21 501-20 Europese Raad

Q BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 maart 2018

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister-President, het verslag aan van de Europese Raad van 22 en 23 maart 2018.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

VERSLAG VAN DE EUROPESE RAAD VAN 22 EN 23 MAART 2018

Tijdens de Europese Raad (ER) van 22 en 23 maart werd een aantal onderwerpen besproken, zoals beschreven in de geannoteerde agenda (Kamerstuk 21 501-20-1309). De discussie over digitale belastingen werd gevoerd aan de hand van de notitie van ER-voorzitter Tusk ter zake die uw eerder vertrouwelijk Kamer toeging. De conclusies van de ER werden vastgelegd in document EUCO 1/18. De ER ving aan in aanwezigheid van de voorzitter van het Europees parlement (EP), de heer Tajani. Diens interventie is bijgevoegd1.

Op vrijdag 23 maart werd tijdens de Eurotop van gedachten gewisseld over de toekomst van de eurozone, aan de hand van de notitie van ER-voorzitter Tusk hierover die uw Kamer eerder vertrouwelijk ontving. Diezelfde dag besprak de ER in Artikel 50 samenstelling de voortgang in de Brexit-onderhandelingen. De ER besprak de voortgang in de besprekingen over de uittreding van het Verenigd Koninkrijk (VK) en stelde daarbij aanvullende richtsnoeren vast voor onderhandelingen over het kader van de toekomstige betrekkingen.

Interne markt

De ER sprak over de voortgang op de strategieën op het gebied van de interne markt, de digitale interne markt, de kapitaalmarktunie en de energie-unie. Het belang werd benadrukt van het voltooien van deze strategieën. Tegelijkertijd stelden de staatshoofden en regeringsleiders dat er verder gewerkt moet worden aan een interne markt die toekomstbestendig en eerlijk is, klaar is voor het digitale tijdperk, en concurrentievermogen, innovatie en duurzaamheid faciliteert. Op initiatief van Nederland riep de ER de Commissie op om te komen met een stand van zaken over de uitvoering, toepassing en handhaving van wetgeving die essentieel is voor het functioneren van de interne markt. Voorts verzocht de ER de Commissie een inventarisatie te maken van de resterende belemmeringen en de kansen van een volledige interne markt.

Klimaat

Mede als gevolg van Nederlands aandringen besprak de ER de noodzaak tot meer ambitie op klimaatbeleid. Een aantal lidstaten toonde zich huiverig om op dit moment een nieuwe discussie te openen over dit thema; andere lidstaten daarentegen wensten de mogelijkheid te verkennen tot een meer ambitieuze inzet. De ER besloot tot het geven van een opdracht aan de Commissie om in het eerste kwartaal van 2019 een voorstel voor een langetermijnstrategie te presenteren voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen van het akkoord van Parijs. Nederland en Frankrijk hebben zich bereid verklaard om op dit onderwerp op te treden als aanjagers van een dialoog, gericht op het bereiken van meer overeenstemming tussen de lidstaten over het samengaan van klimaatdoelstellingen en versterking van het vermogen tot het scheppen van duurzame economische groei en banen in Europa.

Digitaal Europa

De staatshoofden en regeringsleiders voerden een inhoudelijk debat over de rol van de overheid, het zelfregulerend vermogen van het betrokken bedrijfsleven en de eigen verantwoordelijkheid van individuele gebruikers. De ER benadrukte dat de sociale netwerken en digitale platforms transparantie en bescherming van persoonsgegevens dienen te waarborgen, en dat de Europese wetgeving op dat gebied dient te worden gerespecteerd. Tijdens de informele ER op 17 mei a.s. in Sofia zal nader over dit onderwerp worden gesproken, en over hieraan nauw verwante onderwerpen in het kader van de «Digitaal Europa» agenda, zoals de wetgevende voorstellen die de digitale interne markt tot stand moeten brengen, het bevorderen van onderzoek en innovaties, zoals kunstmatige intelligentie, en manieren om doorbraakinnovaties te bevorderen, en de ontwikkeling van digitale vaardigheden.

