fiche 4: Richtlijn bekendmaking niet-financiële informatie en diversiteitsbeleid

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: richtlijn bekendmaking niet-financiële informatie en diversiteitsbeleid

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen

Datum ontvangst Commissiedocument

17 april 2013

Nr. Commissiedocument

COM(2013)207

Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board

SWD(2013)127 en SWD(2013)128

SEC(2013)219

Behandelingstraject Raad

Concurrentiekrachtraad

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Veiligheid en Justitie in nauwe samenwerking met het ministerie van Economische Zaken

Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

  • a) Rechtsbasis

    Artikel 50(1) VWEU

  • b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement

    Gekwalificeerde meerderheid in de Raad en medebeslissingsrecht van het Europees Parlement (gewone wetgevingsprocedure)

  • c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

    N.v.t.

2. Samenvatting BNC-fiche

  • Korte inhoud voorstel

    De Europese Commissie stelt voor om grote ondernemingen te verplichten in hun jaarverslag aandacht te besteden aan niet-financiële informatie over milieu, sociale en personeelsaangelegenheden, mensenrechten, corruptie en omkoping. Verder stelt de Commissie voor dat grote beursvennootschappen hun diversiteitsbeleid voor het bestuur en de raad van commissarissen openbaar maken. Hiertoe wordt een wijziging van de richtlijnen over de jaarrekening voorgesteld.

  • Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

    De rechtsgrondslag van het voorstel is artikel 50(1) VWEU en het kabinet acht dat de juiste rechtsgrondslag. Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit en proportionaliteit positief voor het deel van het voorstel dat betrekking heeft op de bekendmaking van niet-financiële informatie.

    Wat betreft de bekendmaking van het diversiteitsbeleid acht het kabinet de subsidiariteit negatief. De relatie tussen het bekendmaken van het diversiteitsbeleid en de werking van de interne markt is onvoldoende duidelijk gemaakt.

  • Implicaties/risico’s/kansen

    Het voorstel leidt tot meer transparantie over milieu, sociale en personeelsaangelegenheden, mensenrechten, corruptie en omkoping. Het voorstel biedt flexibiliteit maar zal wel tot een beperkte lastenverzwaring leiden. Het voorstel heeft op het punt van diversiteit geen toegevoegde waarde; in hoeverre de diversiteit moet worden vergroot kan aan de Nederlandse overheid worden overgelaten.

  • Nederlandse positie

    Het kabinet is voorstander van voorschriften over de bekendmaking van milieu, sociale en personeelsaangelegenheden, mensenrechten, corruptie en omkoping. Belangrijk hierbij is flexibiliteit voor ondernemingen zodat zij bij de rapportage rekening kunnen houden met de aard en omvang van de activiteiten van hun onderneming. Ook wil het kabinet de administratieve lasten voor ondernemingen zo beperkt mogelijk houden. Het kabinet is in dit kader voorstander van het beginsel «pas toe of leg uit». Ook is het uit oogpunt van lastenverzwaring van belang dat het voorstel alleen ziet op grote ondernemingen.

Het kabinet steunt niet het voorstel om diversiteitsbeleid openbaar te maken; er is geen behoefte aan Europese actie op dit punt.

3. Samenvatting voorstel

  • Inhoud voorstel

    Het voorstel bestaat uit twee delen: a) enerzijds ziet het op de bekendmaking van niet-financiële informatie door grote vennootschappen (gedefinieerd als bedrijven met meer dan 500 werknemers en een balanstotaal van meer dan 20 miljoen of een netto-omzet van meer dan 40 miljoen. Dit betreffen nieuwe groottecriteria.) en b) anderzijds om de bekendmaking van diversiteitsbeleid door grote beursvennootschappen (gedefinieerd als beursvennootschappen die aan ten minste twee van de volgende drie criteria voldoen: balanstotaal van meer dan € 17,5 miljoen, netto-omzet van meer dan € 35 miljoen en werknemers meer dan 250. Dit betreffen de huidige criteria in de vierde richtlijn over de enkelvoudige jaarrekening).

    Het voorstel vormt onderdeel van de hernieuwde EU-strategie voor maatschappelijk verantwoord ondernemen 2011–2014 (COM(2011)681, Kamerstukken 22 112, nr. 1256) en is aangekondigd in het EU Actieplan vennootschapsrecht en corporate governance (COM(2012)740, Kamerstukken 22 112, nr. 1550). Het voorstel wijzigt de vierde richtlijn over de enkelvoudige jaarrekening en de zevende richtlijn over de geconsolideerde jaarrekening.

