Gemeenteblad van Noordwijk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Noordwijk | Gemeenteblad 2017, 4434 | Verordeningen |
Zoals bouwplannen en verkeersmaatregelen.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Noordwijk | Gemeenteblad 2017, 4434 | Verordeningen |
Algemene Plaatselijke Verordening Noordwijk 2017
De raad van de gemeente Noordwijk;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 oktober 2016;
gelet op het bepaalde in artikel 149 Gemeentewet;
vast te stellen de navolgende verordening: Algemene Plaatselijke Verordening Noordwijk 2017
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van een openbare plaats
Artikel 2:10a Plaatsen van voorwerpen op, aan of boven een openbare plaats in strijd met de publieke functie daarvan
Artikel 2:10b Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen
Artikel 2:10c Vrij te stellen categorieën
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2:12 (Omgevings)vergunning voor het maken, veranderen van een uitweg
Afdeling 6. Veiligheid op de weg
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Afdeling 8A. Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Artikel 2:44a Vervoer geprepareerde voorwerpen
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Artikel 2:53 Bespieden van personen
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren
Artikel 2:56 Alarminstallaties
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzegging
Afdeling 16. Strand, Zee en Duin
Artikel 2:80 Activiteiten en voorwerpen op het strand
Artikel 2:81 Geen glas op het strand
Artikel 2:82 Varen en beoefenen watersport
Artikel 2:83 Naaktrecreatie op het strand, in de duinen en in zee
Artikel 2:84 Paarden op het strand
Artikel 2:85 Vrijhouden van het strand voor redding en hulpverlening
Artikel 2:86 Hulpdiensten en werkverkeer
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing*
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij in de vergunning of ontheffing anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden*
is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Het is verboden om, wanneer een voorval, gebeurtenis of samenscholing als bedoeld in het tweede lid plaatsvindt, tezamen met anderen zich in die richting te begeven als daarbij voorwerpen worden meegevoerd, die plegen te worden gebruikt of geschikt zijn om te worden gebruikt bij wanordelijkheden, zoals een ketting, knuppel, helm of bivakmuts.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van een openbare plaats
Artikel 2:10a Plaatsen van voorwerpen op, aan of boven een openbare plaats in strijd met de publieke functie daarvan*
Artikel 2:10c Vrij te stellen categorieën
Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod in het eerste lid van artikel 2:10a niet geldt.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening Zuid-Holland, de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur Noordwijk.
Afdeling 6. Veiligheid op de weg
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen*
Bezoeker: personen die in de openbare inrichting aanwezig zijn met uitzondering van: de exploitant, de beheerder, het personeel dat in de openbare inrichting werkzaam is tot een uur na sluitingstijd, de ambtenaren belast met opsporing van strafbare feiten en/of toezicht op de naleving van deze verordening en andere personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende reden noodzakelijk is.
Afdeling 8A. Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
Artikel 2:34f Verbod ‘happy hours’
Het is verboden in een openbare inrichting of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk voor wordt gevraagd.
Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
In dit artikel wordt onder speelgelegenheid verstaan: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen , of de handeling als in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
1.Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op
een op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
1.Het verbod is niet van toepassing op:
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek indien:
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht .
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzegging
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet te besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:10a, 2:11, 2:16, 2:19, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73, 5:34 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 12 weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Afdeling 16. Strand, Zee en Duin
In deze afdeling wordt verstaan onder zweeftoestel: een luchtvaartuig, niet zijnde TMG (Touring Motor Gliders), zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk in de lucht kan worden gehouden door aerodynamische reactiekrachten en waarvan de vrije vlucht niet afhankelijk is van een motor.
Artikel 2:81 Geen glas op het strand*
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor het verkopen en schenken van drank in glas indien dat geschiedt binnen de begrenzing van een horecabedrijf zoals bedoeld in artikel 2:27 of binnen een andere inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer en de bedoelde drank ter plaatse wordt genuttigd.
Artikel 2:82 Varen en beoefenen watersport*
Het is verboden op zee te varen, zich te laten voortbewegen door een vaartuig of enige andere vorm van watersport te beoefenen op een zodanige wijze dat daardoor gevaar of hinder voor anderen kan ontstaan.
Artikel 2:86 Hulpdiensten en werkverkeer*
De in de artikelen 2:80 en 2:84 opgenomen verboden gelden niet voor bestuurders van motorvoertuigen of vaartuigen danwel berijders van paarden ten dienste van politie, brandweer, de Noordwijkse Reddingsbrigade, de Koninklijke Nederlandse Reddingsmaatschappij en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten.
Artikel 2:89 Verbod gebruik metaaldetectoren*
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor de politie, het Explosieven Opruimings Commando (EOC) van het Ministerie van Defensie, voor de door het EOC aangewezen bedrijven en voor zover in het daarin geregeld onderwerp wordt voorzien bij of krachtens de Beoordelingsrichtlijn Conventionele Explosieven (BRL-OCE).
HOOFDSTUK 3REGULERING PROSTITUTIE, SEKSBRANCHE EN AANVERWANTE ONDERWERPEN
Afdeling 1. Algemene bepalingen
De artikelen 1:2, 1:3 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
Afdeling 2. Vergunning Seksbedrijf
Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen
Het college kan delen van de gemeente aanwijzen waarbuiten voor het vestigen van een seksinrichting geen vergunning wordt verleend. Daarbij kan worden bepaald dat de aanwijzing slechts geldt voor seksinrichtingen van seksbedrijven van een nader aangewezen aard.
Een vergunning wordt geweigerd als:
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:
voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;
Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden
De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:8, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan het bevoegde bestuursorgaan. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.
Afdeling 3. Uitoefenen seksbedrijf
Paragraaf 3.2 Regels voor alle prostitutiebedrijven en prostituees
Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees; verbod werken voor onvergund prostitutiebedrijf
De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
Paragraaf 3.3 Raam- en straatprostitutie
Artikel 3:19 Straatprostitutie
Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, op te houden met het kennelijke doel zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.
Afdeling 4. Overige bepalingen
Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen e.d.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als de burgemeester aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt.
Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
HOOFDSTUK 4 Bescherming van het milieu, het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
aanvangende om 07.00 uur en uitlopende tot de daarop aansluitende ochtend tot uiterlijk 02.00 uur.
De houder van een inrichting mag slechts deelnemen aan een collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid indien deze ten minste twee weken voor aanvang van de onderhavige festiviteit het college daarvan op een door het college vastgestelde wijze in kennis heeft gesteld. Deze bepaling geldt niet indien het een op grond van het tweede lid aangewezen festiviteit betreft.
Gedurende de dagen en dagdelen zoals bedoeld in het eerste en tweede lid mag het langtijd gemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT), veroorzaakt door het gebruik van instrumenten, apparatuur en installaties ten behoeve van de betreffende binnen de grenzen van de inrichting plaatsvindende festiviteit, ter plaatse van de gevel van een geluidsgevoelig gebouw of in een in- of aanpandig gelegen geluidsgevoelige ruimte, en gemeten op 1,5 meter hoogte, niet hoger zijn dan in de onderstaande tabel is aangegeven.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Als incidentele festiviteiten zoals bedoeld in artikel 2.21 lid 1 onder a van het Besluit, waarop de geluidnormen zoals opgenomen in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet gelden, zijn aangewezen: de festiviteiten die door de houder van de inrichting ten minste twee weken voor aanvang van de betreffende festiviteit zijn gemeld en die overigens voldoen aan het gestelde in de volgende leden.