Belastingen

De staats- en regeringsleiders hebben een informele discussie zonder conclusies gehouden over belastingen in de EU, in het bijzonder inzake de digitale economie. De discussie werd gevoerd aan de hand van een discussienotitie van de voorzitter van de ER. De Commissie publiceerde op 21 maart twee richtlijnvoorstellen; uw Kamer zal daarover op de gebruikelijke wijze door middel van een BNC-fiche worden geïnformeerd. Veel staats-en regeringsleiders, inclusief de Nederlandse Minister-President, erkenden dat de digitalisering van de economie een aanpassing van de belastingstelsels zou kunnen vergen en toonden zich open ten opzichte van deze mogelijkheid, maar hadden tegelijkertijd heel veel vragen over de recente Commissievoorstellen, zoals de uitvoerbaarheid, de effecten op het gelijke Europese speelveld, de interactie met wereldwijde initiatieven en de gevolgen voor andere dan de allergrootste digitale bedrijven. Anderen erkenden dat maar pleitten desondanks voor een Europese voortrekkersrol bij gebrek aan perspectief op snelle resultaten voor een aanpak op mondiaal niveau. ER-voorzitter Tusk concludeerde dat de ER in juni 2018 terug zal komen op dit onderwerp.

Europees Semester

De voorzitter van de Europese Centrale Bank (ECB), de heer Draghi, gaf een uiteenzetting over de stand van de economie in de Eurozone en schetste daarbij een aantal risico’s, in het bijzonder vanwege negatieve ontwikkelingen op het gebied van de internationale handel. De voorzitter van de Eurogroep, de heer Centeno, gaf een overzicht van de lopende besprekingen met betrekking tot de Bankenunie en het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). Ter zake vond geen discussie plaats. Het onderwerp zal opnieuw worden geagendeerd voor de ER van juni a.s.

Vervolgens werden de beleidsprioriteiten van de Annual Growth Survey aangenomen en de lidstaten opgeroepen om de aanbevelingen in hun nationale hervormingsprogramma op te nemen. De ER nam ook de aanbevelingen van de Ecofin-raad in februari 2018 over op het gebied van economisch beleid voor de eurozone. Deze aanbevelingen worden nu voor formele goedkeuring aan de Raad aangeboden. Voorts benoemde de ER de heer De Guindos als vicePresident van de ECB voor een niet-hernieuwbare periode van acht jaar. De heer De Guindos vervangt de heer Constâncio per 1 juni 2018. Deze beslissing werd genomen op basis van een aanbeveling van de Ecofin-raad en na consultaties met het EP en de ECB.

Sociaal beleid

De staatshoofden en regeringsleiders bevestigden hun politieke verantwoordelijkheid om de Europese sociale pijler uit te voeren en nodigden de Raad uit om de voorstellen van het Social Fairness Package te bestuderen, waaronder de Europese Arbeidsautoriteit (ELA). Een aantal lidstaten pleitte voor versterkte integratie van de sociale pijler in het semester, maar ter zake was geen consensus. ELA kwam niet inhoudelijk aan de orde.

Handel

Op de agenda van de ER stonden geagendeerd de voorgenomen heffingen op de import van staal en aluminium door de Verenigde Staten, gebaseerd op de nationale veiligheidsgrond in Amerikaanse wetgeving. De EU is steeds van mening geweest dat nationale veiligheid geen rechtvaardiging is voor de voorgestelde maatregelen. Tijdens de ER kwam het bericht dat US Trade Representative Robert Lighthizer in het Huis van afgevaardigden heeft aangegeven dat aangekondigde heffingen in ieder geval tot 1 mei 2018 niet zullen gelden voor importen uit de EU, Argentinië, Australië, Brazilië, Canada, Mexico en Zuid-Korea. De EU dringt erop aan dat deze tijdelijke uitzondering permanent wordt gemaakt. Lidstaten hebben aangegeven dat de komende weken in gesprekken met de Verenigde Staten zal moeten blijken of tot een acceptabele, permanente oplossing kan worden gekomen. Eendrachtig optreden van de EU28 is daartoe van groot belang. Indien de Europese Commissie zou besluiten tot vrijwaringsmaatregelen om extra import in de EU tegen te gaan ten gevolge van de Amerikaanse maatregelen, dan is Nederland van mening dat deze proportioneel en in overeenstemming met WTO-regels dienen te zijn.

