Gemeente Voorschoten – Verordening tot wijziging van de Inspraakverordening
Registratienummer: 4302
 
De raad der gemeente Voorschoten;
 
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 januari 2015;
 
gelet op artikel 150 Gemeentewet en de Inspraakverordening;
besluit:
 
1.
Bij samenspraak als uitgangspunten te nemen dat:
  • 1.
    bij toepassing van samenspraak voorop staat dat zoveel mogelijk aan de voorkant van het proces wordt begonnen;
  • 2.
    de onderwerpen ten behoeve van een goede samenspraak tijdig op de termijnagenda staan;
  • 3.
    aan de hand van de termijnagenda wordt bepaald welke onderwerpen zich lenen voor samenspraak en in welke vorm, dit aan de hand van de participatieladder en;
  • 4.
    de gemeente gedurende het proces regelmatig terugkoppelt naar de participanten;
  • 5.
    de samenspraak medio 2016 wordt geëvalueerd.
2.
  • I.
    De Verordening tot wijziging van de Inspraakverordening vast te stellen:
     
    • A.
      In artikel 4 worden een derde en vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt:
      • 3.
        Als een ander bestuursorgaan dan het college besluit tot het verlenen van inspraak, wordt de procedure uitgevoerd door het college.
      • 4.
        In afwijking van het derde lid kan het bestuursorgaan besluiten het uitvoeren van de inspraakprocedure aan zich te houden.
  • II.
    Dit besluit treedt in werking de dag na bekendmaking.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Voorschoten, gehouden op 2 april 2015.

de griffier,

de voorzitter,

Bijlage bij besluit van de raad d.d. 5 maart 2015, Reg.nr. Z-19091
De mate van samenspraak: de participatieladder
Samenspraak krijgt op verschillende wijzen vorm en inhoud. Maar onze werkwijze moet herkenbaar zijn. Daarom wordt de onderstaande ladder van vormen samenspraak als standaard gehanteerd. Deze ladder geeft zes treden waarop burgers, bedrijven of instellingen betrokken kunnen zijn bij projecten, beleidsontwikkeling of andere activiteiten. Bij de aanvang van een plan of proces wordt steeds de betreffende trede bepaald en gecommuniceerd. Dat schept de beste kans op heldere verwachtingen tussen de gemeente en andere participanten.
In raadsvoorstellen zal opgenomen worden welke keuze is gemaakt, op welke wijze die keuze tot stand is gekomen, hoe het proces is doorlopen, wat de uitkomsten daarvan zijn en welke invloed dat heeft op het uiteindelijke besluit. Dat draagt bij aan het besluitvormend en controlerend vermogen van de raad.
De onderstaande niveaus van samenspraak zijn conform de aanbevelingen van de VNG en de Nationale Ombudsman.
 
De zes niveaus zijn:
1. Zelf organiseren
De burger organiseert en voert zelf projecten uit. De gemeente ondersteunt en faciliteert.
Hier is sprake van terugtreden van de gemeente ten gunste van het eigen initiatief en de eigen deskundigheid van burgers. Dit past in hedendaagse opvattingen over zelfredzaamheid van burgers.
2. (Mee)beslissen
De burger is medeverantwoordelijk voor beslissingen.
De gemeente laat (deel)beslissingen binnen vooraf gestelde kaders over aan de burger en verbindt zich aan deze besluiten.
Het kan hier gaan om beslissingen van burgers als buurt- of wijkbewoners zelf bestemmingen mogen geven aan een buurt- of wijkbudget. De raad geeft dan gecontroleerd en onder voorwaarden bevoegdheden aan een groep burgers.
Vanzelfsprekend moet dan representativiteit (in de zin van gelegitimeerde vertegenwoordiging), verantwoording en controle, goed zijn geregeld.
3. Coproduceren
De burger werkt intensief met de gemeente mee aan plannen of beleid.
De gemeente ziet de burger als partner in de planvorming en laat het resultaat van de samenspraak zwaar wegen in de besluitvorming en koppelt naar de deelnemers het effect van hun inbreng terug.
Burgers werken samen met de gemeente en eventueel externe deskundigen beleidsvoorstellen uit. Deelnemers investeren relatief veel tijd en ze nemen ook hier een duidelijke verantwoordelijkheid. Daarbij kunnen zij op dezelfde wijze worden aangesproken op de kwaliteit van de door hen geleverde voorstellen/plannen als het geval is voor de gemeente. De methode bestaat meestal uit een reeks bijeenkomsten, afwisselend met alle deelnemers en in kleinere werkgroepen. Excursies, presentaties geven, actief informatie vergaren, maken vaak deel uit van de werkwijze.
4. Adviseren
De burger draagt ideeën en oplossingen aan voor een goed advies in een beleidsthema.
De gemeente geeft vooraf informatie over een beleidsonderwerp, neemt het advies serieus in overweging en motiveert een afwijkende beslissing.
Instrumenten hiervoor zijn bijvoorbeeld, burgerconferenties, consensusconferenties, burgerpanels, burgerfora, burgerjury’s. Deelname vergt een redelijke tijdsinvestering van burgers. Deelnemers nemen een duidelijke verantwoordelijkheid: ze zijn aanspreekbaar op hun advies.
5. Raadplegen
De burger is informant en geeft zijn mening over of kennis van een beleidsonderwerp.
De gemeente wil de mening, opvattingen of visie van de burgers weten en houdt hiermee zoveel mogelijk rekening in de besluitvorming.
Raadplegen gebeurt door deelname aan enquêtes, invullen van opiniewijzers of geven van reacties via internet. De deelname is relatief kort en weinig inspannend, de verantwoordelijkheid is licht. De vrijheid van ‘de politiek’ om de resultaten te gebruiken is relatief groot.
6. Informeren
De burger mag vragen stellen over de plannen. De gemeente stelt de burgers op de hoogte van haar plannen. Het verlenen van de wettelijke verplichte inspraak wordt tenminste op dit niveau ingestoken. De inzet is niet gericht op samenspraak. De uitkomst kan eventueel leiden tot een proces op een hoger samenspraakniveau.
Naar boven