Gedurende een incidentele festiviteit zoals bedoeld in dit artikel mag het langtijd gemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT), veroorzaakt door het gebruik van instrumenten, apparatuur en installaties ten behoeve van de betreffende binnen de grenzen van de inrichting plaatsvindende festiviteit, ter plaatse van de gevel van een geluidsgevoelig gebouw of in een in- of aanpandig gelegen geluidsgevoelige ruimte, en gemeten op 1,5 meter hoogte, niet hoger zijn dan in de onderstaande tabel is aangegeven.
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsbepalingen*
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel: 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden*
Het onder lid 1 genoemde verbod tot vellen is niet van toepassing op commercieel geëxploiteerde houtopstanden waaronder wordt begrepen:
houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bos- en natuur ondernemingen en niet gelegen is binnen de bebouwde kom, tenzij de opstand een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan tien are, ofwel in geval van een rijbeplanting, gerekend over een totaal aantal rijen, niet meer bomen omvat dan twintig stuks.
Artikel 4:12b Illegale kap; herplantplicht; instandhoudingsplicht*
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen tot herplant of compensatie overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn. De compensatie wordt vastgesteld door een erkend boomtaxateur, verhoogd met de kosten van de taxatie.
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om voorzieningen te treffen waardoor de bedreiging wordt weggenomen en/of de verplichting een Bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden.
Artikel 4:12c Bestrijding ziekten*
Indien zich op een terrein houtopstand bevindt die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte, gevaar voor de volksgezondheid of voor vermeerdering van ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen e.d.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
HOOFDSTUK 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets*
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, dagen en uren fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen*
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Het verbod van het eerste lid geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet voor zover daardoor niet de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de verkeersveiligheid in gevaar komt.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening Zuid-Holland, de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen*
Het is verboden met een woonschip ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in openbaar water met uitzondering van het gedeelte van de Woensdagse Watering gelegen langs de Hogeweg tussen de Nachtegaalslaan en de provinciale weg N206. Het maximum aantal woonschepen dat aldaar is toegestaan bedraagt drie.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Afdeling 8. Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken*
voor zover dat niet plaatsvindt op het strand, in de duinen, in het bos of in een natuurgebied.
Afdeling 9. Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
HOOFDSTUK 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Onverminderd het eerste en het tweede lid zijn de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, eveneens belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften voor zover zij werkzaam zijn binnen een territoriaal onderdeel dat (een deel ) van de gemeente Noordwijk omvat.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Intrekking oude verordening*
Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Algemene Plaatselijke Verordening Noordwijk en de daarop gebaseerde wijzigingen van 30 september 2009
(1e wijziging), 17 december 2009 (2e wijziging), 1 juli 2010 (3e wijziging), 29 september 2010
(4e wijziging), 29 februari 2012 (5e wijziging), 29 mei 2013 (6e wijziging), 26 februari 2014
Artikel 6:5 Overgangsbepalingen*
Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens de "Algemene plaatselijke verordening Noordwijk ", blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de "Algemene plaatselijke verordening Noordwijk " blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Noordwijk is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6:6 is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de Algemene plaatselijke verordening Noordwijk.
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6.4 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop deze zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Plaatselijke Verordening Noordwijk 2017.
ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING NOORDWIJK 2017
•De Algemene Plaatselijke Verordening Noordwijk is gebaseerd op de modelverordening zoals opgesteld door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Bij deze modelverordening is een uitgebreide toelichting gemaakt, waarin ook jurisprudentie en achtergrondinformatie is opgenomen. Voor die delen van de verordening die overeenkomen met het VNG-model wordt dan ook naar deze VNG-toelichting verwezen.
Deze toelichting heeft dan ook uitsluitend betrekking op de artikelen en/of onderdelen uit de APV die van het model afwijken en/of welke om andere redenen nadere uitleg nodig hebben.
Artikelen zijn gereserveerd als deze niet meer in de APV behoeven te worden opgenomen omdat deze in het kader van deregulering zijn geschrapt of omdat een hogere regelgeving hier inmiddels in voorziet. Dit om de nummering van het model aan te kunnen houden hetgeen wenselijk is in verband met de vindbaarheid, kenbaarheid en leesbaarheid van de bepalingen en de daarop gebaseerde jurisprudentie. Artikelen die geïntegreerd of met elkaar samengevoegd, zijn worden aangeduid met (Vervallen).
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
Deze bepaling is bij de laatste wijziging van het model van de VNG in juli 2016 geschrapt. De wetgever heeft in de Awb een sluitend systeem neergelegd voor de afhandeling van aanvragen: die worden ingewilligd of geweigerd. In artikel 4:5 van de Awb is daarop één uitzondering gemaakt: een aanvraag die zo gebrekkig is dat die moet worden aangevuld voor ze kan worden afgehandeld, kan buiten behandeling worden gelaten. Wel moet de aanvrager de kans krijgen om de aanvraag aan te vullen. In dat systeem past niet dat de gemeente een nieuwe reden introduceert waarmee een aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten. In plaats van buiten behandeling laten, zal een aanvraag die onredelijk laat wordt ingediend waardoor een goede beoordeling niet mogelijk is, moeten worden afgewezen.
Dit houdt in dat het bevoegd gezag moet motiveren waarom een goede toets van bijvoorbeeld de veiligheid of de openbare orde niet mogelijk is omdat de periode tussen het tijdstip van de indiening van de aanvraag en de activiteit waarop die aanvraag ziet daarvoor te kort is. Dit resulteert dan in een weigering van de vergunning of ontheffing waarom is verzocht.
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
Ook aan een vrijstelling kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Dit betekent dus ook dat aan een aanwijzing ter uitwerking van een specifiek artikel van de APV voorschriften en beperkingen kunnen worden gesteld.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Net als bij de APV 2007 is uit pragmatische redenen ervoor gekozen om per situatie te beoordelen of een vergunning of ontheffing niet persoonsgebonden behoeft te zijn. Het uitgangspunt van deze APV is dat een vergunning of ontheffing persoonsgebonden is.
In dit artikel zijn de algemene weigeringsgronden opgenomen die in beginsel van toepassing zijn op alle vergunningen of ontheffingen. Dit is gedaan om de weigeringsgronden die voorheen bij elke vergunning of ontheffing waren benoemd te harmoniseren. Hiermee behoren mogelijke interpretatieverschillen tot het verleden.
Bij sommige vergunningen of ontheffingen zijn specifieke weigeringsgronden opgenomen. In dat geval zijn de algemene weigeringsgronden niet van toepassing, zie bijvoorbeeld artikel 2:10a. Het kan ook zijn dat er bij een bepaalde vergunning of ontheffing aanvullende weigeringsgronden gelden. Dit is aan de orde wanneer bij het artikel staat omschreven: “onverminderd het bepaalde in artikel 1:8”; zie bijvoorbeeld artikel 5:18.