De ER benadrukte het belang van een op regels gebaseerd mondiaal handelssysteem als bron van welvaart en werkgelegenheid. Tevens verwelkomde de Europese Raad de voortgang die is gemaakt in de onderhandeling van associatieakkoorden met Mexico en Mercosur, en hoopte de Europese Raad op snelle ondertekening en afronding van de verdragen met Japan en Singapore. De EU wil zo bijdragen aan een gelijk en eerlijk speelveld voor bedrijven in de wereld en aan de verspreiding van EU-standaarden en waarden. De ER riep daarnaast op tot het maken van de voortgang in de behandeling van wetgevende voorstellen op het terrein van overheidsaanbestedingen en het screenen van investeerders. Nederland heeft zich, net als een aantal andere lidstaten, de afgelopen jaren steeds kritisch opgesteld over het voorstel voor overheidsaanbestedingen, omdat het de keuze voor aanbieders kan beperken. Er zal moeten worden bezien of aan deze bezwaren in het behandeltraject tegemoet kan worden gekomen.

Bijeenkomst in Varna met Turkije, Westelijke Balkan Top

De ER stond stil bij de relaties met Turkije, en in het bijzonder de voorziene bijeenkomst in Varna op 26 maart a.s. van de voorzitter van de ER, de heer Tusk, de voorzitter van de Commissie, de heer Juncker, de Bulgaarse Minister-President, de heer Borissov, en de Turkse president, de heer Erdogan. De leden van de ER benadrukten de wenselijkheid van een dergelijke bijeenkomst teneinde de dialoog met Turkije inhoud te geven. De ER betoonde solidariteit met Griekenland ten aanzien van de voortdurende detentie van twee Griekse militairen door Turkije. Nederland vroeg met enkele andere lidstaten aandacht voor de ernstige situatie in Afrin, en riep op tot het naleven van Veiligheidsraadsresolutie 2401 in geheel Syrië om humanitaire hulp te kunnen bieden en medische evacuaties te laten plaatsvinden. Ook heeft Nederland (motie Voordewind c.s., Kamerstuk 21502-02-1847), wederom met expliciete steun van enkele andere lidstaten, gevraagd deze oproep over te brengen aan Turkije tijdens de komende EU-Turkije Top op 26 maart. Tot slot heeft Nederland, net als tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 19 maart jl., ook in de Europese Raad de negatieve gevolgen van de inval in Afrin op de strijd tegen IS veroordeeld (motie Becker c.s., Kamerstuk 21501-02-1843).

De Commissie stelde op 14 maart jl. voor om de tweede tranche van de Facility for Refugees in Turkey (FRIT) te financieren met EUR 1 miljard uit de EU-begroting en EUR 2 miljard door de lidstaten. Nederland heeft met andere lidstaten benadrukt dat de EU-begroting hiervoor moet worden aangewend. Een besluit ter zake is niet genomen.

De Commissie publiceerde op 14 maart jl. ook het tweede jaarverslag over de FRIT (COM (2018) 91 final). De Commissie geeft daarin voorbeelden van programma’s en hoe deze hebben bijgedragen aan het verbeteren van de positie van vluchtelingen in Turkije. Zo hebben tot dusver bijna 1,2 miljoen vluchtelingen met een grote sociaaleconomische kwetsbaarheid geprofiteerd van het programma voor humanitaire sociale bijstand. Dankzij een programma waarbij ouders geld krijgen op voorwaarde dat hun kinderen naar school gaan, kregen meer dan 266.000 kinderen toegang tot onderwijs. De enveloppe van de faciliteit van EUR 3 miljard werd per eind 2017 volledig vastgelegd en aanbesteed in 72 projecten. Het kabinet is van mening dat via de Faciliteit belangrijk werk wordt verzet om de situatie van vluchtelingen te verbeteren. Voortzetting van de ondersteuning via de FRIT is dan ook van belang.