    • a) Op grond van de huidige richtlijnen moet een grote vennootschap, indien dit nodig is voor een goed begrip van de ontwikkeling, de resultaten of de positie van de vennootschap, in zijn jaarverslag niet-financiële informatie opnemen, met inbegrip van milieu en personeelsaangelegenheden. Een vennootschap is groot als deze aan ten minste twee van de volgende drie criteria voldoet: balanstotaal van meer dan € 17,5 miljoen, netto-omzet van meer dan € 35 miljoen en werknemers meer dan 250. De Commissie geeft aan dat slechts een beperkt aantal grote Europese vennootschappen regelmatig niet-financiële informatie bekendmaakt en dat de kwaliteit van de informatie sterk varieert, waardoor investeerders en andere stakeholders vennootschappen moeilijk kunnen vergelijken. Nationale regelgeving verschilt onderling sterk doordat sommige lidstaten nationale wetgeving hebben opgesteld die verder gaat dan de voorschriften van de jaarrekeningrichtlijnen. De Commissie acht duidelijkere voorschriften noodzakelijk en stelt nu voor dat vennootschappen met meer dan 500 werknemers en een balanstotaal van meer dan € 20 miljoen of een netto-omzet van meer dan € 40 miljoen moeten in hun jaarverslag een niet-financiële verklaring opnemen over milieu, sociale en personeelsaangelegenheden, respect voor mensenrechten, corruptie en omkoping. Deze verklaring bevat een beschrijving van het beleid met betrekking tot deze onderwerpen, de resultaten van dit beleid en de (beheersing van de) gerelateerde risico’s. Als de vennootschap geen beleid voor deze onderwerpen heeft, moet zij dit motiveren volgens het principe «pas toe of leg uit». De vennootschap kan voor de informatieverschaffing zich baseren op internationale kaderregelingen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen zoals de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, ISO26000, UN Global Compact, ILO tripartiete verklaring inzake multinationale ondernemingen en sociaal beleid of de richtlijnen van het Global Reporting Initiative. In dat geval vermeldt de vennootschap op welke kaderregeling zij zich baseert. Een vennootschap hoeft de verklaring niet op te nemen wanneer zij reeds een verslag over deze onderwerpen opstelt dat deel uitmaakt van het jaarverslag of wanneer zij een dochteronderneming is en haar moeder een niet-financiële verklaring in het (geconsolideerde) jaarverslag heeft opgenomen.

    • b) Verder worden beursvennootschappen die groot zijn op grond van de huidige criteria in de vierde richtlijn verplicht hun eigen diversiteitsbeleid voor het bestuur en de raad van commissarissen bekend te maken. Dit betreft diversiteit met betrekking tot leeftijd, geslacht, geografische diversiteit en achtergrond inzake opleiding en beroepservaring. De commissie wil zo de diversiteit vergroten en daarmee eenvormigheid in denken («group think») tegengaan. Meer transparantie over het diversiteitsbeleid zou ook bijdragen aan gelijke behandeling en het tegengaan van discriminatie. Als de vennootschap geen diversiteitsbeleid heeft, moet zij dit motiveren. Het voorstel is een aanvulling op het richtlijnvoorstel voor de verbetering van de man/vrouw verhouding bij beursvennootschappen (COM(2012)614), waarover eerder een BNC-fiche is verschenen.

  • Impact assessment Commissie

    De Commissie signaleert een gebrek aan kwantiteit en kwaliteit van de beschikbare niet-financiële informatie en een gebrek aan diversiteit in het bestuur. De Commissie noemt als factoren marktfalen (niet genoeg marktprikkels) en gebrekkige regelgeving (onvoldoende duidelijk). Het voorstel heeft als algemene doelstelling bij te dragen aan de interne markt. De Commissie beoogt met het voorstel de hoeveelheid en kwaliteit van de informatie te verhogen, alsmede de diversiteit van raden van bestuur te verbeteren. De Commissie acht de baten van het voorstel moeilijk kwantificeerbaar. Het voorstel zou in het algemeen een positieve impact op de prestaties van de onderneming hebben. Zo kunnen niet-financiële risico’s en kansen beter gemeten en beheerd worden en kan diversiteit in raden van bestuur leiden tot een beter toezicht op het beheer van de vennootschap en een algemene verbetering van de besluitvormingsprocessen. De Commissie noemt ook een sterkere verantwoordingsplicht voor ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) en een grotere efficiëntie van kapitaalmarkten. Andere positieve gevolgen die genoemd worden liggen op milieu en sociaal vlak. Hiertegenover staat een beperkte verzwaring van de administratieve lasten (zie onderdeel 5).