Het model van de VNG heeft ten aanzien van de weigeringsgronden aansluiting gezocht bij het lichtste regime van de Dienstenrichtlijn (artikel 16): de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en milieu.
Echter, volgens jurisprudentie van het Hof van Justitie EU wordt het begrip openbare orde veel enger uitgelegd dan dat de Nederlandse rechter dit doet en valt verkeersveiligheid niet onder het begrip openbare orde. Om deze reden is verkeersveiligheid zekerheidshalve apart als weigeringsgrond benoemd.
Naast deze algemene weigeringsgronden zijn voor bepaalde vergunningen uit de APV specifieke weigeringsgronden van toepassing die bij het betreffende artikel zijn opgenomen. In dergelijke gevallen dient bij de aanvraag om een vergunning naast de algemene weigeringsgronden ook toetsing aan de specifieke weigeringsgronden plaats te vinden.
AFDELING 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
In afwijking van het model is op verzoek van de politie eenheid Den Haag al ten tijde van de APV 2007 een extra lid 3 opgenomen bestaande uit een verbod om in het geval van ongeregeldheden als bedoeld in het tweede lid zich in die richting te begeven als daarbij voorwerpen worden meegevoerd die plegen te worden gebruikt of geschikt zijn om te worden gebruikt bij wanordelijkheden zoals een ketting, knuppel, helm of bivakmuts.
In tegenstelling tot de APV 2007 beschikt de burgemeester niet meer over de mogelijkheid om van dit verbod ontheffing te verlenen. De bepaling ziet immers op het voorkomen van een (acute) gevaarlijke situatie. Het verlenen van een ontheffing kan in zulke situaties niet aan de orde zijn.
Doordat deze aanvullende bepaling in de APV is opgenomen, is dit verbodsregime ook van toepassing wanneer er geen noodverordening van kracht is hetgeen een bijdrage levert aan het waarborgen van de openbare orde.
AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN EEN OPENBARE PLAATS
In afwijking van het model is ‘weg’ vervangen door ‘openbare plaats’ om daarmee tot uiting te laten komen dat hetgeen in deze afdeling geregeld is, ook op het strand betrekking heeft.
Artikel 2:10a Plaatsen van voorwerpen op, aan of boven een openbare plaats in strijd met de publieke functie daarvan
Er is voor gekozen om de vergunningplicht te handhaven. De VNG kiest ervoor om als model een breed gestelde algemene regel op te nemen in plaats van een vergunningsstelsel. Dit artikel is de vervanger van artikel 2.1.5.1. van de APV 2007. De titel van de bepaling is aangevuld met ‘boven’ om daarmee de situaties te ondervangen dat boven de weg objecten worden geplaatst en/of worden gehangen die niet passen binnen de gangbare functie daarvan.
Het gebruik van de weg anders dan overeenkomstig de publieke functie, als bedoeld in dit artikel, kan onder de Wabo vallen, namelijk wanneer dit gebruik bestaat uit de opslag van roerende zaken. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn als op of aan de weg een container wordt geplaatst voor de tijdelijke opslag van puin of bouwmaterialen tijdens een verbouwing. In andere gevallen zal het niet altijd op het eerste gezicht duidelijk zijn of het gaat om opslag van roerende zaken als bedoeld in de Wabo. Het onderscheidend criterium is dat het plaatsen van zaken op de weg bij opslag een tijdelijk karakter heeft: het is de bedoeling dat de opgeslagen zaken ooit ergens anders een al dan niet definitieve bestemming krijgen en aldaar een functie gaan vervullen. Als dat aan de orde is valt die activiteit onder artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wabo.
Een ontheffing wordt op grond van artikel 2.2, eerste lid, laatste zinsdeel, van de Wabo aangemerkt als een omgevingsvergunning. Daarom is in het vijfde lid geregeld dat het bevoegd gezag (ingevolge de definitie in artikel 1 is dat dus het bestuursorgaan als bedoeld in de Wabo) in een dergelijk geval een omgevingsvergunning verleent. Hiervoor kan men een aanvraag indienen bij de Omgevingsdienst West Holland.
Voor het plaatsen en mogen exploiteren van een terras zijn in ieder geval een tweetal vergunningen vereist:
*1: voor het plaatsen van een terras op een openbare plaats op grond van artikel 2:10a (college)
Het plaatsen van een terras in de zin van het plaatsen van voorwerpen op een openbare plaats, kan hinder, gevaar of ontsiering opleveren. Om die reden is hiervoor een vergunning van het college ex artikel 2:10a vereist.
*2: voor de exploitatie van het terras op grond van artikel 174 Gemeentewet (burgemeester)
Maar omdat de gemeente Noordwijk geen exploitatievergunningenstelsel kent, zal de toetsing van een vergunningaanvraag voor een terras bij een voor het publiek openstaand gebouw ook gebaseerd moeten zijn op artikel 174 Gemeentewet. De reden hiervan is dat artikel 2:10a niet ziet op het waarborgen van de ‘openbare orde’ maar -zoals uit het bovenstaande blijkt- op hinder, gevaar of ontsiering door voorwerpen of stoffen, op, aan of boven een openbare plaats terwijl het openbare orde aspect een zeer grote en belangrijke rol speelt bij de vraag of een terras op een bepaalde locatie toelaatbaar is of niet.
Het verlenen of weigeren van een vergunning voor het hebben en exploiteren van een terras dient daarom enerzijds plaats te vinden op basis van artikel 174 Gemeentewet waarbij de burgemeester als het bevoegd gezag moet worden aangemerkt en anderzijds op grond van artikel 2:10a waar het college bevoegd gezag is. Beide beschikkingen zullen vanuit praktische overwegingen in één document worden verenigd maar blijven uiteraard wel in juridische zin twee afzonderlijke besluiten.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat een verkregen toestemming voor een terras zoals hiervoor bedoeld geen met het bestemmingsplan strijdige gebruik legitimeert. Het kan dus zijn dat naast een terrasvergunning op grond van artikel 2:10a en een toestemming op grond van artikel 174 Gemeentewet ook een omgevingsvergunning voor dat daarmee ook een toets aan het vigerende bestemmingsplan heeft plaatsgevonden.
Plaatsen van overige voorwerpen
Volgens dit artikel is alleen sprake van een vergunningplicht voor het plaatsen van objecten op, aan of boven de weg of openbare plaats indien hierdoor de weg of openbare plaats anders wordt gebruikt dan de publieke functie hiervan.
Het plaatsen van een reclamebord of uitstalling met verkoopwaar in een winkelstraat is niet in overeenstemming met de publieke functie hiervan. Gebruik overeenkomstig de publieke functie impliceert immers het reguliere gebruik dat in zijn algemeenheid door het grote publiek van een weg of openbare plaats wordt gemaakt en niet alleen het gebruik dat de betreffende detailhandelaar van de weg of openbare plaats wenst te maken, bijvoorbeeld het maken van reclame of het verkopen van producten.
