Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015
De raad van de gemeente Mill en Sint Hubert
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 februari 2015
gezien het advies van de Wmo/WWB-Burgerparticipatieraad gemeente Mill en Sint Hubert d.d. 5 januari 2015
gezien het advies van de raadscommissie 12 februari 2015
gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d, van de Participatiewet;
overwegende dat het noodzakelijk is om de wijze van verrekening van de bestuurlijke boete bij recidive bij verordening te regelen;
besluit
Vast te stellen de navolgende verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015
 
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
 
Artikel 1. Begrippen
In deze verordening wordt verstaan onder:
  • -
    beslagvrije voet: beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
  • -
    recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Participatiewet;
  • -
    bezit: waarde van de bezittingen waarover belanghebbende of diens gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, met uitzondering van het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen, bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Participatiewet;
  • -
    verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60b, vierde lid, van de Participatiewet.
     
Hoofdstuk 2 Bescherming beslagvrije voet bij verrekening wegens recidive
Artikel 2. Verrekenen met beslagvrije voet bij voldoende bezit
  • 1.
    Indien het bezit van een belanghebbende ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekenen burgemeester en wethouders de recidiveboete zonder inachtneming van de beslagvrije voet.
  • 2.
    De verrekening, bedoeld in het eerste lid, geschiedt gedurende een tijdvak van drie maanden vanaf het moment van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.
     
Artikel 3. Verrekenen bij geen of onvoldoende bezit
  • 1.
    Indien het bezit van een belanghebbende niet ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekenen burgemeester en wethouders de recidiveboete gedurende één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. De verrekening geschiedt vanaf het moment van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.
  • 2.
    Aansluitend op verrekening als bedoeld in het eerste lid, verrekenen burgemeester en wethouders de recidiveboete in de daarop volgende twee maanden op een dusdanige wijze dat belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm.
  • 3.
    Tot het inkomen, bedoeld in het tweede lid, worden ook middelen gerekend als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r, van de Participatiewet.
     
Artikel 4. Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet
In afwijking van de artikelen 2 en 3 kunnen burgemeester en wethouders de recidiveboete met inachtneming van de beslagvrije voet verrekenen indien:
  • a.
    aannemelijk is dat verrekening op de wijze, bedoeld in de artikelen 2 of 3, zou leiden tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin; of
  • b.
    anderszins sprake is van dringende redenen.
     
Artikel 5. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes
De artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Participatiewet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.
 
Hoofdstuk 3 Slotbepalingen
Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2015, behoudens situaties waarbij sprake is van negatieve gevolgen voor de belanghebbende.
  • 2.
    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015
  • 3.
    De Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2013, vastgesteld in de vergadering van 20 juni 2013 wordt ingetrokken op de dag van inwerkingtreding als bedoeld in het eerste lid.
     
Aldus besloten door de raad van de gemeente Mill en Sint Hubert in zijn openbare vergadering
van 12 maart 2015.
De raad voornoemd,
 
 
 
Ing. S.A. de Best – Boere
Ing. A.A.M.J. Walraven
griffier
voorzitter
 
Toelichting
Algemeen
Het bestuur stelt jaarlijks doelen, activiteiten en instrumenten vast om misbruik te voorkomen en hoe aan de eisen van rechtmatigheid wordt voldaan, op het voorkomen van fraude (de visie op handhaving) en op welke wijze de gemeente frauduleus gedrag opspoort.
 
Handhavingsverordening
Artikel 8b Participatiewet luidt: “De gemeenteraad stelt in het kader van het financiële beheer bij verordening regels voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand/uitkering alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet”. In de aangescherpte WWB 2013 (met inbegrip van de Bbz 2004) was deze verordeningsplicht onverkort opgenomen om in navolging van het standpunt van de regering het handhaven van verplichtingen nadrukkelijker uit te voeren. Deze regels gelden ook voor de toepassing van de IOAW en de IOAZ. De aanscherping van handhaving wordt als uitgangspunt in de Participatiewet ongewijzigd voortgezet.
In de opdracht aan de gemeente ligt een duidelijke relatie met de Wet huisbezoeken, de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving, de beleidsregels bestuurlijke boete, de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive, de Afstemmingsverordening en met de beleidsregels rond terugvordering en het debiteurenbeleid.
In deze Handhavingsverordening ligt de nadruk veel meer op het voorkomen van fraude (de visie op handhaving) en op welke wijze de gemeente frauduleus gedrag opspoort.
 
Concept Hoogwaardig Handhaven
Deze verordening gaat uit van handhaving gebaseerd op het concept Hoogwaardige Handhaving, dat is geïntegreerd in alle werkprocessen. Hoogwaardig handhaven kent vier samenhangende beleidslijnen die de kern vormen van het handhavingsbeleid:
  • instrumenten ter voorkoming van fraude (preventie)
    • het beter en vroegtijdig informeren van belanghebbenden over rechten, plichten en handhaving;
    • het optimaliseren van de dienstverlening zonder belemmeringen, zodat de kans op spontane naleving wordt vergroot;
  • • instrumenten gericht op aanpak van fraude (repressie)
    • vroegtijdige detectie en afhandeling van fraudesignalen; controle op maat
    • bij constatering van fraude daadwerkelijk sanctioneren (afstemmen van de uitkering)
       
Artikelswijze toelichting
Artikel 1 Definities
In de begripsomschrijving is de afbakening van de verordening af te lezen.
 