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

  • a) Bevoegdheid

    Er is sprake van een gedeelde bevoegdheid. Artikel 50(1) VWEU betreft de vrijheid van vestiging en vormt de rechtsgrondslag voor het vaststellen van EU-maatregelen die gericht zijn op de totstandbrenging van een interne markt voor het vennootschapsrecht.

  • b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

    Het kabinet acht Europees optreden alleen nodig als er een probleem is en dat probleem niet nationaal kan worden opgelost. Met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie beoordeelt Nederland de subsidiariteit positief. Er is behoefte aan een betere verschaffing van (grensoverschrijdende) niet-financiële informatie die van belang is voor de waardecreatie van de onderneming. Nationale regels volstaan niet, omdat de problematiek internationaal is en derhalve niet nationaal kan worden opgelost. Door de voorgestelde regeling kunnen Nederlandse beleggers deze informatie eenvoudiger betrekken bij hun investeringsbeslissingen. Zo wordt steeds meer van institutionele beleggers verwacht dat zij rekening houden met het mvo-beleid van de (buitenlandse) ondernemingen waarin zij investeren. Daarnaast zorgt een Europese regeling voor een Europees gelijk speelveld met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie voor grote (internationaal opererende) ondernemingen en dat vindt het kabinet wenselijk. Nederland beoordeelt ook de proportionaliteit positief. Het voorstel ziet uitsluitend op grote ondernemingen en laat voldoende ruimte aan een onderneming om informatie bekend te maken die relevant is voor interne en externe stakeholders van die onderneming.

    Het kabinet acht de subsidiariteit wat betreft de bekendmaking van diversiteitsbeleid negatief. De Commissie wil door transparantie over dit onderwerp de diversiteit van het bestuur en de raad van commissarissen vergroten, om het toezicht op het management en de prestaties van de onderneming te verbeteren. Vanuit Nederlandse institutionele beleggers is aangegeven dat zij, vanuit het belang dat zij hebben bij een Europees gelijk speelveld, hechten aan bekendmaking van diversiteitsbeleid. Het kabinet is van mening dat de vraag in hoeverre diversiteit moet worden vergroot en de wijze waarop dat bekend wordt gemaakt, in de eerste plaats door de Lidstaten zelf kan worden geregeld. Op die wijze kan beter rekening worden gehouden met de nationale omstandigheden.

  • c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

    n.v.t.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

  • a) Consequenties EU-begroting

    n.v.t.

  • b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

    n.v.t.

  • c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

    Zie d).

  • d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

    Voor de bekendmaking van niet-financiële informatie gaat de Commissie uit van 18.000 Europese vennootschappen die aan de nieuwe groottecriteria voldoen. De Commissie raamt de kosten per onderneming tussen € 600 en € 4.300 per jaar en op een totaalbedrag tussen € 10,5 miljoen en € 75,25 miljoen voor de Europese Unie als geheel. De kosten kunnen betrekking hebben op redactie, publicatie, specifieke opleiding van personeel of gegevensverzameling.

    Op basis van berekeningen van het CBS zullen in Nederland naar schatting ongeveer 600 ondernemingen onder de nieuwe verslaggevingsverplichting vallen. Naar schatting kunnen ongeveer 100 bedrijven gebruik maken van de voorgestelde vrijstelling voor dochterondernemingen. De kosten kunnen per onderneming erg uiteenlopen en de ruime marge die de Commissie neemt bij de schatting van de lasten wordt daarom reëel geacht. Overigens brengt een deel van de bedrijven al op vrijwillige basis een maatschappelijk jaarverslag uit. Dit wordt jaarlijks gemeten via de Transparantiebenchmark, waarmee het ministerie van Economische Zaken in kaart brengt welke van de 500 grootste in Nederland actieve bedrijven een maatschappelijk verslag uitbrengen. De Transparantiebenchmark 2012 (Kamerstukken 26 485, nr. 163) laat zien dat er momenteel ongeveer 250 bedrijven zijn in Nederland die rapporteren over niet-financiële aspecten.