Een weg heeft bijvoorbeeld als publieke functie, trottoir, rijbaan etc. Een plantsoen (is een openbare plaats maar geen weg) heeft bijvoorbeeld als publieke functie openbaar groen. Vrij toegankelijke gedeelten van overdekte passages of winkelcentra worden aangemerkt als openbare plaats in de zin van dit artikel en het plaatsen van objecten aldaar is net als bij een reguliere winkelstraat niet in overeenstemming met de publieke functie hiervan.
Op grond van dit artikel is in ieder geval een vergunning benodigd voor het op, aan of boven een openbare plaats:
Deze opsomming is niet uitputtend bedoeld. Uit de toevoeging “in ieder geval” volgt dat ook het gebruiken van een openbare plaats op een andere wijze die niet in overeenstemming is met de gangbare functie hiervan, op grond van dit artikel vergunningplichtig is. Geprobeerd is om met deze opsomming de situaties die in de praktijk het meeste voorkomen, te benoemen.
Zodra een op, aan of boven een openbare plaats te plaatsen voorwerp tevens is aan te merken als een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist (artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo) dan is geen vergunning op grond van dit artikel vereist. (zie de toelichting onder 2:10b wat onder een bouwwerk wordt verstaan).
Voor wat betreft aankondigingsborden van evenementen (deze worden als reclame-uitingen aangemerkt) wordt verwezen naar paragraaf 5.2 en 6.11. van het thans geldende reclamebeleid “Hallo, Ben ik in Beeld”. Hierin staat omschreven dat hiervoor gebruikgemaakt dient te worden van de bij gemeentewege aangebrachte en bij derden in beheer zijnde sandwichborden.
Bewegwijzering ten behoeve van evenementen zoals bijvoorbeeld het plaatsen c.q. ophangen van borden waar geparkeerd dient te worden of welke route moet worden gevolgd dient onderdeel te zijn van een aanvraag om een evenementenvergunning indien en voor zover de bewegwijzering noodzakelijk wordt geacht voor het ordentelijk verloop van de verkeersstromen in het kader van het evenement. In een zodanig geval dient de bewegwijzering bij de beoordeling van een aanvraag om een evenementenvergunning te worden betrokken.
Artikel 2:10b Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen
In afwijking van het VNG model is in het eerste lid de verwijzing naar artikel 2:28, vijfde lid, verwijderd. Dit vanwege het feit dat Noordwijk geen exploitatievergunningenstelsel hanteert.
Onder c komt tot uiting dat zodra voor een bouwwerk een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is op grond van de Wabo, geen vergunning meer benodigd is voor het plaatsen van voorwerpen op grond van de artikel 2:10a van de APV. Het moment dat een bouwwerk omgevingsvergunningvrij is op grond van de Wabo is wel een vergunning op grond van de APV vereist.
Onder bouwwerken wordt verstaan: elke constructie van enige omvang, van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plekke te functioneren. Hieruit volgt dat voorwerpen die minder dan 30 dagen op dezelfde plaats staan, niet aangemerkt worden als bouwwerken. Hiervoor is dan ook altijd een vergunning op grond van artikel 2:10a vereist tenzij het opslag van roerende zaken in de zin van de Wabo betreft. Zie toelichting onder 2:10a. In dergelijke gevallen is een omgevingsvergunning vereist in plaats van een vergunning op grond van 2:10a.
AFDELING 6. VEILIGHEID OP DE WEG
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Anders dan het model van de VNG is dit artikel niet gereserveerd omdat Noordwijk nog een vergunningsplicht hanteert voor het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven openbare plaatsen in strijd met de publieke functie hiervan. Om die reden blijft de noodzaak bestaan om bepaalde situaties waar het in dit artikel omgaat te verbieden zonder dat een mogelijkheid bestaat om hiervoor een vergunning te verlenen; een absoluut verbod dus.
Als hinderlijk en gevaarlijk voorwerp wordt in ieder geval beschouwd het aanbrengen van stroomkabels/elektriciteitssnoeren over de weg ten behoeve van het laden van elektrische voertuigen. De zogenaamde verlengde huisaansluitingen.
AFDELING 8. TOEZICHT OP OPENBARE INRICHTINGEN
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In afwijking van het model is de omschrijving van deze bepaling aangepast om duidelijker tot uiting te laten komen dat een terras deel uitmaakt van een openbare inrichting. Onder b van het eerste lid van dit artikel wordt alleen bepaald wat een terras is.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
In de gemeente Noordwijk was al onder de oude APV geen vergunning meer benodigd om een horecabedrijf te mogen exploiteren.
Destijds is hier om verschillende redenen voor gekozen. In de afgelopen jaren is gebleken dat zich in Noordwijk niet zodanige problemen in het kader van de openbare orde voordoen dat regulering via een exploitatievergunningenstelsel noodzakelijk is. Gebleken is dat indien zich problemen voordoen, deze via andere vergunningen- en /of ontheffingenstelsels (Drank en horecavergunning, ontheffing sluitingstijd, terrasvergunning, sluiting ex artikel 13b Opiumwet etc.) maar ook via afspraken zoals een horecaconvenant kunnen worden aangepakt.
Het horecaconvenant speelt in het kader van het waarborgen van de openbare orde een belangrijke rol bij het verlenen van een algemene ontheffing van de sluitingstijden voor horecabedrijven die in het uitgaansgebied van De Grent en omgeving zijn gelegen.
Dit dient te worden vastgelegd in de betreffende beleidsregel – voor zover dit nog niet heeft plaatsgevonden -waarin staat omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden de burgemeester overgaat tot het verlenen van een algemene ontheffing van de sluitingstijden. Om deze reden zijn het vierde lid van artikel 2.3.1.4. en het vijfde lid onder c van de APV 2007 niet meer in deze APV opgenomen.
AFDELING 8A. BIJZONDERE BEPALINGEN OVER HORECABEDRIJVEN ALS BEDOELD IN DRANK- EN HORECAWET
De artikelen 2:34c t/m 2:34f zijn in het VNG-model geïntroduceerd na de laatste wijziging van de Drank- en Horecawet in 2014. In Noordwijk bestaat vooralsnog geen aanleiding om van de reguleringsmogelijkheid zoals verwoord in artikel 2:34c en 2:34egebruik te maken. Daarentegen is er wel aanleiding om de toegang tot bepaalde types horecabedrijven aan een minimumleeftijd te binden. Vanuit dezelfde gedachte is in deze APV het verbod om ‘happy hours’ te houden opgenomen.
Het instellen van het verbod op het houden van ‘happy hours” sluit ook aan bij het vastgestelde Alcoholmatigingsbeleid. Hiermee wordt alcoholmisbruik in zijn algemeenheid ontmoedigd en voor jongeren in het bijzonder.
AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF
Artikelen 2:35 tot en met artikel 2:38 (gereserveerd)
Artikelen 2:36 en 2:38 waren reeds onder de oude APV gereserveerd. Artikel 2:37 is in het huidige model van de VNG ook gereserveerd omdat de plicht tot het bijhouden van een nachtregister rechtstreeks volgt uit artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht. Omdat verder in deze afdeling inhoudelijk niets wordt geregeld, is artikel 2:35 ook gereserveerd.
AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
De regeling voor de exploitatie van speelautomatenhallen is ondergebracht in een afzonderlijke verordening: de Speelautomatenhallenverordening 2017.
AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:44a Vervoer geprepareerde voorwerpen*
Dit artikel biedt een basis om handhavend op te treden tegen voorwerpen zoals bijvoorbeeld jassen en tassen die speciaal zijn geprepareerd om winkeldiefstallen te plegen. De politie kan in een dergelijk geval proces-verbaal opmaken.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Eerste lid onder c is in aanvulling op het model van de VNG toegevoegd zodat de politie ook handhavend kan optreden als strafrechtelijk geen aangifte wordt gedaan ter zake van mishandeling waarbij de openbare orde op dat moment wordt verstoord door twee of meer vechtende partijen.
Artikel 2:53 Bespieden van personen
Geschrapt in het kader van deregulering. Van dit artikel is in de praktijk nooit gebruikgemaakt en
Het artikel uit het model van de VNG is afgestemd op de specifieke situatie binnen de gemeente
Noordwijk als kustplaats met een lang strand en waterwingebied (Gemeentewaterleidingen
Het betreft hier het strand gelegen voor de beide boulevards. Volledigheidshalve wordt hier opgemerkt dat onder het strand ook wordt begrepen de op- en afritten, de paviljoens en de daarbij behorende (strand)terrassen.
Het waterwingebied is gelegen ten noorden en zuiden van de Langevelderslag en
ten westen dan wel noorden van de Vogelaarsdreef tot aan de grens met de gemeente
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Onder een doeltreffend hulpmiddel wordt een papieren of een plastic zakje verstaan dat stevig en
groot genoeg is om daadwerkelijk de uitwerpselen van de hond te kunnen verwijderen. Verder dient de eigenhaar c.q. houder van een hond altijd een opruimmiddel aan de gemeentelijke toezichthouder te kunnen tonen (men dient dus meerdere zakjes bij zich te hebben).
Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Anders dan waar de VNG in haar toelichting vanuit gaat, is het sinds de laatste wijziging van het
Vuurwerkbesluit (inwerkingtreding 13 december 2014) verboden om op een ander tijdstip tussen
31 december 18.00 uur en 1 januari 02.00 uur consumentenvuurwerk af te steken. Voor de laatste wijziging van het Vuurwerkbesluit was dit 31 december 10.00 uur en 1 januari
Artikel 2:73a Bezigen van vuurwerk door professionele toepassers
Het Vuurwerkbesluit heeft als voornaamste doel de bescherming tegen vuurwerk voor mens en milieu. Het besluit maakt onderscheid tussen consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk. Normaliter kan een verschil tussen consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk worden gemaakt naar aanleiding van de lading die wordt gebezigd.
Zoals uit de toelichting op het voorgaande artikel is gebleken, mag consumentenvuurwerk alleen worden afgestoken tijdens de jaarwisseling. Wanneer consumentenvuurwerk buiten deze periode wordt afgestoken, dan mag dit niet door consumenten worden gedaan maar alleen door professionele toepassers. In dit opzicht kan consumentenvuurwerk buiten de periode van de jaarwisseling ook als professioneel vuurwerk worden gezien. Met andere woorden, al het vuurwerk dat dus niet tijdens de jaarwisseling bij strandpaviljoens en dergelijke wordt afgestoken, is per definitie professioneel vuurwerk. Aan het afsteken van professioneel vuurwerk stelt het Vuurwerkbesluit strenge eisen. Het afsteken van vuurwerk gebeurt in de praktijk door een gespecialiseerd bedrijf. Dat bedrijf moet een toepassingsvergunning hebben. Dit is een vergunning waar in het algemeen toestemming wordt verleend voor het afsteken van professioneel vuurwerk.
De provincie waarin het bedrijf is gevestigd, is bevoegd om te beslissen op de vergunningaanvraag.
Naast het verkrijgen van een toepassingsvergunning dient het bedrijf eveneens een ontbrandingstoestemming aan te vragen bij de provincie waar het vuurwerk zal worden afgestoken. De ontbrandingstoestemming kan pas worden verleend nadat de burgemeester van de gemeente een verklaring van geen bezwaar heeft afgegeven. Deze verklaring houdt verband met de openbare orde en veiligheid. Voor vuurwerkevenementen waarbij maximaal 100 kg consumentenvuurwerk wordt afgestoken, behoeft geen ontbrandingstoestemming te worden aangevraagd.
Het bedrijf kan volstaan met een melding bij de Provincie waar het plaatsvindt. In een dergelijk geval wordt dan niet een verklaring van geen bezwaar door de burgemeester afgegeven.
De APV bevat op dit moment wel een bepaling tot het gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling. Echter, voor het reguleren van vuurwerk buiten de jaarwisseling is op dit moment in de APV geen juridische grondslag aanwezig. Tevens wordt in het Vuurwerkbesluit zelf eventuele geluidhinder naar aanleiding van het afsteken van vuurwerk niet nader geregeld.
Om deze reden is het wenselijk dat in de APV een aparte bepaling wordt opgenomen waarin het bezigen van vuurwerk (het feitelijk afsteken van vuurwerk) buiten de periode van de jaarwisseling nader wordt gereguleerd ter voorkoming dan wel beperking van geluidhinder. De onderhavige bepaling is hiervan de uitwerking waarbij er in het kader van het verminderen van de administratieve lasten voor is gekozen om een verbod te formuleren voor het afsteken van vuurwerk tussen 23.00 uur en 07.00 uur in plaats van een nieuw vergunningstelsel in het leven te roepen. Voor deze periode is een bewuste keuze gemaakt aangezien deze periode aansluit bij de nachtperiode van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. De nachtperiode is de tijdsperiode tussen 23.00 uur en 07.00 uur hetgeen tot uiting komt in het geluidsniveau wat vanaf 23.00 uur nog is toegestaan. Het is in dit kader dan ook te motiveren om in de nachtperiode het afsteken van vuurwerk in beginsel niet meer toe te staan. Hierbij is wel een uitzondering gemaakt voor de gevallen indien er bijvoorbeeld een (vuurwerk) evenement wordt georganiseerd en hiervoor door de burgemeester een evenementenvergunning is verleend. In een dergelijk geval is het mogelijk om vuurwerk na 23.00 uur af te steken mits uit de vergunning blijkt dat hiermee is ingestemd.
Het afsteken van vuurwerk maakt daadwerkelijk deel uit van een evenement indien dit expliciet is
Artikelen 2:74a en 2:74b Openlijk gebruik en Weggooien van spuiten e.d.
Door de politie wordt de afgelopen jaren bij personen, welke zich op de openbare weg bevinden, steeds vaker voorwerpen voor het gebruik van drugs aangetroffen. Echter niet altijd hebben die personen dan ook daadwerkelijk drugs in hun bezit. Door deze bepaling kan de politie ook handhavend optreden bij de genoemde gedragingen en/of het aantreffen van genoemde voorwerpen.
