In bijlage II artikel 4 van het besluit omgevingsrecht is aangegeven in welke categorieën van gevallen voor een planologische gebruiksactiviteiten een omgevingsvergunning kan worden verleend. Onder lid 9 kan van het gebruik worden afgeweken mits het binnen de bebouwde kom is en de oppervlakte niet meer dan 1500 m2 bedraagt.
Op basis van de
wabo
artikel 2.12 eerste lid, sub a onder 2 kan het college hiervoor een omgevingsvergunning verlenen.
Dus dit betekent in gewoon Nederlands; dat het college binnen de bebouwde kom een woning anders kan laten gebruiken dan alleen door een gezin (als het maar niet meer dan een oppervlakte 1500 m2 betreft).
Voor de wijziging van het gebruik moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd (reguliere procedure). Doordat een omgevingsvergunning hiervoor benodigd is is zicht op de locaties en hoeveelheden.
De aanvraag kan getoetst worden aan een aantal criteria en er kunnen voorwaarden aan worden verbonden.
Beleidsregel toepassen omgevingsprocedure
Op 5 oktober 2010 is een beleidsregel toepassen omgevingsprocedure artikel 4 bijlage II
Bor
vastgesteld.
Om het gebruik van bouwwerken voor
verkamering
mogelijk te maken moet deze beleidsregel worden aangepast. In de huidige beleidsregel is invulling aan een ander gebruik van bouwwerken in de bebouwde gegeven voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten.
Om
verkamering
mogelijk te maken moet artikel 10 van de beleidsregel derhalve worden aangepast. Zie hiervoor formulering in bijlage II.
Regionale huisvestingsverordening
Op grond van het Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Arnhem Nijmegen 2007 hoeft voor onttrekking, samenvoeging en omzetting van woningen in Wijchen geen vergunning op grond van deze verordening te worden aangevraagd.
Intrekking omgevingsvergunning
Het college kan een omgevingsvergunning voor de woningsomzetting intrekken als sprake is dat:
– de vergunninghouder onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;
– de aan de vergunning gebonden voorwaarden en voorschriften niet worden nagekomen;
– de vergunninghouder een jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning daar geen gebruik van heeft gemaakt of langer dan een jaar niet gebruikt is;
– vaststaat of kan worden aangenomen dat het in stand laten van de vergunning leidt tot een ontoelaatbare inbreuk op de leefbaarheid van het gebouw of in de omgeving van het gebouw waarop de vergunning betrekking heeft;
– het aantal onzelfstandige woonruimten/kamers afwijkt van het in de aanvraag vermelde aantal;
– er meer, niet in het verband met een huishoudende levende, personen in het gebouw wonen dan in de aanvraag is vermeld.
|
In artikel 4 bijlage II van het Besluit omgevingsrecht is aangegeven in welke categorieën van gevallen voor planologische gebruiksactiviteiten een omgevingsvergunning kan worden verleend. Op basis van artikel 2.12 eerste lid, sub a onder 2 Wabo kan het college hiervoor een omgevingsvergunning verlenen.
Op grond van lid 9 kan afwijkend gebruik van bouwwerken en het aansluitend terrein worden toegestaan, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten. Buiten de bebouwde kom geldt als aanvullende eis dat het uitsluitend kan gaan om een logiesfunctie voor werknemers.
Dus dit betekent in gewoon Nederlands; dat het college binnen de bebouwde kom een woning anders kan laten gebruiken dan alleen door een gezin. Voor de wijziging van het gebruik moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd (reguliere procedure). Doordat een omgevingsvergunning hiervoor benodigd is , is zicht op de locaties en hoeveelheden. De aanvraag kan getoetst worden aan een aantal criteria en er kunnen voorwaarden aan worden verbonden.
Regionale huisvestingsverordening
Op grond van het Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Arnhem Nijmegen 2007 hoeft voor onttrekking, samenvoeging en omzetting van woningen in Wijchen geen vergunning op grond van deze verordening te worden aangevraagd.
Intrekking omgevingsvergunning
Het college kan een omgevingsvergunning voor de woningsomzetting intrekken als sprake is dat:
– de vergunninghouder onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;
– de aan de vergunning gebonden voorschriften niet worden nagekomen;
– de vergunninghouder een jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning daar geen gebruik van heeft gemaakt of langer dan een jaar niet gebruikt is;
– het aantal onzelfstandige woonruimten/kamers afwijkt van het in de aanvraag vermelde aantal;
– er meer, niet in het verband met een huishoudende levende, personen in het gebouw wonen dan in de aanvraag is vermeld.
|