De ER stelde zonder nadere discussie de conclusies vast met betrekking tot de Westelijke Balkan Top van 17 mei a.s. te Sofia.

Kwestie Salisbury

In navolging van de Raad Buitenlandse Zaken afgelopen 19 maart (Kamerstuk 21 501-02-1851), sprak de ER over de recente aanslag in Salisbury. De leden van de Europese Raad waren eensgezind in het veroordelen van deze aanslag en onderstreepten het eens te zijn met het oordeel van het VK dat het zeer waarschijnlijk is dat de Russische Federatie verantwoordelijk is en dat er geen andere plausibele verklaring is. De Europese Raad toonde zich volledig solidair met het VK en benadrukte dat het gebruik van chemische wapens onacceptabel is en dat dit een bedreiging vormt van de Europese veiligheid. Lidstaten spraken af de komende dagen en weken nauw te zullen overleggen over consequenties. Daarnaast werd bekend dat de EU-ambassadeur in Moskou voor consultaties wordt teruggeroepen. Op 26 maart om 15.00 uur kondigde een groot aantal landen binnen en buiten de EU aanvullende bilaterale maatregelen af. Ook Nederland deed dat op dat moment met een verklaring van de Minister-President in uw Kamer. Tegelijkertijd is aan uw Kamer een brief gestuurd (kenmerk: BZDOC-1116174564–57) met daarin nadere informatie omtrent deze Nederlandse maatregelen.

Eurotop

De regeringsleiders van de eurozone-lidstaten spraken ter opvolging van de Eurotop van december 2017 (Kamerstuk 21 501-20-1281) over de verdieping van de Economische en Monetaire Unie (EMU). De voorzitter van de Europese Raad gaf richting aan de discussie middels voornoemde discussienotitie met twee onderwerpen: begrotingscapaciteit en de bevordering van goed beleid. Is er behoefte aan een begrotingscapaciteit, en met welk doel, en dient een begrotingscapaciteit binnen of buiten de EU-begroting gefinancierd te worden? Wat betreft goed beleid bevatte de notitie vragen over de manier waarop structurele hervormingen en convergentie bevorderd kunnen worden, en onevenwichtigheden verminderd.

Tijdens de oriënterende bespreking bleek dat de opvattingen van de lidstaten op het gebied van de toekomst van de EMU en in het bijzonder de begrotingscapaciteit nog ver uit elkaar liggen. Een aantal landen bleek voorstander te zijn van een begrotingscapaciteit op Europees niveau, zodat deze ingezet kon worden om schokken in de Eurozone op te vangen. Daarnaast waren er landen die zich konden voorstellen dat er binnen het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) beperkte ruimte kwam voor het stimuleren van hervormingen en/of investeringen. Weer andere landen, waaronder Nederland, vonden een nieuwe anticyclische begrotingscapaciteit niet nodig omdat het respecteren van het stabiliteits- en groeipact voldoende ruimte zou moeten bieden om op nationaal niveau schokken op te vangen in combinatie met versterking van private schokabsorptie door de bankenunie en kapitaalmarktunie, en dat bestaande instrumenten ten behoeve van convergentie, economische groei en verbetering van de concurrentiepositie in de EU begroting effectiever en op meer coherente wijze ingezet konden worden.

Nederland heeft – conform de kabinetspositie zoals gecommuniceerd aan uw Kamer in de brief over de toekomst van de EMU (kenmerk: 2017–0000222607) en in de kabinetsreactie op het AIV-advies «Is de Eurozone stormbestendig» (Kamerstuk 21 501-20-1263) – gewezen op de verantwoordelijkheid van lidstaten om hun eigen huis op orde te brengen, omdat sterkere lidstaten een sterkere monetaire unie als geheel betekenen. Daarnaast heeft Nederland aandacht gevraagd voor het belang van de verdere ontwikkeling van de economische dimensie van de EMU, door de concurrentiepositie te versterken en convergentie te bevorderen. Hiervoor bestaan instrumenten, maar die kunnen verbeterd worden, bijvoorbeeld door een sterkere koppeling van de EU-begroting aan hervormingen.