AFDELING 15 BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN, CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN EN GEBIEDSONTZEGGING
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Sinds 1 juli 2016 is artikel 151c van de Gemeentewet gewijzigd waardoor het ook mogelijk is om ter handhaving van de openbare orde mobiele camera’s in te zetten. Onder handhaving van de openbare orde valt volgens de regering ook de algemene bestuurlijke voorkoming van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de gemeentelijke samenleving. Dit betekent dat bij een evenement ten behoeve van voorkoming van verstoring van de openbare orde ook mobiele camera’s zouden kunnen worden ingezet. Een zodanig besluit wordt door de burgemeester genomen.
AFDELING 16. STRAND, ZEE EN DUIN
Artikel 2:80 Activiteiten en voorwerpen op het strand
Deze bepaling ziet uitsluitend op die voorwerpen op het strand die niet in overeenstemming zijn met de publieke functie van het strand. Voorwerpen die op het strand worden geplaatst en in overeenstemming zijn met het vigerende bestemmingsplan en waarvoor ook civielrechtelijk middels een huurovereenkomst door de rechthebbende op dat stranddeel zijn geplaatst, worden geacht in overeenstemming te zijn met de publieke functie van het strand. Datzelfde geldt voor het tijdelijk plaatsen van voorwerpen op het strand ten behoeve van de normale recreatieve functie van het strand zoals door badgasten meegebrachte parasols, strandstoelen, windschermen etc.
In de APV 2007 was een absoluut verbod opgenomen voor wat betreft jetski’s. Het is echter wenselijk gebleken om dit soort vaartuigen in te zetten voor het redden van drenkelingen. Om deze reden is het daarom nu mogelijk om ontheffing van het verbod te verlenen. Deze ontheffing zal uitsluitend aan de Koninklijke Nederlandse Reddingsmaatschappij (KNRM) en aan de Noordwijkse Reddings Brigade (NRB) ten behoeve van reddingsdoeleinden worden verleend. Voor het overige is het varen met motorvaartuigen voor het drukste gedeelte van de kust niet wenselijk in verband met de veiligheid van de badgasten.
Onder een surfplank wordt verstaan een plank ten behoeve van windsurfen, golfsurfen, skimboarden, suppen (stand up paddle) en wakeboarden.
Artikel 2:82 Varen en beoefenen watersport
Dit artikel ziet er onder andere op dat de schipper van een boot met een schroef op voldoende afstand moet blijven van de badgasten/zwemmers dan wel de schroef moet hebben afgedicht zodat deze geen gevaar kan opleveren voor de badgasten/zwemmers die zich in zee bevinden.
Artikel 2:84 Paarden op het strand
Dit artikel heeft betrekking op de aanwezigheid van rij- en trekdieren op het strand in zijn algemeenheid en op het berijden van rij- en trekdieren op het strand door een ruiter. Hieronder valt dus ook het door een paard/pony met ruiter voorttrekken van een wakeboard of iets dergelijks in de branding. Het rijden op het strand met een sulky of andere vorm van aanspanning is geregeld onder artikel 2:80 lid 1 onder d.
Artikel 2:85 Vrijhouden van het strand voor redding en hulpverlening
Van het belemmeren van de vrije doorgang is in ieder geval sprake indienen voorwerpen worden geplaatst op een afstand minder dan 6 meter uit de vloedlijn. Dit betekent dat vanuit de waterlijn tenminste 6 meter vrij dient te blijven ten behoeve van reddings- en hulpverleningsvoertuigen.
Het landen en vliegen met een zweeftoestel is geregeld in de Wet luchtvaart. Om die reden kunnen in de APV uitsluitend regels worden gesteld ten aanzien van het starten met zweeftoestellen. Deltavliegen en/of parapenten (= duinsoaren) valt onder dit artikel.
Artikel 2:88 Verlichten van het strand en de zee
Om de gasten van de paviljoens ook in het donker uitzicht op zee te bieden, hebben paviljoens in de loop der jaren verlichting aangebracht die gericht is op de zee. Vanuit omwonenden, overige strandbezoekers en maatschappelijke organisaties is echter steeds meer weerstand tegen hinder en vervuiling door kunstlicht op het strand ontstaan. In het Activiteitenbesluit van de Wet Milieubeheer zijn geen regels hieromtrent gesteld.
De nota lichtbeleid Noordwijk bepaalt dat het niet is toegestaan horizontaal op het strand gerichte verlichting toe te passen, in verband met het zeeleven en de fysieke veiligheid (de KNRM aangegeven dat het zeewaarts verlichten van het strand met sterke schijnwerpers zeer hinderlijk is voor reddingsacties en voor oefeningen in het donker. Drenkelingen zullen minder snel worden gevonden).
Artikel 2:89 Verbod gebruik metaaldetectoren
Staatsbosbeheer heeft kenbaar gemaakt dat het gebruik van metaaldetectoren in de duinen
toeneemt. Echter, de kans op het vinden van een explosief (mortier/granaat) in de duinen of het
strand is groot. Een blootgelegd explosief is gevaarlijk voor bezoekers en het op verantwoorde
wijze opruimen van deze explosieven is arbeidsintensief en kan ook overlast met zich
meebrengen in verband met het afsluiten van locaties of gebieden voor bezoekers c.q. gebruikers
De opsporingsambtenaren werkzaam bij Staatsbosbeheer zijn op grond van artikel 6:2 van deze verordening aangewezen als toezichthouder ten behoeve van naleving van hetgeen in dit artikel is bepaald.
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Artikel 4.113 eerste lid van het Besluit waarnaar de toelichting op het model van de VNG verwijst, zou artikel 3.148 van het Besluit moeten zijn. Artikel 4.113 is in 2013 reeds vervallen.
Omdat collectieve festiviteiten al in eerst lid van dit artikel staan omschreven, is deze bepaling niet opgenomen.
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
Dit artikel is gereserveerd omdat de burgemeester op grond van artikel 174 van de Gemeentewet de (autonome) bevoegdheid heeft om alle soorten van (openbare) festiviteiten te verbieden. Artikel 174 Gemeentewet bepaalt dat de burgemeester is belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het toezicht op de voor publiek openstaande gebouwen en andere openbare vermakelijkheden. Herhaling van deze bevoegdheid van de burgemeester in de APV is niet nodig.
AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN
De vergunning voor het vellen van houtopstanden is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder g. van de Wabo. Vaak zal naast de vergunning nog een vergunning, ontheffing of vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming nodig zijn in verband met de bescherming van vogels en hun nesten in de bomen. De Wet natuurbescherming haakt aan bij de Wabo. Er wordt dan dus één omgevingsvergunning verleend of geweigerd.
In de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor, Staatscourant 2010-5162) zijn voor de aanvraag van een omgevingsvergunning indieningsvereisten opgenomen.