    Voor de bekendmaking van diversiteitsbeleid gaat de Commissie uit van 6.000 grote Europese beursvennootschappen. De Commissie raamt de kosten per onderneming tussen € 600 en € 1.000 per jaar en op een totaalbedrag voor de Europese Unie tussen € 3,6 miljoen en € 6 miljoen.

    Het voorstel heeft betrekking op ten hoogste 140 Nederlandse beursvennootschappen. Nederlandse beursvennootschappen moeten op basis van de Nederlandse corporate governance code rapporteren over de diversiteit van de raad van commissarissen. De kostenraming van de Commissie wordt reëel geacht.

6. Implicaties juridisch

  • a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

    Het voorstel noopt tot aanpassing van titel 9 van boek 2 BW over de jaarrekening. Naar gelang de uitkomsten van de onderhandelingen kan ook andere regelgeving in aanmerking komen.

  • b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

    De Commissie stelt een omzettingstermijn van de richtlijn van twee jaar voor. Nederland acht deze termijn haalbaar.

  • c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

    Er is geen evaluatie-/horizonbepaling in het voorstel opgenomen. Nederland acht dit ook niet wenselijk.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

  • a) Uitvoerbaarheid

    Nederlandse vennootschappen zullen niet-financiële informatie bekend moeten maken in hun jaarlijkse financiële verslaggeving. De AFM houdt toezicht op de naleving van financiële verslaggevingsvoorschriften door beursgenoteerde ondernemingen. De voorgestelde maatregelen leiden mogelijk tot een uitbreiding van betreffende voorschriften.

  • b) Handhaafbaarheid

    Het voorstel brengt geen wijziging in de handhaafbaarheid van de voorschriften voor de jaarlijkse financiële verslaggeving.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Ontwikkelingslanden kunnen inzicht krijgen in de maatschappelijke effecten van het ondernemen door Europese bedrijven in hun land.

9. Nederlandse positie

Het kabinet steunt het richtlijnvoorstel op hoofdlijnen. Het kabinet is van mening dat de bekendmaking van niet-financiële informatie kan bijdragen aan maatschappelijk verantwoord ondernemen en kan voorzien in een behoefte van interne en externe stakeholders. Deze informatie kan relevant zijn om een goed beeld te krijgen van de waardecreatie van een onderneming op de langere termijn. Een Europese regeling zorgt voor een gelijk speelveld voor ondernemingen en zorgt ervoor dat Nederlandse aandeelhouders en andere stakeholders kennis kunnen nemen van het mvo-beleid van (buitenlandse) ondernemingen. Het voorstel biedt ruimte aan ondernemingen om met de informatieverstrekking aan te sluiten bij de aard en omvang van hun ondernemingsactiviteiten. Ook kunnen zij gebruik maken van internationale gedragscodes om zo aan de verplichting te voldoen. Het kabinet steunt deze flexibiliteit. Hierdoor en doordat het toepassingsbereik beperkt is tot grote vennootschappen, kunnen de administratieve lasten beperkt blijven. Toepassing op kleinere vennootschappen is niet opportuun. Het kabinet mist een onderbouwing van de Commissie waarom wordt gekozen voor deze definitie van «grote» vennootschap voor de bekendmakingsplicht over niet-financiële informatie. Tijdens de onderhandelingen zal hier aandacht voor worden gevraagd omdat dit een precedent kan scheppen voor andere regelgeving. Het is ook niet duidelijk wat de verhouding is tussen deze verplichting en de huidige verplichting voor grote vennootschappen om te rapporteren over niet-financiële informatie. Verder is het kabinet er niet van overtuigd dat deze informatie in het jaarverslag dat bij de jaarrekening hoort, moet worden opgenomen. Er zou ruimte moeten blijven voor ondernemingen om de informatie in een apart rapport op te nemen, mits het jaarverslag verwijst naar dat rapport.

De Commissie wil door transparantie over het diversiteitsbeleid, het bestuur en de raad van commissarissen van grote beursvennootschappen meer divers maken. Het kabinet acht Europees optreden hier niet nodig. De relatie tussen het bekendmaken van het diversiteitsbeleid en de werking van de interne markt is niet aangetoond. Daarbij komt dat lidstatenmaatregelen om diversiteit te stimuleren beter zelf kunnen nemen zodat rekening kan worden gehouden met nationale omstandigheden. Zo heeft Nederland het wettelijke streefcijfer voor de verdeling van zetels over vrouwen en mannen en bepalingen in de Nederlandse corporate governance code over het diversiteitsbeleid van de raad van commissarissen.

Naar boven