Afgezien van deze bredere EMU-onderwerpen riep een aantal regeringsleiders op om in juni stappen te zetten op het Europese Stabiliteitsmechanisme en de Bankenunie, zoals afgesproken tijdens de Eurotop van december jl. De voorzitter van de ER concludeerde dat regeringsleiders in juni op het Europese Stabiliteitsmechanisme en de Bankenunie terug zouden komen, evenals op de bredere EMU-onderwerpen.

Europese Raad in Artikel 50 samenstelling

Tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad in Artikel 50 samenstelling (ER Artikel 50) gaf hoofdonderhandelaar Barnier toelichting op het principeakkoord dat de Europese Commissie en het Verenigd Koninkrijk (VK) op 19 maart 2018 presenteerden over een aantal belangrijke onderdelen van de verdragstekst voor het terugtrekkingsakkoord: de overgangsperiode, rechten van burgers, financiële afwikkeling en een aantal «other separating issues». De belangrijkste voorwaarden voor de overgangsperiode gingen u toe in het verslag van de RAZ Artikel 50 van 20 maart jl. (referentie: 2018Z05300).

De onderhandelingen met het VK gaan een nieuwe fase in, nu de hoofdonderhandelaar op basis van de in de ER Artikel 50 overeengekomen richtsnoeren gesprekken met het VK gaat voeren over het kader van de toekomstige relatie. Daarnaast moet over een aantal belangrijke onderdelen van het terugtrekkingsakkoord verder worden onderhandeld, zoals de Iers/Noord-Ierse grenskwestie, «governance» en aantal «other separating issues» zoals intellectueel eigendom en lopende samenwerking in strafzaken. Voor wat betreft de Iers/Noord-Ierse grenskwestie is in de oplegnotitie bij het terugtrekkingsakkoord opgenomen dat de «backstop»-oplossing onderdeel wordt van de verdragstekst van het terugtrekkingsakkoord, tenzij en tot het moment dat er een andere acceptabele oplossing wordt gevonden. De Britse premier May heeft de voorzitter van de ER, de heer Tusk, een brief gestuurd om op het hoogste politieke niveau te bevestigen wat hierover in deze oplegnotitie is opgenomen. Het VK en de Europese Commissie zijn verder een gezamenlijk werkplan met een gedetailleerde agenda overeengekomen voor de komende weken.

De ER Artikel 50 verwelkomde het principeakkoord, sprak zijn steun uit voor het werk van de heer Barnier en zijn team, en onderstreepte wederom het belang van de eenheid van de EU27, ook in de komende periode. De ER Artikel 50 stelde daarnaast de richtsnoeren vast over het kader van de toekomstige betrekkingen (EUCO XT 20001/18). Deze richtsnoeren geven in algemene termen een beeld van de mogelijkheden voor de nieuwe relatie op basis van de huidige «rode lijnen» van het VK en de eigen uitgangspunten van de EU. De nieuwe relatie zal een breed scala aan onderwerpen bevatten, van handel tot andere sociaaleconomische onderwerpen zoals luchtvaart, visserij, en interne en externe veiligheid. Conform de Nederlandse inzet koppelen de richtsnoeren de ambitie voor de nieuwe handelsrelatie aan garanties voor een gelijk speelveld. Ook stellen de richtsnoeren helder dat de EU bereid is haar aanbod te heroverwegen als de positie van het VK zich ontwikkelt. De ER Artikel 50 stemde eveneens in met twee verklaringen, één waarin het belang wordt benadrukt van consistentie tussen huidige wetgevingsvoorstellen van de EU en de onderhandelingen in het kader van Artikel 50, en één die stelt dat deze richtsnoeren geen precedent vormen voor wetgeving van de Unie of betrekkingen tussen de Unie en derde landen of internationale organisaties.

Naar boven