In afwijking van de Awb is in artikel 6.1 lid 1 jo. lid 2 van de Wabo bepaald dat een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstand niet eerder inwerking treedt dan na afloop van de bezwaar-/beroepstermijn. Ingevolge lid 3 van de Wabo wordt de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning verder uitgesteld indien een rechtsmiddel wordt aangewend. Dit is eveneens het geval wanner er een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan. In dat geval dient de beslissing van de voorzieningenrechter te worden afgewacht alvorens eventueel van de vergunning gebruik kan worden gemaakt.
Artikel 4:10 Begripsomschrijvingen
Houtopstand is het algemene begrip dat Wet Natuurbescherming zelf ook hanteert. Tevens is dit het algemene kernbegrip van deze verordening waarop het kapverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan het in het algemene spraakgebruik gehanteerde begrip ´boom´.
Boomvormer: een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester – struik – struikachtige boom – (meerstammige) boom.
Hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.
Vellen is het allesomvattende juridische begrip dat in het verbod staat. Onder vellen wordt zowel kappen, rooien als verplanten begrepen.
Kappen: het bovengronds omleggen van een houtopstand waarbij een stobbe achterblijft en
waarbij het doel van de handeling gericht is op het definitief verwijderen van de houtopstand.
Rooien: het met wortel en al verwijderen van een houtopstand.
Verplanten: een vorm van rooien waarbij de desbetreffende houtopstand elders wordt herplant.
Kandelaberen: het voor meer dan 30% gelijkmatig weghalen van de takken die de kroon van de
Onderdeel f (Boom effect analyse)
Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast zijn of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomen effect analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur.
De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.
Besluit inzake een Boom Effect Analyse: besluit, waarop staat vermeld of een werk of ingreep in de boombeschermingszone, eventueel onder voorwaarden, is toegestaan.
Om bomen op bouwplaatsen te beschermen dient een boombeschermingszone te worden ingesteld, die op de grond fysiek met een stevig hekwerk wordt gemarkeerd. In de beschermingszone blijft de bestaande situatie in beginsel gehandhaafd. Een bevoegde toezichthouder waakt over de gestelde beschermingsregels, die in werkbestekken zijn vastgelegd.
Met goedkeuring van de toezichthouder kunnen noodzakelijke werkzaamheden in de boombeschermingszone verricht worden die voor de levensvatbaarheid van de te beschermen boom geen nadelige gevolgen heeft. De toezichthouder kan hiervoor om een Bomen effect analyse vragen.
Werkzaamheden in de boombeschermingszone, die BEA-plichtig zijn, betreffen:
Waterhuishoudkundige ingreep binnen 100 meter van de boombeschermingszone, die BEA-plichtig is, betreft: wijziging van de grondwaterstand door pompen of bronbemaling of op een andere manier veranderen van de waterhuishouding.
Artikel: 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Onder de onder lid 2 genoemde waarden wordt het volgende verstaan:
a.de natuurwaarde van de houtopstand
Een houtopstand is uit ecologisch oogpunt waardevol als deze van belang is voor de instandhouding van flora en fauna. De houtopstand speelt in dit geval een ecologische rol als “stepping stone” of “corridor” of is van belang als voedselbron, nest- of schuilplaats. Een verbindingszone kan bestaan uit kleine gebiedjes die kunnen dienen als tijdelijke verblijfplaats voor soorten die aan het migreren zijn van het ene naar het andere kerngebied, in dit geval wordt gesproken van stepping stones. Corridors zijn verbindingszones met relatief kleine of helemaal geen onderbrekingen. Daarnaast wordt hieronder ook begrepen houtopstanden die meerwaarde hebben of van belang zijn voor een (gemeentelijk) ecologische zone.
a.de landschappelijke waarde van de houtopstand
Houtopstanden die een uitdrukkelijke relatie hebben met het landschap, bijvoorbeeld als herkenningspunt of landschappelijk element. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een haag, rij knotwilgen, een bossingel of laanbeplanting. Ook houtopstanden die een belangrijke functie hebben ten aanzien van de overgang van het stedelijk naar het landelijk gebied.
Vooral houtopstanden die een camouflerende functie hebben, dienen gehandhaafd te blijven. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan bomen voor grote bedrijfsgebouwen of schuren of bomen die aan de rand van de bebouwde kom staan.
a.de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
Houtopstanden die vallen onder een beschermd stads- of dorpsgezicht. Ook de beplantingsvorm van houtopstanden die een belangrijk deel uitmaken van, of in belangrijke mate het beeld bepalen van structuren (hoofdassen/lanen/pleinen) is waardevol. Dit zowel vanuit groen- als stedenbouwkundige architectuur benaderd.
a.de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
Opvallende houtopstanden die bepalend zijn voor het karakter van de omgeving omdat ze door hun voorkomen de visuele kwaliteit van hun omgeving verhogen. De omgeving zal qua groene uitstraling duidelijk veranderen indien de desbetreffende houtopstand ontbreekt.
a.de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
Een houtopstand is uit cultuurhistorisch oogpunt waardevol als deze een rol van betekenis speelt in de geschiedenis van zijn omgeving. Te denken valt aan relicten of restanten van een oud natuur- of bosgebied (natuurhistorie), bomen die deel uitmaken van een cultuurhistorische object (zoals monumentale panden) of bomen die herinneren aan gebeurtenissen, markeringen of handelingen uit het verleden (zoals herinneringsbomen).
f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
Houtopstanden die de kwaliteit, beleving en het woongenot van de omgeving vergroten. Bijvoorbeeld doordat ze onderdeel uitmaken van de groenstructuur van parken of speelplaatsen. Ook bomen die op publieke plekken beschutting geven tegen o.a. wind of de zon.
g. de zeldzaamheidswaarde van de houtopstand.
Een houtopstand is dendrologisch waardevol als de soort of de groeivorm in Nederland (zeer) zeldzaam is. Ook herkomsten/houtopstanden die in Nederland algemeen voorkomen, maar in de regio een zeldzaamheid zijn vallen hier onder.
h. ouderdom en levensverwachting van de houtopstand.
Wanneer sprake is van een, voor de soort, combinatie van hoge ouderdom en minimaal redelijke vitaliteit. Daarnaast wordt hierin ook meegenomen of de betreffende houtopstand een eenheid vormt met omringende houtopstanden, die schade zullen ondervinden van het verdwijnen van de betreffende houtopstand (zoals risico op windworp, windschade of zonnebrand).
Een stamomtrek van minder dan 63 cm betekent dat de diameter van een stam kleiner is dan 20,05 cm. De stamomtrek kan met behulp van de volgende formule worden omgerekend naar de diameter van de stam: omtrek in centimeters gedeeld door 3,14 (= π). Een stamomtrek van bijvoorbeeld 100 cm betekent een diameter van 100/3,14= 31,85 cm.
De manier waarop een stamomtrek kan worden omgerekend naar de diameter van de stam is van belang omdat het landelijk vastgestelde formulier om een omgevingsvergunning voor het kappen aan te vragen spreekt over de diameter van de te kappen boom in plaats van over de stamomtrek. In de praktijk is een stamomtrek anders dan de diameter van de stam eenvoudig te meten. Om die reden wordt in dit artikel uitgegaan van stamomtrek.