Artikel 2 Concept Hoogwaardig Handhaven
Deze bepaling regelt dat het college activiteiten gericht op handhaving vaststelt, met als uitgangspunt het concept Hoogwaardig Handhaven. Deze benadering is in 2005 door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangeboden en financieel gestimuleerd. Instrumenten die inhoud geven aan Hoogwaardig handhaven en die vorm krijgen in de activiteiten gericht op handhaving zijn:
  • Voorlichting: het goed en vroegtijdig informeren van belanghebbenden over hun rechten, plichten en handhaving in de bijstand. Bijvoorbeeld door middel van een informatiemap, een dienstverleningsgesprek of het opstellen van een contract (“polisvoorwaarden”)
  • Poortwachtersrol: het nagaan of aanvrager van bijstand ook daadwerkelijk recht heeft op een bijstandsuitkering of inkomensvoorziening, en of de hoogte daarvan correct wordt vastgesteld. Het uitgangspunt "werk boven uitkering" staat voorop.
  • Verificatie en validatie: controleren van de noodzakelijke gegevens aan de hand van bewijsstukken die door de belanghebbende worden overlegd. Teneinde zekerheid te krijgen omtrent de volledigheid van de gegevens en inlichtingen controleren bij externe instanties.
  • Afspraken met partners in de keten: met partners (UWV WERK-bedrijf en re-integratiebedrijven) om ons te informeren wanneer de belanghebbende zich niet houdt aan zijn verplichtingen.
  • Controle of statusformulier: bij gebruik van een statusformulier worden de bij ons bekende gegevens al ingevuld en hoeft de belanghebbende bij ongewijzigde situatie alleen maar te tekenen. Bij een wijziging vindt dan eventueel wél een onderzoek plaats.
  • Signaalsturing (controle op maat): volgen van belanghebbenden indien zaken opvallen die zouden kunnen duiden op frauduleus gedrag.
  • Risicoanalyse (controle op maat): het extra controleren van belanghebbenden met een verhoogd risicoprofiel.
  • Themacontrole: thematisch onderzoek naar groepen belanghebbenden waarbij vermoeden bestaat op een verhoogd risico van onrechtmatig gedrag (bijvoorbeeld belanghebbenden die parttime werkzaam zijn in de horeca).
  • Bestandsvergelijkingen: databases van publiekrechtelijke organisaties of die met een publiekrechtelijke taak. Een koppeling van het cliëntenbestand is er o.a. met die van het Inlichtingenbureau. Hierdoor is maandelijks te zien welke belanghebbenden inkomsten hebben waarover belasting wordt geheven. Witte fraude wordt hiermee zeer snel ontdekt en grotendeels voorkomen. Ook worden gegevens beschikbaar gesteld van UWV WERK-bedrijf, andere gemeenten, zorgverzekeraars en DUO (studiefinanciering).
  • Daadwerkelijk sanctioneren: snel en kort na geconstateerd verzuim daadwerkelijk sanctioneren (afstemmen van de uitkering).
  • Fraudealert personeel: investeren in de fraudealertheid van de consulenten, gericht op kennis, houding en vaardigheden.
     
Artikel 3 Controlemiddelen, validering en controle van gegevens
In deze bepaling wordt de methodiek van de controle op fraude geregeld. Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële belanghebbende een beroep doet op uitkering. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat belanghebbenden ten onrechte in de uitkering komen. De controle wordt voorafgegaan door voorlichting en heldere communicatie over hoe de gemeente handhaaft. Verder bepaalt dit artikel de wijze waarop fraude wordt bestreden tijdens de uitkeringsperiode. Middelen die hiervoor worden ingezet, zijn de bestandkoppelingen met bijvoorbeeld het Inlichtingenbureau. Ook worden bij de bestrijding risicoprofielen ingezet. Aan de hand hiervan kan beter worden ingeschat of een belanghebbende fraudegevoelig is. Zodoende kunnen voor de koppeling belanghebbenden worden geselecteerd die passen binnen een risicoprofiel.
 
Artikel 4 Nadere regels bestuurlijke boete, terugvorderen en verhalen van kosten van uitkering
Er ligt een duidelijke relatie met de beleidsregels bestuurlijke boete, de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive, de Afstemmingsverordening en met de beleidsregels rond terugvordering en het debiteurenbeleid. In deze Handhavingsverordening ligt de nadruk op het voorkomen van fraude (de visie op handhaving) en op welke wijze de gemeente frauduleus gedrag opspoort.
 
Artikel 5. Bijzondere situaties
In de verordening zijn de hoofdlijnen voor de handhaving vastgelegd. Er kunnen zich echter concrete gevallen voordoen waarin de verordening niet voorziet. Dit artikel bepaalt dat het college in dergelijke situaties beslist in afwijking van de verordening.
Dit past bij de individualiseringsgedachte van de Participatiewet. Redelijkheid is hierbij het uitgangspunt. Bij de besluitvorming wordt in de geest van de wet en de verordening gehandeld.
Naar boven