In het kader van lastenverlichting is er voor gekozen om snelgroeiende boomsoorten tot een stamomtrek van 110 cm (diameter tot 35,03 cm) gemeten op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld vergunningsvrij te maken Dit omdat in de praktijk bleek dat voor deze bomen in de meeste gevallen een vergunning kon worden verleend. De lijst met in dit artikel bedoelde snelgroeiende boomsoorten wordt door het college vastgesteld.
Ook als houtopstand in deze situatie een grotere omtrek heeft dan 63 cm gemeten op 1,30 meter
hoogte boven het maaiveld, mag deze zonder omgevingsvergunning worden geveld.
In het geval dat een beheerplan door of namens het college is goedgekeurd en vastgesteld
mogen de houtopstanden die daarvan onderdeel uitmaken conform het vastgestelde plan worden
gedund zonder dat daarvoor nog een omgevingsvergunning benodigd is.
Dit kan ook het geval zijn voor particuliere houtopstanden. Ook hiervoor kan door de eigenaar c.q. beheerder van het perceel een beheerplan aan het college ter goedkeuring worden voorgelegd zodat voor het dunnen van de houtopstanden geen omgevingsvergunning vereist is.
Onder habitus wordt de uiterlijke verschijningsvorm van een boom, plant of struik verstaan. Bij bomen zijn er bijvoorbeeld de treurvorm en de zuilvorm.
Artikel 4:12c Bestrijding ziekten
Alle ziekten en plagen in één artikel. Uitgangspunt is beschermen van bomen, maar vaak zijn er linken naar gezondheid van mensen en dieren, bijvoorbeeld bij eikenprocessierupsen.
Indien op een terrein de bovenstaande ziekten voorkomen in een zodanige situatie dat er naar oordeel van het bevoegd gezag sprake is van ernstig gevaar voor verspreiding dan wel gevaar voor de volksgezondheid, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn, maatregelen te treffen om dit gevaar te voorkomen dan wel te verminderen.
In dit artikel wordt onder andere bedoeld de volgende plantenziekten en plagen:
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
Indien bijvoorbeeld een garagebedrijf auto’s wil gaan verkopen op de weg langs het bedrijf, kan op grond van het derde lid daartoe een ontheffing worden verleend.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
In het VNG-model is bepaald dat het college weggedeelten kan aanwijzen waar een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere verkeersdoeleinden wordt gebruikt niet langer dan 3 achtereenvolgende dagen mogen blijven staan. In Noordwijk is de hele bebouwde kom in het artikel aangewezen als plaats waar kampeermiddelen niet langer dan 7 dagen mogen worden geparkeerd. De parkeermogelijkheden binnen de bebouwde kom van Noordwijk zijn dermate beperkt, dat het parkeren van kampeermiddelen een te grote aanslag zou betekenen op de beperkte parkeerruimte. De termijn van 7 dagen is gekozen omdat dat de eigenaar van het kampeermiddel in staat stelt de caravan bijvoorbeeld het ene weekend voor te bereiden om er het volgende weekend mee weg te gaan.
Het langer dan 7 dagen achtereen plaatsen van kampeermiddelen op wegen buiten de bebouwde kom is verboden indien daardoor het uiterlijk aanzien van de gemeente geschaad zou worden.
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
Dit lid voorkomt dat campers, caravans en kampeerwagens die in verband met hun afmetingen onder het verbod van het eerste lid vallen toch overeenkomstig artikel 5:6 lid 1 APV zeven dagen op een openbare plaats mogen blijven staan waardoor ook deze eigenaren c.q. bestuurders in de gelegenheid worden gesteld hun kampeermiddel voor opslag gereed te maken.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Door de formulering van artikel 5:8 is dit artikel overbodig geworden.
Het verbod om zonder vergunning te venten is niet in zijn algemeenheid van toepassing op het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard. Dit valt immers onder de vrijheid van meningsuiting (artikel 7 Grondwet). Slechts indien hierdoor de openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid of verkeersveiligheid in gevaar komt, is ook het venten met “meningen” verboden. Er is weliswaar vooraf geen toestemming nodig in de vorm van een vergunning maar de venter die gebruik maakt van zijn vrijheid van meningsuiting dient er wel voor zorg te dragen dat hij de genoemde (algemene) belangen niet schaadt.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
In de gemeente Noordwijk zijn beleidsregels vastgesteld voor het innemen van standplaatsen.
In deze beleidsregels is onder andere bepaald aan welke criteria een locatie moet voldoen om
geschikt te zijn voor het innemen van een standplaats. Het standplaatsenbeleid van de gemeente
Noordwijk kent vaste, seizoensgebonden en incidentele standplaatsen. Het aantal te verlenen
vaste en seizoensgebonden vergunningen is aan een maximum gebonden.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Met dit artikel wordt de verantwoordelijkheid bij de burger neergelegd of de plaatsing van een steiger, meerpaal of ander voorwerp gevaar of hinder zal opleveren voor het vaarverkeer of een probleem voor het beheer en onderhoud van het openbaar water. De burger zal dus in eerste instantie zelf een afweging moeten maken of het voorwerp dat hij voornemens is te plaatsen geen gevaar of hinder oplevert voor het vaarverkeer of een probleem voor het beheer en onderhoud.
Hoewel de verantwoordelijkheid bij de burger wordt gelegd, is het toch belangrijk dat de gemeente op de hoogte wordt gebracht van het voornemen om een steiger, meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter in het openbaar water te plaatsen.
Ondanks het gegeven dat op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning benodigd is voor het plaatsen hiervan, is het toch wenselijk dat de gemeente op voorhand kan beoordelen of de burger een juiste afweging heeft gemaakt. Met de verlening van een omgevingsvergunning is immers niet gewaarborgd dat de plaatsing geen gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik van dan water dan wel anderszins een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud hiervan.
De vraag of een omgevingsvergunning kan worden verleend wordt kort gezegd beoordeeld aan de hand van ruimtelijke aspecten en (bouw)veiligheidsaspecten. De veiligheid van het (gebruik) van het water dan wel het beheer of onderhoud hiervan is geen aspect dat bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning mag en kan worden meegewogen.
Indien uit de melding blijkt dat de voorgenomen plaatsing van het voorwerp, anders dan melder meent, gevaar of hinder zal opleveren voor het vaarverkeer of een probleem voor het beheer en onderhoud van het openbaar water, dan wordt de melder door de gemeente op de hoogte gesteld dat plaatsing op grond van het eerste lid van dit artikel niet is toegestaan.
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Noordwijk heeft weinig openbaar water dat geschikt is voor het innemen van een ligplaats met pleziervaartuigen. Er zijn hiervoor beleidsregels vastgesteld. Deze beleidsregels hebben als doel een evenwicht te vinden tussen de behoefte aan ligplaatsen enerzijds en het verantwoord en gewenst gebruik van het water en de daarbij behorende oevers anderzijds. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan aspecten als veiligheid, doorvaarbaarheid, overlast, schade aan oevers, verstoring van natuur en kwaliteit van het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Kopieer de link naar uw clipboard
zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-4434.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.